Verhandeling 101 Paper 101
De werkelijke natuur van religie The Real Nature of Religion
101:0.1 (1104.1) ALS menselijke ervaring reikt religie van de primitieve slavernij van vrees van de evoluerende wilde, tot de sublieme, schitterende geloofsvrijheid van de geciviliseerde stervelingen die zich op imposante wijze bewust zijn dat zij zonen zijn van de eeuwige God. 101:0.1 (1104.1) RELIGION, as a human experience, ranges from the primitive fear slavery of the evolving savage up to the sublime and magnificent faith liberty of those civilized mortals who are superbly conscious of sonship with the eternal God.
101:0.2 (1104.2) Aan de religie ontspruiten de hogere ethiek en moraal van de voortschrijdende sociale evolutie. Religie als zodanig is echter niet alleen een morele beweging, ook al worden de uiterlijke, sociale manifestaties van religie enorm beïnvloed door de ethische en morele stuwkracht van de menselijke samenleving. Religie is altijd de inspiratie van de evoluerende natuur van de mens, maar ze is niet het geheim van die evolutie. 101:0.2 (1104.2) Religion is the ancestor of the advanced ethics and morals of progressive social evolution. But religion, as such, is not merely a moral movement, albeit the outward and social manifestations of religion are mightily influenced by the ethical and moral momentum of human society. Always is religion the inspiration of man’s evolving nature, but it is not the secret of that evolution.
101:0.3 (1104.3) Religie, de geloofsovertuiging van de persoonlijkheid, kan altijd triomferen over de logica van de wanhoop die in het niet-gelovende materiële bewustzijn wordt geboren en die aan de oppervlakte beschouwd, strijdig lijkt te zijn met religie. Er is werkelijk een ware, echte innerlijke stem, het ‘ware licht dat ieder mens verlicht die ter wereld komt.’ Deze leiding door de geest onderscheidt zich bovendien van de ethische stem van het menselijk geweten. Het gevoel van religieuze zekerheid is meer dan een emotioneel gevoel. De zekerheid van de religie overtreft de rede van het denken, zelfs de logica van de filosofie. Religie is geloof, vertrouwen, en verzekerdheid. 101:0.3 (1104.3) Religion, the conviction-faith of the personality, can always triumph over the superficially contradictory logic of despair born in the unbelieving material mind. There really is a true and genuine inner voice, that “true light which lights every man who comes into the world.” And this spirit leading is distinct from the ethical prompting of human conscience. The feeling of religious assurance is more than an emotional feeling. The assurance of religion transcends the reason of the mind, even the logic of philosophy. Religion is faith, trust, and assurance.
1. Ware religie ^top 1. True Religion ^top
101:1.1 (1104.4) Ware religie is niet een filosofisch geloofssysteem dat kan worden beredeneerd en met natuurlijke bewijzen kan worden gestaafd, en evenmin is zij een grillige, mystieke ervaring van onbeschrijflijke gevoelens van extase, die slechts genoten kunnen worden door de romantische aanhangers van het mysticisme. Religie is niet het product van de rede, maar van binnen uit beschouwd is zij geheel en al redelijk. Religie kan niet worden afgeleid van de logica van de menselijke filosofie, maar als de ervaring van een sterveling is ze geheel en al logisch. Religie is de bewuste ervaring van goddelijkheid in het bewustzijn van een moreel wezen van evolutionaire oorsprong; ze vertegenwoordigt ware ervaring met eeuwige realiteiten in de tijd, de verwezenlijking van geestelijke vervulling terwijl men nog in het vlees is. 101:1.1 (1104.4) True religion is not a system of philosophic belief which can be reasoned out and substantiated by natural proofs, neither is it a fantastic and mystic experience of indescribable feelings of ecstasy which can be enjoyed only by the romantic devotees of mysticism. Religion is not the product of reason, but viewed from within, it is altogether reasonable. Religion is not derived from the logic of human philosophy, but as a mortal experience it is altogether logical. Religion is the experiencing of divinity in the consciousness of a moral being of evolutionary origin; it represents true experience with eternal realities in time, the realization of spiritual satisfactions while yet in the flesh.
101:1.2 (1104.5) De Gedachtenrichter beschikt niet over een speciaal mechanisme door middel waarvan hij zichzelf tot uitdrukking kan brengen: er bestaat geen mystiek religieus vermogen voor het ontvangen of uitdrukken van religieuze emoties. Deze ervaringen komen beschikbaar via het door de natuur daartoe verordineerde mechanisme van het sterfelijk bewustzijn. Dit is dan ook een van de verklaringen van de moeite die de Richter ondervindt wanneer hij tracht rechtstreeks te communiceren met het materiële bewustzijn waarin hij constant verblijft. 101:1.2 (1104.5) The Thought Adjuster has no special mechanism through which to gain self-expression; there is no mystic religious faculty for the reception or expression of religious emotions. These experiences are made available through the naturally ordained mechanism of mortal mind. And therein lies one explanation of the Adjuster’s difficulty in engaging in direct communication with the material mind of its constant indwelling.
101:1.3 (1104.6) De goddelijke geest maakt contact met de sterfelijke mens niet door gevoelens of emoties, maar op het terrein van diens hoogste, meest vergeestelijkte denken. Het zijn uw gedachten, niet uw gevoelens, die u naar God leiden. De goddelijke natuur kan alleen worden gezien met het oog van het bewustzijn. Maar het bewustzijn dat God werkelijk ontwaart, de inwonende Richter hoort, is het zuivere bewustzijn. ‘Zonder heiliging zal niemand de Here zien.’ Al deze innerlijke geestelijke omgang wordt geestelijk inzicht genoemd. Dergelijke religieuze ervaringen komen voort uit de stempeling die op ’s mensen bewustzijn wordt aangebracht door de gezamenlijke verrichtingen van de Richter en de Geest van Waarheid, zoals deze functioneren temidden van, en op, de ideeën, idealen en inzichten, en de geestelijke inspanningen van de evoluerende zonen van God. 101:1.3 (1104.6) The divine spirit makes contact with mortal man, not by feelings or emotions, but in the realm of the highest and most spiritualized thinking. It is your thoughts, not your feelings, that lead you Godward. The divine nature may be perceived only with the eyes of the mind. But the mind that really discerns God, hears the indwelling Adjuster, is the pure mind. “Without holiness no man may see the Lord.” All such inner and spiritual communion is termed spiritual insight. Such religious experiences result from the impress made upon the mind of man by the combined operations of the Adjuster and the Spirit of Truth as they function amid and upon the ideas, ideals, insights, and spirit strivings of the evolving sons of God.
101:1.4 (1105.1) Religie leeft en bloeit dus niet door aanschouwing en gevoel, maar veeleer door geloof en inzicht. Religie bestaat niet in het ontdekken van nieuwe feiten of in het zoeken naar een unieke ervaring, maar eerder in het ontdekken van nieuwe, geestelijke betekenissen in feiten die de mensheid reeds heel goed bekend zijn. De hoogste religieuze ervaring is niet afhankelijk van eerdere daden die uit geloofsovertuiging, traditie of autoriteit zijn verricht, en evenmin is religie de vrucht van verheven gevoelens en zuiver mystieke emoties. Veeleer is zij een zeer diepgaande, daadwerkelijke ervaring van geestelijke omgang met de geest-invloeden die in het menselijk bewustzijn zetelen, en voorzover zulk een ervaring gedefinieerd kan worden in termen van de psychologie, is zij eenvoudig de ervaring dat men de realiteit dat men in God gelooft, ervaart als de realiteit van deze zuiver persoonlijke ervaring. 101:1.4 (1105.1) Religion lives and prospers, then, not by sight and feeling, but rather by faith and insight. It consists not in the discovery of new facts or in the finding of a unique experience, but rather in the discovery of new and spiritual meanings in facts already well known to mankind. The highest religious experience is not dependent on prior acts of belief, tradition, and authority; neither is religion the offspring of sublime feelings and purely mystical emotions. It is, rather, a profoundly deep and actual experience of spiritual communion with the spirit influences resident within the human mind, and as far as such an experience is definable in terms of psychology, it is simply the experience of experiencing the reality of believing in God as the reality of such a purely personal experience.
101:1.5 (1105.2) Hoewel religie niet het voortbrengsel is van de rationalistische bespiegelingen van een materiële kosmologie, is ze niettemin de schepping van een volkomen rationeel inzicht dat ontstaat in ’s mensen bewustzijnservaring. Religie is niet de vrucht van mystieke meditatie, noch van contemplatie in afzondering, ook al is zij steeds min of meer mysterieus en altijd ondefinieerbaar en onverklaarbaar in termen van de zuiver intellectuele rede en de filosofische logica. De kiemen van ware religie ontstaan in het domein van het morele bewustzijn van de mens, en ze treden aan de dag in de groei van ’s mensen geestelijk inzicht, dat vermogen van de menselijke persoonlijkheid dat aanwast ten gevolge van de aanwezigheid van de God-openbarende Gedachtenrichter in het bewustzijn van de naar God hongerende sterveling. 101:1.5 (1105.2) While religion is not the product of the rationalistic speculations of a material cosmology, it is, nonetheless, the creation of a wholly rational insight which originates in man’s mind-experience. Religion is born neither of mystic meditations nor of isolated contemplations, albeit it is ever more or less mysterious and always indefinable and inexplicable in terms of purely intellectual reason and philosophic logic. The germs of true religion originate in the domain of man’s moral consciousness, and they are revealed in the growth of man’s spiritual insight, that faculty of human personality which accrues as a consequence of the presence of the God-revealing Thought Adjuster in the God-hungry mortal mind.
101:1.6 (1105.3) Geloof verenigt moreel inzicht met het consciëntieus onderscheiden van waarden, en samen met het preëxistente evolutionaire plichtsgevoel is het voorgeslacht van ware religie zo compleet. De ervaring van de religie heeft tenslotte tot resultaat dat de gelovige persoonlijkheid zich vast bewust is van God en onwankelbaar verzekerd is van zijn overleving. 101:1.6 (1105.3) Faith unites moral insight with conscientious discriminations of values, and the pre-existent evolutionary sense of duty completes the ancestry of true religion. The experience of religion eventually results in the certain consciousness of God and in the undoubted assurance of the survival of the believing personality.
101:1.7 (1105.4) Zo kan men zien dat religieuze verlangens en geestelijke impulsen niet van dien aard zijn dat ze de mensen er alleen maar toe brengen om in God te willen geloven, maar zij zijn veeleer van zodanige aard en kracht, dat de mensen diep onder de indruk komen van de overtuiging dat ze wel in God moeten geloven. Het gevoel van evolutionaire verplichting en de verplichtingen die voortvloeien uit de verlichting door openbaring, maken zulk een diepe indruk op ’s mensen morele natuur, dat hij tenslotte die positie van denken en die instelling van de ziel bereikt waar hij tot de conclusie komt dat hij niet het recht heeft om niet in God te geloven. De hogere, boven-filosofische wijsheid van zulke verlichte, gedisciplineerde mensen onderricht hen uiteindelijk dat twijfel aan God of het niet vertrouwen op zijn goedheid ontrouw zou betekenen aan het werkelijkste en het diepste in het bewustzijn en de ziel van de mens — de goddelijke Richter. 101:1.7 (1105.4) Thus it may be seen that religious longings and spiritual urges are not of such a nature as would merely lead men to want to believe in God, but rather are they of such nature and power that men are profoundly impressed with the conviction that they ought to believe in God. The sense of evolutionary duty and the obligations consequent upon the illumination of revelation make such a profound impression upon man’s moral nature that he finally reaches that position of mind and that attitude of soul where he concludes that he has no right not to believe in God. The higher and superphilosophic wisdom of such enlightened and disciplined individuals ultimately instructs them that to doubt God or distrust his goodness would be to prove untrue to the realest and deepest thing within the human mind and soul—the divine Adjuster.
2. Religie als feit ^top 2. The Fact of Religion ^top
101:2.1 (1105.5) Het feit van de religie bestaat geheel en al in de religieuze ervaring van redelijke, gemiddelde mensen. Dit is dan ook de enige zin waarin religie ooit als een wetenschappelijk of zelfs psychologisch feit kan worden beschouwd. Het bewijs dat openbaring openbaring is, ligt in ditzelfde feit van de menselijke ervaring: het feit dat openbaring de ogenschijnlijk uiteenlopende natuurwetenschappen en de theologie van de religie tot synthese brengt als een consequente, logische filosofie aangaande het universum, een gecoördineerde uitleg zonder hiaten van zowel de wetenschap als de religie, waardoor zij een harmonie in het bewustzijn schept en een voldoening des geestes, die in de menselijke ervaring het antwoord is op de vragen van het sterfelijk bewustzijn dat ernaar hunkert te weten hoe de Oneindige zijn wil en plannen uitwerkt in de materie, met het individuele bewustzijn en op geest. 101:2.1 (1105.5) The fact of religion consists wholly in the religious experience of rational and average human beings. And this is the only sense in which religion can ever be regarded as scientific or even psychological. The proof that revelation is revelation is this same fact of human experience: the fact that revelation does synthesize the apparently divergent sciences of nature and the theology of religion into a consistent and logical universe philosophy, a co-ordinated and unbroken explanation of both science and religion, thus creating a harmony of mind and satisfaction of spirit which answers in human experience those questionings of the mortal mind which craves to know how the Infinite works out his will and plans in matter, with minds, and on spirit.
101:2.2 (1106.1) De rede is de methode der wetenschap; het geloof is de methode der religie; de logica is de techniek die de filosofie tracht toe te passen. Openbaring vormt een compensatie voor het ontbreken van het morontia-gezichtspunt, aangezien openbaring een techniek verschaft waardoor eenheid kan worden bereikt in het verstaan van de realiteit en betrekkingen van materie en geest door de bemiddeling van bewustzijn. En ware openbaring maakt de wetenschap nooit onnatuurlijk, de religie nooit onredelijk, noch de filosofie onlogisch. 101:2.2 (1106.1) Reason is the method of science; faith is the method of religion; logic is the attempted technique of philosophy. Revelation compensates for the absence of the morontia viewpoint by providing a technique for achieving unity in the comprehension of the reality and relationships of matter and spirit by the mediation of mind. And true revelation never renders science unnatural, religion unreasonable, or philosophy illogical.
101:2.3 (1106.2) De rede kan, door bestudering van de wetenschap, via de natuur terugvoeren tot een Eerste Oorzaak, maar er is religieus geloof nodig om de Eerste Oorzaak van de wetenschap te transformeren tot een God des heils; verder is er openbaring nodig ter bekrachtiging van zulk een geloof, zulk geestelijk inzicht. 101:2.3 (1106.2) Reason, through the study of science, may lead back through nature to a First Cause, but it requires religious faith to transform the First Cause of science into a God of salvation; and revelation is further required for the validation of such a faith, such spiritual insight.
101:2.4 (1106.3) Er zijn twee fundamentele redenen om te geloven in een God die de menselijke overleving bevordert: 101:2.4 (1106.3) There are two basic reasons for believing in a God who fosters human survival:
101:2.5 (1106.4) 1. de menselijke ervaring, de persoonlijke verzekerdheid, de hoop en het vertrouwen die op een of andere wijze worden geregistreerd en waartoe de inwonende Gedachtenrichter de aanzet heeft gegeven; 101:2.5 (1106.4) 1. Human experience, personal assurance, the somehow registered hope and trust initiated by the indwelling Thought Adjuster.
101:2.6 (1106.5) 2. de openbaring van waarheid, hetzij rechtstreeks door de bijstand van de Geest van Waarheid, door de zelfschenkingen van goddelijke Zonen aan de werelden, of door de openbaringen van het geschreven woord. 101:2.6 (1106.5) 2. The revelation of truth, whether by direct personal ministry of the Spirit of Truth, by the world bestowal of divine Sons, or through the revelations of the written word.
101:2.7 (1106.6) De wetenschap beëindigt haar rede-speurtocht in de hypothese van een Eerste Oorzaak. De religie beëindigt de vlucht van het geloof pas wanneer zij zeker is van een God des heils. De oordeelkundige bestudering der wetenschap leidt uit logische overwegingen tot de idee van de realiteit en het bestaan van een Absolute. De religie gelooft onvoorwaardelijk in het bestaan en de realiteit van een God die de overleving der persoonlijkheid bevordert. Datgene waarin de metaphysica volkomen faalt en waarin zelfs de filosofie ten dele tekortschiet, doet openbaring wel: zij bevestigt namelijk dat deze Eerste Oorzaak van de wetenschap, en de God des heils van de religie, een en dezelfde Godheid zijn. 101:2.7 (1106.6) Science ends its reason-search in the hypothesis of a First Cause. Religion does not stop in its flight of faith until it is sure of a God of salvation. The discriminating study of science logically suggests the reality and existence of an Absolute. Religion believes unreservedly in the existence and reality of a God who fosters personality survival. What metaphysics fails utterly in doing, and what even philosophy fails partially in doing, revelation does; that is, affirms that this First Cause of science and religion’s God of salvation are one and the same Deity.
101:2.8 (1106.7) De rede is de toets van de wetenschap, geloof de toets van de religie, logica de toets van de filosofie, maar openbaring wordt alleen bekrachtigd door de menselijke ervaring. De wetenschap brengt kennis voort; religie brengt geluk voort; filosofie brengt eenheid voort; openbaring bevestigt de experiëntiële harmonie van deze drieënige benadering der universele werkelijkheid. 101:2.8 (1106.7) Reason is the proof of science, faith the proof of religion, logic the proof of philosophy, but revelation is validated only by human experience. Science yields knowledge; religion yields happiness; philosophy yields unity; revelation confirms the experiential harmony of this triune approach to universal reality.
101:2.9 (1106.8) De beschouwing van de natuur kan alleen een God der natuur openbaren, een God van beweging. De natuur vertoont slechts materie, beweging en animatie — leven. Materie plus energie wordt, onder bepaalde voorwaarden, gemanifesteerd in levende lichamen, maar ofschoon het natuurlijke leven aldus een betrekkelijk bestendig verschijnsel is, is het van geheel voorbijgaande aard waar het individualiteiten betreft. Aan de natuur kan men geen grond ontlenen voor een logisch geloof in de overleving van de menselijke persoonlijkheid. De religieuze mens die God vindt in de natuur, heeft deze persoonlijke God reeds in zijn eigen ziel gevonden, en daar in de eerste plaats. 101:2.9 (1106.8) The contemplation of nature can only reveal a God of nature, a God of motion. Nature exhibits only matter, motion, and animation—life. Matter plus energy, under certain conditions, is manifested in living forms, but while natural life is thus relatively continuous as a phenomenon, it is wholly transient as to individualities. Nature does not afford ground for logical belief in human-personality survival. The religious man who finds God in nature has already and first found this same personal God in his own soul.
101:2.10 (1106.9) Het geloof openbaart God in de ziel. Openbaring, die op een evolutionaire wereld het morontia-inzicht vervangt, stelt de mens in staat in de natuur dezelfde God te zien die het geloof hem in zijn eigen ziel toont. Zo overbrugt openbaring met goed gevolg de kloof tussen het materiële en het geestelijke, zelfs tussen het schepsel en de Schepper, tussen mens en God. 101:2.10 (1106.9) Faith reveals God in the soul. Revelation, the substitute for morontia insight on an evolutionary world, enables man to see the same God in nature that faith exhibits in his soul. Thus does revelation successfully bridge the gulf between the material and the spiritual, even between the creature and the Creator, between man and God.
101:2.11 (1107.1) De beschouwing van de natuur wijst op logische gronden wel in de richting van intelligente leiding, zelfs van levende supervisie, maar onthult niet een persoonlijke God op een wijze die ook maar enigszins bevredigend is. Anderzijds onthult de natuur niets dat u zou beletten om het universum te beschouwen als het handwerk van de God der religie. God kan niet worden gevonden door de natuur alleen, maar wanneer de mens hem reeds langs andere wegen gevonden heeft, wordt de bestudering van de natuur een activiteit die geheel in overeenstemming is met een hogere, meer geestelijke interpretatie van het universum. 101:2.11 (1107.1) The contemplation of nature does logically point in the direction of intelligent guidance, even living supervision, but it does not in any satisfactory manner reveal a personal God. On the other hand, nature discloses nothing which would preclude the universe from being looked upon as the handiwork of the God of religion. God cannot be found through nature alone, but man having otherwise found him, the study of nature becomes wholly consistent with a higher and more spiritual interpretation of the universe.
101:2.12 (1107.2) Openbaring als een epochaal verschijnsel is periodiek; als persoonlijke ervaring van de mens gaat ze steeds door. Goddelijkheid werkt in de persoonlijkheid van de sterfelijke mens als de Richter, het geschenk van de Vader, als de Geest van Waarheid van de Zoon, en als de Heilige Geest van de Universum-Geest, terwijl deze drie bovensterfelijke giften in de menselijke experiëntiële evolutie worden verenigd als het dienstbetoon van de Allerhoogste. 101:2.12 (1107.2) Revelation as an epochal phenomenon is periodic; as a personal human experience it is continuous. Divinity functions in mortal personality as the Adjuster gift of the Father, as the Spirit of Truth of the Son, and as the Holy Spirit of the Universe Spirit, while these three supermortal endowments are unified in human experiential evolution as the ministry of the Supreme.
101:2.13 (1107.3) Ware religie is een inzicht in de realiteit, het geloofskind van het morele bewustzijn, en niet alleen een verstandelijke instemming met een verzameling dogmatische leerstellingen. Ware religie bestaat in de ervaring dat ‘de Geest zelf met onze geest getuigt dat wij kinderen Gods zijn.’ Religie bestaat niet in theologische stellingen, maar in geestelijk inzicht en de verhevenheid van het vertrouwen van de ziel. 101:2.13 (1107.3) True religion is an insight into reality, the faith-child of the moral consciousness, and not a mere intellectual assent to any body of dogmatic doctrines. True religion consists in the experience that “the Spirit itself bears witness with our spirit that we are the children of God.” Religion consists not in theologic propositions but in spiritual insight and the sublimity of the soul’s trust.
101:2.14 (1107.4) Uw diepste natuur — de goddelijke Richter — schept in u een honger en dorst naar gerechtigheid, een zeker reikhalzen naar goddelijke volmaaktheid. Religie is de geloofsdaad van de erkenning van deze innerlijke drang om het goddelijke te bereiken; en zo wordt dat zielsvertrouwen en die verzekerdheid teweeggebracht die ge u bewust wordt als de weg des heils, de techniek voor de overleving van de persoonlijkheid en van al die waarden die ge als waar en goed zijt gaan beschouwen. 101:2.14 (1107.4) Your deepest nature—the divine Adjuster—creates within you a hunger and thirst for righteousness, a certain craving for divine perfection. Religion is the faith act of the recognition of this inner urge to divine attainment; and thus is brought about that soul trust and assurance of which you become conscious as the way of salvation, the technique of the survival of personality and all those values which you have come to look upon as being true and good.
101:2.15 (1107.5) Religieus besef is nimmer afhankelijk geweest van grote geleerdheid of knappe logica, en zal dit ook nooit zijn. Religie is geestelijk inzicht, en dit is ook precies de reden waarom sommigen der grootste religieuze leraren ter wereld, zelfs de profeten, vaak zo weinig aardse wijsheid hebben bezeten. Religieus geloof is evenzeer beschikbaar voor geleerden als voor ongeletterden. 101:2.15 (1107.5) The realization of religion never has been, and never will be, dependent on great learning or clever logic. It is spiritual insight, and that is just the reason why some of the world’s greatest religious teachers, even the prophets, have sometimes possessed so little of the wisdom of the world. Religious faith is available alike to the learned and the unlearned.
101:2.16 (1107.6) De religie moet altijd haar eigen beoordelaar en rechter zijn; ze kan nooit van buitenaf worden geobserveerd en nog minder worden begrepen. Uw enige verzekerdheid van een persoonlijke God bestaat in uw eigen inzicht inzake uw geloof in en ervaring met geestelijke zaken. Al uw medemensen die een overeenkomstige ervaring hebben gehad, hebben geen bewijs nodig voor de persoonlijkheid of werkelijkheid van God, terwijl alle andere mensen, die niet een zodanige zekerheid bezitten ten aanzien van God, door geen enkel argument ooit waarlijk kunnen worden overtuigd. 101:2.16 (1107.6) Religion must ever be its own critic and judge; it can never be observed, much less understood, from the outside. Your only assurance of a personal God consists in your own insight as to your belief in, and experience with, things spiritual. To all of your fellows who have had a similar experience, no argument about the personality or reality of God is necessary, while to all other men who are not thus sure of God no possible argument could ever be truly convincing.
101:2.17 (1107.7) De psychologie kan inderdaad wel pogen de verschijnselen van de religieuze reacties op de sociale omgeving te bestuderen, maar er is geen hoop dat zij kan doordringen tot de werkelijke, innerlijke motieven en werkingen van de religie. Alleen de theologie, het domein van geloof en de techniek van openbaring, kan een enigszins intelligent verslag doen van de natuur en inhoud van religieuze ervaring. 101:2.17 (1107.7) Psychology may indeed attempt to study the phenomena of religious reactions to the social environment, but never can it hope to penetrate to the real and inner motives and workings of religion. Only theology, the province of faith and the technique of revelation, can afford any sort of intelligent account of the nature and content of religious experience.
3. De kenmerken van religie ^top 3. The Characteristics of Religion ^top
101:3.1 (1107.8) Religie is zo vitaal, dat ze blijft bestaan bij ontstentenis van scholing. Ze blijft in leven in weerwil van het feit dat zij bezoedeld is met onjuiste kosmologieën en onjuiste filosofische systemen; zij overleeft zelfs de verwarring van de metafysica. In en door alle historische lotswisselingen die de religie in de loop der geschiedenis heeft ondervonden heen, blijft immer datgene voortbestaan wat onmisbaar is voor de menselijke vooruitgang en overleving: het ethische geweten en het morele bewustzijn. 101:3.1 (1107.8) Religion is so vital that it persists in the absence of learning. It lives in spite of its contamination with erroneous cosmologies and false philosophies; it survives even the confusion of metaphysics. In and through all the historic vicissitudes of religion there ever persists that which is indispensable to human progress and survival: the ethical conscience and the moral consciousness.
101:3.2 (1108.1) Geloofsinzicht, of geestelijke intuïtie, wordt u geschonken door het kosmische bewustzijn, in samenwerking met de Gedachtenrichter die het geschenk is van de Vader aan de mens. De geestelijke rede, zielsintelligentie, wordt u geschonken door de Heilige Geest, het geschenk van de Scheppende Geest aan de mens. Geestelijke filosofie, de kennis van geest-werkelijkheden, wordt u geschonken door de Geest van Waarheid, het gezamenlijke geschenk van de zelfschenking-Zonen aan de kinderen der mensen. En de coördinatie en onderlinge verbinding van deze geest-schenkingen vormen de mens tot een geest-persoonlijkheid qua potentiële bestemming. 101:3.2 (1108.1) Faith-insight, or spiritual intuition, is the endowment of the cosmic mind in association with the Thought Adjuster, which is the Father’s gift to man. Spiritual reason, soul intelligence, is the endowment of the Holy Spirit, the Creative Spirit’s gift to man. Spiritual philosophy, the wisdom of spirit realities, is the endowment of the Spirit of Truth, the combined gift of the bestowal Sons to the children of men. And the co-ordination and interassociation of these spirit endowments constitute man a spirit personality in potential destiny.
101:3.3 (1108.2) Deze zelfde geest-persoonlijkheid nu, in primitieve en embryonale vorm, overleeft, als het bezit van de Richter, de natuurlijke dood in het vlees. Deze samengestelde entiteit, die zijn oorsprong heeft in geest in associatie met de menselijke ervaring, wordt door middel van de levende weg die de goddelijke Zonen hebben verschaft, in staat gesteld om (in de hoede van de Richter) het uiteenvallen te overleven van het materiële zelf van bewustzijn en materie, wanneer dit voorbijgaand deelgenootschap van het materiële en het geestelijke wordt ontbonden bij het ophouden van de vitale beweging. 101:3.3 (1108.2) It is this same spirit personality, in primitive and embryonic form, the Adjuster possession of which survives the natural death in the flesh. This composite entity of spirit origin in association with human experience is enabled, by means of the living way provided by the divine Sons, to survive (in Adjuster custody) the dissolution of the material self of mind and matter when such a transient partnership of the material and the spiritual is divorced by the cessation of vital motion.
101:3.4 (1108.3) Door religieus geloof openbaart zich de ziel van de mens en bewijst zij de potentiële goddelijkheid van haar wordende natuur door de karakteristieke wijze waarop zij de sterfelijke persoonlijkheid doet reageren op bepaalde moeilijke intellectuele posities en op bepaalde sociale omstandigheden die hem danig op de proef stellen. Echt geestelijk geloof (een waarlijk moreel bewustzijn) openbaart zich doordat het: 101:3.4 (1108.3) Through religious faith the soul of man reveals itself and demonstrates the potential divinity of its emerging nature by the characteristic manner in which it induces the mortal personality to react to certain trying intellectual and testing social situations. Genuine spiritual faith (true moral consciousness) is revealed in that it:
101:3.5 (1108.4) 1. zorgt dat de ethiek en de moraal vooruitgang boeken ondanks inherente, tegenwerkende dierlijke neigingen; 101:3.5 (1108.4) 1. Causes ethics and morals to progress despite inherent and adverse animalistic tendencies.
101:3.6 (1108.5) 2. een verheven vertrouwen in de goedheid van God voortbrengt, zelfs ten overstaan van bittere teleurstelling en verpletterende nederlagen; 101:3.6 (1108.5) 2. Produces a sublime trust in the goodness of God even in the face of bitter disappointment and crushing defeat.
101:3.7 (1108.6) 3. grote innerlijke moed en sterk vertrouwen teweegbrengt ondanks natuurlijke tegenspoed en fysieke rampen; 101:3.7 (1108.6) 3. Generates profound courage and confidence despite natural adversity and physical calamity.
101:3.8 (1108.7) 4. onbegrijpelijke evenwichtigheid en sterkende kalmte tentoonspreidt, niettegenstaande verbijsterende ziekten en zelfs intens lichamelijk lijden; 101:3.8 (1108.7) 4. Exhibits inexplicable poise and sustaining tranquillity notwithstanding baffling diseases and even acute physical suffering.
101:3.9 (1108.8) 5. mysterieuze evenwichtigheid en gelijkmoedigheid van de persoon in stand houdt, ondanks mishandeling en schreeuwend onrecht; 101:3.9 (1108.8) 5. Maintains a mysterious poise and composure of personality in the face of maltreatment and the rankest injustice.
101:3.10 (1108.9) 6. een goddelijk vertrouwen bewaart in de uiteindelijke overwinning, in weerwil van de wreedheden van een ogenschijnlijk blind noodlot en de klaarblijkelijk totale onverschilligheid van natuurkrachten voor het welzijn van de mens; 101:3.10 (1108.9) 6. Maintains a divine trust in ultimate victory in spite of the cruelties of seemingly blind fate and the apparent utter indifference of natural forces to human welfare.
101:3.11 (1108.10) 7. volhardt in een onwankelbaar geloof in God, ondanks alle tegengestelde bewijsvoeringen van de logica, en met succes alle andere intellectuele spitsvondigheden weerstaat; 101:3.11 (1108.10) 7. Persists in the unswerving belief in God despite all contrary demonstrations of logic and successfully withstands all other intellectual sophistries.
101:3.12 (1108.11) 8. een onversaagd geloof in de overleving van de ziel aan de dag blijft leggen, ongeacht de misleidende onderrichtingen van een valse wetenschap en ongeacht de zo overtuigend lijkende waanideeën van een ondeugdelijke filosofie; 101:3.12 (1108.11) 8. Continues to exhibit undaunted faith in the soul’s survival regardless of the deceptive teachings of false science and the persuasive delusions of unsound philosophy.
101:3.13 (1108.12) 9. blijft leven en zegeviert, ongeacht de zwaardrukkende overbelasting van de gecompliceerde en eenzijdige beschavingen van de moderne tijd; 101:3.13 (1108.12) 9. Lives and triumphs irrespective of the crushing overload of the complex and partial civilizations of modern times.
101:3.14 (1108.13) 10. bijdraagt tot het voortbestaan van het altruïsme in weerwil van menselijke zelfzucht, sociale onenigheden, industriële hebzucht en politieke onevenwichtigheden; 101:3.14 (1108.13) 10. Contributes to the continued survival of altruism in spite of human selfishness, social antagonisms, industrial greeds, and political maladjustments.
101:3.15 (1108.14) 11. standvastig vasthoudt aan een verheven geloof in de eenheid van het universum en in goddelijke leiding, ongeacht de verbijsterende aanwezigheid van het kwaad en de zonde; 101:3.15 (1108.14) 11. Steadfastly adheres to a sublime belief in universe unity and divine guidance regardless of the perplexing presence of evil and sin.
101:3.16 (1108.15) 12. steeds doorgaat God te vereren in weerwil van alles en iedereen. Durft te zeggen: ‘Zelfs al doodt hij mij, toch zal ik hem dienen.’ 101:3.16 (1108.15) 12. Goes right on worshiping God in spite of anything and everything. Dares to declare, “Even though he slay me, yet will I serve him.”
101:3.17 (1108.16) Wij weten dus aan de hand van drie verschijnselen dat een goddelijke geest of geesten in de mens wonen: ten eerste door persoonlijke ervaring — religieus geloof; ten tweede, door openbaring — persoonlijke openbaring en openbaring aan het menselijk geslacht; en ten derde doordat hij zulke verbazingwekkende, buitengewone en onnatuurlijke reacties aan de dag legt op zijn materiële omgeving als wij hebben toegelicht in de voorgaande opsomming van twaalf geest-gelijke prestaties ten overstaan van de feitelijke, benarde omstandigheden in het echte menselijke bestaan. En er zijn er nog meer. 101:3.17 (1108.16) We know, then, by three phenomena, that man has a divine spirit or spirits dwelling within him: first, by personal experience—religious faith; second, by revelation—personal and racial; and third, by the amazing exhibition of such extraordinary and unnatural reactions to his material environment as are illustrated by the foregoing recital of twelve spiritlike performances in the presence of the actual and trying situations of real human existence. And there are still others.
101:3.18 (1109.1) Juist deze vitale, krachtige geloofsprestatie in het domein der religie geeft de sterfelijke mens het recht te bevestigen dat hij in het persoonlijk bezit is van religieuze ervaring, de schenking die de bekroning is van de menselijke natuur, en dat deze religeuze ervaring een geestelijke realiteit is. 101:3.18 (1109.1) And it is just such a vital and vigorous performance of faith in the domain of religion that entitles mortal man to affirm the personal possession and spiritual reality of that crowning endowment of human nature, religious experience.
4. De beperkingen van openbaring ^top 4. The Limitations of Revelation ^top
101:4.1 (1109.2) Omdat uw wereld in het algemeen onbekend is met oorsprongen, zelfs met fysische oorsprongen, is het verstandig gebleken u van tijd tot tijd onderricht te geven in kosmologie. En altijd heeft dit moeilijkheden opgeleverd voor de toekomst. De wetten inzake openbaring vormen een grote belemmering voor ons, omdat zij ons verbieden niet-verdiende of voortijdige kennis door te geven. Iedere kosmologie die wordt aangeboden als onderdeel van een geopenbaarde religie, is voorbestemd om in zeer korte tijd te worden achterhaald. Degenen die later zulk een openbaring gaan bestuderen, komen dan ook in de verleiding om ieder element van echte religeuze waarheid dat deze openbaring bevat af te wijzen, omdat zij aan de oppervlakte van de begeleidende kosmologieën die daarin worden aangeboden, fouten ontdekken. 101:4.1 (1109.2) Because your world is generally ignorant of origins, even of physical origins, it has appeared to be wise from time to time to provide instruction in cosmology. And always has this made trouble for the future. The laws of revelation hamper us greatly by their proscription of the impartation of unearned or premature knowledge. Any cosmology presented as a part of revealed religion is destined to be outgrown in a very short time. Accordingly, future students of such a revelation are tempted to discard any element of genuine religious truth it may contain because they discover errors on the face of the associated cosmologies therein presented.
101:4.2 (1109.3) De mensheid dient te begrijpen dat wij, die betrokken zijn bij het openbaren van waarheid, zeer strikt zijn beperkt door de voorschriften van onze meerderen. Het staat ons niet vrij om vooruit te lopen op de wetenschappelijke ontdekkingen van de komende duizend jaar. Degenen die medewerken aan een openbaring moeten handelen in overeenstemming met de instructies die deel uitmaken van de openbaringsopdracht. Wij zien geen mogelijkheid om deze moeilijkheid te ondervangen, noch nu, noch in de toekomst. Wij weten heel goed dat ofschoon de historische feiten en de religieuze waarheden in deze reeks openbaringsgeschriften deel zullen uitmaken van de annalen van de komende eeuwen, onze uiteenzettingen over de natuurwetenschappen binnen slechts luttele jaren aan revisie toe zullen zijn tengevolge van verdere wetenschappelijke ontwikkelingen en nieuwe ontdekkingen. Deze nieuwe ontwikkelingen voorzien wij nu reeds, maar ons is verboden om deze door de mens nog niet ontdekte feiten in de openbaringsgeschriften op te nemen. Wij verklaren met nadruk dat openbaringen niet noodzakelijkerwijs geïnspireerd zijn. De kosmologie van deze openbaringen is niet geïnspireerd. Zij is be- perkt doordat ons slechts toestemming is verleend om de huidige kennis te coördineren en te sor- teren. Ofschoon goddelijk of geestelijk inzicht een geschenk is, moet de menselijke wijsheid evolueren. 101:4.2 (1109.3) Mankind should understand that we who participate in the revelation of truth are very rigorously limited by the instructions of our superiors. We are not at liberty to anticipate the scientific discoveries of a thousand years. Revelators must act in accordance with the instructions which form a part of the revelation mandate. We see no way of overcoming this difficulty, either now or at any future time. We full well know that, while the historic facts and religious truths of this series of revelatory presentations will stand on the records of the ages to come, within a few short years many of our statements regarding the physical sciences will stand in need of revision in consequence of additional scientific developments and new discoveries. These new developments we even now foresee, but we are forbidden to include such humanly undiscovered facts in the revelatory records. Let it be made clear that revelations are not necessarily inspired. The cosmology of these revelations is not inspired. It is limited by our permission for the co-ordination and sorting of present-day knowledge. While divine or spiritual insight is a gift, human wisdom must evolve.
101:4.3 (1109.4) Waarheid is altijd een openbaring: zelfopenbaring wanneer zij aan de dag treedt tengevolge van het werk van de inwonende Richter; epochale openbaring indien zij wordt aangeboden door het werk van een andere hemelse instantie, groep, of persoonlijkheid. 101:4.3 (1109.4) Truth is always a revelation: autorevelation when it emerges as a result of the work of the indwelling Adjuster; epochal revelation when it is presented by the function of some other celestial agency, group, or personality.
101:4.4 (1109.5) Tenslotte moet religie beoordeeld worden naar haar vruchten, naar de wijze waarop en de mate waarin zij haar eigen inherente, goddelijke voortreffelijkheid vertoont. 101:4.4 (1109.5) In the last analysis, religion is to be judged by its fruits, according to the manner and the extent to which it exhibits its own inherent and divine excellence.
101:4.5 (1109.6) Waarheid is soms slechts relatief geïnspireerd, ook al is openbaring zonder uitzondering een geestelijk verschijnsel. Ofschoon uiteenzettingen met betrekking tot de kosmologie nooit zijn geïnspireerd, zijn zulke openbaringen toch van onmetelijke waarde in de zin dat zij althans tijdelijk de kennis verhelderen doordat zij: 101:4.5 (1109.6) Truth may be but relatively inspired, even though revelation is invariably a spiritual phenomenon. While statements with reference to cosmology are never inspired, such revelations are of immense value in that they at least transiently clarify knowledge by:
101:4.6 (1109.7) 1. de verwarring verminderen door de gezaghebbende uitbanning van misvattingen; 101:4.6 (1109.7) 1. The reduction of confusion by the authoritative elimination of error.
101:4.7 (1109.8) 2. feiten en waarnemingen die bekend zijn, of spoedig bekend zullen worden, coördineren; 101:4.7 (1109.8) 2. The co-ordination of known or about-to-be-known facts and observations.
101:4.8 (1110.1) 3. belangrijke stukken verloren kennis inzake epochale verrichtingen in het verre verleden restaureren; 101:4.8 (1110.1) 3. The restoration of important bits of lost knowledge concerning epochal transactions in the distant past.
101:4.9 (1110.2) 4. informatie verschaffen die vitale hiaten in overigens verworven kennis aanvult; 101:4.9 (1110.2) 4. The supplying of information which will fill in vital missing gaps in otherwise earned knowledge.
101:4.10 (1110.3) 5. kosmische gegevens op zulk een wijze aanbieden, dat zij het geestelijk onderricht dat in de begeleidende openbaring is vervat, verhelderen. 101:4.10 (1110.3) 5. Presenting cosmic data in such a manner as to illuminate the spiritual teachings contained in the accompanying revelation.
5. Religie uitgebreid door openbaring ^top 5. Religion Expanded by Revelation ^top
101:5.1 (1110.4) Openbaring is een techniek waarmee een tijdsbesparing van vele eeuwen wordt bereikt bij het werk dat noodzakelijk verricht moet worden teneinde de dwalingen van de evolutie te sorteren en te scheiden van de waarheden die geestelijk zijn verworven. 101:5.1 (1110.4) Revelation is a technique whereby ages upon ages of time are saved in the necessary work of sorting and sifting the errors of evolution from the truths of spirit acquirement.
101:5.2 (1110.5) De wetenschap houdt zich bezig met feiten; religie heeft alleen te maken met waarden. Door verlichte filosofie tracht het denken de betekenis van de feiten te verenigen met die van de waarden, en komt daardoor tot een begrip van de volledige werkelijkheid. Vergeet niet dat de wetenschap het domein is van kennis, filosofie het gebied van wijsheid en religie de sfeer van de geloofservaring. Maar religie vertoont niettemin twee fasen van manifestatie: 101:5.2 (1110.5) Science deals with facts; religion is concerned only with values. Through enlightened philosophy the mind endeavors to unite the meanings of both facts and values, thereby arriving at a concept of complete reality. Remember that science is the domain of knowledge, philosophy the realm of wisdom, and religion the sphere of the faith experience. But religion, nonetheless, presents two phases of manifestation:
101:5.3 (1110.6) 1. Evolutionaire religie. De ervaring van primitieve godsverering, de religie die het product is van het bewustzijn. 101:5.3 (1110.6) 1. Evolutionary religion. The experience of primitive worship, the religion which is a mind derivative.
101:5.4 (1110.7) 2. Geopenbaarde religie. De instelling ten opzichte van het universum die het product is van geest; de verzekerdheid van, en het geloof in, het behoud van eeuwige werkelijkheden, de overleving van persoonlijkheid, en het uiteindelijk bereiken van de kosmische Godheid wiens bedoeling dit alles mogelijk heeft gemaakt. Het is een onderdeel van het plan van het universum dat vroeg of laat de evolutionaire religie de geestelijke uitbreiding van openbaring zal ontvangen. 101:5.4 (1110.7) 2. Revealed religion. The universe attitude which is a spirit derivative; the assurance of, and belief in, the conservation of eternal realities, the survival of personality, and the eventual attainment of the cosmic Deity, whose purpose has made all this possible. It is a part of the plan of the universe that, sooner or later, evolutionary religion is destined to receive the spiritual expansion of revelation.
101:5.5 (1110.8) Zowel de wetenschap als de religie beginnen met het aannemen van bepaalde, algemeen aanvaarde grondslagen voor logische deducties. Zo moet ook de filosofie haar loop beginnen met het aannemen van de werkelijkheid van drie dingen: 101:5.5 (1110.8) Both science and religion start out with the assumption of certain generally accepted bases for logical deductions. So, also, must philosophy start its career upon the assumption of the reality of three things:
101:5.6 (1110.9) 1. het materiële lichaam; 101:5.6 (1110.9) 1. The material body.
101:5.7 (1110.10) 2. de bovenmateriële fase van het menselijk wezen, de ziel, of zelfs de inwonende geest; 101:5.7 (1110.10) 2. The supermaterial phase of the human being, the soul or even the indwelling spirit.
101:5.8 (1110.11) 3. het menselijke bewustzijn, het mechanisme voor de onderlinge communicatie en onderlinge verbinding tussen geest en materie, tussen het materiële en het geestelijke. 101:5.8 (1110.11) 3. The human mind, the mechanism for intercommunication and interassociation between spirit and matter, between the material and the spiritual.
101:5.9 (1110.12) Wetenschapsmensen verzamelen feiten, filosofen coördineren ideeën, terwijl profeten idealen verheerlijken. Gevoel en emotie zijn vaste bijverschijnselen van religie, maar niet religie zelf. Religie kan wel het gevoel van ervaring zijn, maar het is nauwelijks de ervaring van gevoel. Noch de logica (rationalisatie) noch emotie (gevoel), is een wezenlijk bestanddeel van de religieuze ervaring, ofschoon beide op verschillende manieren verbonden kunnen zijn met het uitoefenen van geloof in de bevordering van het geestelijk inzicht in de werkelijkheid, dit alles naargelang de status en de temperamentsaanleg van het individuele bewustzijn. 101:5.9 (1110.12) Scientists assemble facts, philosophers co-ordinate ideas, while prophets exalt ideals. Feeling and emotion are invariable concomitants of religion, but they are not religion. Religion may be the feeling of experience, but it is hardly the experience of feeling. Neither logic (rationalization) nor emotion (feeling) is essentially a part of religious experience, although both may variously be associated with the exercise of faith in the furtherance of spiritual insight into reality, all according to the status and temperamental tendency of the individual mind.
101:5.10 (1110.13) De evolutionaire religie is de completering van de gift van de assistent-bewustzijnsgeest van het plaatselijk universum die is belast met de schepping en bevordering van de neiging tot godsverering in de evoluerende mens. Deze primitieve godsdiensten hebben rechtstreeks te maken met ethiek en moraal, het plichts gevoel van de mens. Deze religies zijn gegrond op de zekerheid van het geweten en hebben de bestendiging van betrekkelijk ethische beschavingen tot gevolg. 101:5.10 (1110.13) Evolutionary religion is the outworking of the endowment of the local universe mind adjutant charged with the creation and fostering of the worship trait in evolving man. Such primitive religions are directly concerned with ethics and morals, the sense of human duty. Such religions are predicated on the assurance of conscience and result in the stabilization of relatively ethical civilizations.
101:5.11 (1111.1) Persoonlijk geopenbaarde religies worden bevorderd door geschonken geesten die de drie personen van de Paradijs-Triniteit vertegenwoordigen en zich speciaal bezighouden met de uitbreiding van waarheid. De evolutionaire religie brengt de individuele mens de idee bij van persoonlijke plicht; de geopenbaarde religie legt steeds sterkere nadruk op het liefhebben, de gulden regel. 101:5.11 (1111.1) Personally revealed religions are sponsored by the bestowal spirits representing the three persons of the Paradise Trinity and are especially concerned with the expansion of truth. Evolutionary religion drives home to the individual the idea of personal duty; revealed religion lays increasing emphasis on loving, the golden rule.
101:5.12 (1111.2) De geëvolueerde religie berust geheel op geloof. Openbaring heeft de aanvullende zekerheid van de ruimere presentatie van de waarheden van goddelijkheid en realiteit en het nog waardevoller getuigenis van de daadwerkelijke ervaring die accumuleert als gevolg van de praktische werk-eenheid van het geloof van de evolutie en de waarheid van openbaring. Zulk een werk-eenheid van menselijk geloof en goddelijke waarheid vormt het bezit van een karakter dat al een eind op weg is om daadwerkelijk een morontiale persoonlijkheid te verwerven. 101:5.12 (1111.2) Evolved religion rests wholly on faith. Revelation has the additional assurance of its expanded presentation of the truths of divinity and reality and the still more valuable testimony of the actual experience which accumulates in consequence of the practical working union of the faith of evolution and the truth of revelation. Such a working union of human faith and divine truth constitutes the possession of a character well on the road to the actual acquirement of a morontial personality.
101:5.13 (1111.3) Evolutionaire religie verschaft alleen de zekerheid des geloofs en de bevestiging door het geweten; openbaringsreligie geeft de zekerheid des geloofs plus de waarheid van een levende ervaring met de werkelijkheden der openbaring. De derde stap in de religie, of de derde fase van de ervaring van de religie, heeft te maken met de morontia-staat, het vaster begrip van mota. In de morontia-voortgang worden de waarheden van de geopenbaarde religie steeds verder uitgebreid; de waarheid van allerhoogste waarden, goddelijke goedheden, universele betrekkingen, eeuwige werkelijkheden en ultieme bestemmingen zult ge steeds beter leren kennen. 101:5.13 (1111.3) Evolutionary religion provides only the assurance of faith and the confirmation of conscience; revelatory religion provides the assurance of faith plus the truth of a living experience in the realities of revelation. The third step in religion, or the third phase of the experience of religion, has to do with the morontia state, the firmer grasp of mota. Increasingly in the morontia progression the truths of revealed religion are expanded; more and more you will know the truth of supreme values, divine goodnesses, universal relationships, eternal realities, and ultimate destinies.
101:5.14 (1111.4) In de morontia-voortgang wordt de zekerheid van geloof steeds meer vervangen door de zekerheid van waarheid. Pas dan, wanneer ge ten slotte in de werkelijke geest-wereld wordt opgenomen, zullen de zekerheden van het zuivere geest-inzicht van kracht zijn in de plaats van geloof en waarheid, of veeleer, in combinatie met, en gesuperponeerd op, deze eerdere technieken om de persoonlijkheid zekerheid te schenken. 101:5.14 (1111.4) Increasingly throughout the morontia progression the assurance of truth replaces the assurance of faith. When you are finally mustered into the actual spirit world, then will the assurances of pure spirit insight operate in the place of faith and truth or, rather, in conjunction with, and superimposed upon, these former techniques of personality assurance.
6. Voortgaande religieuze ervaring ^top 6. Progressive Religious Experience ^top
101:6.1 (1111.5) De morontia-fase der geopenbaarde religie heeft te maken met de ervaring van de overleving, en de grote drijfveer in deze fase is het bereiken van geest-volmaaktheid. Ook ervaart ge daar de hogere impuls tot godsverering, alsmede een dringende oproep tot hogere ethische dienstbaarheid. Morontia-inzicht brengt met zich mee dat men zich steeds sterker bewust wordt van de Zevenvoudige, de Allerhoogste en zelfs de Ultieme. 101:6.1 (1111.5) The morontia phase of revealed religion has to do with the experience of survival, and its great urge is the attainment of spirit perfection. There also is present the higher urge of worship, associated with an impelling call to increased ethical service. Morontia insight entails an ever-expanding consciousness of the Sevenfold, the Supreme, and even the Ultimate.
101:6.2 (1111.6) Gedurende de gehele religieuze ervaring, van haar prille aanvang op het materiële niveau tot de tijd dat de volle status van geest wordt bereikt, vormt de Richter het geheim van het persoonlijke besef van de realiteit van het bestaan van de Allerhoogste; in deze zelfde Richter liggen ook de geheimen besloten van uw geloof in het transcendentaal bereiken van de Ultieme. De experiëntiële persoonlijkheid van de evoluerende mens, verenigd met de Richter-essentie van de existentiële God, vormt de potentiële voltooiïng van het allerhoogst bestaan en is naar haar natuur de grondslag voor de boven-eindige resultering van de transcendentale persoonlijkheid. 101:6.2 (1111.6) Throughout all religious experience, from its earliest inception on the material level up to the time of the attainment of full spirit status, the Adjuster is the secret of the personal realization of the reality of the existence of the Supreme; and this same Adjuster also holds the secrets of your faith in the transcendental attainment of the Ultimate. The experiential personality of evolving man, united to the Adjuster essence of the existential God, constitutes the potential completion of supreme existence and is inherently the basis for the superfinite eventuation of transcendental personality.
101:6.3 (1111.7) De morele wil behelst beslissingen die gegrond zijn op beredeneerde kennis, verdiept door wijsheid en bekrachtigd door religieus geloof. Zulke keuzen zijn daden van morele aard en getuigen van het bestaan van de morele persoonlijkheid, de voorloper van de morontia-persoonlijkheid, en uiteindelijk van ware geest-status. 101:6.3 (1111.7) Moral will embraces decisions based on reasoned knowledge, augmented by wisdom, and sanctioned by religious faith. Such choices are acts of moral nature and evidence the existence of moral personality, the forerunner of morontia personality and eventually of true spirit status.
101:6.4 (1111.8) Kennis van het evolutionaire type is slechts de accumulatie van protoplasmisch herinneringsmateriaal; dit is de meest primitieve vorm van geschapen bewustzijn. Wijsheid behelst de ideeën die door associatie en recombinatie worden geformuleerd uit het protoplasmische geheugen; deze verschijnselen onderscheiden het menselijke bewustzijn van het louter dierlijke bewustzijn. Dieren hebben kennis, maar alleen de mens bezit het vermogen tot wijsheid. Waarheid wordt toegankelijk voor het met wijsheid begiftigde individu doordat aan zulk een bewustzijn de geesten van de Vader en van de Zonen worden geschonken, de Gedachtenrichter en de Geest van Waarheid. 101:6.4 (1111.8) The evolutionary type of knowledge is but the accumulation of protoplasmic memory material; this is the most primitive form of creature consciousness. Wisdom embraces the ideas formulated from protoplasmic memory in process of association and recombination, and such phenomena differentiate human mind from mere animal mind. Animals have knowledge, but only man possesses wisdom capacity. Truth is made accessible to the wisdom-endowed individual by the bestowal on such a mind of the spirits of the Father and the Sons, the Thought Adjuster and the Spirit of Truth.
101:6.5 (1112.1) Toen Christus Michael zich aan Urantia had geschonken, leefde hij tot het moment van zijn doop onder de heerschappij van de evolutionaire religie. Vanaf dat ogenblik tot en met de gebeurtenis van zijn kruisiging, zette hij zijn arbeid voort onder de gecombineerde leiding van de evolutionaire en de geopenbaarde religie. Van de morgen van zijn opstanding tot aan zijn hemelvaart doorliep hij de veelvoudige fasen van het morontia-leven van de sterfelijke overgang van de wereld van materie naar die van geest. Na zijn hemelvaart kwam Michael in het bezit van de ervaring van het Allerhoogste Bewind, het besef van de Allerhoogste; en daar hij de enige persoon is in Nebadon die een onbeperkt vermogen bezit om de realiteit van de Allerhoogste te ervaren, bereikte hij terstond de status van de soevereiniteit van allerhoogste macht in, en voor de ogen van, zijn plaatselijk universum. 101:6.5 (1112.1) Christ Michael, when bestowed on Urantia, lived under the reign of evolutionary religion up to the time of his baptism. From that moment up to and including the event of his crucifixion he carried forward his work by the combined guidance of evolutionary and revealed religion. From the morning of his resurrection until his ascension he traversed the manifold phases of the morontia life of mortal transition from the world of matter to that of spirit. After his ascension Michael became master of the experience of Supremacy, the realization of the Supreme; and being the one person in Nebadon possessed of unlimited capacity to experience the reality of the Supreme, he forthwith attained to the status of the sovereignty of supremacy in and to his local universe.
101:6.6 (1112.2) Wat de mens betreft, zijn uiteindelijke fusie en de daaruit voortvloeiende eenheid met de inwonende Richter — de persoonlijkheidssynthese van de mens met de essentie van God — maken hem, in potentialiteit, tot een levend deel van de Allerhoogste, en garanderen dat zulk een eertijds sterfelijk wezen het eeuwige geboorterecht heeft op het nimmer eindigende na- streven van finaliteit van universum-dienstbaarheid voor, en samen met, de Allerhoogste. 101:6.6 (1112.2) With man, the eventual fusion and resultant oneness with the indwelling Adjuster—the personality synthesis of man and the essence of God—constitute him, in potential, a living part of the Supreme and insure for such a onetime mortal being the eternal birthright of the endless pursuit of finality of universe service for and with the Supreme.
101:6.7 (1112.3) Openbaring leert de sterfelijke mens dat hij om door middel van de voortgang in de tijd zulk een prachtig, intrigerend avontuur door de ruimte aan te kunnen vangen, moet beginnen met het organiseren van zijn kennis tot idee-beslissingen; vervolgens dient hij de wijsheid op te dragen om onverpoosd te arbeiden aan haar nobele taak om de ideeën die hij zich heeft eigen gemaakt te transformeren tot steeds praktischer maar niettemin verheven idealen, tot die denkbeelden die als ideeën zo redelijk zijn, en als idealen zo logisch, dat de Richter het aandurft deze zodanig te combineren en te vergeestelijken, dat zij in het eindige bewustzijn op zulk een wijze met elkaar kunnen worden verbonden, dat zij het daadwerkelijke menselijke complement vormen dat aldus is voorbereid voor de werkzaamheid van de Waarheid-Geest van de Zonen, de tijd-ruimte-manifestaties van Paradijs-waarheid — universele waarheid. De coördinatie van idee-beslissingen, logische idealen en goddelijke waarheid vormt het bezit van een rechtvaardig karakter, het eerste vereiste voor de toegang van de sterveling tot de zich steeds uitbreidende, steeds geestelijker werkelijkheden van de morontia-werelden. 101:6.7 (1112.3) Revelation teaches mortal man that, to start such a magnificent and intriguing adventure through space by means of the progression of time, he should begin by the organization of knowledge into idea-decisions; next, mandate wisdom to labor unremittingly at its noble task of transforming self-possessed ideas into increasingly practical but nonetheless supernal ideals, even those concepts which are so reasonable as ideas and so logical as ideals that the Adjuster dares so to combine and spiritize them as to render them available for such association in the finite mind as will constitute them the actual human complement thus made ready for the action of the Truth Spirit of the Sons, the time-space manifestations of Paradise truth—universal truth. The co-ordination of idea-decisions, logical ideals, and divine truth constitutes the possession of a righteous character, the prerequisite for mortal admission to the ever-expanding and increasingly spiritual realities of the morontia worlds.
101:6.8 (1112.4) Het onderricht van Jezus was de eerste religie op Urantia die een zo volledige, harmonische coördinatie van kennis, wijsheid, geloof, waarheid en liefde inhield, dat zij volledig en gelijktijdig kalmte verschafte in wereldlijke zaken, intellectuele zekerheid, morele verlichting, filosofische stabiliteit, ethische gevoeligheid, Godsbewustzijn en de positieve zekerheid van de persoonlijke overleving. Het geloof van Jezus wees de weg naar de finaliteit van het menselijk behoud, naar het ultieme van de sterfelijke universum-verworvenheid, doordat het voorzag in: 101:6.8 (1112.4) The teachings of Jesus constituted the first Urantian religion which so fully embraced a harmonious co-ordination of knowledge, wisdom, faith, truth, and love as completely and simultaneously to provide temporal tranquillity, intellectual certainty, moral enlightenment, philosophic stability, ethical sensitivity, God-consciousness, and the positive assurance of personal survival. The faith of Jesus pointed the way to finality of human salvation, to the ultimate of mortal universe attainment, since it provided for:
101:6.9 (1112.5) 1. verlossing van materiële boeien in het persoonlijk besef van zijn zoonschap van God, die geest is; 101:6.9 (1112.5) 1. Salvation from material fetters in the personal realization of sonship with God, who is spirit.
101:6.10 (1112.6) 2. verlossing van verstandelijke slavernij: de mens zal de waarheid kennen en de waarheid zal hem vrijmaken; 101:6.10 (1112.6) 2. Salvation from intellectual bondage: man shall know the truth, and the truth shall set him free.
101:6.11 (1112.7) 3. verlossing van geestelijke blindheid, het menselijke besef van de broederschap van stervelingen en het morontiale besef van de broederschap van alle schepselen in het universum; de dienstbaarheidsontdekking van de geestelijke werkelijkheid en de dienstbetoon-openbaring van de goedheid van geest-waarden; 101:6.11 (1112.7) 3. Salvation from spiritual blindness, the human realization of the fraternity of mortal beings and the morontian awareness of the brotherhood of all universe creatures; the service-discovery of spiritual reality and the ministry-revelation of the goodness of spirit values.
101:6.12 (1113.1) 4. verlossing van de onvolledigheid van het zelf door het bereiken van de geest-niveaus van het universum, en door het uiteindelijke besef van de harmonie van Havona en de volmaaktheid van het Paradijs; 101:6.12 (1113.1) 4. Salvation from incompleteness of self through the attainment of the spirit levels of the universe and through the eventual realization of the harmony of Havona and the perfection of Paradise.
101:6.13 (1113.2) 5. verlossing van het zelf, bevrijding van de beperkingen van het zelf-bewustzijn, door het bereiken van de kosmische niveaus van het Allerhoogst bewustzijn en door coördinatie met hetgeen door alle andere zelf-bewuste wezens is bereikt; 101:6.13 (1113.2) 5. Salvation from self, deliverance from the limitations of self-consciousness through the attainment of the cosmic levels of the Supreme Mind and by co-ordination with the attainments of all other self-conscious beings.
101:6.14 (1113.3) 6. verlossing van de tijd, het bereiken van een eeuwig leven van nimmer eindigende voortgang in het herkennen van God en dienen van God; 101:6.14 (1113.3) 6. Salvation from time, the achievement of an eternal life of unending progression in God-recognition and God-service.
101:6.15 (1113.4) 7. verlossing van het eindige, de vervolmaakte eenheid met de Godheid in en door de Allerhoogste, waardoor het schepsel tracht de Ultieme transcendentaal te ontdekken op de post-volkomen niveaus van het absoniete. 101:6.15 (1113.4) 7. Salvation from the finite, the perfected oneness with Deity in and through the Supreme by which the creature attempts the transcendental discovery of the Ultimate on the postfinaliter levels of the absonite.
101:6.16 (1113.5) Deze zevenvoudige verlossing is het equivalent van de compleetheid en volmaaktheid van de verwezenlijking van de ultieme ervaring van de Universele Vader. En dit alles ligt potentieel besloten in de realiteit van het geloof zoals de mens dit ervaart in de religie. En het kan ook hierin besloten zijn, omdat het geloof van Jezus werd gevoed door realiteiten die zelfs verder reiken dan het ultieme, en deze openbaarde; het geloof van Jezus benaderde de status van een absolute universum-realiteit, voorzover zulk een realiteit zich in de evoluerende kosmos van tijd en ruimte kan manifesteren. 101:6.16 (1113.5) Such a sevenfold salvation is the equivalent of the completeness and perfection of the realization of the ultimate experience of the Universal Father. And all this, in potential, is contained within the reality of the faith of the human experience of religion. And it can be so contained since the faith of Jesus was nourished by, and was revelatory of, even realities beyond the ultimate; the faith of Jesus approached the status of a universe absolute in so far as such is possible of manifestation in the evolving cosmos of time and space.
101:6.17 (1113.6) Door zich het geloof van Jezus toe te eigenen, kan de sterfelijke mens reeds in de tijd de realiteiten van de eeuwigheid smaken. Jezus ontdekte in zijn menselijke ervaring de Finale Vader, en zijn broeders naar het vlees in het sterfelijke leven kunnen hem navolgen in deze ervaring van het ontdekken van de Vader. Zij kunnen zelfs, zoals zij nu zijn, dezelfde voldoening bereiken in deze ervaring met de Vader die Jezus bereikte zoals hij was. Nieuwe potentialiteiten werden geactualiseerd in het universum Nebadon tengevolge van de laatste zelfschenking van Michael, en een hiervan was het nieuwe licht op het pad der eeuwigheid dat voert tot de Vader van allen, en dat zelfs kan worden afgelegd door de stervelingen van materieel vlees en bloed tijdens hun aanvangsleven op de planeten in de ruimte. Jezus was en is de nieuwe, levende weg waarlangs de mens tot de goddelijke erfenis kan komen die, naar de Vader heeft verordineerd, de zijne zal zijn indien de mens er slechts om vraagt. In Jezus wordt overvloedig aangetoond wat het prille begin en ook wat de afloop en afronding is van de geloofservaring van de mens, zelfs van de goddelijke mens. 101:6.17 (1113.6) Through the appropriation of the faith of Jesus, mortal man can foretaste in time the realities of eternity. Jesus made the discovery, in human experience, of the Final Father, and his brothers in the flesh of mortal life can follow him along this same experience of Father discovery. They can even attain, as they are, the same satisfaction in this experience with the Father as did Jesus as he was. New potentials were actualized in the universe of Nebadon consequent upon the terminal bestowal of Michael, and one of these was the new illumination of the path of eternity that leads to the Father of all, and which can be traversed even by the mortals of material flesh and blood in the initial life on the planets of space. Jesus was and is the new and living way whereby man can come into the divine inheritance which the Father has decreed shall be his for but the asking. In Jesus there is abundantly demonstrated both the beginnings and endings of the faith experience of humanity, even of divine humanity.
7. Een persoonlijke godsdienstfilosofie ^top 7. A Personal Philosophy of Religion ^top
101:7.1 (1113.7) Een idee is slechts een theoretisch actieplan, terwijl een positieve beslissing een actieplan is dat is bekrachtigd. Een stereotype is een actieplan dat zonder bekrachtiging is aangenomen. Het materiaal waarmee een persoonlijke godsdienstfilosofie kan worden opgebouwd, wordt ontleend aan de innerlijke ervaring van de mens, zowel als aan zijn ervaring met zijn omgeving. Iemands maatschappelijke status, zijn economische omstandigheden, de gelegenheid die hij krijgt om onderwijs te ontvangen, de morele stromingen, de invloed van instellingen, de politieke ontwikkelingen, de geaardheid van het ras, en de religieuze leringen van zijn tijd en plaats, worden alle factoren bij het formuleren van een persoonlijke godsdienstfilosofie. Zelfs het aangeboren temperament en de verstandelijke aanleg bepalen merkbaar het patroon van iemands religieuze filosofie. Het beroep, het huwelijk en verwanten zijn alle van invloed op de evolutie van iemands persoonlijke normen in het leven. 101:7.1 (1113.7) An idea is only a theoretical plan for action, while a positive decision is a validated plan of action. A stereotype is a plan of action accepted without validation. The materials out of which to build a personal philosophy of religion are derived from both the inner and the environmental experience of the individual. The social status, economic conditions, educational opportunities, moral trends, institutional influences, political developments, racial tendencies, and the religious teachings of one’s time and place all become factors in the formulation of a personal philosophy of religion. Even the inherent temperament and intellectual bent markedly determine the pattern of religious philosophy. Vocation, marriage, and kindred all influence the evolution of one’s personal standards of life.
101:7.2 (1113.8) Een godsdienstfilosofie ontwikkelt zich uit de fundamentele groei van ideeën, plus proefondervindelijk leven, beide gemodificeerd door de neiging om de medemens te imiteren. De juistheid van filosofische gevolgtrekkingen is afhankelijk van helder, eerlijk, en onderscheidend denken in verband met gevoeligheid voor betekenissen en nauwkeurigheid in de evaluatie. Morele lafaards bereiken nooit hoge niveaus van filosofisch denken; er is moed nodig om binnen te dringen in nieuwe niveaus van ervaring en te trachten onbekende gebieden van het verstandelijke leven te verkennen. 101:7.2 (1113.8) A philosophy of religion evolves out of a basic growth of ideas plus experimental living as both are modified by the tendency to imitate associates. The soundness of philosophic conclusions depends on keen, honest, and discriminating thinking in connection with sensitivity to meanings and accuracy of evaluation. Moral cowards never achieve high planes of philosophic thinking; it requires courage to invade new levels of experience and to attempt the exploration of unknown realms of intellectual living.
101:7.3 (1114.1) Weldra ontstaan er dan nieuwe waardenstelsels: men komt tot nieuwe formuleringen van prin- cipes en normen; gewoonten en idealen krijgen nieuwe vormen; een idee van een persoonlijke God wordt bereikt, gevolgd door ruimere denkbeelden over de betrekking waarin men tot deze staat. 101:7.3 (1114.1) Presently new systems of values come into existence; new formulations of principles and standards are achieved; habits and ideals are reshaped; some idea of a personal God is attained, followed by enlarging concepts of relationship thereto.
101:7.4 (1114.2) Het grote verschil tussen een religieuze en een niet-religieuze levensfilosofie is gelegen in de aard en het niveau van de waarden die worden erkend, en in het voorwerp van iemands loyaliteiten. Er zijn vier fasen in de ontwikkeling van een religieuze filosofie. Zulk een ervaring kan verworden tot een zich alleen maar conformeren aan anderen, een zich neerleggen bij de onderwerping aan traditie en gezag. Of zij kan zich tevreden stellen met kleine vorderingen, net voldoende om het dagelijks leven in evenwicht te houden, en daarom spoedig tot stilstand komen op zulk een toevallig niveau. Stervelingen die zo te werk gaan, zijn van mening dat het betere de vijand is van het goede. Een derde groep gaat vooruit tot het niveau van logische verstandelijkheid, maar komt daar tot stilstand door culturele slavernij. De aanblik van mensen met een geweldig verstand, die vast zitten in de wrede greep van culturele knechtschap, is inderdaad deerniswekkend. En het is al even deerniswekkend om de mensen gade te slaan die hun culturele knechtschap inruilen voor de materialistische boeien van wat zich ten onrechte wetenschap noemt. Het vierde filosofische niveau bereikt vrijheid van alle conventionele, traditionele belemmeringen en durft eerlijk, loyaal, onbevreesd en waarheidsgetrouw te denken, te handelen en te leven. 101:7.4 (1114.2) The great difference between a religious and a nonreligious philosophy of living consists in the nature and level of recognized values and in the object of loyalties. There are four phases in the evolution of religious philosophy: Such an experience may become merely conformative, resigned to submission to tradition and authority. Or it may be satisfied with slight attainments, just enough to stabilize the daily living, and therefore becomes early arrested on such an adventitious level. Such mortals believe in letting well enough alone. A third group progress to the level of logical intellectuality but there stagnate in consequence of cultural slavery. It is indeed pitiful to behold giant intellects held so securely within the cruel grasp of cultural bondage. It is equally pathetic to observe those who trade their cultural bondage for the materialistic fetters of a science, falsely so called. The fourth level of philosophy attains freedom from all conventional and traditional handicaps and dares to think, act, and live honestly, loyally, fearlessly, and truthfully.
101:7.5 (1114.3) De vuurproef voor iedere religieuze filosofie is ten slotte of zij al dan niet onderscheid maakt tussen de realiteiten van de materiële en de geestelijke werelden en terzelfdertijd erkent dat deze worden verenigd in intellectuele inspanning en sociale dienstbaarheid. Een deugdelijke religieuze filosofie verwart niet hetgeen Godes is met hetgeen van Caesar is. Evenmin erkent zij de esthetische cultus van pure verwondering als een substituut voor religie. 101:7.5 (1114.3) The acid test for any religious philosophy consists in whether or not it distinguishes between the realities of the material and the spiritual worlds while at the same moment recognizing their unification in intellectual striving and in social serving. A sound religious philosophy does not confound the things of God with the things of Caesar. Neither does it recognize the aesthetic cult of pure wonder as a substitute for religion.
101:7.6 (1114.4) Filosofie transformeert de primitieve religie die grotendeels een sprookje van het geweten was, tot een levende ervaring in de opgaande waarden van kosmische realiteit. 101:7.6 (1114.4) Philosophy transforms that primitive religion which was largely a fairy tale of conscience into a living experience in the ascending values of cosmic reality.
8. Geloofsvertrouwen en geloof ^top 8. Faith and Belief ^top
101:8.1 (1114.5) Geloof heeft het niveau van geloofsvertrouwen bereikt wanneer het de motivering in het leven wordt en de levenswijze bepaalt. Het aanvaarden van een leer als waar is geen geloofsvertrouwen, het is alleen maar geloof. Evenmin zijn zekerheid of overtuiging geloofsvertrouwen. Iemands gemoedsgesteldheid bereikt de niveaus van geloofsvertrouwen pas wanneer zij daadwerkelijk zijn levenswijze beheerst. Geloofsvertrouwen is een levend kenmerk van echte per- soonlijke religieuze ervaring. Men gelooft waarheid, bewondert schoonheid, en eerbiedigt goed- heid, maar aanbidt deze niet; deze houding van reddend geloofsvertrouwen concentreert zich alleen op God, die de verpersoonlijking is van al deze waarden en van nog oneindig veel meer. 101:8.1 (1114.5) Belief has attained the level of faith when it motivates life and shapes the mode of living. The acceptance of a teaching as true is not faith; that is mere belief. Neither is certainty nor conviction faith. A state of mind attains to faith levels only when it actually dominates the mode of living. Faith is a living attribute of genuine personal religious experience. One believes truth, admires beauty, and reverences goodness, but does not worship them; such an attitude of saving faith is centered on God alone, who is all of these personified and infinitely more.
101:8.2 (1114.6) Geloof is altijd beperkend en bindend; geloofsvertrouwen is verruimend en bevrijdend. Geloof legt vast, geloofsvertrouwen maakt vrij. Maar levend religieus geloofsvertrouwen is meer dan een associatie van nobele geloofsopvattingen; het is meer dan een verheven filosofisch systeem; het is een levende ervaring die betrekking heeft op geestelijke betekenissen, goddelijke idealen en allerhoogste waarden; het kent God en dient de mensen. Geloofsopvattingen kunnen het bezit worden van groepen, maar geloofsvertrouwen moet persoonlijk zijn. Theologische geloofsopvattingen kan men voorhouden aan een groep, maar geloofsvertrouwen kan alleen opkomen in het hart van de individuele religieuze mens. 101:8.2 (1114.6) Belief is always limiting and binding; faith is expanding and releasing. Belief fixates, faith liberates. But living religious faith is more than the association of noble beliefs; it is more than an exalted system of philosophy; it is a living experience concerned with spiritual meanings, divine ideals, and supreme values; it is God-knowing and man-serving. Beliefs may become group possessions, but faith must be personal. Theologic beliefs can be suggested to a group, but faith can rise up only in the heart of the individual religionist.
101:8.3 (1114.7) Het geloofsvertrouwen heeft zijn plicht verzaakt wanneer het zich aanmatigt realiteiten te ontkennen en zogenaamde kennis over te dragen aan zijn aanhangers. Geloofsvertrouwen is verraderlijk wanneer het het verraad van de intellectuele integriteit in de hand werkt en de loyaliteit aan allerhoogste waarden en goddelijke idealen kleineert. Het geloofsvertrouwen ontloopt nooit de plicht om problemen in het leven van de sterfelijke mens tot een oplossing te brengen. Levend geloofsvertrouwen kweekt geen dweperij, vervolging of onverdraagzaamheid. 101:8.3 (1114.7) Faith has falsified its trust when it presumes to deny realities and to confer upon its devotees assumed knowledge. Faith is a traitor when it fosters betrayal of intellectual integrity and belittles loyalty to supreme values and divine ideals. Faith never shuns the problem-solving duty of mortal living. Living faith does not foster bigotry, persecution, or intolerance.
101:8.4 (1115.1) Geloofsvertrouwen slaat de scheppende verbeelding niet in boeien, en evenmin kent het onredelijke vooroordelen ten aanzien van de ontdekkingen van het wetenschappelijk onderzoek. Geloofsvertrouwen geeft levenskracht aan de religie en dwingt de religieuze mens heldhaftig naar de gulden regel te leven. De ijver van het geloofsvertrouwen is naargelang het weten, en zijn inspanningen zijn het voorspel op een verheven vrede. 101:8.4 (1115.1) Faith does not shackle the creative imagination, neither does it maintain an unreasoning prejudice toward the discoveries of scientific investigation. Faith vitalizes religion and constrains the religionist heroically to live the golden rule. The zeal of faith is according to knowledge, and its strivings are the preludes to sublime peace.
9. Religie en moraliteit ^top 9. Religion and Morality ^top
101:9.1 (1115.2) Geen enkele openbaring van religie die zich als zodanig bestempelt, kan als authentiek worden beschouwd indien zij de eisen der ethische verplichtingen die geschapen en bevorderd zijn door de voorgaande evolutionaire religie, niet erkent. Openbaring verbreedt steevast de ethische horizon der geëvolueerde religie, terwijl zij tegelijkertijd steevast de morele verplichtingen van alle voorgaande openbaringen uitbreidt. 101:9.1 (1115.2) No professed revelation of religion could be regarded as authentic if it failed to recognize the duty demands of ethical obligation which had been created and fostered by preceding evolutionary religion. Revelation unfailingly enlarges the ethical horizon of evolved religion while it simultaneously and unfailingly expands the moral obligations of all prior revelations.
101:9.2 (1115.3) Wanneer ge u aanmatigt een kritisch oordeel te vellen over de primitieve religie van de mens (of over de religie van de primitieve mens), dient ge eraan te denken dat ge deze barbaren en hun religieuze ervaring moet beoordelen naar hun verlichting en de status van hun geweten. Maak niet de fout dat ge de religie van een ander beoordeelt naar de normen van uw eigen kennis en waarheid. 101:9.2 (1115.3) When you presume to sit in critical judgment on the primitive religion of man (or on the religion of primitive man), you should remember to judge such savages and to evaluate their religious experience in accordance with their enlightenment and status of conscience. Do not make the mistake of judging another’s religion by your own standards of knowledge and truth.
101:9.3 (1115.4) Ware religie is die sublieme, diepe overtuiging in de ziel die de mens dringend maant dat hij er verkeerd aan zou doen niet te geloven in de morontiale werkelijkheden welke zijn hoogste ethische en morele ideeën vormen, zijn hoogste interpretatie van de grootste waarden in het leven en de diepste werkelijkheden van het universum. En zulk een religie is eenvoudig de ervaring van het betonen van intellectuele loyaliteit aan de ingevingen van het geestelijke bewustzijn. 101:9.3 (1115.4) True religion is that sublime and profound conviction within the soul which compellingly admonishes man that it would be wrong for him not to believe in those morontial realities which constitute his highest ethical and moral concepts, his highest interpretation of life’s greatest values and the universe’s deepest realities. And such a religion is simply the experience of yielding intellectual loyalty to the highest dictates of spiritual consciousness.
101:9.4 (1115.5) Het zoeken naar schoonheid maakt alleen deel uit van de religie voorzover het ethisch is en voorzover het de voorstelling van het morele verrijkt. Kunst is alleen religieus wanneer zij doortrokken raakt van een doelgerichtheid welke is ontleend aan een hoge geestelijke motivatie. 101:9.4 (1115.5) The search for beauty is a part of religion only in so far as it is ethical and to the extent that it enriches the concept of the moral. Art is only religious when it becomes diffused with purpose which has been derived from high spiritual motivation.
101:9.5 (1115.6) Het verlichte geestelijke bewustzijn van de geciviliseerde mens houdt zich niet zozeer bezig met een specifieke verstandelijke geloofsopvatting of met een bepaalde levenswijze, als wel met het ontdekken van de waarheid van het leven, de goede en juiste techniek om te reageren op de steeds weer terugkerende situaties in het sterfelijk bestaan. Moreel bewustzijn is niet meer dan een naam die wordt gegeven aan de ’s mensen herkenning en besef van de ethische waarden en wordende morontiale waarden, die hij volgens de eisen van de plicht van dag tot dag in acht neemt bij de beheersing en het sturen van zijn gedrag. 101:9.5 (1115.6) The enlightened spiritual consciousness of civilized man is not concerned so much with some specific intellectual belief or with any one particular mode of living as with discovering the truth of living, the good and right technique of reacting to the ever-recurring situations of mortal existence. Moral consciousness is just a name applied to the human recognition and awareness of those ethical and emerging morontial values which duty demands that man shall abide by in the day-by-day control and guidance of conduct.
101:9.6 (1115.7) Ofschoon wij erkennen dat religie onvolmaakt is, bestaan er ten minste twee praktische manifestaties van haar natuur en functie: 101:9.6 (1115.7) Though recognizing that religion is imperfect, there are at least two practical manifestations of its nature and function:
101:9.7 (1115.8) 1. De geestelijke impuls en filosofische druk die van religie uitgaan, brengen de mens er vaak toe zijn waardering van morele waarden rechtstreeks naar buiten te projecteren op de aangelegenheden van zijn medemensen — de ethische reactie van de religie. 101:9.7 (1115.8) 1. The spiritual urge and philosophic pressure of religion tend to cause man to project his estimation of moral values directly outward into the affairs of his fellows—the ethical reaction of religion.
101:9.8 (1115.9) 2. Religie creëert voor het menselijk bewustzijn een vergeestelijkte bewustheid van de goddelijke realiteit, gegrond op, en door geloof ontleend aan, voorafgaande opvattingen van morele waarden, en gecoördineerd met daarop gesuperponeerde voorstellingen van geestelijke waarden. Religie wordt daardoor een criticus van de aangelegenheden van de sterfelijke mens, een vorm van verheerlijkt moreel vertrouwen op en in de werkelijkheid, de hogere werkelijkheden in de tijd en de bestendiger werkelijkheden van de eeuwigheid. 101:9.8 (1115.9) 2. Religion creates for the human mind a spiritualized consciousness of divine reality based on, and by faith derived from, antecedent concepts of moral values and co-ordinated with superimposed concepts of spiritual values. Religion thereby becomes a censor of mortal affairs, a form of glorified moral trust and confidence in reality, the enhanced realities of time and the more enduring realities of eternity.
101:9.9 (1116.1) Het geloofsvertrouwen wordt de verbinding tussen het morele bewustzijn en de geestelijke opvatting van onvergankelijke werkelijkheid. Religie wordt de weg waarlangs de mens kan ontkomen aan de materiële beperkingen van de tijdelijke, natuurlijke wereld, en tot de verheven werkelijkheden van de eeuwige, geestelijke wereld kan geraken, door en volgens de techniek van het heil, de voortgaande morontia-transformatie. 101:9.9 (1116.1) Faith becomes the connection between moral consciousness and the spiritual concept of enduring reality. Religion becomes the avenue of man’s escape from the material limitations of the temporal and natural world to the supernal realities of the eternal and spiritual world by and through the technique of salvation, the progressive morontia transformation.
10. Religie als de bevrijder van de mens ^top 10. Religion as Man’s Liberator ^top
101:10.1 (1116.2) De intelligente mens weet dat hij een kind der natuur is, dat hij deel uitmaakt van het materiële universum; hij ontwaart ook geen overleving van de individuële persoonlijkheid in de bewegingen en spanningen op het mathematische niveau van het energie-universum. De mens kan evenmin ooit geestelijke realiteit waarnemen door het onderzoek van fysische oorzaken en gevolgen. 101:10.1 (1116.2) Intelligent man knows that he is a child of nature, a part of the material universe; he likewise discerns no survival of individual personality in the motions and tensions of the mathematical level of the energy universe. Nor can man ever discern spiritual reality through the examination of physical causes and effects.
101:10.2 (1116.3) Een mens beseft ook dat hij deel uitmaakt van de kosmos der ideevorming, maar ofschoon denkbeelden een langer bestaan hebben dan de levensduur van een sterfelijk mens, is er niets inherent aan denkbeelden dat wijst op de persoonlijke overleving van de mens die de denkbeelden vormt. En de uitputting van de mogelijkheden van de logica en de rede zal aan de logicus of de redeneerder nooit de eeuwige waarheid van de overleving van persoonlijkheid onthullen. 101:10.2 (1116.3) A human being is also aware that he is a part of the ideational cosmos, but though concept may endure beyond a mortal life span, there is nothing inherent in concept which indicates the personal survival of the conceiving personality. Nor will the exhaustion of the possibilities of logic and reason ever reveal to the logician or to the reasoner the eternal truth of the survival of personality.
101:10.3 (1116.4) Het materiële niveau van wetmatigheid voorziet in continuïteit van causaliteit, de eindeloze respons van effect op voorafgaande actie; het mentale niveau suggereert de bestendiging van continuïteit in de ideevorming, het onophoudelijk voortvloeien van conceptuele potentialiteit uit preëxistente concepties. Maar geen van deze niveaus in het universum onthult de zoekende sterveling een uitweg waardoor hij kan ontkomen aan zijn staat van onvolledigheid en aan de ondraaglijke spanning van het gevoel dat hij een voorbijgaande werkelijkheid is in het universum, een tijdelijke persoonlijkheid die gedoemd is uit te doven wanneer zijn beperkte levensenergieën zijn uitgeput. 101:10.3 (1116.4) The material level of law provides for causality continuity, the unending response of effect to antecedent action; the mind level suggests the perpetuation of ideational continuity, the unceasing flow of conceptual potentiality from pre-existent conceptions. But neither of these levels of the universe discloses to the inquiring mortal an avenue of escape from partiality of status and from the intolerable suspense of being a transient reality in the universe, a temporal personality doomed to be extinguished upon the exhaustion of the limited life energies.
101:10.4 (1116.5) Alleen wanneer de mens de morontiale weg gaat die tot geestelijk inzicht voert, kan hij ooit de boeien breken die inherent zijn aan zijn staat van sterveling in het universum. Energie en bewustzijn voeren wel terug naar het Paradijs en de Godheid, maar noch de energie, noch het bewustzijn waarmee de mens is begiftigd, komen rechtstreeks uit deze Paradijs-Godheid voort. Slechts in de geestelijke zin is de mens een kind van God. En dit is het geval omdat de mens in zijn huidige staat slechts in geestelijke zin begiftigd wordt door, en inwoning geniet van de Paradijs-Vader. De mensheid kan nimmer goddelijkheid ontdekken, behalve langs de weg der religieuze ervaring en door het uitoefenen van waar geloofsvertrouwen. Het in geloofsvertrouwen aanvaarden van de waarheid van God stelt de mens in staat te ontkomen aan de enge begrenzingen van zijn materiële beperkingen en schenkt hem een redelijke hoop dat hij een vrijgeleide zal verwerven vanuit het materiële gebied, waar de dood is, naar het geestelijke gebied waar eeuwig leven is. 101:10.4 (1116.5) It is only through the morontial avenue leading to spiritual insight that man can ever break the fetters inherent in his mortal status in the universe. Energy and mind do lead back to Paradise and Deity, but neither the energy endowment nor the mind endowment of man proceeds directly from such Paradise Deity. Only in the spiritual sense is man a child of God. And this is true because it is only in the spiritual sense that man is at present endowed and indwelt by the Paradise Father. Mankind can never discover divinity except through the avenue of religious experience and by the exercise of true faith. The faith acceptance of the truth of God enables man to escape from the circumscribed confines of material limitations and affords him a rational hope of achieving safe conduct from the material realm, whereon is death, to the spiritual realm, wherein is life eternal.
101:10.5 (1116.6) Het doel van religie is niet het bevredigen van de nieuwsgierigheid naar God, maar veeleer het mogelijk maken van intellectuele standvastigheid en filosofische zekerheid, het stabiliseren en verrijken van het menselijk leven door de vermenging van het sterfelijke met het goddelijke, het onvolledige met het volmaakte, de mens met God. Het is door religieuze ervaring dat aan ’s mensen opvattingen van idealiteit realiteit wordt verleend. 101:10.5 (1116.6) The purpose of religion is not to satisfy curiosity about God but rather to afford intellectual constancy and philosophic security, to stabilize and enrich human living by blending the mortal with the divine, the partial with the perfect, man and God. It is through religious experience that man’s concepts of ideality are endowed with reality.
101:10.6 (1116.7) Er kunnen nooit wetenschappelijke of logische bewijzen worden geleverd van goddelijkheid. De rede alleen kan nimmer de waarden en goedheden van de religieuze ervaring bekrachtigen. Maar dit zal altijd waar zijn: een ieder die de wil van God wil doen, zal de geldigheid van geestelijke waarden begrijpen. Op het niveau van de sterveling kunnen wij niet dichter in de buurt komen van bewijzen voor de realiteit van religieuze ervaring. Dergelijk geloofsvertrouwen verschaft de enige mogelijkheid om te ontkomen aan de mechanische greep van de materiële wereld en uit de dwaling en vervorming die worden veroorzaakt door de onvolledigheid van de verstandelijke wereld; het is de enige oplossing die is gevonden is voor de impasse in het sterfelijk denken inzake de continue overleving van de individuele persoonlijkheid. Het is het enige paspoort naar voltooiing van werkelijkheid en eeuwigheid van leven in een universele schepping van liefde, wetmatigheid, eenheid en progressief bereiken van de Godheid. 101:10.6 (1116.7) Never can there be either scientific or logical proofs of divinity. Reason alone can never validate the values and goodnesses of religious experience. But it will always remain true: Whosoever wills to do the will of God shall comprehend the validity of spiritual values. This is the nearest approach that can be made on the mortal level to offering proofs of the reality of religious experience. Such faith affords the only escape from the mechanical clutch of the material world and from the error distortion of the incompleteness of the intellectual world; it is the only discovered solution to the impasse in mortal thinking regarding the continuing survival of the individual personality. It is the only passport to completion of reality and to eternity of life in a universal creation of love, law, unity, and progressive Deity attainment.
101:10.7 (1117.1) Religie geneest op doeltreffende wijze ’s mensen gevoel van isolatie op het gebied der idealiteit, ofwel geestelijke eenzaamheid; zij stelt de gelovige in vrijheid als een zoon van God, een burger van een nieuw, zinvol universum. Religie verzekert de mens dat hij, indien hij het schijnsel van rechtvaardigheid volgt dat hij in zijn ziel kan waarnemen, zich hierdoor identificeert met het plan van de Oneindige en de bedoeling van de Eeuwige. Zulk een bevrijde ziel begint zich ogenblikkelijk thuis te voelen in dit nieuwe universum, zijn universum. 101:10.7 (1117.1) Religion effectually cures man’s sense of idealistic isolation or spiritual loneliness; it enfranchises the believer as a son of God, a citizen of a new and meaningful universe. Religion assures man that, in following the gleam of righteousness discernible in his soul, he is thereby identifying himself with the plan of the Infinite and the purpose of the Eternal. Such a liberated soul immediately begins to feel at home in this new universe, his universe.
101:10.8 (1117.2) Wanneer ge zulk een transformatie door geloofsvertrouwen ervaart, zijt ge niet langer een slaafs onderdeel van de mathematische kosmos, maar veeleer een vrijgeworden, wilskrachtige zoon van de Universele Vader. Zulk een bevrijde zoon vecht niet langer alleen tegen het onverbiddelijke noodlot van de beëindiging van het tijdelijke bestaan; hij strijdt niet langer tegen de gehele natuur, waarbij hij er vrijwel kansloos voorstaat; hij gaat niet langer gebukt onder de verlammende angst dat hij zijn vertrouwen misschien in een hopeloze hersenschim heeft gesteld of zijn geloof heeft gevestigd op een fantasierijke dwaling. 101:10.8 (1117.2) When you experience such a transformation of faith, you are no longer a slavish part of the mathematical cosmos but rather a liberated volitional son of the Universal Father. No longer is such a liberated son fighting alone against the inexorable doom of the termination of temporal existence; no longer does he combat all nature, with the odds hopelessly against him; no longer is he staggered by the paralyzing fear that, perchance, he has put his trust in a hopeless phantasm or pinned his faith to a fanciful error.
101:10.9 (1117.3) Het is nu veeleer zo dat de zonen van God samen hebben dienstgenomen om te strijden voor de triomf van de werkelijkheid over de onvolledige schaduwen van het bestaan. Eindelijk worden alle schepselen zich bewust van het feit dat God en alle goddelijke heerscharen van een welhaast onbegrensd universum aan hun zijde staan in de verheven worsteling om eeuwigheid van leven en goddelijkheid van status te bereiken. Deze door het geloof vrijgemaakte zonen hebben zich in de worstelingen van de tijd vast en zeker geschaard aan de zijde van de allerhoogste krachten en goddelijke persoonlijkheden in de eeuwigheid; zelfs de sterren in hun baan leveren nu slag voor hen: eindelijk kijken zij naar het universum van binnenuit, vanuit Gods gezichtspunt, en alle onzekerheden van de materiële afzondering worden getransformeerd tot de zekerheden van de eeuwige geestelijke voortgang. Ja de tijd zelve wordt dan slechts de schaduw der eeuwigheid, die door de werkelijkheden van het Paradijs op de bewegende tooi van de ruimte wordt geworpen. 101:10.9 (1117.3) Now, rather, are the sons of God enlisted together in fighting the battle of reality’s triumph over the partial shadows of existence. At last all creatures become conscious of the fact that God and all the divine hosts of a well-nigh limitless universe are on their side in the supernal struggle to attain eternity of life and divinity of status. Such faith-liberated sons have certainly enlisted in the struggles of time on the side of the supreme forces and divine personalities of eternity; even the stars in their courses are now doing battle for them; at last they gaze upon the universe from within, from God’s viewpoint, and all is transformed from the uncertainties of material isolation to the sureties of eternal spiritual progression. Even time itself becomes but the shadow of eternity cast by Paradise realities upon the moving panoply of space.
101:10.10 (1117.4) [Aangeboden door een Melchizedek van Nebadon.] 101:10.10 (1117.4) [Presented by a Melchizedek of Nebadon.]