Verhandeling 89 Paper 89
Zonde, offer en verzoening Sin, Sacrifice, and Atonement
89:0.1 (974.1) De primitieve mens vond dat hij in de schuld stond bij de geesten, dat hij loskoping nodig had. Zoals de primitieven het zagen, hadden de geesten rechtens nog veel meer tegenspoed op hen kunnen doen neerkomen. In verloop van tijd ontwikkelde dit denkbeeld zich tot de leer van zonde en verlossing. Men beschouwde de ziel als in de wereld gekomen in een staat van overtreding — de erfzonde. De ziel moest worden vrijgekocht: er moest gezorgd worden voor een zondebok. De koppensneller kon, naast het uitoefenen van de cultus der schedelverering, ook zorgen voor een vervanger van zijn eigen leven, een menselijke zondebok. 89:0.1 (974.1) PRIMITIVE man regarded himself as being in debt to the spirits, as standing in need of redemption. As the savages looked at it, in justice the spirits might have visited much more bad luck upon them. As time passed, this concept developed into the doctrine of sin and salvation. The soul was looked upon as coming into the world under forfeit—original sin. The soul must be ransomed; a scapegoat must be provided. The head-hunter, in addition to practicing the cult of skull worship, was able to provide a substitute for his own life, a scapeman.
89:0.2 (974.2) De primitieve mens was reeds vroeg bezeten van de idee dat de geesten de allerhoogste voldoening scheppen in de aanblik van menselijke ellende, pijn en vernedering. Aanvankelijk bekommerde de mens zich alleen om begane zonden, doch later werd hij verontrust door zonden van verzuim. Het gehele offersysteem dat daarop volgde, ontwikkelde zich rond deze twee begrippen. Dit nieuwe ritueel had te maken met het naleven van de verzoeningsceremoniën door middel van offers. De primitieve mens geloofde dat er iets bijzonders moest worden gedaan om de gunst der goden te winnen; alleen een ontwikkelde beschaving erkent een consequent gelijkmoedige en goedgunstige God. Het zoenoffer was meer een verzekering tegen onmiddellijke tegenspoed dan een investering in toekomstige gelukzaligheid. De rituelen van vermijding, uitdrijving, afdwinging en verzoening gaan alle geleidelijk in elkaar over. 89:0.2 (974.2) The savage was early possessed with the notion that spirits derive supreme satisfaction from the sight of human misery, suffering, and humiliation. At first, man was only concerned with sins of commission, but later he became exercised over sins of omission. And the whole subsequent sacrificial system grew up around these two ideas. This new ritual had to do with the observance of the propitiation ceremonies of sacrifice. Primitive man believed that something special must be done to win the favor of the gods; only advanced civilization recognizes a consistently even-tempered and benevolent God. Propitiation was insurance against immediate ill luck rather than investment in future bliss. And the rituals of avoidance, exorcism, coercion, and propitiation all merge into one another.
1. Het taboe ^top 1. The Taboo ^top
89:1.1 (974.3) Het naleven van een taboe was de inspanning die de mens zich getroostte om tegenspoed te ontwijken, om te verhinderen dat de schimmen-geesten door het nalaten van iets beledigd zouden worden. De taboes waren aanvankelijk niet religieus, maar verwierven reeds vroeg schim- of geest-sanctie, en toen zij op deze wijze versterkt waren, konden ze wettenmakers en bouwers van instellingen worden. Het taboe is de bron van ceremoniële normen en de voorloper van de primitieve zelfbeheersing. Het was de vroegste en lange tijd de enige vorm van regulering van de samenleving en is nog steeds een fundamentele eenheid in de regulatieve structuur van de samenleving. 89:1.1 (974.3) Observance of a taboo was man’s effort to dodge ill luck, to keep from offending the spirit ghosts by the avoidance of something. The taboos were at first nonreligious, but they early acquired ghost or spirit sanction, and when thus reinforced, they became lawmakers and institution builders. The taboo is the source of ceremonial standards and the ancestor of primitive self-control. It was the earliest form of societal regulation and for a long time the only one; it is still a basic unit of the social regulative structure.
89:1.2 (974.4) Het ontzag dat deze verbodsbepalingen in het bewustzijn van de primitieve mens afdwongen, was precies even groot als de vrees voor de machten door wie, naar men dacht, die bepalingen opgelegd werden. Eerst ontstonden taboes door toevallige ervaringen met tegenslag; later werden er taboes ingesteld op voorstel van stamhoofden en sjamanen — fetisj-mensen van wie men dacht dat zij door een geest, of zelfs een god, werden geleid. De vrees voor vergelding door geesten is zo sterk in het bewustzijn van een primitief mens, dat hij soms sterft van angst wanneer hij een taboe heeft overtreden, en zo’n dramatisch voorval versterkt de greep van het taboe op het bewustzijn van de nog levenden enorm. 89:1.2 (974.4) The respect which these prohibitions commanded in the mind of the savage exactly equaled his fear of the powers who were supposed to enforce them. Taboos first arose because of chance experience with ill luck; later they were proposed by chiefs and shamans—fetish men who were thought to be directed by a spirit ghost, even by a god. The fear of spirit retribution is so great in the mind of a primitive that he sometimes dies of fright when he has violated a taboo, and this dramatic episode enormously strengthens the hold of the taboo on the minds of the survivors.
89:1.3 (974.5) Tot de vroegste verboden behoorden beperkingen ten aanzien van het zich toeëigenen van vrouwen en ander bezit. Toen de religie een grotere rol ging spelen in de evolutie van het taboe, werd het voorwerp waarover een banvloek was uitgesproken als onrein beschouwd, en nadien als onheilig. De geschriften van de Hebreeërs staan vol met vermeldingen van zaken die rein en onrein zijn, heilig en onheilig, maar hun opvattingen dienaangaande waren veel minder omslachtig en uitgebreid dan die van vele andere volken. 89:1.3 (974.5) Among the earliest prohibitions were restrictions on the appropriation of women and other property. As religion began to play a larger part in the evolution of the taboo, the article resting under ban was regarded as unclean, subsequently as unholy. The records of the Hebrews are full of the mention of things clean and unclean, holy and unholy, but their beliefs along these lines were far less cumbersome and extensive than were those of many other peoples.
89:1.4 (975.1) De zeven geboden van Dalamatia en Eden, evenals de tien geboden van de Hebreeërs, waren ondubbelzinnige taboes, en zoals de meeste oude verbodsbepalingen waren ze alle in dezelfde negatieve vorm onder woorden gebracht. Maar deze nieuwe voorschriften waren waarlijk bevrijdend doordat zij in de plaats kwamen van duizenden taboes die voordien bestaan hadden. Sterker nog, deze latere geboden beloofden uitdrukkelijk iets in ruil voor gehoorzaamheid. 89:1.4 (975.1) The seven commandments of Dalamatia and Eden, as well as the ten injunctions of the Hebrews, were definite taboos, all expressed in the same negative form as were the most ancient prohibitions. But these newer codes were truly emancipating in that they took the place of thousands of pre-existent taboos. And more than this, these later commandments definitely promised something in return for obedience.
89:1.5 (975.2) De oude voedseltaboes hadden hun oorsprong in fetisjisme en totemisme. Het varken was heilig voor de Feniciërs, de koe voor de Hindoes. Het Egyptische taboe op varkensvlees heeft zich in het Hebreeuwse en Islamitische geloof bestendigd. Een variant van het voedseltaboe was het geloof dat een zwangere vrouw zo sterk aan een bepaald soort voedsel kon denken, dat het kind bij zijn geboorte een echo van dat voedsel zou zijn. Zulke spijzen plachten voor het kind taboe te zijn. 89:1.5 (975.2) The early food taboos originated in fetishism and totemism. The swine was sacred to the Phoenicians, the cow to the Hindus. The Egyptian taboo on pork has been perpetuated by the Hebraic and Islamic faiths. A variant of the food taboo was the belief that a pregnant woman could think so much about a certain food that the child, when born, would be the echo of that food. Such viands would be taboo to the child.
89:1.6 (975.3) Bepaalde manieren van eten werden al spoedig taboe, en zo ontstond de oude en de moderne tafel-etiquette. Kastenstelsels en sociale niveaus zijn rudimentaire sporen van oude verboden. De taboes waren zeer effectief bij het organiseren van de samenleving, maar zij waren verschrikkelijk belastend; het systeem van negatieve verboden hield niet alleen nuttige en constructieve regels in stand, maar ook verouderde, achterhaalde en nutteloze taboes. 89:1.6 (975.3) Methods of eating soon became taboo, and so originated ancient and modern table etiquette. Caste systems and social levels are vestigial remnants of olden prohibitions. The taboos were highly effective in organizing society, but they were terribly burdensome; the negative-ban system not only maintained useful and constructive regulations but also obsolete, outworn, and useless taboos.
89:1.7 (975.4) Er zou echter geen geciviliseerde samenleving bestaan die kritiek kan uitoefenen op de primitieve mens, indien deze wijdverbreide, uiteenlopende taboes er niet waren geweest, en het taboe zou zich nooit hebben gehandhaafd als het niet was ondersteund door de dwangmiddelen van de primitieve religie. Vele essentiële factoren in de evolutie van de mens zijn zeer kostbaar geweest, hebben een enorme schat aan inspanning, opoffering en zelfverloochening gekost, doch deze prestaties op het terrein van de zelfbeheersing waren de werkelijke sporten van de ladder der civilisatie waarlangs de mens omhoog klom. 89:1.7 (975.4) There would, however, be no civilized society to sit in criticism upon primitive man except for these far-flung and multifarious taboos, and the taboo would never have endured but for the upholding sanctions of primitive religion. Many of the essential factors in man’s evolution have been highly expensive, have cost vast treasure in effort, sacrifice, and self-denial, but these achievements of self-control were the real rungs on which man climbed civilization’s ascending ladder.
2. Het begrip zonde ^top 2. The Concept of Sin ^top
89:2.1 (975.5) De vrees voor het toeval en de angst voor tegenspoed dreven de mens letterlijk tot het de primitieve religie, die hij bedacht als een vermeende verzekering tegen deze calamiteiten. Vanuit de magie en het geloof in schimmen evolueerde de religie via geesten en fetisjen naar taboes. Iedere primitieve stam had zijn boom met verboden vruchten, letterlijk de appel, maar figuurlijk bestaande uit duizend takken, zwaar beladen met allerlei soorten taboes. En de verboden boom zei altijd: ‘Gij zult niet.’ 89:2.1 (975.5) The fear of chance and the dread of bad luck literally drove man into the invention of primitive religion as supposed insurance against these calamities. From magic and ghosts, religion evolved through spirits and fetishes to taboos. Every primitive tribe had its tree of forbidden fruit, literally the apple but figuratively consisting of a thousand branches hanging heavy with all sorts of taboos. And the forbidden tree always said, “Thou shalt not.”
89:2.2 (975.6) Toen het bewustzijn van de primitieve mens evolueerde tot het punt waarop het zich zowel goede als kwade geesten voorstelde, en toen het taboe de plechtige sanctie van de evoluerende religie verwierf, was het toneel in gereedheid voor de opkomst van het nieuwe begrip zonde. Voordat de geopenbaarde religie nog haar intrede had gedaan, had het begrip zonde zich reeds algemeen in de wereld gevestigd. Alleen door het begrip zonde kon de natuurlijke dood logisch worden voor het primitieve verstand. Zonde was de overschrijding van het taboe, en de dood was de straf voor de zonde. 89:2.2 (975.6) As the savage mind evolved to that point where it envisaged both good and bad spirits, and when the taboo received the solemn sanction of evolving religion, the stage was all set for the appearance of the new conception of sin. The idea of sin was universally established in the world before revealed religion ever made its entry. It was only by the concept of sin that natural death became logical to the primitive mind. Sin was the transgression of taboo, and death was the penalty of sin.
89:2.3 (975.7) Zonde was ritueel, niet rationeel; een handeling, niet een gedachte. En dit denkbeeld van zonde werd in zijn geheel gevoed door de overleveringen over Dilmun en de tijd van een klein paradijs op aarde, die nog steeds voortleefden. De overlevering over Adam en de Hof van Eden schonk eveneens gewicht aan de droom van een ‘gouden eeuw’ waarin de rassen der mensen ooit waren onstaan. Dit alles bevestigde de ideeën die later tot uitdrukking kwamen in het geloof dat de mens zijn oorsprong had in een speciale schepping, dat hij zijn levensloop in volmaaktheid was begonnen en dat hij door overtreding van de taboes — de zonde — ten val was gekomen en zijn latere treurige conditie over zich heen had gehaald. 89:2.3 (975.7) Sin was ritual, not rational; an act, not a thought. And this entire concept of sin was fostered by the lingering traditions of Dilmun and the days of a little paradise on earth. The tradition of Adam and the Garden of Eden also lent substance to the dream of a onetime “golden age” of the dawn of the races. And all this confirmed the ideas later expressed in the belief that man had his origin in a special creation, that he started his career in perfection, and that transgression of the taboos—sin—brought him down to his later sorry plight.
89:2.4 (976.1) Het regelmatig schenden van een taboe werd een ondeugd; de primitieve wetten maakten van deze ondeugd een misdaad en de religie maakte haar tot zonde. Bij de vroegste stammen was de overtreding van een taboe een combinatie van misdaad en zonde. Het onheil dat een hele gemeenschap trof, werd altijd als een straf voor de zonde van de stam beschouwd. Bij hen die geloofden dat voorspoed en rechtvaardigheid hand in hand gingen, veroorzaakte de kennelijke welvaart van de boosaardigen zoveel verontrustheid, dat het noodzakelijk werd hellen voor de bestraffing van de overtreders van taboes te bedenken; het aantal van deze plaatsen voor toekomstige bestraffing varieerde van een tot vijf. 89:2.4 (976.1) The habitual violation of a taboo became a vice; primitive law made vice a crime; religion made it a sin. Among the early tribes the violation of a taboo was a combined crime and sin. Community calamity was always regarded as punishment for tribal sin. To those who believed that prosperity and righteousness went together, the apparent prosperity of the wicked occasioned so much worry that it was necessary to invent hells for the punishment of taboo violators; the numbers of these places of future punishment have varied from one to five.
89:2.5 (976.2) Het idee van biecht en vergiffenis verscheen al vroeg in de primitieve religie. De mensen plachten tijdens een openbare bijeenkomst vergiffenis te vragen voor zonden die zij van plan waren de volgende week te begaan. Het bekennen van zonden was louter een rite van kwijtschelding, en ook een openbare kennisgeving van verontreiniging, een ritueel waarbij ‘onrein, onrein!’ geroepen werd. Daarop volgden alle ritualistische methoden van purificatie. Alle oude volken hebben deze zinloze ceremoniën toegepast. Vele ogenschijnlijk hygiënische gewoonten van vroege stammen waren grotendeels ceremonieel van aard. 89:2.5 (976.2) The idea of confession and forgiveness early appeared in primitive religion. Men would ask forgiveness at a public meeting for sins they intended to commit the following week. Confession was merely a rite of remission, also a public notification of defilement, a ritual of crying “unclean, unclean!” Then followed all the ritualistic schemes of purification. All ancient peoples practiced these meaningless ceremonies. Many apparently hygienic customs of the early tribes were largely ceremonial.
3. Zelfverzaking en vernedering ^top 3. Renunciation and Humiliation ^top
89:3.1 (976.3) Zelfverzaking werd de volgende stap in de religieuze evolutie: vasten was een veel voorkomend gebruik. Al spoedig werd het de gewoonte zich van vele vormen van lichamelijk genot, vooral van seksuele aard, te onthouden. Het ritueel van het vasten was diep geworteld in vele oude godsdiensten en is aan vrijwel alle hedendaagse theologische denksystemen doorgegeven. 89:3.1 (976.3) Renunciation came as the next step in religious evolution; fasting was a common practice. Soon it became the custom to forgo many forms of physical pleasure, especially of a sexual nature. The ritual of the fast was deeply rooted in many ancient religions and has been handed down to practically all modern theologic systems of thought.
89:3.2 (976.4) Juist toen de primitieve mens bezig was zich te herstellen van de verspillende gewoonte om doden samen met hun bezittingen te verbranden en te begraven, juist toen de economische structuur van de volken vorm begon aan te nemen, verscheen deze nieuwe religieuze leer van zelfverzaking, en begonnen tienduizenden ijverige zielen naar armoede te streven. Bezit werd als een geestelijke belemmering beschouwd. Deze denkbeelden omtrent de geestelijke gevaren van materiëel bezit werden ten tijde van Philo en Paulus op wijde schaal gekoesterd, en hebben sindsdien de Europese filosofie altijd duidelijk beïnvloed. 89:3.2 (976.4) Just about the time barbarian man was recovering from the wasteful practice of burning and burying property with the dead, just as the economic structure of the races was beginning to take shape, this new religious doctrine of renunciation appeared, and tens of thousands of earnest souls began to court poverty. Property was regarded as a spiritual handicap. These notions of the spiritual dangers of material possession were widespreadly entertained in the times of Philo and Paul, and they have markedly influenced European philosophy ever since.
89:3.3 (976.5) Armoede was maar een onderdeel van het ritueel van de versterving van het vlees, dat ongelukkigerwijze in de geschriften en onderrichtingen van vele godsdiensten, met name het Christendom, werd opgenomen. Boetedoening is de negatieve vorm van dit vaak dwaze ritueel van zelfverzaking. Maar door dit alles leerde de primitieve mens zelfbeheersing, en dit was een waardevolle stap vooruit in de sociale evolutie. Zelfverzaking en zelfbeheersing waren twee van de grootste sociale winstpunten uit de evolutionaire religie. Zelfbeheersing gaf de mens een nieuwe levensfilosofie; zij leerde hem de kunst om het breukgetal des levens te vergroten door de noemer van persoonlijke verlangens te verkleinen, in plaats van steeds maar te trachten de teller van zelfzuchtige bevrediging te vergroten. 89:3.3 (976.5) Poverty was just a part of the ritual of the mortification of the flesh which, unfortunately, became incorporated into the writings and teachings of many religions, notably Christianity. Penance is the negative form of this ofttimes foolish ritual of renunciation. But all this taught the savage self-control, and that was a worth-while advancement in social evolution. Self-denial and self-control were two of the greatest social gains from early evolutionary religion. Self-control gave man a new philosophy of life; it taught him the art of augmenting life’s fraction by lowering the denominator of personal demands instead of always attempting to increase the numerator of selfish gratification.
89:3.4 (976.6) Deze oude opvattingen omtrent zelfdiscipline hielden geseling en allerlei vormen van lichamelijke marteling in. De priesters van de moeder-cultus waren vooral actief in het onderwijzen van de deugd van lichamelijk lijden, waarbij zij het voorbeeld gaven door zich te onderwerpen aan castratie. De Hebreeërs, Hindoes en Boeddhisten waren ijverige aanhangers van deze leer van lichamelijke vernedering. 89:3.4 (976.6) These olden ideas of self-discipline embraced flogging and all sorts of physical torture. The priests of the mother cult were especially active in teaching the virtue of physical suffering, setting the example by submitting themselves to castration. The Hebrews, Hindus, and Buddhists were earnest devotees of this doctrine of physical humiliation.
89:3.5 (976.7) Door de hele oudheid heen zochten de mensen op deze wijze extra kredietposten te krijgen in de zelfverzakingsgrootboeken van hun goden. Het was ooit gebruikelijk om onder druk van emotionele spanning geloften van zelfverloochening en zelfkastijding af te leggen. Na verloop van tijd namen deze geloften de vorm aan van contracten met de goden en in die zin vormden zij een ware evolutionaire stap vooruit, doordat er van de goden werd verwacht dat zij iets bepaalds terug zouden doen in ruil voor deze zelfkwelling en versterving van het vlees. Geloften waren zowel negatief als positief. Geloften van deze schadelijke, extreme aard worden tegenwoordig het sterkst nageleefd bij bepaalde groepen in India. 89:3.5 (976.7) All through the olden times men sought in these ways for extra credits on the self-denial ledgers of their gods. It was once customary, when under some emotional stress, to make vows of self-denial and self-torture. In time these vows assumed the form of contracts with the gods and, in that sense, represented true evolutionary progress in that the gods were supposed to do something definite in return for this self-torture and mortification of the flesh. Vows were both negative and positive. Pledges of this harmful and extreme nature are best observed today among certain groups in India.
89:3.6 (977.1) Het was niet meer dan natuurlijk dat de cultus van zelfverzaking en vernedering aandacht schonk aan seksuele bevrediging. De cultus van seksuele onthouding had zijn oorsprong in een ritueel bij krijgslieden voordat zij ten strijde trokken; in latere tijd werd het de gewoonte van ‘heiligen.’ Deze cultus tolereerde het huwelijk slechts als een minder ernstig kwaad dan overspel. Vele grote wereldgodsdiensten zijn door deze oude cultus ongunstig beïnvloed, maar geen zo uitgesproken als het Christendom. De Apostel Paulus was een aanhanger van deze cultus en zijn persoonlijke zienswijze wordt weerspiegeld in de leringen die hij aan de Christelijke theologie toevoegde: ‘Het is goed voor een mens om geen vrouw aan te raken.’ ‘Ik zou wel willen dat alle mensen waren, zoals ik.’ ‘Maar tot de ongehuwden en de weduwen zeg ik: Het is goed voor hen zij blijven zoals ik.’ Paulus wist zeer goed dat dergelijke leringen geen deel uitmaakten van Jezus’ evangelie, en dat hij dit erkende blijkt uit zijn uitspraak: ‘Ik zeg dit uit toelating, niet uit bevel.’ Deze cultus echter leidde Paulus ertoe op vrouwen neer te zien. En het treurige van dit alles is dat zijn persoonlijke opvattingen de leringen van een grote wereldgodsdienst lange tijd beïnvloed hebben. Als de raad van de tentmaker-leraar letterlijk en algemeen zou worden opgevolgd, zou het menselijk ras tot een plotseling, roemloos einde komen. Als een godsdienst betrokken raakt bij de oude cultus van seksuele onthouding, leidt dit bovendien regelrecht tot een strijd tegen het huwelijk en het huisgezin, de ware grondslagen van de samenleving en het fundamentele instituut van de menselijke vooruitgang. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de vorming van celibataire soorten priesterschap in de vele godsdiensten van verschillende volken door al dergelijke overtuigingen werd bevorderd. 89:3.6 (977.1) It was only natural that the cult of renunciation and humiliation should have paid attention to sexual gratification. The continence cult originated as a ritual among soldiers prior to engaging in battle; in later days it became the practice of “saints.” This cult tolerated marriage only as an evil lesser than fornication. Many of the world’s great religions have been adversely influenced by this ancient cult, but none more markedly than Christianity. The Apostle Paul was a devotee of this cult, and his personal views are reflected in the teachings which he fastened onto Christian theology: “It is good for a man not to touch a woman.” “I would that all men were even as I myself.” “I say, therefore, to the unmarried and widows, it is good for them to abide even as I.” Paul well knew that such teachings were not a part of Jesus’ gospel, and his acknowledgment of this is illustrated by his statement, “I speak this by permission and not by commandment.” But this cult led Paul to look down upon women. And the pity of it all is that his personal opinions have long influenced the teachings of a great world religion. If the advice of the tentmaker-teacher were to be literally and universally obeyed, then would the human race come to a sudden and inglorious end. Furthermore, the involvement of a religion with the ancient continence cult leads directly to a war against marriage and the home, society’s veritable foundation and the basic institution of human progress. And it is not to be wondered at that all such beliefs fostered the formation of celibate priesthoods in the many religions of various peoples.
89:3.7 (977.2) Ooit moet de mens leren hoe hij vrijheid kan genieten zonder losbandigheid, voedsel zonder gulzigheid en vreugde zonder lichtzinnigheid. Zelfbeheersing is een betere leidraad bij het reguleren van menselijk gedrag dan extreme zelfverloochening. Jezus heeft zijn volgelingen deze onredelijke denkbeelden dan ook nooit geleerd. 89:3.7 (977.2) Someday man should learn how to enjoy liberty without license, nourishment without gluttony, and pleasure without debauchery. Self-control is a better human policy of behavior regulation than is extreme self-denial. Nor did Jesus ever teach these unreasonable views to his followers.
4. De oorsprongen van het offeren ^top 4. Origins of Sacrifice ^top
89:4.1 (977.3) Het offeren, als een onderdeel van godsdienstoefeningen, heeft evenmin als vele andere devote rituelen, een enkelvoudige, op zichzelf staande oorsprong gehad. De neiging om voor macht te knielen en zich in devote adoratie ter aarde te werpen in de aanwezigheid van een mysterie, vindt haar voorafschaduwing in het kwispelstaarten van de hond voor zijn meester. Er ligt maar één stap tussen de impuls tot aanbidding en de daad van het offeren. De primitieve mens mat de waarde van zijn offerande af aan de pijn die hij erdoor leed. Toen het idee van het offeren pas aan het godsdienstig ceremonieel verbonden was geraakt, werd er nooit een offer overwogen dat geen pijn veroorzaakte. De eerste offeranden bestonden uit handelingen zoals het uittrekken van haren, in het vlees snijden, verminkingen, het uitslaan van tanden en het afsnijden van vingers. Naarmate de beschaving vorderde, werden deze primitieve opvattingen van offeranden verheven tot het niveau van rituelen van zelfopoffering, ascese, vasten, ontbering en de latere Christelijke leer van loutering door smart, lijden en de versterving van het vlees. 89:4.1 (977.3) Sacrifice as a part of religious devotions, like many other worshipful rituals, did not have a simple and single origin. The tendency to bow down before power and to prostrate oneself in worshipful adoration in the presence of mystery is foreshadowed in the fawning of the dog before its master. It is but one step from the impulse of worship to the act of sacrifice. Primitive man gauged the value of his sacrifice by the pain which he suffered. When the idea of sacrifice first attached itself to religious ceremonial, no offering was contemplated which was not productive of pain. The first sacrifices were such acts as plucking hair, cutting the flesh, mutilations, knocking out teeth, and cutting off fingers. As civilization advanced, these crude concepts of sacrifice were elevated to the level of the rituals of self-abnegation, asceticism, fasting, deprivation, and the later Christian doctrine of sanctification through sorrow, suffering, and the mortification of the flesh.
89:4.2 (977.4) In een vroeg stadium van de evolutie van de religie bestonden er twee opvattingen over het offer: het idee van de offergave, die de houding van dankzegging inhield, en het schuldoffer, dat het begrip van afkoop omvatte. Later ontstond het begrip plaatsvervanging. 89:4.2 (977.4) Early in the evolution of religion there existed two conceptions of the sacrifice: the idea of the gift sacrifice, which connoted the attitude of thanksgiving, and the debt sacrifice, which embraced the idea of redemption. Later there developed the notion of substitution.
89:4.3 (977.5) Nog later bedacht de mens dat zijn offer, ongeacht de aard, zou kunnen functioneren als dra- ger van een boodschap aan de goden; het zou als een zoete geur in de neusgaten van de godheid kunnen zijn. Dit leverde wierook op en andere esthetische kenmerken van offerrituelen die zich ontwikkelden tot offerfeesten, welke na verloop van tijd steeds uitgebreider en rijker werden. 89:4.3 (977.5) Man still later conceived that his sacrifice of whatever nature might function as a message bearer to the gods; it might be as a sweet savor in the nostrils of deity. This brought incense and other aesthetic features of sacrificial rituals which developed into sacrificial feasting, in time becoming increasingly elaborate and ornate.
89:4.4 (978.1) Naarmate de religie evolueerde, namen de offerriten waarbij de goden gunstig gestemd werden of hun gunsten werden verworven, de plaats in van de oudere methoden van vermijding, verzoening en bezwering. 89:4.4 (978.1) As religion evolved, the sacrificial rites of conciliation and propitiation replaced the older methods of avoidance, placation, and exorcism.
89:4.5 (978.2) De vroegste idee van het offeren was die van een neutraliteitsbelasting die door de geesten der voorvaderen werd geheven; eerst later ontwikkelde zich het idee van verzoening. Toen de mens losraakte van het denkbeeld van de evolutionaire oorsprong van het ras, naarmate de overleveringen over de dagen van de Planetaire Vorst en het tijdelijke verblijf van Adam langzaam door de tijd heen sijpelden, verbreidde zich het begrip van zonde en van erfzonde wijd en zijd over de wereld, zodat het offeren voor toevallige, persoonlijke zonden zich ontwikkelde tot de leer waarbij offeren de verzoening voor de zonden van het hele mensenras bewerkstelligde. De verzoening door het offer was een alles omvattende verzekering, die zelfs dekking bood tegen de verbolgenheid en jaloersheid van een onbekende god. 89:4.5 (978.2) The earliest idea of the sacrifice was that of a neutrality assessment levied by ancestral spirits; only later did the idea of atonement develop. As man got away from the notion of the evolutionary origin of the race, as the traditions of the days of the Planetary Prince and the sojourn of Adam filtered down through time, the concept of sin and of original sin became widespread, so that sacrifice for accidental and personal sin evolved into the doctrine of sacrifice for the atonement of racial sin. The atonement of the sacrifice was a blanket insurance device which covered even the resentment and jealousy of an unknown god.
89:4.6 (978.3) Omringd door zoveel lichtgeraakte geesten en inhalige goden, stond de primitieve mens oog in oog met een dergelijk heerleger van schuldeisende godheden, dat hij zijn hele leven lang alle priesters, rituelen en offeranden nodig had om zijn geestelijke schulden af te lossen. Door de leer van de erfzonde, de schuldigheid van het mensenras, begon ieder mens zijn leven in een positie van zware schuld tegenover de machten der geesten. 89:4.6 (978.3) Surrounded by so many sensitive spirits and grasping gods, primitive man was face to face with such a host of creditor deities that it required all the priests, ritual, and sacrifices throughout an entire lifetime to get him out of spiritual debt. The doctrine of original sin, or racial guilt, started every person out in serious debt to the spirit powers.
89:4.7 (978.4) Giften en steekpenningen worden aan mensen gegeven; maar wanneer zij aan de goden worden aangeboden, worden ze beschreven als aan de goden gewijd en geheiligd, of worden ze offers genoemd. Zelfverloochening was de negatieve vorm van verzoening; het offer werd de positieve vorm. De daad van verzoening omvatte lofprijzing, verheerlijking, vleierij en zelfs amusement. Het zijn de resten van deze positieve gebruiken welke tot de oude verzoeningscultus hoorden, die ook de moderne vormen van godsverering vormen. De huidige vormen van aanbidding zijn eenvoudigweg ritualiseringen van de oude offertechnieken van de positieve verzoening. 89:4.7 (978.4) Gifts and bribes are given to men; but when tendered to the gods, they are described as being dedicated, made sacred, or are called sacrifices. Renunciation was the negative form of propitiation; sacrifice became the positive form. The act of propitiation included praise, glorification, flattery, and even entertainment. And it is the remnants of these positive practices of the olden propitiation cult that constitute the modern forms of divine worship. Present-day forms of worship are simply the ritualization of these ancient sacrificial techniques of positive propitiation.
89:4.8 (978.5) Het offeren van dieren betekende voor de primitieve mens veel meer dan het ooit voor de moderne volken zou kunnen betekenen. Deze barbaren beschouwden de dieren als hun werkelijke, nauwe verwanten. Na verloop van tijd werd de mens slim in zijn offeren en hield hij op zijn werkdieren op te offeren. Aanvankelijk offerde hij het beste van alles, zijn huisdieren inbegrepen. 89:4.8 (978.5) Animal sacrifice meant much more to primitive man than it could ever mean to modern races. These barbarians regarded the animals as their actual and near kin. As time passed, man became shrewd in his sacrificing, ceasing to offer up his work animals. At first he sacrificed the best of everything, including his domesticated animals.
89:4.9 (978.6) Het was geen loze grootspraak van zekere Egyptische heerser toen hij verklaarde dat hij had geofferd: 113.433 slaven, 493.386 stuks vee, 88 schepen, 2.756 gouden beelden, 331.702 kruiken met honing en olie, 228.380 kruiken wijn, 680.714 ganzen, 6.744.428 broden en 5.740.352 zakken munten. Om dit te kunnen doen had hij zijn zwoegende onderdanen dan ook zware belastingen moeten opleggen. 89:4.9 (978.6) It was no empty boast that a certain Egyptian ruler made when he stated that he had sacrificed: 113,433 slaves, 493,386 head of cattle, 88 boats, 2,756 golden images, 331,702 jars of honey and oil, 228,380 jars of wine, 680,714 geese, 6,744,428 loaves of bread, and 5,740,352 sacks of corn. And in order to do this he must needs have sorely taxed his toiling subjects.
89:4.10 (978.7) Door pure noodzaak werden deze halfwilden er tenslotte toe gedreven om het materiële deel van hun offeranden op te eten, terwijl de goden het genot van de ziel ervan werd gelaten. Dit gebruik werd op zijn beurt gerechtvaardigd doordat men voorwendde dat het ging om de oude heilige maaltijd, een communiedienst, zoals dit in de moderne tijd wordt genoemd 89:4.10 (978.7) Sheer necessity eventually drove these semisavages to eat the material part of their sacrifices, the gods having enjoyed the soul thereof. And this custom found justification under the pretense of the ancient sacred meal, a communion service according to modern usage.
5. Offeranden en kannibalisme ^top 5. Sacrifices and Cannibalism ^top
89:5.1 (978.8) De moderne opvattingen over het vroege kannibalisme zijn volkomen verkeerd: kannibalisme hoorde tot de zeden der vroege samenleving. Terwijl kannibalisme door de moderne beschaving van oudsher verschrikkelijk wordt gevonden, maakte het deel uit van de sociale en religieuze structuur van de primitieve samenleving. De praktijk van het kannibalisme werd opgelegd door de belangen van de groep. Het ontstond onder de drang van nooddruft en hield stand door de slavernij van bijgeloof en onwetendheid. Het was een sociale, economische, religieuze en militaire gewoonte. 89:5.1 (978.8) Modern ideas of early cannibalism are entirely wrong; it was a part of the mores of early society. While cannibalism is traditionally horrible to modern civilization, it was a part of the social and religious structure of primitive society. Group interests dictated the practice of cannibalism. It grew up through the urge of necessity and persisted because of the slavery of superstition and ignorance. It was a social, economic, religious, and military custom.
89:5.2 (979.1) De vroege mens was een kannibaal: hij hield van de smaak van mensenvlees en daarom offerde hij het als spijsoffer aan de geesten en aan zijn primitieve goden. Aangezien schimgeesten niet anders dan mensen waren die een verandering hadden ondergaan, en aangezien voedsel ’s mensen grootste behoefte was, moest voedsel eveneens wel de grootste behoefte van geesten zijn. 89:5.2 (979.1) Early man was a cannibal; he enjoyed human flesh, and therefore he offered it as a food gift to the spirits and his primitive gods. Since ghost spirits were merely modified men, and since food was man’s greatest need, then food must likewise be a spirit’s greatest need.
89:5.3 (979.2) Kannibalisme kwam eens nagenoeg algemeen voor bij de evoluerende rassen. De Sangiks waren allen kannibaals, maar de Andonieten aanvankelijk niet, evenmin als de Nodieten en Adamieten; ook de Andieten niet, totdat zij zich sterk met de evolutionaire rassen hadden vermengd. 89:5.3 (979.2) Cannibalism was once well-nigh universal among the evolving races. The Sangiks were all cannibalistic, but originally the Andonites were not, nor were the Nodites and Adamites; neither were the Andites until after they had become grossly admixed with the evolutionary races.
89:5.4 (979.3) De smaak van mensenvlees bevalt steeds meer. Als de mens er eenmaal door honger, vriendschap, wraakzucht of een godsdienstig ritueel mee begonnen is, breidt het eten van mensenvlees zich uit tot de gewoonte van kannibalisme. Het eten van mensen is ontstaan door voedselschaarste, hoewel dit zelden de grondoorzaak is geweest. De Eskimo’s en de eerste Andonieten waren echter zelden kannibaals, behalve in tijden van hongersnood. De rode mensen, vooral in Centraal-Amerika, waren wel kannibalen. Ooit was het een algemeen gebruik bij primitieve moeders om hun eigen kinderen te doden en op te eten, teneinde hun in de zwangerschap verloren krachten te herwinnen, en in Queensland wordt het eerste kind nog vaak op deze wijze gedood en verslonden. De laatste tijd hebben veel Afrikaanse stammen weloverwogen hun toevlucht genomen tot kannibalisme als een oorlogsmaatregel, een soort schrikaanjaging waarmee hun naburen geterroriseerd kunnen worden. 89:5.4 (979.3) The taste for human flesh grows. Having been started through hunger, friendship, revenge, or religious ritual, the eating of human flesh goes on to habitual cannibalism. Man-eating has arisen through food scarcity, though this has seldom been the underlying reason. The Eskimos and early Andonites, however, seldom were cannibalistic except in times of famine. The red men, especially in Central America, were cannibals. It was once a general practice for primitive mothers to kill and eat their own children in order to renew the strength lost in childbearing, and in Queensland the first child is still frequently thus killed and devoured. In recent times cannibalism has been deliberately resorted to by many African tribes as a war measure, a sort of frightfulness with which to terrorize their neighbors.
89:5.5 (979.4) Sommige vormen van kannibalisme zijn voortgevloeid uit de degeneratie van rassen die eens superieur waren, maar het was het meest gangbaar bij de evolutionaire rassen. Het eten van mensenvlees kwam op in de tijd dat de mensen intense, bittere emoties ondergingen ten opzichte van hun vijanden. Het eten van mensenvlees werd een onderdeel van een plechtige ceremonie van wraak; men geloofde dat de geest van een vijand op deze manier kon worden vernietigd of samengesmolten met die van de eter. Men geloofde ooit op wijde schaal dat tovenaars hun macht kregen door het eten van mensenvlees. 89:5.5 (979.4) Some cannibalism resulted from the degeneration of once superior stocks, but it was mostly prevalent among the evolutionary races. Man-eating came on at a time when men experienced intense and bitter emotions regarding their enemies. Eating human flesh became part of a solemn ceremony of revenge; it was believed that an enemy’s ghost could, in this way, be destroyed or fused with that of the eater. It was once a widespread belief that wizards attained their powers by eating human flesh.
89:5.6 (979.5) Bepaalde groepen menseneters plachtten alleen leden van hun eigen stam te eten, een pseudo-geestelijke vorm van inteelt die, naar men dacht, de solidariteit van de stam intenser maakte. Zij aten echter uit wraak ook vijanden, in de gedachte dat zij zich zo de kracht van hun vijanden konden toeëigenen. Het werd als een eer beschouwd voor de ziel van een vriend of een stamlid wanneer zijn lichaam werd opgegeten, terwijl het voor een vijand niet meer dan een billijke straf was om zo verslonden te worden. Het verstand van de primitieve mens maakte er geen aanspraak op consequent te zijn. 89:5.6 (979.5) Certain groups of man-eaters would consume only members of their own tribes, a pseudospiritual inbreeding which was supposed to accentuate tribal solidarity. But they also ate enemies for revenge with the idea of appropriating their strength. It was considered an honor to the soul of a friend or fellow tribesman if his body were eaten, while it was no more than just punishment to an enemy thus to devour him. The savage mind made no pretensions to being consistent.
89:5.7 (979.6) Bij sommige stammen plachtten bejaarde ouders te trachten door hun kinderen te worden opgegeten, terwijl het bij anderen de gewoonte was zich van het eten van naaste verwanten te onthouden: hun lichamen werden verkocht of geruild voor die van vreemdelingen. Er bestond een aanzienlijke handel in vrouwen en kinderen die vetgemest werden om geslacht te worden. Als het bevolkingsaantal niet door ziekte of oorlog werd beperkt, werd het overschot zonder plichtplegingen opgegeten. 89:5.7 (979.6) Among some tribes aged parents would seek to be eaten by their children; among others it was customary to refrain from eating near relations; their bodies were sold or exchanged for those of strangers. There was considerable commerce in women and children who had been fattened for slaughter. When disease or war failed to control population, the surplus was unceremoniously eaten.
89:5.8 (979.7) Het kannibalisme is geleidelijk aan nagenoeg verdwenen door de volgende invloeden: 89:5.8 (979.7) Cannibalism has been gradually disappearing because of the following influences:
89:5.9 (979.8) 1. Soms werd het een gemeenschapsceremonie, waarbij men collectief de verantwoordelijkheid voor het opleggen van de doodstraf aan een stamgenoot op zich nam. De bloedschuld houdt op een misdaad te zijn wanneer er door allen, de gemeenschap, in wordt gedeeld. Het laatste kannibalisme in Azië bestond uit dit opeten van terechtgestelde misdadigers. 89:5.9 (979.8) 1. It sometimes became a communal ceremony, the assumption of collective responsibility for inflicting the death penalty upon a fellow tribesman. The blood guilt ceases to be a crime when participated in by all, by society. The last of cannibalism in Asia was this eating of executed criminals.
89:5.10 (979.9) 2. Het werd reeds zeer vroeg een religieus ritueel, maar de toename van vrees voor geesten leidde niet altijd tot een vermindering van het opeten van mensen. 89:5.10 (979.9) 2. It very early became a religious ritual, but the growth of ghost fear did not always operate to reduce man-eating.
89:5.11 (979.10) 3. Uiteindelijk ontwikkelde het zich tot het punt waarbij alleen bepaalde delen of organen van het lichaam werden gegeten, die delen waarvan men dacht dat ze de ziel of delen van de geest bevatten. Het drinken van bloed werd algemeen en het was gebruikelijk de ‘eetbare’ delen van het lichaam met medicijnen te vermengen. 89:5.11 (979.10) 3. Eventually it progressed to the point where only certain parts or organs of the body were eaten, those parts supposed to contain the soul or portions of the spirit. Blood drinking became common, and it was customary to mix the “edible” parts of the body with medicines.
89:5.12 (980.1) 4. Het werd beperkt tot de mannen: het werd vrouwen verboden mensenvlees te eten. 89:5.12 (980.1) 4. It became limited to men; women were forbidden to eat human flesh.
89:5.13 (980.2) 5. Vervolgens werd het beperkt tot de stamhoofden, priesters en sjamanen. 89:5.13 (980.2) 5. It was next limited to the chiefs, priests, and shamans.
89:5.14 (980.3) 6. Daarna werd het bij de hoger ontwikkelde stammen taboe. Het taboe op het eten van mensenvlees had zijn oorsprong in Dalamatia en verspreidde zich langzaam over de wereld. De Nodieten bevorderden het cremeren van de doden als een middel tot bestrijding van het kannibalisme, aangezien het eens algemeen gebruikelijk was om reeds begraven lichamen op te graven en op te eten. 89:5.14 (980.3) 6. Then it became taboo among the higher tribes. The taboo on man-eating originated in Dalamatia and slowly spread over the world. The Nodites encouraged cremation as a means of combating cannibalism since it was once a common practice to dig up buried bodies and eat them.
89:5.15 (980.4) 7. Het offeren van mensen luidde de doodsklok voor het kannibalisme. Toen mensenvlees eenmaal voedsel voor de voornamere mannen, de stamhoofden, was geworden, werd het tenslotte gereserveerd voor de nog hogere geesten; zo werd het kannibalisme in feite een halt toegeroepen door het opdragen van mensenoffers, behalve bij de laagst ontwikkelde stammen. Toen de invoering van mensenoffers overal had plaatsgevonden, werd het eten van mensen taboe; mensenvlees was alleen voedsel voor de goden en de mens kon slechts een klein ceremoniëel stukje tot zich nemen, een sacrament. 89:5.15 (980.4) 7. Human sacrifice sounded the death knell of cannibalism. Human flesh having become the food of superior men, the chiefs, it was eventually reserved for the still more superior spirits; and thus the offering of human sacrifices effectively put a stop to cannibalism, except among the lowest tribes. When human sacrifice was fully established, man-eating became taboo; human flesh was food only for the gods; man could eat only a small ceremonial bit, a sacrament.
89:5.16 (980.5) Tenslotte werden dieren algemeen als plaatsvervangers gebruikt voor offerdoeleinden, en zelfs bij meer achterlijke stammen liep het eten van mensen sterk terug door het eten van honden. De hond was het eerste getemde dier en werd als zodanig en als voedsel zeer gewaardeerd. 89:5.16 (980.5) Finally animal substitutes came into general use for sacrificial purposes, and even among the more backward tribes dog-eating greatly reduced man-eating. The dog was the first domesticated animal and was held in high esteem both as such and as food.
6. De evolutie van het mensenoffer ^top 6. Evolution of Human Sacrifice ^top
89:6.1 (980.6) Het offeren van mensen was zowel een indirect gevolg van, als de remedie tegen het kannibalisme. Het zorgen voor begeleiders van de geesten naar het geestenrijk leidde er eveneens toe dat er minder mensen werden opgegeten, want het is nooit de gewoonte geweest deze dodenoffers op te eten. In een bepaalde vorm en te eniger tijd heeft ieder ras de praktijk van mensenoffers gekend, hoewel toch de Andonieten, Nodieten en Adamieten zich het minst aan kannibalisme overgaven. 89:6.1 (980.6) Human sacrifice was an indirect result of cannibalism as well as its cure. Providing spirit escorts to the spirit world also led to the lessening of man-eating as it was never the custom to eat these death sacrifices. No race has been entirely free from the practice of human sacrifice in some form and at some time, even though the Andonites, Nodites, and Adamites were the least addicted to cannibalism.
89:6.2 (980.7) Het offeren van mensen is praktisch universeel geweest; het bleef een onderdeel van de religieuze gewoonten van de Chinezen, Hindoes, Egyptenaren, Hebreeërs, Mesopotamiërs, Grieken, Romeinen en vele andere volken, zelfs tot in de recente tijd bij achtergebleven Afrikaanse en Australische stammen. De latere Amerikaanse Indianen hadden een beschaving die was opgekomen uit het kannibalisme en derhalve doordrenkt was van mensenoffers, vooral in Centraal- en Zuid-Amerika. De Chaldeeërs behoorden tot de eerste volkeren die het mensenoffer bij gewone gelegenheden opgaven, en in plaats daarvan dieren gebruikten. Ongeveer tweeduizend jaar geleden voerde een teerhartige Japanse keizer beelden van klei in om de plaats van mensenoffers in te nemen, maar in Noord-Europa is het nog geen duizend jaar geleden dat deze offeranden uitstierven. Bij bepaalde achtergebleven stammen wordt het mensenoffer nog steeds voortgezet door vrijwilligers, als een soort religieuze of rituele zelfmoord. Een sjamaan gelastte eens het offeren van een zeer geachte oude man van een bepaalde stam. Het volk kwam in opstand en weigerde te gehoorzamen. Hierop liet de oude man zich door zijn eigen zoon doden: de mensen in de oudheid geloofden werkelijk in deze gewoonten. 89:6.2 (980.7) Human sacrifice has been virtually universal; it persisted in the religious customs of the Chinese, Hindus, Egyptians, Hebrews, Mesopotamians, Greeks, Romans, and many other peoples, even on to recent times among the backward African and Australian tribes. The later American Indians had a civilization emerging from cannibalism and, therefore, steeped in human sacrifice, especially in Central and South America. The Chaldeans were among the first to abandon the sacrificing of humans for ordinary occasions, substituting therefor animals. About two thousand years ago a tenderhearted Japanese emperor introduced clay images to take the place of human sacrifices, but it was less than a thousand years ago that these sacrifices died out in northern Europe. Among certain backward tribes, human sacrifice is still carried on by volunteers, a sort of religious or ritual suicide. A shaman once ordered the sacrifice of a much respected old man of a certain tribe. The people revolted; they refused to obey. Whereupon the old man had his own son dispatch him; the ancients really believed in this custom.
89:6.3 (980.8) Ter illustratie van de hartverscheurende conflicten tussen oude, traditionele religieuze gewoonten en de tegengestelde aanspraken van de vorderende civilisatie, is er geen tragischer en meelijwekkender ervaring beschreven dan het Hebreeuwse verhaal van Jefta en zijn enige dochter. Zoals algemeen gebruikelijk was, had deze welmenende man een dwaze gelofte afgelegd, hij had onderhandeld met de ‘god van de veldslagen’ en was overeengekomen een bepaalde prijs te betalen voor de overwinning op zijn vijanden. Deze prijs hield in dat hij datgene zou offeren wat hem het eerst uit zijn huis tegemoet zou komen wanneer hij naar zijn gezin terugkeerde. Jefta dacht dat een van zijn trouwe slaven hem het eerst zou begroeten, maar het bleek dat zijn dochter, zijn enige kind, naar buiten kwam om hem bij zijn thuiskomst te verwelkomen. En zo werd zelfs in die late tijd, en bij een zogenaamd geciviliseerd volk, dit mooie meisje na twee maanden waarin zij kon rouwen om haar lot, daadwerkelijk en met toestemming van zijn stamgenoten, door haar vader geofferd als een menselijke offerande. En dit alles gebeurde ondanks Mozes’ strikte uitspraken tegen het brengen van mensenoffers. Doch mannen en vrouwen zijn verslaafd aan het afleggen van dwaze, nodeloze geloften, en de mensen uit de oudheid beschouwden al dergelijke geloften als uitermate heilig. 89:6.3 (980.8) There is no more tragic and pathetic experience on record, illustrative of the heart-tearing contentions between ancient and time-honored religious customs and the contrary demands of advancing civilization, than the Hebrew narrative of Jephthah and his only daughter. As was common custom, this well-meaning man had made a foolish vow, had bargained with the “god of battles,” agreeing to pay a certain price for victory over his enemies. And this price was to make a sacrifice of that which first came out of his house to meet him when he returned to his home. Jephthah thought that one of his trusty slaves would thus be on hand to greet him, but it turned out that his daughter and only child came out to welcome him home. And so, even at that late date and among a supposedly civilized people, this beautiful maiden, after two months to mourn her fate, was actually offered as a human sacrifice by her father, and with the approval of his fellow tribesmen. And all this was done in the face of Moses’ stringent rulings against the offering of human sacrifice. But men and women are addicted to making foolish and needless vows, and the men of old held all such pledges to be highly sacred.
89:6.4 (981.1) In de oudheid was het gebruikelijk om een mens als ‘funderingsoffer’ te doden wanneer er met de bouw van een enigszins belangrijk gebouw werd begonnen. Hierdoor werd er gezorgd voor een schimgeest die het bouwwerk kon bewaken en beschermen. Wanneer de Chinezen zich gereed maakten om een klok te gieten, verplichtte de gewoonte hen om tenminste één maagd te offeren, teneinde de klank van de klok te verbeteren; het uitverkoren meisje werd levend in het gesmolten metaal geworpen. 89:6.4 (981.1) In olden times, when a new building of any importance was started, it was customary to slay a human being as a “foundation sacrifice.” This provided a ghost spirit to watch over and protect the structure. When the Chinese made ready to cast a bell, custom decreed the sacrifice of at least one maiden for the purpose of improving the tone of the bell; the girl chosen was thrown alive into the molten metal.
89:6.5 (981.2) Lange tijd hadden vele groepen de gewoonte om slaven levend in te metselen in belangrijke muren. In later tijden vervingen de noordelijke Europese stammen deze gewoonte om levende personen in de muren van nieuwe gebouwen te begraven, door het inmetselen van de schaduw van een voorbijganger. De Chinezen begroeven de werklieden die tijdens de bouw van een muur stierven, in die muur. 89:6.5 (981.2) It was long the practice of many groups to build slaves alive into important walls. In later times the northern European tribes substituted the walling in of the shadow of a passerby for this custom of entombing living persons in the walls of new buildings. The Chinese buried in a wall those workmen who died while constructing it.
89:6.6 (981.3) Een kleine koning in Palestina, die de muren van Jericho bouwde, ‘grondvestte ze op Abiram, zijn eerstgeboren zoon, en stelde op Segub, zijn jongste zoon, haar poorten.’ In die late periode plaatste deze vader niet alleen twee van zijn zonen levend in de funderingsgaten van de stadspoorten, maar zijn handelwijze wordt in de geschiedenis ook nog vermeld als ‘naar het woord des Heren’ te zijn. Mozes had deze funderingsoffers verboden, maar de Israëlieten vielen na zijn dood al spoedig in deze gewoonte terug. De twintigste-eeuwse ceremonie waarbij kleinoden en souvenirs in de hoeksteen van een nieuw gebouw worden geplaatst, herinnert aan de primitieve funderingsofferanden. 89:6.6 (981.3) A petty king in Palestine, in building the walls of Jericho, “laid the foundation thereof in Abiram, his first-born, and set up the gates thereof in his youngest son, Segub.” At that late date, not only did this father put two of his sons alive in the foundation holes of the city’s gates, but his action is also recorded as being “according to the word of the Lord.” Moses had forbidden these foundation sacrifices, but the Israelites reverted to them soon after his death. The twentieth-century ceremony of depositing trinkets and keepsakes in the cornerstone of a new building is reminiscent of the primitive foundation sacrifices.
89:6.7 (981.4) Lange tijd was het bij vele volken de gewoonte om de eerste vruchten aan de geesten op te dragen. Deze gebruiken, thans min of meer symbolisch, zijn alle overblijfselen van oude ceremoniën waarmee mensenoffers gemoeid waren. Het idee om het eerstgeboren kind als offerande te offeren was wijdverbreid in de oudheid, vooral bij de Feniciërs die deze als laatsten opgaven. Bij het offeren was het de gewoonte te zeggen: ‘leven voor leven.’ Nu zegt gij bij de dood: ‘van stof tot stof.’ 89:6.7 (981.4) It was long the custom of many peoples to dedicate the first fruits to the spirits. And these observances, now more or less symbolic, are all survivals of the early ceremonies involving human sacrifice. The idea of offering the first-born as a sacrifice was widespread among the ancients, especially among the Phoenicians, who were the last to give it up. It used to be said upon sacrificing, “life for life.” Now you say at death, “dust to dust.”
89:6.8 (981.5) Het schouwspel van Abraham die gedwongen werd zijn zoon Isaak te offeren, dat mensen met geciviliseerde gevoelens shockeert, was voor de mensen van die dagen niet nieuw of vreemd. Het was lange tijd een gangbare praktijk dat vaders hun eerstgeboren zonen offerden in tijden van grote emotionele spanning. Vele volken hebben een overlevering die overeenkomt met dit verhaal, want eens bestond er een wereldwijd, diep geloof dat het noodzakelijk was een mensenoffer te brengen wanneer er iets buitengewoons of ongebruikelijks plaatsvond. 89:6.8 (981.5) The spectacle of Abraham constrained to sacrifice his son Isaac, while shocking to civilized susceptibilities, was not a new or strange idea to the men of those days. It was long a prevalent practice for fathers, at times of great emotional stress, to sacrifice their first-born sons. Many peoples have a tradition analogous to this story, for there once existed a world-wide and profound belief that it was necessary to offer a human sacrifice when anything extraordinary or unusual happened.
7. Modificaties in de mensenoffers ^top 7. Modifications of Human Sacrifice ^top
89:7.1 (981.6) Mozes trachtte een einde te maken aan mensenoffers door de instelling van het losgeld als substituut. Hij voerde een systematisch schema in, waardoor zijn volk in staat werd gesteld om te ontkomen aan de ergste gevolgen van hun onbezonnen, dwaze geloften. Landerijen, bezittingen en kinderen konden worden losgekocht volgens vastgestelde bedragen, die aan de priesters moesten worden betaald. De groepen die ophielden hun eerstgeborenen te offeren, bezaten al spoedig grote voordelen boven hun minder ontwikkelde naburen die met deze wrede handelingen doorgingen. Vele van dergelijke achtergebleven stammen raakten door het verlies aan zonen niet alleen sterk verzwakt, maar de opvolgingslijn van hun leiders werd zelfs vaak verbroken. 89:7.1 (981.6) Moses attempted to end human sacrifices by inaugurating the ransom as a substitute. He established a systematic schedule which enabled his people to escape the worst results of their rash and foolish vows. Lands, properties, and children could be redeemed according to the established fees, which were payable to the priests. Those groups which ceased to sacrifice their first-born soon possessed great advantages over less advanced neighbors who continued these atrocious acts. Many such backward tribes were not only greatly weakened by this loss of sons, but even the succession of leadership was often broken.
89:7.2 (982.1) Een uitvloeisel van het voorbijgaan van de praktijk van de kinderoffers was de gewoonte om bloed te smeren aan de deurposten van de huizen, ter bescherming van de eerstgeborenen. Dit werd dikwijls gedaan in verband met een van de heilige feesten van het jaar en deze ceremonie bestond eens in het grootste deel van de wereld, van Mexico tot Egypte. 89:7.2 (982.1) An outgrowth of the passing child sacrifice was the custom of smearing blood on the house doorposts for the protection of the first-born. This was often done in connection with one of the sacred feasts of the year, and this ceremony once obtained over most of the world from Mexico to Egypt.
89:7.3 (982.2) Zelfs toen de meeste groepen waren opgehouden met het rituele doden van kinderen, was het de gewoonte om een zuigeling alleen, ver in de wildernis of in een bootje op het water, weg te leggen. Als het kind dit overleefde, dacht men dat de goden tussenbeide waren gekomen om het te beschermen, zoals in de overleveringen over Sargon, Mozes, Cyrus en Romulus. Vervolgens ontstond het gebruik om de eerstgeboren zonen als heilig of als offeranden te wijden, om hun toe te staan op te groeien en hen dan te verbannen in plaats van hen te doden; dit was de oorsprong van het koloniseren. De Romeinen bleven deze gewoonte trouw in hun koloniseringssysteem. 89:7.3 (982.2) Even after most groups had ceased the ritual killing of children, it was the custom to put an infant away by itself, off in the wilderness or in a little boat on the water. If the child survived, it was thought that the gods had intervened to preserve him, as in the traditions of Sargon, Moses, Cyrus, and Romulus. Then came the practice of dedicating the first-born sons as sacred or sacrificial, allowing them to grow up and then exiling them in lieu of death; this was the origin of colonization. The Romans adhered to this custom in their scheme of colonization.
89:7.4 (982.3) De oorsprong van veel merkwaardige verbintenissen van seksuele nonchalance en primitieve vormen van aanbidding hield verband met het offeren van mensen. In de oude tijden kon een vrouw, als zij koppensnellers tegenkwam, haar leven redden door zich seksueel over te geven. Later kon een maagd, als zij als offer aan de goden was gewijd, verkiezen haar leven vrij te kopen door haar lichaam levenslang aan de heilige seksuele tempeldienst te wijden: op deze manier kon zij haar losgeld verdienen. De mensen in de oudheid beschouwden het als zeer verheffend om seksuele betrekkingen te hebben met een vrouw die bezig was om zo haar leven vrij te kopen. Het was een religieuze ceremonie om met deze gewijde maagden om te gaan en bovendien verschafte dit ritueel een aanvaardbaar excuus voor gewone seksuele bevrediging. Dit was een subtiele vorm van zelfbedrog die zowel de maagden als hun metgezellen met veel genoegen beoefenden. In de evolutionaire vooruitgang der civilisatie blijven de zeden altijd achter, waardoor deze de vroegere, primitievere seksuele praktijken van de evoluerende rassen kunnen wettigen. 89:7.4 (982.3) Many of the peculiar associations of sex laxity with primitive worship had their origin in connection with human sacrifice. In olden times, if a woman met head-hunters, she could redeem her life by sexual surrender. Later, a maiden consecrated to the gods as a sacrifice might elect to redeem her life by dedicating her body for life to the sacred sex service of the temple; in this way she could earn her redemption money. The ancients regarded it as highly elevating to have sex relations with a woman thus engaged in ransoming her life. It was a religious ceremony to consort with these sacred maidens, and in addition, this whole ritual afforded an acceptable excuse for commonplace sexual gratification. This was a subtle species of self-deception which both the maidens and their consorts delighted to practice upon themselves. The mores always drag behind in the evolutionary advance of civilization, thus providing sanction for the earlier and more savagelike sex practices of the evolving races.
89:7.5 (982.4) De tempelprostitutie verbreidde zich uiteindelijk door het gehele zuiden van Europa en door Azië. Het door de prostituees in de tempel verdiende geld werd bij alle volken als gewijd beschouwd — een verheven gave om aan de goden aan te bieden. De hoogste typen vrouwen verdrongen zich op de seksuele markten in de tempels en wijdden hun inkomsten aan allerlei soorten gewijde diensten en werken voor het algemeen welzijn. Vele vrouwen uit de betere klassen kregen hun bruidsschat bijeen door tijdelijk seksuele diensten in de tempels te verrichten en de meeste mannen gaven aan zulke vrouwen de voorkeur als echtgenoten. 89:7.5 (982.4) Temple harlotry eventually spread throughout southern Europe and Asia. The money earned by the temple prostitutes was held sacred among all peoples—a high gift to present to the gods. The highest types of women thronged the temple sex marts and devoted their earnings to all kinds of sacred services and works of public good. Many of the better classes of women collected their dowries by temporary sex service in the temples, and most men preferred to have such women for wives.
8. Verlossing en verbonden ^top 8. Redemption and Covenants ^top
89:8.1 (982.5) De verlossing door offeranden en tempelprostitutie waren in wezen aangepaste vormen van het mensenoffer. Vervolgens ontstond het schijnoffer van dochters. Deze ceremonie bestond uit een aderlating waarbij de dochter aan levenslange maagdelijkheid werd gewijd, en was een morele reactie op de vroegere tempelhoererij. In latere tijden wijdden maagden zich aan de dienst van de verzorging van de heilige vuren in de tempel. 89:8.1 (982.5) Sacrificial redemption and temple prostitution were in reality modifications of human sacrifice. Next came the mock sacrifice of daughters. This ceremony consisted in bloodletting, with dedication to lifelong virginity, and was a moral reaction to the older temple harlotry. In more recent times virgins dedicated themselves to the service of tending the sacred temple fires.
89:8.2 (982.6) Uiteindelijk kwam het denkbeeld bij de mannen op dat het offeren van een gedeelte van het lichaam de plaats kon innemen van de vroegere, complete mensenoffers. De verminking van het lichaam werd eveneens als een aanvaardbaar substituut beschouwd. Haar, nagels, bloed en zelfs vingers en tenen werden geofferd. De latere, vrijwel wereldwijde oude rite van de besnijdenis was een uitvloeisel van de cultus van de deelofferande; het was een zuivere offerhandeling, zonder enige gedachte aan hygiëne. Mannen werden besneden; vrouwen lieten hun oren doorboren. 89:8.2 (982.6) Men eventually conceived the idea that the offering of some part of the body could take the place of the older and complete human sacrifice. Physical mutilation was also considered to be an acceptable substitute. Hair, nails, blood, and even fingers and toes were sacrificed. The later and well-nigh universal ancient rite of circumcision was an outgrowth of the cult of partial sacrifice; it was purely sacrificial, no thought of hygiene being attached thereto. Men were circumcised; women had their ears pierced.
89:8.3 (983.1) Nadien werd het de gewoonte om vingers aan elkaar te binden in plaats van deze af te snijden. Het kaalscheren van het hoofd en het knippen van het haar waren eveneens vormen van religieuze toewijding. Het tot eunuch maken was aanvankelijk een wijziging van het idee van het mensenoffer. Het doorboren van de neus en lippen wordt in Afrika nog steeds uitgevoerd en het tatoeëren is een artistieke ontwikkeling van het vroegere ruwe bedekken van het lichaam met lidtekens. 89:8.3 (983.1) Subsequently it became the custom to bind fingers together instead of cutting them off. Shaving the head and cutting the hair were likewise forms of religious devotion. The making of eunuchs was at first a modification of the idea of human sacrifice. Nose and lip piercing is still practiced in Africa, and tattooing is an artistic evolution of the earlier crude scarring of the body.
89:8.4 (983.2) De gewoonte van het offeren werd uiteindelijk, ten gevolge van vooruitstrevend onderricht, gecombineerd met het denkbeeld van het verbond. Eindelijk stelde de mens zich goden voor die werkelijke overeenkomsten met de mens aangingen en dit was een belangrijke stap in de stabilisatie van de religie. De wet, een verbond, neemt de plaats in van toeval, vrees en bijgeloof. 89:8.4 (983.2) The custom of sacrifice eventually became associated, as a result of advancing teachings, with the idea of the covenant. At last, the gods were conceived of as entering into real agreements with man; and this was a major step in the stabilization of religion. Law, a covenant, takes the place of luck, fear, and superstition.
89:8.5 (983.3) De mens kon er niet eens van dromen een contract met de Godheid te kunnen aangaan, totdat zijn Godsbegrip tot het niveau was gekomen waar hij zich de universele toezichthouders als betrouwbaar kon voorstellen. En ’s mensen oude idee van God was dermate mensvormig, dat hij niet in staat was zich een betrouwbare Godheid in te denken, totdat hijzelf betrekkelijk betrouwbaar, moreel en ethisch was geworden. 89:8.5 (983.3) Man could never even dream of entering into a contract with Deity until his concept of God had advanced to the level whereon the universe controllers were envisioned as dependable. And man’s early idea of God was so anthropomorphic that he was unable to conceive of a dependable Deity until he himself became relatively dependable, moral, and ethical.
89:8.6 (983.4) Het idee dat men een verbond met de goden kon sluiten ontstond echter ten slotte inderdaad. De evolutionaire mens verwierf ten slotte zo’n morele waardigheid, dat hij met zijn goden durfde te onderhandelen. Zo ontwikkelde de zaak van het brengen van offers zich geleidelijk tot het spel van ’s mensen filosofisch onderhandelen met God. Dit alles nu vormde een nieuw middel om zich tegen tegenspoed te verzekeren, of eigenlijk, een verbeterde techniek om zekerder voorspoed te kopen. Vergist u niet, denk niet dat deze vroege offeranden vrije giften aan de goden waren, een spontaan opdragen van dankbaarheid of dankzegging; het waren geen uitingen van ware godsverering. 89:8.6 (983.4) But the idea of making a covenant with the gods did finally arrive. Evolutionary man eventually acquired such moral dignity that he dared to bargain with his gods. And so the business of offering sacrifices gradually developed into the game of man’s philosophic bargaining with God. And all this represented a new device for insuring against bad luck or, rather, an enhanced technique for the more definite purchase of prosperity. Do not entertain the mistaken idea that these early sacrifices were a free gift to the gods, a spontaneous offering of gratitude or thanksgiving; they were not expressions of true worship.
89:8.7 (983.5) Primitieve vormen van gebed waren niet meer of minder dan onderhandelingen met de geesten, een woordenwisseling met de goden. Het was een soort ruilhandel, waarbij pleidooi en overreding voor iets tastbaarders en kostbaarders in de plaats kwamen. De zich ontwikkelende handel tussen de volken had de handelsgeest bij hen ingeprent en de slimheid van de ruilhandel ontwikkeld; nu begonnen deze trekken dan ook te verschijnen in de menselijke methoden van aanbidding. En net zoals sommige mensen betere handelaren waren dan anderen, werden ook sommigen als bekwamer in het bidden beschouwd dan anderen. Het gebed van een rechtvaardig man werd hoog gewaardeerd. Een rechtvaardig man was iemand die alle rekeningen aan de geesten had betaald, die zich volledig van iedere rituele verplichting jegens de goden had gekweten. 89:8.7 (983.5) Primitive forms of prayer were nothing more nor less than bargaining with the spirits, an argument with the gods. It was a kind of bartering in which pleading and persuasion were substituted for something more tangible and costly. The developing commerce of the races had inculcated the spirit of trade and had developed the shrewdness of barter; and now these traits began to appear in man’s worship methods. And as some men were better traders than others, so some were regarded as better prayers than others. The prayer of a just man was held in high esteem. A just man was one who had paid all accounts to the spirits, had fully discharged every ritual obligation to the gods.
89:8.8 (983.6) Het vroege gebed kan moeilijk godsverering genoemd worden; het was een lovend en biedend verzoek om gezondheid, rijkdom en leven. En in vele opzichten zijn de gebeden met het verstrijken der eeuwen weinig veranderd. Ze worden nog steeds uit boeken voorgelezen, vormelijk opgezegd en uitgeschreven zodat ze op gebedsmolens kunnen worden geplaatst en aan bomen kunnen worden opgehangen, waar het waaien der winden de mens de moeite bespaart zijn eigen adem te gebruiken. 89:8.8 (983.6) Early prayer was hardly worship; it was a bargaining petition for health, wealth, and life. And in many respects prayers have not much changed with the passing of the ages. They are still read out of books, recited formally, and written out for emplacement on wheels and for hanging on trees, where the blowing of the winds will save man the trouble of expending his own breath.
9. Offeranden en sacramenten ^top 9. Sacrifices and Sacraments ^top
89:9.1 (983.7) Het mensenoffer is in de gehele loop der evolutie van rituelen op Urantia van de bloedige zaak van het opeten van mensen, opgeklommen tot hogere, meer symbolische niveaus. De vroege offerrituelen hebben de latere ceremoniën van het sacrament voortgebracht. In meer recente tijden placht alleen de priester een stukje van het kannibalistisch offer tot zich te nemen of dronk hij een druppel menselijk bloed, waarna allen deelnamen aan het dierlijke substituut. Deze oude ideeën van losgeld, verlossing en verbonden, zijn geëvolueerd tot de latere sacramentsdiensten. En deze hele ceremoniële evolutie heeft een machtige socialiserende invloed uitgeoefend. 89:9.1 (983.7) The human sacrifice, throughout the course of the evolution of Urantian rituals, has advanced from the bloody business of man-eating to higher and more symbolic levels. The early rituals of sacrifice bred the later ceremonies of sacrament. In more recent times the priest alone would partake of a bit of the cannibalistic sacrifice or a drop of human blood, and then all would partake of the animal substitute. These early ideas of ransom, redemption, and covenants have evolved into the later-day sacramental services. And all this ceremonial evolution has exerted a mighty socializing influence.
89:9.2 (984.1) In verband met de cultus van de Moeder Gods werd er in Mexico en elders uiteindelijk gebruikgemaakt van een sacrament van koeken en wijn, in plaats van het vlees en bloed van de oudere mensenoffers. De Hebreeërs pasten dit ritueel lange tijd toe als een onderdeel van hun Paasceremoniën, en uit dit ceremonieel is de latere Christelijke versie van het sacrament ontstaan. 89:9.2 (984.1) In connection with the Mother of God cult, in Mexico and elsewhere, a sacrament of cakes and wine was eventually utilized in lieu of the flesh and blood of the older human sacrifices. The Hebrews long practiced this ritual as a part of their Passover ceremonies, and it was from this ceremonial that the later Christian version of the sacrament took its origin.
89:9.3 (984.2) De oude sociale broederschappen waren gefundeerd op de rite van het bloeddrinken en de vroege Joodse broederschap was eveneens een aangelegenheid van bloedoffers. Paulus begon met het opbouwen van een nieuwe Christelijke cultus gebaseerd op ‘het bloed van het eeuwigdurend verbond.’ En ofschoon hij het Christendom misschien onnodig met onderrichtingen aangaande bloed en offeranden heeft belast, heeft hij voor eens en altijd een einde gemaakt aan leerstellingen inzake verlossing door het offeren van mensen of dieren. Zijn theologische compromissen wijzen erop dat zelfs openbaring moet buigen voor de geleidelijk groeiende beheersing door de evolutie. Volgens Paulus was Christus het laatste, en voor allen voldoende mensenoffer geworden; de goddelijke Rechter is nu ten volle en voor eeuwig tevredengesteld. 89:9.3 (984.2) The ancient social brotherhoods were based on the rite of blood drinking; the early Jewish fraternity was a sacrificial blood affair. Paul started out to build a new Christian cult on “the blood of the everlasting covenant.” And while he may have unnecessarily encumbered Christianity with teachings about blood and sacrifice, he did once and for all make an end of the doctrines of redemption through human or animal sacrifices. His theologic compromises indicate that even revelation must submit to the graduated control of evolution. According to Paul, Christ became the last and all-sufficient human sacrifice; the divine Judge is now fully and forever satisfied.
89:9.4 (984.3) En zo is na lange eeuwen de cultus van het offeren geëvolueerd tot de cultus van het sacrament. Zo zijn de sacramenten van de hedendaagse godsdiensten de wettige opvolgers van de stuitende oude ceremoniën van mensenoffers en de nog vroegere kannibalistische rituelen. Velen verlaten zich nog steeds op bloed dat verlossing moet brengen, doch het is althans figuurlijk, symbolisch en mystiek geworden. 89:9.4 (984.3) And so, after long ages the cult of the sacrifice has evolved into the cult of the sacrament. Thus are the sacraments of modern religions the legitimate successors of those shocking early ceremonies of human sacrifice and the still earlier cannibalistic rituals. Many still depend upon blood for salvation, but it has at least become figurative, symbolic, and mystic.
10. De vergeving der zonden ^top 10. Forgiveness of Sin ^top
89:10.1 (984.4) Alleen door het brengen van offers kon de vroege mens zich bewust worden dat God hem gunstig gezind was. De moderne mens moet nieuwe methoden ontwikkelen om zich van zijn verlossing bewust te worden. Het besef van zonde blijft in het sterfelijk denken bestaan, maar de denkpatronen over de redding daaruit zijn versleten en verouderd. De werkelijkheid van de geestelijke nood blijft bestaan, maar de intellectuele vooruitgang heeft de oude wegen waarlangs vrede en vertroosting voor geest en ziel konden worden verkregen, vernietigd. 89:10.1 (984.4) Ancient man only attained consciousness of favor with God through sacrifice. Modern man must develop new techniques of achieving the self-consciousness of salvation. The consciousness of sin persists in the mortal mind, but the thought patterns of salvation therefrom have become outworn and antiquated. The reality of the spiritual need persists, but intellectual progress has destroyed the olden ways of securing peace and consolation for mind and soul.
89:10.2 (984.5) Zonde moet opnieuw worden gedefinieerd als opzettelijke trouweloosheid jegens de Godheid. Er zijn graden van trouweloosheid: de gedeeltelijke getrouwheid van besluiteloosheid; de verdeelde getrouwheid van conflict; de stervende getrouwheid van onverschilligheid, en de dood van getrouwheid die blijkt uit toewijding aan godloze idealen. 89:10.2 (984.5) Sin must be redefined as deliberate disloyalty to Deity. There are degrees of disloyalty: the partial loyalty of indecision; the divided loyalty of confliction; the dying loyalty of indifference; and the death of loyalty exhibited in devotion to godless ideals.
89:10.3 (984.6) Het besef of gevoel van schuld is het bewustzijn dat men de zeden overtreden heeft; dit is niet noodzakelijkerwijze zonde. Er is geen sprake van werkelijke zonde wanneer er geen sprake is van bewuste trouweloosheid jegens de Godheid. 89:10.3 (984.6) The sense or feeling of guilt is the consciousness of the violation of the mores; it is not necessarily sin. There is no real sin in the absence of conscious disloyalty to Deity.
89:10.4 (984.7) De mogelijkheid om het gevoel van schuld te ervaren is een superieur onderscheidingsteken van de mensheid. Het kenmerkt de mens niet als laag, maar onderscheidt hem integendeel als een schepsel van potentiële grootsheid en immer hogere heerlijkheid. Een dergelijk besef van onwaardigheid is de eerste prikkel die snel en zeker moet leiden tot de geloofsoverwinningen waardoor het sterfelijk bewustzijn wordt overgebracht naar de voortreffelijke niveaus van morele adeldom, kosmisch inzicht en geestelijk leven; zo veranderen alle betekenissen van het menselijke bestaan van tijdelijk in eeuwig, en worden alle waarden verheven van het menselijke tot het goddelijke. 89:10.4 (984.7) The possibility of the recognition of the sense of guilt is a badge of transcendent distinction for mankind. It does not mark man as mean but rather sets him apart as a creature of potential greatness and ever-ascending glory. Such a sense of unworthiness is the initial stimulus that should lead quickly and surely to those faith conquests which translate the mortal mind to the superb levels of moral nobility, cosmic insight, and spiritual living; thus are all the meanings of human existence changed from the temporal to the eternal, and all values are elevated from the human to the divine.
89:10.5 (984.8) Het belijden van zonden is een kloekmoedig verwerpen van trouweloosheid, maar het verlicht op generlei wijze de gevolgen in tijd en ruimte van dergelijke trouweloosheid. Maar het belijden van schuld — de oprechte erkenning van de aard van zonde — is van wezenlijk belang voor religieuze groei en geestelijke vooruitgang. 89:10.5 (984.8) The confession of sin is a manful repudiation of disloyalty, but it in no wise mitigates the time-space consequences of such disloyalty. But confession—sincere recognition of the nature of sin—is essential to religious growth and spiritual progress.
89:10.6 (985.1) De vergeving van zonde door de Godheid is het vernieuwen van de betrekkingen van getrouwheid, dat volgt op een periode waarin een mens beseft heeft dat deze betrekkingen gaandeweg, tengevolge van bewuste rebellie, waren verslapt. Men hoeft niet om vergeving te verzoeken, zij behoeft alleen te worden ontvangen als het besef dat de getrouwheidsbetrekkingen tussen het schepsel en de Schepper zijn hersteld. En alle getrouwe zonen Gods zijn gelukkig en dienstvaardig en gaan immer gestaag vooruit in de opklimming naar het Paradijs. 89:10.6 (985.1) The forgiveness of sin by Deity is the renewal of loyalty relations following a period of the human consciousness of the lapse of such relations as the consequence of conscious rebellion. The forgiveness does not have to be sought, only received as the consciousness of re-establishment of loyalty relations between the creature and the Creator. And all the loyal sons of God are happy, service-loving, and ever-progressive in the Paradise ascent.
89:10.7 (985.2) [Aangeboden door een Schitterende Avondster van Nebadon.] 89:10.7 (985.2) [Presented by a Brilliant Evening Star of Nebadon.]