Verhandeling 117   Paper 117
God de Allerhoogste   God the Supreme
117:0.1 (1278.1) NAAR de mate waarin wij de wil van God doen op welke post dan ook in het universum waar wij ons bestaan mogen hebben, in die mate wordt het almachtige potentieel van de Allerhoogste met één schrede actueler. De wil van God is het voornemen van de Eerste Bron en Centrum, zoals dit is gepotentialiseerd in de drie Absoluten, personaliseerd in de Eeuwige Zoon, vereend tot universum-actie in de Oneindige Geest, en vereeuwigd in de eeuwige patronen van het Paradijs. En God de Allerhoogste wordt thans de hoogste eindige manifestatie van de totale wil van God.   117:0.1 (1278.1) TO THE extent that we do the will of God in whatever universe station we may have our existence, in that measure the almighty potential of the Supreme becomes one step more actual. The will of God is the purpose of the First Source and Center as it is potentialized in the three Absolutes, personalized in the Eternal Son, conjoined for universe action in the Infinite Spirit, and eternalized in the everlasting patterns of Paradise. And God the Supreme is becoming the highest finite manifestation of the total will of God.
117:0.2 (1278.2) Indien alle bewoners van het groot universum ooit relatief zouden bereiken dat zij volledig naar Gods wil leven, dan zouden de scheppingen in tijd en ruimte bestendigd worden in licht en leven, en zou de Almachtige, het godheidspotentieel van het Allerhoogst bewind, feitelijk worden in de wording van de goddelijke persoonlijkheid van God de Allerhoogste.   117:0.2 (1278.2) If all grand universers should ever relatively achieve the full living of the will of God, then would the time-space creations be settled in light and life, and then would the Almighty, the deity potential of Supremacy, become factual in the emergence of the divine personality of God the Supreme.
117:0.3 (1278.3) Wanneer een evoluerend bewustzijn raakt afgestemd op de circuits van het kosmische bewustzijn, wanneer een evoluerend universum gestabiliseerd raakt volgens het patroon van het centrale universum, wanneer een voortschrijdende geest contact maakt met het verenigd dienstbetoon van de Meester-Geesten, of wanneer een opklimmende sterfelijke persoonlijkheid zich definitief afstemt op de goddelijke leiding van de inwonende Richter, dan is de actualiteit van de Allerhoogste één graad werkelijker geworden in de universa: dan is de goddelijkheid van het Allerhoogst bewind één stap dichter bij haar kosmische realisatie gekomen.   117:0.3 (1278.3) When an evolving mind becomes attuned to the circuits of cosmic mind, when an evolving universe becomes stabilized after the pattern of the central universe, when an advancing spirit contacts the united ministry of the Master Spirits, when an ascending mortal personality finally attunes to the divine leading of the indwelling Adjuster, then has the actuality of the Supreme become real by one more degree in the universes; then has the divinity of Supremacy advanced one more step toward cosmic realization.
117:0.4 (1278.4) De delen en individuen van het groot universum evolueren als een reflectie van de totale evolutie van de Allerhoogste, terwijl de Allerhoogste op zijn beurt het synthetisch-cumulatieve totaal is van alle evolutie in het groot universum. Vanuit het gezichtspunt van stervelingen zijn beide evolutionaire, experiëntiële, reciproque processen.   117:0.4 (1278.4) The parts and individuals of the grand universe evolve as a reflection of the total evolution of the Supreme, while in turn the Supreme is the synthetic cumulative total of all grand universe evolution. From the mortal viewpoint both are evolutionary and experiential reciprocals.
1. De natuur van de Allerhoogste ^top   1. Nature of the Supreme Being ^top
117:1.1 (1278.5) De Allerhoogste is de schoonheid van fysische harmonie, de waarheid van intellectuele betekenissen en de goedheid van geestelijke waarden. Hij is de zoetheid van waar succes en de vreugde van eeuwige verworvenheden. Hij is de alziel van het groot universum, de bewustheid van de eindige kosmos, de voltooiing der eindige werkelijkheid en de personificatie van Schepper-schepsel-ervaring. In de hele toekomstige eeuwigheid zal God de Allerhoogste de realiteit van wilservaring verwoorden in de triniteitsbetrekkingen van de Godheid.   117:1.1 (1278.5) The Supreme is the beauty of physical harmony, the truth of intellectual meaning, and the goodness of spiritual value. He is the sweetness of true success and the joy of everlasting achievement. He is the oversoul of the grand universe, the consciousness of the finite cosmos, the completion of finite reality, and the personification of Creator-creature experience. Throughout all future eternity God the Supreme will voice the reality of volitional experience in the trinity relationships of Deity.
117:1.2 (1278.6) In de personen van de Allerhoogste Scheppers zijn de Goden afgedaald vanuit het Paradijs naar de domeinen van tijd en ruimte, om daar schepselen te scheppen en te doen evolueren met de capaciteit om het Paradijs te bereiken, schepselen die daarheen kunnen opklimmen op zoek naar de Vader. Deze universum-processie van afdalende, God-openbarende Scheppers en opklimmende, Godzoekende schepselen openbaart de Godheidsevolutie van de Allerhoogste, in wie zowel afdalenden als opklimmenden onderling begrip verwerven, de ontdekking van eeuwige, universele broederschap. Aldus wordt de Allerhoogste de eindige synthese van de ervaring van de volmaakte Schepper-oorzaak, en de respons van het zich vervolmakende schepsel.   117:1.2 (1278.6) In the persons of the Supreme Creators the Gods have descended from Paradise to the domains of time and space, there to create and to evolve creatures with Paradise-attainment capacity who can ascend thereto in quest of the Father. This universe procession of descending God-revealing Creators and ascending God-seeking creatures is revelatory of the Deity evolution of the Supreme, in whom both descenders and ascenders achieve mutuality of understanding, the discovery of eternal and universal brotherhood. The Supreme Being thus becomes the finite synthesis of the experience of the perfect-Creator cause and the perfecting-creature response.
117:1.3 (1279.1) Het groot universum houdt de mogelijkheid tot volledige unificatie in en zoekt hier ook steeds naar, en dit vloeit voort uit het feit dat deze kosmische bestaansvorm een gevolg is van de creatieve daden en krachtmandaten van de Paradijs-Triniteit, die ongekwalificeerde eenheid is. Deze trinitaire eenheid zelve komt in de eindige kosmos tot uitdrukking in de Allerhoogste, wiens werkelijkheid steeds zichtbaarder wordt naarmate de universa het maximale niveau van identificatie met de Triniteit bereiken.   117:1.3 (1279.1) The grand universe contains the possibility of, and ever seeks for, complete unification, and this grows out of the fact that this cosmic existence is a consequence of the creative acts and the power mandates of the Paradise Trinity, which is unqualified unity. This very trinitarian unity is expressed in the finite cosmos in the Supreme, whose reality becomes increasingly apparent as the universes attain to the maximum level of Trinity identification.
117:1.4 (1279.2) De wil van de Schepper en de wil van het schepsel zijn kwalitatief verschillend, maar ook experiëntieel verwant, want het schepsel en de Schepper kunnen samenwerken bij het tot stand brengen van universum-volmaaktheid. De mens kan met God samenwerken en daardoor een eeuwige volkomene mede-scheppen. God kan zelfs als menselijkheid werken in de incarnaties van zijn Zonen, die hierdoor het allerhoogst niveau van de ervaring van het schepsel bereiken.   117:1.4 (1279.2) The will of the Creator and the will of the creature are qualitatively different, but they are also experientially akin, for creature and Creator can collaborate in the achievement of universe perfection. Man can work in liaison with God and thereby cocreate an eternal finaliter. God can work even as humanity in the incarnations of his Sons, who thereby achieve the supremacy of creature experience.
117:1.5 (1279.3) In de Allerhoogste zijn de Schepper en het schepsel verenigd in één Godheid, wiens wil de uitdrukking is van één goddelijke persoonlijkheid. En deze wil van de Allerhoogste is iets meer dan de wil van het schepsel dan wel de Schepper, precies zoals de soevereine wil van de Meester-Zoon van Nebadon nu iets meer is dan een combinatie van de wil van goddelijkheid en menselijkheid. De verbintenis van Paradijs-volmaaktheid en ervaring in ruimte en tijd levert op godheidsniveaus van werkelijkheid een nieuwe betekeniswaarde op.   117:1.5 (1279.3) In the Supreme Being, Creator and creature are united in one Deity whose will is expressive of one divine personality. And this will of the Supreme is something more than the will of either creature or Creator, even as the sovereign will of the Master Son of Nebadon is now something more than a combination of the will of divinity and humanity. The union of Paradise perfection and time-space experience yields a new meaning value on deity levels of reality.
117:1.6 (1279.4) De evoluerende goddelijke natuur van de Allerhoogste wordt een getrouwe afbeelding van de onvergelijkelijke ervaring van alle schepselen en van alle Scheppers in het groot universum. In de Allerhoogste valt het wezen van scheppers en het wezen van schepselen samen: zij zijn voor immer verenigd door de ervaring die geboren is uit de wisselvalligheden welke samengaan met de oplossing der veelvoudige problemen waardoor de gehele eindige schepping wordt gekweld tijdens haar eeuwige zoektocht naar volmaaktheid en bevrijding uit de boeien van onvolledigheid.   117:1.6 (1279.4) The evolving divine nature of the Supreme is becoming a faithful portrayal of the matchless experience of all creatures and of all Creators in the grand universe. In the Supreme, creatorship and creaturehood are at one; they are forever united by that experience which was born of the vicissitudes attendant upon the solution of the manifold problems which beset all finite creation as it pursues the eternal path in quest of perfection and liberation from the fetters of incompleteness.
117:1.7 (1279.5) Waarheid, schoonheid en goedheid zijn gecorreleerd in het dienstbetoon van de Geest, de grootsheid van het Paradijs, de barmhartigheid van de Zoon en de ervaring van de Allerhoogste. God de Allerhoogste is waarheid, schoonheid en goedheid, want deze voorstellingen van goddelijkheid vormen eindige maxima van ideatie-ervaring. De eeuwige bronnen van deze drieënige kwaliteiten van goddelijkheid liggen op boveneindige niveaus, maar een schepsel kan zich deze bronnen alleen als superwaarheid, superschoonheid, en supergoedheid voorstellen.   117:1.7 (1279.5) Truth, beauty, and goodness are correlated in the ministry of the Spirit, the grandeur of Paradise, the mercy of the Son, and the experience of the Supreme. God the Supreme is truth, beauty, and goodness, for these concepts of divinity represent finite maximums of ideational experience. The eternal sources of these triune qualities of divinity are on superfinite levels, but a creature could only conceive of such sources as supertruth, superbeauty, and supergoodness.
117:1.8 (1279.6) Michael, een schepper, heeft de goddelijke liefde van de Schepper-Vader voor zijn aardse kinderen geopenbaard. En nu zij deze goddelijke genegenheid ontdekt en ontvangen hebben, kunnen de mensen ernaar streven deze liefde te openbaren aan hun broeders in het vlees. Deze genegenheid van schepselen is een ware afspiegeling van de liefde van de Allerhoogste.   117:1.8 (1279.6) Michael, a creator, revealed the divine love of the Creator Father for his terrestrial children. And having discovered and received this divine affection, men can aspire to reveal this love to their brethren in the flesh. Such creature affection is a true reflection of the love of the Supreme.
117:1.9 (1279.7) De Allerhoogste is op symmetrische wijze alomvattend. De Eerste Bron en Centrum is potentieel in de drie grote Absoluten, en actueel in het Paradijs, de Zoon en de Geest; de Allerhoogste echter is actueel en potentieel beide, een wezen van persoonlijke, allerhoogste en almachtige kracht, die gelijkelijk reageert op de inspanning van het schepsel en het voornemen van de Schepper; die uit zichzelf handelend optreedt met het universum en uit zichzelf reageert op het totaal van het universum; die op één en hetzelfde moment de allerhoogste schepper en het allerhoogste schepsel is. De Godheid van Allerhoogste Macht drukt aldus het totaal van het gehele eindige uit.   117:1.9 (1279.7) The Supreme is symmetrically inclusive. The First Source and Center is potential in the three great Absolutes, is actual in Paradise, in the Son, and in the Spirit; but the Supreme is both actual and potential, a being of personal supremacy and of almighty power, responsive alike to creature effort and Creator purpose; self-acting upon the universe and self-reactive to the sum total of the universe; and at one and the same time the supreme creator and the supreme creature. The Deity of Supremacy is thus expressive of the sum total of the entire finite.
2. De bron van evolutionaire groei ^top   2. The Source of Evolutionary Growth ^top
117:2.1 (1280.1) De Allerhoogste is God-in-de-tijd; bij hem berust het geheim van de groei van schepselen in de tijd; aan hem is ook de verovering van het onvolledige heden en de voleinding van de zich vervolmakende toekomst. En de finale vruchten van alle eindige groei zijn: kracht beheerst door geest via bewustzijn, ingevolge de verenigende, creatieve tegenwoordigheid van persoonlijkheid. De culminerende consequentie van al deze groei is de Allerhoogste.   117:2.1 (1280.1) The Supreme is God-in-time; his is the secret of creature growth in time; his also is the conquest of the incomplete present and the consummation of the perfecting future. And the final fruits of all finite growth are: power controlled through mind by spirit by virtue of the unifying and creative presence of personality. The culminating consequence of all this growth is the Supreme Being.
117:2.2 (1280.2) Voor de sterfelijke mens staat bestaan gelijk aan groei. En dit lijkt inderdaad zo te zijn, zelfs in de grotere universum-zin, want een bestaan dat door de geest wordt geleid, lijkt inderdaad experiëntiële groei — vergroting van status — ten gevolge te hebben. Wij geloven echter reeds lang dat de huidige groei, waardoor het bestaan van schepselen in het huidige universum-tijdperk wordt gekenmerkt, een functie is van de Allerhoogste. Wij zijn tevens van mening dat deze soort groei eigen is aan het tijdperk van de groei van de Allerhoogste, en dat zij zal ophouden wanneer de groei van de Allerhoogste voltooid is.   117:2.2 (1280.2) To mortal man, existence is equivalent to growth. And so indeed it would seem to be, even in the larger universe sense, for spirit-led existence does seem to result in experiential growth—augmentation of status. We have long held, however, that the present growth which characterizes creature existence in the present universe age is a function of the Supreme. We equally hold that this kind of growth is peculiar to the age of the growth of the Supreme, and that it will terminate with the completion of the growth of the Supreme.
117:2.3 (1280.3) Wanneer wij de status van de schepsel-getrinitiseerde zonen in beschouwing nemen, zien wij het volgende: zij worden geboren en leven in het huidige universum-tijdperk; zij hebben persoonlijkheid, naast gaven van bewustzijn en geest. Zij hebben ervaringen en de herinnering daaraan, maar zij groeien niet zoals opklimmende persoonlijkheden dat doen. Wij geloven en begrijpen dat deze schepsel-getrinitiseerde zonen weliswaar in het huidige universum-tijdperk leven, maar werkelijk behoren tot het volgende universum-tijdperk — het tijdperk dat zal volgen op de voltooiing van de groei van de Allerhoogste. Hierom zijn zij niet in de Allerhoogste, in zijn huidige status van onvolledigheid en van groei die hieruit volgt. Aldus nemen zij geen deel in de experiëntiële groei van het huidige universum-tijdperk, en worden zij in reserve gehouden voor het volgende universum-tijdperk.   117:2.3 (1280.3) Consider the status of the creature-trinitized sons: They are born and live in the present universe age; they have personalities, together with mind and spirit endowments. They have experiences and the memory thereof, but they do not grow as do ascenders. It is our belief and understanding that these creature-trinitized sons, while they are in the present universe age, are really of the next universe age—the age which will follow the completion of the growth of the Supreme. Hence they are not in the Supreme as of his present status of incompleteness and consequent growth. Thus they are nonparticipating in the experiential growth of the present universe age, being held in reserve for the next universe age.
117:2.4 (1280.4) De Machtige Boodschappers, de orde tot welke ik behoor, zijn door de Triniteit omhelsd en nemen daarom niet deel in de groei van het huidige universum-tijdperk. Qua status behoren wij in zekere zin tot het voorgaande universum-tijdperk, zoals de Stationaire Zonen der Triniteit dit in feite ook doen. Eén ding is zeker: onze status is vast door de omhelzing door de Triniteit, en ervaring heeft geen groei meer ten gevolge.   117:2.4 (1280.4) My own order, the Mighty Messengers, being Trinity embraced, are nonparticipating in the growth of the present universe age. In a sense we are in status as of the preceding universe age as in fact are the Stationary Sons of the Trinity. One thing is certain: Our status is fixed by the Trinity embrace, and experience no longer eventuates in growth.
117:2.5 (1280.5) Dit geldt niet voor de volkomenen of voor enig andere evolutionaire, experiëntiële orde die deelneemt in het groeiproces van de Allerhoogste. Gij stervelingen die thans op Urantia leeft en moogt streven naar het bereiken van het Paradijs en de status van volkomenen, dient te begrijpen dat deze bestemming alleen is te verwezenlijken omdat ge in en van de Allerhoogste zijt en hierom deelhebt aan de groeicyclus van de Allerhoogste.   117:2.5 (1280.5) This is not true of the finaliters nor of any other of the evolutionary and experiential orders which are participants in the growth process of the Supreme. You mortals now living on Urantia who may aspire to Paradise attainment and finaliter status should understand that such a destiny is only realizable because you are in and of the Supreme, hence are participants in the cycle of the growth of the Supreme.
117:2.6 (1280.6) Eens zal er een einde komen aan de groei van de Allerhoogste: zijn status zal tot voltooiing komen (in de energie-geest-zin). Deze beëindiging van de evolutie van de Allerhoogste zal ook het einde betekenen van de evolutie van schepselen als onderdeel van het Allerhoogst bewind. Welke soort groei kenmerkend zal zijn voor de universa in de buiten-ruimte weten wij niet. Maar wij weten heel zeker dat het iets geheel anders zal zijn dan wat wij gezien hebben in het huidige tijdperk van de evolutie der zeven superuniversa. Ongetwijfeld zullen de evolutionaire burgers van het groot universum de functie hebben om de schepselen in de buiten-ruimte te compenseren voor dit ontberen van de groei van het Allerhoogst bewind.   117:2.6 (1280.6) There will come an end sometime to the growth of the Supreme; his status will achieve completion (in the energy-spirit sense). This termination of the evolution of the Supreme will also witness the ending of creature evolution as a part of Supremacy. What kind of growth may characterize the universes of outer space, we do not know. But we are very sure that it will be something very different from anything that has been seen in the present age of the evolution of the seven superuniverses. It will undoubtedly be the function of the evolutionary citizens of the grand universe to compensate the outer-spacers for this deprivation of the growth of Supremacy.
117:2.7 (1280.7) Zoals hij existent zal zijn na de voleinding van het huidige universum-tijdperk, zal de Allerhoogste functioneren als experiëntieel soeverein van het groot universum. Schepselen in de buiten-ruimte — burgers van het volgende universum-tijdperk — zullen een post-superuniversum groeipotentieel hebben, een capaciteit tot het bereiken van evolutionaire niveaus die de soevereiniteit van de Almachtig Allerhoogste vooronderstelt, en dientengevolge de deelname van schepselen in de kracht-persoonlijkheid-synthese, zoals in het huidige universum-tijdperk, uitsluit.   117:2.7 (1280.7) As existent upon the consummation of the present universe age, the Supreme Being will function as an experiential sovereign in the grand universe. Outer-spacers—citizens of the next universe age—will have a postsuperuniverse growth potential, a capacity for evolutionary attainment presupposing the sovereignty of the Almighty Supreme, hence excluding creature participation in the power-personality synthesis of the present universe age.
117:2.8 (1281.1) Zo kunt ge de onvolledigheid van de Allerhoogste als een deugd zien, aangezien hierdoor de evolutionaire groei van de schepsel-schepping van de huidige universa mogelijk wordt. Leegte heeft inderdaad zijn deugden, want zij kan experiëntieel worden gevuld.   117:2.8 (1281.1) Thus may the incompleteness of the Supreme be regarded as a virtue since it makes possible the evolutionary growth of the creature-creation of the present universes. Emptiness does have its virtue, for it may become experientially filled.
117:2.9 (1281.2) Een van de meest boeiende vragen in de eindige filosofie is de volgende: actualiseert de Allerhoogste zich ingevolge de evolutie van het groot universum, of evolueert deze eindige kosmos progressief ingevolge de geleidelijke actualisering van de Allerhoogste? Of is het mogelijk dat zij wederzijds van elkaar afhankelijk zijn om tot ontwikkeling te kunnen komen? Dat zij evolutionaire reciproquen zijn, en de een aanzet tot de groei van de ander? Wij zijn zeker van het volgende: schepselen en universa, hoog en laag, evolueren thans binnen de Allerhoogste, en terwijl zij evolueren, verschijnt de totale som van de gehele eindige activiteit van dit universum-tijdperk. Dit nu is de verschijning van de Allerhoogste, voor alle persoonlijkheden de evolutie van de almachtige kracht van God de Allerhoogste.   117:2.9 (1281.2) One of the most intriguing questions in finite philosophy is this: Does the Supreme Being actualize in response to the evolution of the grand universe, or does this finite cosmos progressively evolve in response to the gradual actualization of the Supreme? Or is it possible that they are mutually interdependent for their development? that they are evolutionary reciprocals, each initiating the growth of the other? Of this we are certain: Creatures and universes, high and low, are evolving within the Supreme, and as they evolve, there is appearing the unified summation of the entire finite activity of this universe age. And this is the appearance of the Supreme Being, to all personalities the evolution of the almighty power of God the Supreme.
3. Betekenis van de Allerhoogste voor universum-schepselen ^top   3. Significance of the Supreme to Universe Creatures ^top
117:3.1 (1281.3) De kosmische realiteit die afwisselend wordt aangeduid als de Allerhoogste, God de Allerhoogste en de Almachtig Allerhoogste, is de complexe, universele synthese van de wordende fasen van alle eindige werkelijkheden. De wijdverbreide diversificatie van eeuwige energie, goddelijke geest en universeel bewustzijn bereikt zijn eindige hoogtepunt in de evolutie van de Allerhoogste, die het totaal is van alle eindige groei, zelf-verwerkelijkt op godheid-niveaus van eindige maximale voltooiing.   117:3.1 (1281.3) The cosmic reality variously designated as the Supreme Being, God the Supreme, and the Almighty Supreme, is the complex and universal synthesis of the emerging phases of all finite realities. The far-flung diversification of eternal energy, divine spirit, and universal mind attains finite culmination in the evolution of the Supreme, who is the sum total of all finite growth, self-realized on deity levels of finite maximum completion.
117:3.2 (1281.4) De Allerhoogste is het goddelijke kanaal waardoor de creatieve oneindigheid van de trioditeiten stroomt, en deze creatieve oneindigheid stolt in het galactische panorama der ruimte, waartegen zich het luisterrijke persoonlijkheidsdrama van de tijd afspeelt: de verovering van energie-materie door geest, door de bemiddeling van bewustzijn.   117:3.2 (1281.4) The Supreme is the divine channel through which flows the creative infinity of the triodities that crystallizes into the galactic panorama of space, against which takes place the magnificent personality drama of time: the spirit conquest of energy-matter through the mediation of mind.
117:3.3 (1281.5) Jezus zei: ‘Ik ben de levende weg,’ en hij is ook de levende weg van het materiële niveau van zelf-bewustheid tot het geestelijke niveau van God-bewustheid. En net zoals hij deze levende weg van opklimming is van het zelf naar God, zo is de Allerhoogste de levende weg van eindige bewustheid naar de transcendentie van bewustheid, ja naar het inzicht van absoniteit.   117:3.3 (1281.5) Said Jesus: “I am the living way,” and so he is the living way from the material level of self-consciousness to the spiritual level of God-consciousness. And even as he is this living way of ascension from the self to God, so is the Supreme the living way from finite consciousness to transcendence of consciousness, even to the insight of absonity.
117:3.4 (1281.6) Uw Schepper-Zoon kan daadwerkelijk dit levende kanaal van menselijkheid naar goddelijkheid zijn, aangezien hij persoonlijk de volheid van dit universum-pad van voortgang heeft ervaren, van de ware menselijkheid van Joshua ben Josef, de Zoon des Mensen, tot de Paradijs-goddelijkheid van Michael van Nebadon, de Zoon van de oneindige God. Op dezelfde wijze kan de Allerhoogste functioneren als de universum-toegangsweg tot de transcendentie van eindige beperkingen, want hij is de daadwerkelijke belichaming en persoonlijke samenvatting van alle evolutie, voortgang en vergeestelijking van schepselen. Zelfs de ervaringen van de afdalende persoonlijkheden uit het Paradijs in het groot universum vormen dat onderdeel van zijn ervaring, dat zijn samenvatting van de opklimmingservaring van de pelgrims in de tijd complementeert.   117:3.4 (1281.6) Your Creator Son can actually be such a living channel from humanity to divinity since he has personally experienced the fullness of the traversal of this universe path of progression, from the true humanity of Joshua ben Joseph, the Son of Man, to the Paradise divinity of Michael of Nebadon, the Son of the infinite God. Similarly can the Supreme Being function as the universe approach to the transcendence of finite limitations, for he is the actual embodiment and personal epitome of all creature evolution, progression, and spiritualization. Even the grand universe experiences of the descending personalities from Paradise are that part of his experience which is complemental to his summation of the ascending experiences of the pilgrims of time.
117:3.5 (1281.7) De sterfelijke mens is in meer dan figuurlijke zin gemaakt naar het beeld Gods. Vanuit een fysisch standpunt gezien is deze verklaring nauwelijks juist, maar met betrekking tot zekere universum-potentialiteiten is zij daadwerkelijk een feit. In het ras der mensen ontvouwt zich iets van hetzelfde drama van evolutionaire vervulling dat zich op een enorm veel grotere schaal afspeelt in het universum van universa. De mens, een wilspersoonlijkheid, wordt creatief in verbinding met een Richter, een onpersoonlijke entiteit, in de tegenwoordigheid van de eindige potentialiteiten van de Allerhoogste, en het gevolg is de bloei van een onsterfelijke ziel. In de universa functioneren de Schepper-persoonlijkheden van tijd en ruimte in verbinding met de onpersoonlijke geest van de Paradijs-Triniteit en scheppen hierdoor een nieuw krachtpotentieel van Godheidswerkelijkheid.   117:3.5 (1281.7) Mortal man is more than figuratively made in the image of God. From a physical standpoint this statement is hardly true, but with reference to certain universe potentialities it is an actual fact. In the human race, something of the same drama of evolutionary attainment is being unfolded as takes place, on a vastly larger scale, in the universe of universes. Man, a volitional personality, becomes creative in liaison with an Adjuster, an impersonal entity, in the presence of the finite potentialities of the Supreme, and the result is the flowering of an immortal soul. In the universes the Creator personalities of time and space function in liaison with the impersonal spirit of the Paradise Trinity and become thereby creative of a new power potential of Deity reality.
117:3.6 (1282.1) De sterfelijke mens, die een schepsel is, is niet precies als de Allerhoogste, die godheid is, maar ’s mensen evolutie lijkt in bepaalde opzichten wel op de groei van de Allerhoogste. De mens groeit bewust van het materiële naar het geestelijke door de kracht, energie en volharding van zijn eigen beslissingen; hij groeit ook naarmate zijn Gedachtenrichter nieuwe methoden ontwikkelt om omlaag te reiken van het geestelijke niveau naar de morontiale niveaus van de ziel; en als de ziel eenmaal tot aanzijn is gekomen, begint zij in en uit zichzelf te groeien.   117:3.6 (1282.1) Mortal man, being a creature, is not exactly like the Supreme Being, who is deity, but man’s evolution does in some ways resemble the growth of the Supreme. Man consciously grows from the material toward the spiritual by the strength, power, and persistency of his own decisions; he also grows as his Thought Adjuster develops new techniques for reaching down from the spiritual to the morontial soul levels; and once the soul comes into being, it begins to grow in and of itself.
117:3.7 (1282.2) Dit lijkt enigszins op de manier waarop de Allerhoogste zich uitbreidt. Zijn soevereiniteit groeit in en uit de daden en prestaties van de Allerhoogste Schepper-Persoonlijkheden: dit is de evolutie van de majesteit van zijn kracht als heerser over het groot universum. Zijn godheidsnatuur is eveneens afhankelijk van de preëxistente eenheid van de Paradijs-Triniteit. Maar de evolutie van God de Allerhoogste kent nog een ander aspect: hij is niet alleen geëvolueerd door Scheppers en ontsprongen aan de Triniteit: hij is ook uit zichzelf geëvolueerd en uit zichzelf ontsprongen. God de Allerhoogste neemt zelf wilskrachtig en creatief deel in zijn eigen godheidsactualisatie. Zo is ook de menselijke morontiale ziel een wilskrachtige, mede-scheppende deelgenoot in haar eigen onsterfelijk worden.   117:3.7 (1282.2) This is somewhat like the way in which the Supreme Being expands. His sovereignty grows in and out of the acts and achievements of the Supreme Creator Personalities; that is the evolution of the majesty of his power as the ruler of the grand universe. His deity nature is likewise dependent on the pre-existent unity of the Paradise Trinity. But there is still another aspect to the evolution of God the Supreme: He is not only Creator-evolved and Trinity-derived; he is also self-evolved and self-derived. God the Supreme is himself a volitional, creative participant in his own deity actualization. The human morontial soul is likewise a volitional, cocreative partner in its own immortalization.
117:3.8 (1282.3) De Vader werkt samen met de Vereend Handelende Geest bij het manipuleren van de energieën van het Paradijs en bij het reactief maken van deze energieën op de Allerhoogste. De Vader werkt samen met de Eeuwige Zoon bij het voortbrengen van Schepper-persoonlijkheden, wier daden eens zullen culmineren in de soevereiniteit van de Allerhoogste. De Vader werkt met Zoon en Geest beiden samen bij de schepping van Triniteitspersoonlijkheden, die als regeerders van het groot universum zullen funtioneren tot de tijd dat de evolutie van de Allerhoogste is voltooid en hij daardoor bevoegd zal zijn deze soevereiniteit op zich te nemen. De Vader werkt op deze en op vele andere wijzen samen met zijn Godheids- en niet-Godheidsgelijken bij de bevordering van de evolutie van het bewind van de Allerhoogste, maar hij functioneert in deze zaken ook alleen. En zijn solitaire functioneren wordt waarschijnlijk het duidelijkst onthuld in het dienstbetoon van de Gedachtenrichters en de entiteiten die met dezen zijn verbonden.   117:3.8 (1282.3) The Father collaborates with the Conjoint Actor in manipulating the energies of Paradise and in rendering these responsive to the Supreme. The Father collaborates with the Eternal Son in the production of Creator personalities whose acts will sometime culminate in the sovereignty of the Supreme. The Father collaborates with both Son and Spirit in the creation of Trinity personalities to function as rulers of the grand universe until such time as the completed evolution of the Supreme qualifies him to assume that sovereignty. The Father co-operates with his Deity and non-Deity co-ordinates in these and many other ways in the furtherance of the evolution of Supremacy, but he also functions alone in these matters. And his solitary function is probably best revealed in the ministry of the Thought Adjusters and their associated entities.
117:3.9 (1282.4) Godheid is eenheid, existentieel in de Triniteit, experiëntieel in de Allerhoogste, en in stervelingen door het schepsel verwezenlijkt in de fusie met de Richter. De aanwezigheid van de Gedachtenrichters in stervelingen openbaart de wezenlijke eenheid van het universum, want de mens, het laagste type persoonlijkheid dat in het universum kan bestaan, bevat in zichzelf een actueel fragment van de hoogste, eeuwige werkelijkheid, ja de oorspronkelijke Vader van alle persoonlijkheden.   117:3.9 (1282.4) Deity is unity, existential in the Trinity, experiential in the Supreme, and, in mortals, creature-realized in Adjuster fusion. The presence of the Thought Adjusters in mortal man reveals the essential unity of the universe, for man, the lowest possible type of universe personality, contains within himself an actual fragment of the highest and eternal reality, even the original Father of all personalities.
117:3.10 (1282.5) De Allerhoogste evolueert krachtens zijn verbinding met de Paradijs-Triniteit en ingevolge de successen in goddelijkheid van de kinderen van die Triniteit, die scheppers en bestuurders zijn. ’s Mensen onsterfelijke ziel ontwikkelt zijn eigen eeuwige bestemming door omgang met de goddelijke tegenwoordigheid van de Paradijs-Vader, en conform de persoonlijkheidsbeslissingen van het menselijke bewustzijn. Wat de Triniteit is voor God de Allerhoogste, is de Richter voor de evoluerende mens.   117:3.10 (1282.5) The Supreme Being evolves by virtue of his liaison with the Paradise Trinity and in consequence of the divinity successes of the creator and administrator children of that Trinity. Man’s immortal soul evolves its own eternal destiny by association with the divine presence of the Paradise Father and in accordance with the personality decisions of the human mind. What the Trinity is to God the Supreme, the Adjuster is to evolving man.
117:3.11 (1282.6) Gedurende het huidige universum-tijdperk is de Allerhoogste blijkbaar niet in staat om rechtstreeks als schepper te functioneren, behalve in die gevallen waar de eindige mogelijkheden tot handelen zijn uitgeput door de scheppende instanties in tijd en ruimte. Tot nu toe is dit in de geschiedenis van het universum slechts eenmaal gebeurd: toen de mogelijkheden tot eindige daden met betrekking tot de universum-reflectiviteit waren uitgeput, heeft de Allerhoogste inderdaad gefunctioneerd als de scheppende bekroner van alle voorgaande handelingen van scheppers. En wij geloven dat hij in toekomstige tijdperken steeds opnieuw als bekroner zal functioneren, wanneer er door voorafgaande scheppers een passende cyclus van creatieve activiteit is voltooid.   117:3.11 (1282.6) During the present universe age the Supreme Being is apparently unable to function directly as a creator except in those instances where the finite possibilities of action have been exhausted by the creative agencies of time and space. Thus far in universe history this has transpired but once; when the possibilities of finite action in the matter of universe reflectivity had been exhausted, then did the Supreme function as the creative culminator of all antecedent creator actions. And we believe he will again function as a culminator in future ages whenever antecedent creatorship has completed an appropriate cycle of creative activity.
117:3.12 (1283.1) De Allerhoogste heeft de mens niet geschapen, maar de mens is letterlijk geschapen, zijn leven zelve is voortgekomen uit, de potentialiteit van de Allerhoogste. Hij doet de mens niet evolueren, maar toch is de Allerhoogste zelf in diepste wezen evolutie. Vanuit het eindige standpunt gezien, leven wij, bewegen wij en bestaan wij werkelijk binnen de immanentie van de Allerhoogste.   117:3.12 (1283.1) The Supreme Being did not create man, but man was literally created out of, his very life was derived from, the potentiality of the Supreme. Nor does he evolve man; yet is the Supreme himself the very essence of evolution. From the finite standpoint, we actually live, move, and have our being within the immanence of the Supreme.
117:3.13 (1283.2) Klaarblijkelijk kan de Allerhoogste niet de aanzet geven tot oorspronkelijke veroorzaking, maar hij blijkt wel de katalysator te zijn van alle universum-groei en is blijkbaar voorbestemd om te zorgen voor de bekroning van het totaal, waar het gaat om de bestemming van alle experiëntieel-evolutionaire wezens. De Vader doet het denkbeeld van een eindige kosmos ontstaan; de Schepper-Zonen maken dit idee tot feit in tijd en ruimte met de instemming en medewerking van de Scheppende Geesten; de Allerhoogste bekroont het totaal van het eindige en stelt de betrekking hiervan tot de bestemming van het absoniete in.   117:3.13 (1283.2) The Supreme apparently cannot initiate original causation but appears to be the catalyzer of all universe growth and is seemingly destined to provide totality culmination as regards the destiny of all experiential-evolutionary beings. The Father originates the concept of a finite cosmos; the Creator Sons factualize this idea in time and space with the consent and co-operation of the Creative Spirits; the Supreme culminates the total finite and establishes its relationship with the destiny of the absonite.
4. De eindige God ^top   4. The Finite God ^top
117:4.1 (1283.3) Wanneer wij de onophoudelijke worstelingen van de schepsel-scheppingen om volmaaktheid van status en goddelijkheid van zijn aanschouwen, moeten wij wel geloven dat deze eindeloze inspanningen getuigen van de niet aflatende worsteling van de Allerhoogste om goddelijke zelfverwerkelijking. God de Allerhoogste is de eindige Godheid, en hij moet het hoofd bieden aan de opgaven van het eindige in de totale zin van dat woord. Onze worstelingen met de wisselvalligheden van de tijd in de evoluties in de ruimte zijn weerspiegelingen van zijn inspanningen om realiteit van zijn zelfheid en de voltooiing van zijn soevereiniteit te bereiken, binnen de sfeer van handeling die door zijn evoluerende natuur wordt uitgebreid tot de uiterste grenzen van wat mogelijk is.   117:4.1 (1283.3) As we view the ceaseless struggles of the creature creation for perfection of status and divinity of being, we cannot but believe that these unending efforts bespeak the unceasing struggle of the Supreme for divine self-realization. God the Supreme is the finite Deity, and he must cope with the problems of the finite in the total sense of that word. Our struggles with the vicissitudes of time in the evolutions of space are reflections of his efforts to achieve reality of self and completion of sovereignty within the sphere of action which his evolving nature is expanding to the outermost limits of possibility.
117:4.2 (1283.4) Door heel het groot universum heen worstelt de Allerhoogste om zich uit te drukken. Zijn goddelijke evolutie stoelt in zekere mate op de wijsheidsactie van iedere persoonlijkheid die bestaat. Wanneer een mens kiest voor eeuwige overleving, is hij medescheppend aan zijn bestemming; in het leven van deze opklimmende sterveling vindt de eindige God bovendien een hogere mate van zelfverwerkelijking van zijn persoonlijkheid en een vergroting van zijn experiëntiële soevereiniteit. Maar indien een schepsel de eeuwige loopbaan afwijst, ervaart dat deel van de Allerhoogste dat afhankelijk was van de keuze van dit schepsel onontkoombaar vertraging, een deprivatie die gecompenseerd moet worden door vervangende, of collaterale ervaring; wat de persoonlijkheid van de niet-overlevende aangaat, deze wordt geabsorbeerd in de alziel der schepping, want zij wordt een deel van de Godheid van de Allerhoogste.   117:4.2 (1283.4) Throughout the grand universe the Supreme struggles for expression. His divine evolution is in measure predicated on the wisdom-action of every personality in existence. When a human being chooses eternal survival, he is cocreating destiny; and in the life of this ascending mortal the finite God finds an increased measure of personality self-realization and an enlargement of experiential sovereignty. But if a creature rejects the eternal career, that part of the Supreme which was dependent on this creature’s choice experiences inescapable delay, a deprivation which must be compensated by substitutional or collateral experience; as for the personality of the nonsurvivor, it is absorbed into the oversoul of creation, becoming a part of the Deity of the Supreme.
117:4.3 (1283.5) God is zo vertrouwend, zo liefhebbend, dat hij een gedeelte van zijn goddelijke natuur zelfs mensen in handen legt ter bewaring en zelfverwerkelijking. De Vader-natuur, de Richter-tegenwoordigheid, is onvernietigbaar, ongeacht de keuze die de sterveling maakt. Het kind van de Allerhoogste, het evoluerende zelf, kan wel vernietigd worden, niettegenstaande het feit dat de potentieel verenigende persoonlijkheid van een dergelijk verblind zelf zal blijven bestaan als een factor van de Godheid van Allerhoogste macht.   117:4.3 (1283.5) God is so trusting, so loving, that he gives a portion of his divine nature into the hands of even human beings for safekeeping and self-realization. The Father nature, the Adjuster presence, is indestructible regardless of the choice of the mortal being. The child of the Supreme, the evolving self, can be destroyed notwithstanding that the potentially unifying personality of such a misguided self will persist as a factor of the Deity of Supremacy.
117:4.4 (1283.6) De menselijke persoonlijkheid kan de individualiteit van het geschapen wezen waarlijk vernietigen, en ofschoon alles wat waardevol is geweest in het leven van een dergelijke kosmische zelfmoordenaar zal blijven bestaan, zullen deze kwaliteiten niet blijven bestaan als een individueel schepsel. De Allerhoogste zal opnieuw uitdrukking vinden in de schepselen van de universa, maar nooit weer als die bepaalde persoon; de unieke persoonlijkheid van een niet-opgaande mens keert terug naar de Allerhoogste, zoals een waterdruppel terugkeert naar de zee.   117:4.4 (1283.6) The human personality can truly destroy individuality of creaturehood, and though all that was worth while in the life of such a cosmic suicide will persist, these qualities will not persist as an individual creature. The Supreme will again find expression in the creatures of the universes but never again as that particular person; the unique personality of a nonascender returns to the Supreme as a drop of water returns to the sea.
117:4.5 (1284.1) Iedere op zichzelf staande handeling van de persoonlijke delen van het eindige is betrekkelijk onbelangrijk voor de ultieme verschijning van het Allerhoogst Geheel, maar het geheel is niettemin afhankelijk van het totaal der daden van de veelvoudige delen. De persoonlijkheid van de individuele sterveling is onbetekenend ten opzichte van het totaal van het Allerhoogst bewind, maar de persoonlijkheid van iedere mens vertegenwoordigt een onvervangbare betekeniswaarde in het eindige; wanneer persoonlijkheid eenmaal tot uitdrukking is gebracht, vindt zij nooit weer identieke uitdrukking, behalve in het voortdurende bestaan van die levende persoonlijkheid.   117:4.5 (1284.1) Any isolated action of the personal parts of the finite is comparatively irrelevant to the eventual appearance of the Supreme Whole, but the whole is nonetheless dependent on the total acts of the manifold parts. The personality of the individual mortal is insignificant in the face of the total of Supremacy, but the personality of each human being represents an irreplaceable meaning-value in the finite; personality, having once been expressed, never again finds identical expression except in the continuing existence of that living personality.
117:4.6 (1284.2) En dus is het zo dat wanneer wij streven naar zelfuitdrukking, de Allerhoogste in ons en samen met ons, streeft naar godheidsuitdrukking. Waar wij de Vader vinden, daar heeft de Allerhoogste opnieuw de Paradijs-Schepper van alle dingen gevonden. Waar wij de problemen van zelfverwerkelijking de baas worden, daar verwerft de God der ervaring almachtige allerhoogste macht in de universa van tijd en ruimte.   117:4.6 (1284.2) And so, as we strive for self-expression, the Supreme is striving in us, and with us, for deity expression. As we find the Father, so has the Supreme again found the Paradise Creator of all things. As we master the problems of self-realization, so is the God of experience achieving almighty supremacy in the universes of time and space.
117:4.7 (1284.3) De mensheid klimt niet zonder inspanning op in het universum, en evenmin evolueert de Allerhoogste zonder doelbewuste, intelligente actie. Schepselen bereiken de volmaaktheid niet door louter passiviteit, en evenmin kan de geest van het Allerhoogst bewind de macht van de Almachtige tot feit maken zonder onophoudelijk dienstbetoon aan de eindige schepping.   117:4.7 (1284.3) Mankind does not ascend effortlessly in the universe, neither does the Supreme evolve without purposeful and intelligent action. Creatures do not attain perfection by mere passivity, nor can the spirit of Supremacy factualize the power of the Almighty without unceasing service ministry to the finite creation.
117:4.8 (1284.4) De relatie van de mens met de Allerhoogste in de tijd is de basis voor kosmische moraliteit, de universele gevoeligheid voor en aanvaarding van verplichting. Dit is een moraliteit die het gevoel van betrekkelijk goed en verkeerd in de tijd te boven gaat; het is een moraliteit die rechtstreeks stoelt op de erkenning door het van zichzelf bewuste schepsel van zijn experiëntiële verplichting aan de experiëntiële Godheid. De sterfelijke mens en alle andere eindige schepselen worden geschapen uit het levende potentieel van energie, bewustzijn en geest dat in de Allerhoogste existent is. Uit de Allerhoogste put de Richter-sterveling in opklimming om voor het onsterfelijke, goddelijke karakter van een volkomene te scheppen. Uit de werkelijkheid van de Allerhoogste zelve weeft de Richter, met toestemming van de menselijke wil, de patronen van de eeuwige natuur van een opklimmende zoon van God.   117:4.8 (1284.4) The temporal relation of man to the Supreme is the foundation for cosmic morality, the universal sensitivity to, and acceptance of, duty. This is a morality which transcends the temporal sense of relative right and wrong; it is a morality directly predicated on the self-conscious creature’s appreciation of experiential obligation to experiential Deity. Mortal man and all other finite creatures are created out of the living potential of energy, mind, and spirit existent in the Supreme. It is upon the Supreme that the Adjuster-mortal ascender draws for the creation of the immortal and divine character of a finaliter. It is out of the very reality of the Supreme that the Adjuster, with the consent of the human will, weaves the patterns of the eternal nature of an ascending son of God.
117:4.9 (1284.5) De evolutie van Richter-vooruitgang bij de vergeestelijking en vereeuwiging van een menselijke persoonlijkheid brengt een rechtstreekse uitbreiding van de soevereiniteit van de Allerhoogste voort. Deze prestaties in de menselijke evolutie zijn terzelfdertijd prestaties in de evolutionaire actualisering van de Allerhoogste. Ofschoon het waar is dat schepselen niet zonder de Allerhoogste zouden kunnen evolueren, is het waarschijnlijk ook waar dat de evolutie van de Allerhoogste nooit volledig kan worden bereikt los van de voltooide evolutie van alle schepselen. Hierin ligt de grote kosmische verantwoordelijkheid van persoonlijkheden die zich van zichzelf bewust zijn: dat de Allerhoogste Godheid in een bepaalde zin afhankelijk is van de keuze van de wil van de sterveling. En de wederzijdse voortgang van de evolutie van sterveling- en en van de evolutie van de Allerhoogste wordt getrouwelijk en volledig kenbaar gemaakt aan de Ouden der Dagen, via de ondoorgrondelijke reflectiviteitsmechanismen in het universum.   117:4.9 (1284.5) The evolution of Adjuster progress in the spiritualizing and eternalizing of a human personality is directly productive of an enlargement of the sovereignty of the Supreme. Such achievements in human evolution are at the same time achievements in the evolutionary actualization of the Supreme. While it is true that creatures could not evolve without the Supreme, it is probably also true that the evolution of the Supreme can never be fully attained independent of the completed evolution of all creatures. Herein lies the great cosmic responsibility of self-conscious personalities: That Supreme Deity is in a certain sense dependent on the choosing of the mortal will. And the mutual progression of creature evolution and of Supreme evolution is faithfully and fully indicated to the Ancients of Days over the inscrutable mechanisms of universe reflectivity.
117:4.10 (1284.6) De grote uitdaging die de sterfelijke mens is geschonken is deze: wilt ge besluiten om de ervaarbare waarde-betekenissen van de kosmos te personaliseren in uw eigen evoluerende zelfheid? of wilt ge, door het verwerpen van de overleving, toestaan dat deze geheimen van het Allerhoogst bewind blijven sluimeren in afwachting van de actie van een ander schepsel op een ander tijdstip die op zijn manier zal trachten een schepsel-bijdrage te leveren aan de evolutie van de eindige God? Maar dat zal dan zijn bijdrage aan de Allerhoogste zijn, niet de uwe.   117:4.10 (1284.6) The great challenge that has been given to mortal man is this: Will you decide to personalize the experiencible value meanings of the cosmos into your own evolving selfhood? or by rejecting survival, will you allow these secrets of Supremacy to lie dormant, awaiting the action of another creature at some other time who will in his way attempt a creature contribution to the evolution of the finite God? But that will be his contribution to the Supreme, not yours.
117:4.11 (1284.7) De grote worsteling van dit universum-tijdperk heeft plaats tussen het potentiële en het actuele — het streven naar actualisatie door al wat tot nu toe onuitgedrukt is. Indien de sterfelijke mens het Paradijs-avontuur aanvangt, volgt hij de bewegingen van de tijd, die als stromingen binnen de rivier der eeuwigheid lopen; indien de sterfelijke mens de eeuwige loopbaan verwerpt, beweegt hij zich tegen de stroom der gebeurtenissen in de eindige universa in. De mechanische schepping gaat onverbiddelijk door, in overeenstemming met de zich ontvouwende bedoeling van de Paradijs-Vader, maar de volitionele schepping heeft de keuze om de rol van persoonlijkheidsdeelname in het avontuur der eeuwigheid te aanvaarden of te verwerpen. De sterfelijke mens kan de allerhoogste waarden van het menselijk bestaan niet vernietigen, maar hij kan zeer beslist de evolutie van deze waarden in zijn eigen persoonlijke ervaring verhinderen. In de mate waarin het menselijke zelf op deze wijze weigert deel te nemen in de opklimming naar het Paradijs, in precies die mate wordt de Allerhoogste opgehouden bij het bereiken van goddelijkheidsuitdrukking in het groot universum.   117:4.11 (1284.7) The great struggle of this universe age is between the potential and the actual—the seeking for actualization by all that is as yet unexpressed. If mortal man proceeds upon the Paradise adventure, he is following the motions of time, which flow as currents within the stream of eternity; if mortal man rejects the eternal career, he is moving counter to the stream of events in the finite universes. The mechanical creation moves on inexorably in accordance with the unfolding purpose of the Paradise Father, but the volitional creation has the choice of accepting or of rejecting the role of personality participation in the adventure of eternity. Mortal man cannot destroy the supreme values of human existence, but he can very definitely prevent the evolution of these values in his own personal experience. To the extent that the human self thus refuses to take part in the Paradise ascent, to just that extent is the Supreme delayed in achieving divinity expression in the grand universe.
117:4.12 (1285.1) Aan de hoed e van de sterfelijke mens is niet alleen de Richter-tegenwoordigheid van de Paradijs-Vader toevertrouwd, maar ook de zeggenschap over de bestemming van een oneindig kleine fractie van de toekomst van de Allerhoogste. Want waar de mens zijn menselijke bestemming bereikt, daar bereikt ook de Allerhoogste zijn bestemming op godheidsniveaus.   117:4.12 (1285.1) Into the keeping of mortal man has been given not only the Adjuster presence of the Paradise Father but also control over the destiny of an infinitesimal fraction of the future of the Supreme. For as man attains human destiny, so does the Supreme achieve destiny on deity levels.
117:4.13 (1285.2) Zo wacht ieder van u de beslissing die ook eens ieder van ons te wachten stond: wilt ge de God van de tijd, die zo afhankelijk is van de beslissingen van het eindige bewustzijn, in de steek laten? Wilt ge de Allerhoogste persoonlijkheid van de universa in de steek laten door de traagheid van een animalistische terugval? Wilt ge de grote broeder van alle schepselen, die zo afhankelijk is van ieder schepsel, in de steek laten? Kunt ge uzelf toestaan het gebied van het onverwerkelijkte binnen te gaan, wanneer het betoverende vooruitzicht voor u ligt van de loopbaan door het universum — de goddelijke ontdekking van de Paradijs-Vader en de goddelijke deelname in het zoeken naar, en de evolutie van, de God van het Allerhoogst bewind?   117:4.13 (1285.2) And so the decision awaits each of you as it once awaited each of us: Will you fail the God of time, who is so dependent upon the decisions of the finite mind? will you fail the Supreme personality of the universes by the slothfulness of animalistic retrogression? will you fail the great brother of all creatures, who is so dependent on each creature? can you allow yourself to pass into the realm of the unrealized when before you lies the enchanting vista of the universe career—the divine discovery of the Paradise Father and the divine participation in the search for, and the evolution of, the God of Supremacy?
117:4.14 (1285.3) Gods gaven — zijn schenking van realiteit — zijn geen afscheidingen van zichzelf; hij vervreemdt de schepping niet van zichzelf, maar hij heeft spanningen ingesteld in de scheppingen die rond het Paradijs wentelen. God bemint de mens eerst en verleent hem het potentieel van onsterfelijkheid — eeuwige realiteit. En wanneer de mens God bemint, dan wordt de mens eeuwig in actualiteit. En hierin ligt een geheimenis: hoe dichter de mens God nadert door liefde, des te groter wordt de realiteit — actualiteit — van die mens. Hoe meer de mens zich van God terugtrekt, des te dichter benadert hij niet-werkelijkheid — het ophouden van zijn bestaan. Wanneer de mens zijn wil wijdt aan het doen van de wil van de Vader, wanneer de mens God alles geeft wat hij heeft, dan maakt God die mens tot meer dan hij is.   117:4.14 (1285.3) God’s gifts—his bestowal of reality—are not divorcements from himself; he does not alienate creation from himself, but he has set up tensions in the creations circling Paradise. God first loves man and confers upon him the potential of immortality—eternal reality. And as man loves God, so does man become eternal in actuality. And here is mystery: The more closely man approaches God through love, the greater the reality—actuality—of that man. The more man withdraws from God, the more nearly he approaches nonreality—cessation of existence. When man consecrates his will to the doing of the Father’s will, when man gives God all that he has, then does God make that man more than he is.
5. De Alziel van de schepping ^top   5. The Oversoul of Creation ^top
117:5.1 (1285.4) De grote Allerhoogste is de kosmische alziel van het groot universum. In hem vinden de kwaliteiten en kwantiteiten van de kosmos inderdaad hun godheidsweerspiegeling: zijn godheidsnatuur is het samengestelde mozaïek van de totale immensiteit van alle schepsel-Schepper-natuur in alle evoluerende universa. En de Allerhoogste is ook een zich actualiserende Godheid, die een creatieve wil belichaamt welke een evoluerende universum-doeleinde behelst.   117:5.1 (1285.4) The great Supreme is the cosmic oversoul of the grand universe. In him the qualities and quantities of the cosmos do find their deity reflection; his deity nature is the mosaic composite of the total vastness of all creature-Creator nature throughout the evolving universes. And the Supreme is also an actualizing Deity embodying a creative will which embraces an evolving universe purpose.
117:5.2 (1285.5) De verstandelijke, potentieel persoonlijke zelfheden van het eindige treden te voorschijn uit de Derde Bron en Centrum en bereiken eindige tijd-ruimte-synthese met de Godheid in de Allerhoogste. Wanneer het schepsel zich onderwerpt aan de wil van de Schepper, is dit geen verzinken of afstand doen van zijn persoonlijkheid: de individuele persoonlijkheidsdeelnemers in de actualisering van de eindige God verliezen hun volitionele zelfheid niet door aldus te functioneren. Deze persoonlijkheden breiden zich veeleer in toenemende mate uit door deel te nemen in dit grote Godheidsavontuur; door een dergelijke vereniging met goddelijkheid verheft, verrijkt en vergeestelijkt de mens zijn evoluerende zelf en brengt hij het tot eenheid, totdat het op de drempel der allerhoogste macht zelve staat.   117:5.2 (1285.5) The intellectual, potentially personal selves of the finite emerge from the Third Source and Center and achieve finite time-space Deity synthesis in the Supreme. When the creature submits to the will of the Creator, he does not submerge or surrender his personality; the individual personality participants in the actualization of the finite God do not lose their volitional selfhood by so functioning. Rather are such personalities progressively augmented by participation in this great Deity adventure; by such union with divinity man exalts, enriches, spiritualizes, and unifies his evolving self to the very threshold of supremacy.
117:5.3 (1286.1) De evoluerende onsterfelijke ziel van de mens, de gezamenlijke schepping van het materiële bewustzijn en de Richter, klimt als zodanig op naar het Paradijs, en wordt vervolgens, wanneer zij is opgenomen in het Korps der Volkomenheid, op een nieuwe manier verbonden met het geest-zwaartekrachtcircuit van de Eeuwige Zoon, door een ervaringstechniek die bekend staat als de transcendering van volkomenen. Deze volkomenen worden aldus aanvaardbare kandidaten voor experiëntiele erkenning als persoonlijkheden van God de Allerhoogste. En wanneer deze sterfelijke intellecten bij de ongeopenbaarde toekomstige opdrachten van het Korps der Volkomenheid het zevende stadium van geest-bestaan bereiken, zullen deze tweeledige vormen van bewustzijn drieledig worden. Het menselijke en het goddelijke bewustzijn, die op elkaar zijn afgestemd, zullen dan verheerlijkt worden in vereniging met het experiëntiële bewustzijn van de dan geactualiseerde Allerhoogste.   117:5.3 (1286.1) The evolving immortal soul of man, the joint creation of the material mind and the Adjuster, ascends as such to Paradise and subsequently, when mustered into the Corps of the Finality, becomes allied in some new way with the spirit-gravity circuit of the Eternal Son by a technique of experience known as finaliter transcendation. Such finaliters thus become acceptable candidates for experiential recognition as personalities of God the Supreme. And when these mortal intellects in the unrevealed future assignments of the Corps of the Finality attain the seventh stage of spirit existence, such dual minds will become triune. These two attuned minds, the human and the divine, will become glorified in union with the experiential mind of the then actualized Supreme Being.
117:5.4 (1286.2) In de eeuwige toekomst zal God de Allerhoogste worden geactualiseerd — creatief worden uitgedrukt en geestelijk worden uitgebeeld — in het vergeestelijkte bewustzijn, de onsterfelijke ziel, van de mens in opklimming, zoals ook de Universele Vader werd geopenbaard in het aardse leven van Jezus.   117:5.4 (1286.2) In the eternal future, God the Supreme will be actualized—creatively expressed and spiritually portrayed—in the spiritualized mind, the immortal soul, of ascendant man, even as the Universal Father was so revealed in the earth life of Jesus.
117:5.5 (1286.3) De mens verenigt zich niet met de Allerhoogste en laat zijn persoonlijke identiteit niet in hem verzinken, maar de repercussies in het universum van de ervaring van alle mensen vormen wel aldus een deel van het goddelijke ervaren van de Allerhoogste. ‘De daad is aan ons, de gevolgen zijn voor God.’   117:5.5 (1286.3) Man does not unite with the Supreme and submerge his personal identity, but the universe repercussions of the experience of all men do thus form a part of the divine experiencing of the Supreme. “The act is ours, the consequences God’s.”
117:5.6 (1286.4) De vooruitgaande persoonlijkheid laat een spoor na van geactualiseerde werkelijkheid wanneer zij de steeds hogere niveaus van de universa doorloopt. Of zij nu uit bewustzijn, geest of energie bestaan, de groeiende scheppingen in tijd en ruimte worden gemodificeerd door de voortgang van persoonlijkheid door hun domeinen. Wanneer de mens handelt, reageert de Allerhoogste, en deze transactie vormt het feit van voortgang.   117:5.6 (1286.4) The progressing personality leaves a trail of actualized reality as it passes through the ascending levels of the universes. Be they mind, spirit, or energy, the growing creations of time and space are modified by the progression of personality through their domains. When man acts, the Supreme reacts, and this transaction constitutes the fact of progression.
117:5.7 (1286.5) De grote circuits van energie, bewustzijn en geest zijn nooit het blijvende bezit van opgaande persoonlijkheid; deze vormen van dienstbetoon blijven voor altijd een deel van het bewind van de Allerhoogste. In de ervaring van de sterveling zetelt zijn menselijke intellect in de ritmische pulsaties van de assistent-bewustzijnsgeesten en verwezenlijkt het zijn beslissingen binnen de arena die ontstaat door aansluiting op de circuits van dit dienstbetoon. Bij de dood van de sterveling wordt het menselijke zelf voor eeuwig losgemaakt uit het circuit van de assistent-geesten. Terwijl deze assistent-geesten nooit de ervaring van de ene persoonlijkheid aan een andere lijken over te brengen, kunnen zij wel de onpersoonlijke repercussies van beslissingsactiviteiten via God de Zevenvoudige aan God de Allerhoogste overbrengen, en doen dit ook. (Dit geldt althans voor de assistent-geesten van godsverering en wijsheid.)   117:5.7 (1286.5) The great circuits of energy, mind, and spirit are never the permanent possessions of ascending personality; these ministries remain forever a part of Supremacy. In the mortal experience the human intellect resides in the rhythmic pulsations of the adjutant mind-spirits and effects its decisions within the arena produced by encircuitment within this ministry. Upon mortal death the human self is everlastingly divorced from the adjutant circuit. While these adjutants never seem to transmit experience from one personality to another, they can and do transmit the impersonal repercussions of decision-action through God the Sevenfold to God the Supreme. (At least this is true of the adjutants of worship and wisdom.)
117:5.8 (1286.6) En zo is het ook met de geestelijke circuits gesteld: de mens maakt hiervan gebruik bij zijn opklimming door de universa, maar hij bezit ze nooit als deel van zijn eeuwige persoonlijkheid. Maar deze circuits van geestelijk dienstbetoon, of het nu de Geest van Waarheid, de Heilige Geest, of geest-tegenwoordigheden van het superuniversum betreft, zijn ontvankelijk voor en reactief op de wordende waarden in opgaande persoonlijkheid, en deze worden via de Zevenvoudige getrouwelijk overgebracht aan de Allerhoogste.   117:5.8 (1286.6) And so it is with the spiritual circuits: Man utilizes these in his ascent through the universes, but he never possesses them as a part of his eternal personality. But these circuits of spiritual ministry, whether Spirit of Truth, Holy Spirit, or superuniverse spirit presences, are receptive and reactive to the emerging values in ascending personality, and these values are faithfully transmitted through the Sevenfold to the Supreme.
117:5.9 (1286.7) Hoewel zulke geestelijke invloeden als de Heilige Geest en de Geest van Waarheid vormen van bijstand zijn in het plaatselijk universum, is de leiding die zij geven niet geheel beperkt tot de geografische begrenzingen van een gegeven plaatselijke schepping. Wanneer de opgaande sterveling de grenzen van het plaatselijk universum van herkomst achter zich laat, wordt hem niet alle bijstand ontnomen van de Geest van Waarheid die hem zo constant heeft onderricht en door de filosofische labyrinthen van de materiële en morontiale werelden heen heeft geleid, de geest die de pelgrim naar het Paradijs in iedere crisis van de opklimming zo onfeilbaar aanwijzingen heeft gegeven, immer zeggende: ‘Dit is de weg.’ Wanneer ge de domeinen van het plaatselijk universum verlaat door het dienstbetoon van de geest van de wordende Allerhoogste en door de reflectiviteitsvoorzieningen in het superuniversum, zult ge bij uw opgang naar het Paradijs nog steeds geleid worden door de troostende, sturende geest van de door het Paradijs geschonken Zonen van God.   117:5.9 (1286.7) While such spiritual influences as the Holy Spirit and the Spirit of Truth are local universe ministrations, their guidance is not wholly confined to the geographic limitations of a given local creation. As the ascending mortal passes beyond the boundaries of his local universe of origin, he is not entirely deprived of the ministry of the Spirit of Truth which has so constantly taught and guided him through the philosophic mazes of the material and morontial worlds, in every crisis of ascension unfailingly directing the Paradise pilgrim, ever saying: “This is the way.” When you leave the domains of the local universe, through the ministry of the spirit of the emerging Supreme Being and through the provisions of superuniverse reflectivity, you will still be guided in your Paradise ascent by the comforting directive spirit of the Paradise bestowal Sons of God.
117:5.10 (1287.1) Hoe registreren deze veelvoudige circuits van kosmisch dienstbetoon de betekenissen, waarden en feiten der evolutionaire ervaring in de Allerhoogste? Wij weten het niet heel precies, maar wij geloven dat deze registratie plaatsvindt via de personen van de Allerhoogste Scheppers, die afkomstig zijn van het Paradijs en de rechtstreekse schenkers zijn van deze circuits in tijd en ruimte. De bewustzijnservaring van de zeven assistent-bewustzijnsgeesten, die deze vergaren in hun dienstbetoon aan het fysische niveau van het intellect, maakt deel uit van de ervaring van de Goddelijke Hulp en Bijstand in het plaatselijk universum, en via deze Scheppende Geest wordt deze ervaring waarschijnlijk geregistreerd in het bewustzijn van de Allerhoogste Macht. Evenzo worden ervaringen van stervelingen met de Geest van Waarheid en de Heilige Geest waarschijnlijk door soortgelijke technieken geregistreerd in de persoon van de Allerhoogste Macht.   117:5.10 (1287.1) How do these manifold circuits of cosmic ministry register the meanings, values, and facts of evolutionary experience in the Supreme? We are not exactly certain, but we believe that this registry takes place through the persons of the Supreme Creators of Paradise origin who are the immediate bestowers of these circuits of time and space. The mind-experience accumulations of the seven adjutant mind-spirits, in their ministry to the physical level of intellect, are a part of the local universe experience of the Divine Minister, and through this Creative Spirit they probably find registry in the mind of Supremacy. Likewise are mortal experiences with the Spirit of Truth and the Holy Spirit probably registered by similar techniques in the person of Supremacy.
117:5.11 (1287.2) Zelfs de ervaring van mens en Richter moet zijn weerklank vinden in de goddelijkheid van God de Allerhoogste, want wanneer de Richters ervaren, zijn zij als de Allerhoogste, en de evoluerende ziel van de sterfelijke mens wordt geschapen uit de preëxistente mogelijkheid tot zulke ervaring binnen de Allerhoogste.   117:5.11 (1287.2) Even the experience of man and Adjuster must find echo in the divinity of God the Supreme, for, as the Adjusters experience, they are like the Supreme, and the evolving soul of mortal man is created out of the pre-existent possibility for such experience within the Supreme.
117:5.12 (1287.3) Op deze wijze worden de veelvoudige ervaringen van de gehele schepping een deel van de evolutie van de Allerhoogste macht. Schepselen maken slechts gebruik van de kwaliteiten en kwantiteiten van het eindige bij hun opgang tot de Vader: de onpersoonlijke gevolgen van dit gebruik blijven eeuwig een deel van de levende kosmos, de Allerhoogste persoon.   117:5.12 (1287.3) In this manner do the manifold experiences of all creation become a part of the evolution of Supremacy. Creatures merely utilize the qualities and quantities of the finite as they ascend to the Father; the impersonal consequences of such utilization remain forever a part of the living cosmos, the Supreme person.
117:5.13 (1287.4) Wat de mens zelf met zich meeneemt als een persoonlijkheidsbezit, zijn de gevolgen voor zijn karakter van de ervaring dat hij gebruik heeft gemaakt van de bewustzijns-en geest-circuits van het groot universum in zijn opklimming naar het Paradijs. Wanneer de mens beslist, en wanneer hij deze beslissing volvoert in handeling, dan ervaart de mens, en de betekenissen en waarden van deze ervaring zijn voor immer een deel van zijn eeuwige karakter op alle niveaus, van het eindige tot het volkomene. Het kosmisch-morele en goddelijk-geestelijke karakter van het schepsel vormt zijn verzamelde kapitaal van persoonlijke beslissingen, die verlicht zijn door oprechte godsverering, verheerlijkt door intelligente liefde, en geconsummeerd in broederlijke dienstbaarheid.   117:5.13 (1287.4) What man himself takes with him as a personality possession are the character consequences of the experience of having used the mind and spirit circuits of the grand universe in his Paradise ascent. When man decides, and when he consummates this decision in action, man experiences, and the meanings and the values of this experience are forever a part of his eternal character on all levels, from the finite to the final. Cosmically moral and divinely spiritual character represents the creature’s capital accumulation of personal decisions which have been illuminated by sincere worship, glorified by intelligent love, and consummated in brotherly service.
117:5.14 (1287.5) De evoluerende Allerhoogste zal eindige schepselen uiteindelijk compenseren voor hun onvermogen om ooit meer dan beperkt ervaringscontact te verwerven met het universum van universa. Schepselen kunnen de Paradijs-Vader bereiken, maar hun evolutionaire bewustzijn, dat eindig is, is niet in staat de oneindige en absolute Vader werkelijk te begrijpen. Aangezien echter alles wat schepselen ervaren, geregistreerd wordt in, en deel uitmaakt van, de Allerhoogste, is het zo dat wanneer alle schepselen het finale niveau van het eindige bestaan bereiken, en wanneer het hun door de totale ontwikkeling van het universum mogelijk wordt om God de Allerhoogste als een actuele goddelijkheidstegenwoordigheid te bereiken, er dan, inherent aan het feit van dit contact, contact zal bestaan met de totale ervaring. Het eindige van de tijd omsluit binnen zichzelf de kiemen der eeuwigheid; en ons wordt geleerd dat wanneer in de volheid der evolutie de capaciteit tot kosmische groei zal zijn uitgeput, het totale eindige zal beginnen aan de absoniete fasen van de eeuwige loopbaan, op zoek naar de Vader als de Ultieme.   117:5.14 (1287.5) The evolving Supreme will eventually compensate finite creatures for their inability ever to achieve more than limited experience contact with the universe of universes. Creatures can attain the Paradise Father, but their evolutionary minds, being finite, are incapable of really understanding the infinite and absolute Father. But since all creature experiencing registers in, and is a part of, the Supreme, when all creatures attain the final level of finite existence, and after total universe development makes possible their attainment of God the Supreme as an actual divinity presence, then, inherent in the fact of such contact, is contact with total experience. The finite of time contains within itself the seeds of eternity; and we are taught that, when the fullness of evolution witnesses the exhaustion of the capacity for cosmic growth, the total finite will embark upon the absonite phases of the eternal career in quest of the Father as Ultimate.
6. De zoektocht naar de Allerhoogste ^top   6. The Quest for the Supreme ^top
117:6.1 (1287.6) Wij zoeken de Allerhoogste in de universa, maar wij vinden hem niet. ‘Hij is het inwendige en het uitwendige van alle dingen en wezens, bewegende en niet bewegende. Onherkenbaar in zijn mysterie, hoewel verre is hij toch nabij.’ De Almachtig Allerhoogste is ‘de vorm van het nog ongevormde, het patroon van het nog ongeschapene.’ De Allerhoogste is uw thuis in het universum, en wanneer ge hem vindt, zal het zijn als een terugkeren naar huis. Hij is uw experiëntiële ouder, en hij is gegroeid in de ervaring van goddelijk ouderschap, evenals dit gebeurt in de ervaring van mensen. Hij kent u omdat hij zowel schepsel-gelijk als schepper-gelijk is.   117:6.1 (1287.6) We seek the Supreme in the universes, but we find him not. “He is the within and the without of all things and beings, moving and quiescent. Unrecognizable in his mystery, though distant, yet is he near.” The Almighty Supreme is “the form of the yet unformed, the pattern of the yet uncreated.” The Supreme is your universe home, and when you find him, it will be like returning home. He is your experiential parent, and even as in the experience of human beings, so has he grown in the experience of divine parenthood. He knows you because he is creaturelike as well as creatorlike.
117:6.2 (1288.1) Wanneer ge waarlijk begeert God te vinden, kan het niet anders dan dat in uw denken het besef van de Allerhoogste wordt geboren. Zoals God uw goddelijke Vader is, zo is de Allerhoogste uw goddelijke Moeder, in wie ge uw hele leven als universum-schepselen wordt gevoed. ‘Hoe universeel is de Allerhoogste — hij is alom! De eindeloze dingen der schepping zijn van zijn tegenwoordigheid afhankelijk om te kunnen leven, en geen ervan wordt afgewezen.’   117:6.2 (1288.1) If you truly desire to find God, you cannot help having born in your minds the consciousness of the Supreme. As God is your divine Father, so is the Supreme your divine Mother, in whom you are nurtured throughout your lives as universe creatures. “How universal is the Supreme—he is on all sides! The limitless things of creation depend on his presence for life, and none are refused.”
117:6.3 (1288.2) Wat Michael is voor Nebadon, is de Allerhoogste voor de eindige kosmos: zijn Godheid is de grote weg waarlangs de liefde van de Vader uitstroomt naar de gehele schepping, en hij is de grote weg waarlangs eindige schepselen binnenwaarts gaan in hun zoeken naar de Vader die liefde is. Zelfs Gedachtenrichters zijn aan hem verwant: in hun oorspronkelijke natuur en goddelijkheid zijn zij als de Vader, maar wanneer zij de verrichtingen van de tijd in de universa der ruimte ervaren, worden zij als de Allerhoogste.   117:6.3 (1288.2) What Michael is to Nebadon, the Supreme is to the finite cosmos; his Deity is the great avenue through which the love of the Father flows outward to all creation, and he is the great avenue through which finite creatures pass inward in their quest of the Father, who is love. Even Thought Adjusters are related to him; in original nature and divinity they are like the Father, but when they experience the transactions of time in the universes of space, they become like the Supreme.
117:6.4 (1288.3) De daad van het schepsel waarbij hij verkiest de wil van de Schepper te doen, is een kosmische waarde en heeft een universum-betekenis waarop onmiddellijk wordt gereageerd door een ongeopenbaarde maar alomtegenwoordige coördinerende kracht, waarschijnlijk het functioneren van de activiteit van de Allerhoogste, die zich steeds verder uitbreidt.   117:6.4 (1288.3) The act of the creature’s choosing to do the will of the Creator is a cosmic value and has a universe meaning which is immediately reacted to by some unrevealed but ubiquitous force of co-ordination, probably the functioning of the ever-enlarging action of the Supreme Being.
117:6.5 (1288.4) De morontia-ziel van een evoluerende sterveling is werkelijk de zoon van de Richter-activiteit van de Universele Vader en het kind van de kosmische reactie van de Allerhoogste, de Universele Moeder. De moeder-invloed beheerst de menselijke persoonlijkheid gedurende de gehele kindheid van de groeiende ziel in het plaatselijk universum. De Godheid-ouders krijgen een meer gelijke invloed na de fusie met de Richter en gedurende de loopbaan in het superuniversum, maar wanneer de schepselen uit de tijd de doortocht door het centrale universum der eeuwigheid aanvangen, wordt de Vader-natuur in toenemende mate manifest, om zijn hoogste eindige manifestatie te bereiken na de herkenning van de Universele Vader en de toelating tot het Korps der Volkomenheid.   117:6.5 (1288.4) The morontia soul of an evolving mortal is really the son of the Adjuster action of the Universal Father and the child of the cosmic reaction of the Supreme Being, the Universal Mother. The mother influence dominates the human personality throughout the local universe childhood of the growing soul. The influence of the Deity parents becomes more equal after the Adjuster fusion and during the superuniverse career, but when the creatures of time begin the traversal of the central universe of eternity, the Father nature becomes increasingly manifest, attaining its height of finite manifestation upon the recognition of the Universal Father and the admission into the Corps of the Finality.
117:6.6 (1288.5) In en door de ervaring van het verwerven van volkomenheid worden de experiëntiële moeder-kwaliteiten van het opklimmende zelf enorm beïnvloed door contact met en ingevingen van de geest-tegenwoordigheid van de Eeuwige Zoon en de bewustzijnstegenwoordigheid van de Oneindige Geest. Vervolgens treedt er, in alle gebieden waar volkomenen actief zijn in het groot universum, een nieuw ontwaken aan de dag van het latente moeder-potentieel van de Allerhoogste, een nieuw besef van experiëntiële betekenissen, en een nieuwe synthese van de experiëntiële waarden van de gehele loopbaan van de opklimming. Het lijkt ons toe dat deze verwerkelijking van het zelf zal voortgaan in de universum-loopbaan van de volkomenen van het zesde stadium, totdat de moeder-erfenis van de Allerhoogste eindige synchroniciteit bereikt met de Richter-erfenis van de Vader. Deze intrigerende periode van werkzaamheid in het groot universum vormt de verdere volwassen loopbaan van de opgaande, vervolmaakte sterveling.   117:6.6 (1288.5) In and through the experience of finaliter attainment the experiential mother qualities of the ascending self become tremendously affected by contact and infusion with the spirit presence of the Eternal Son and the mind presence of the Infinite Spirit. Then, throughout the realms of finaliter activity in the grand universe, there appears a new awakening of the latent mother potential of the Supreme, a new realization of experiential meanings, and a new synthesis of experiential values of the entire ascension career. It appears that this realization of self will continue in the universe careers of the sixth-stage finaliters until the mother inheritance of the Supreme attains to finite synchrony with the Adjuster inheritance of the Father. This intriguing period of grand universe function represents the continuing adult career of the ascendant and perfected mortal.
117:6.7 (1288.6) Wanneer het zesde stadium van bestaan is voltooid en het zevende, laatste stadium van geest-status is ingetreden, volgen waarschijnlijk de tijdperken van vooruitgang, tijdperken van verrijkende ervaring, rijpende wijsheid en verwezenlijking van goddelijkheid. In de natuur van de volkomene zal dit waarschijnlijk gelijkstaan met het bereiken van de voltooi- ing van de bewustzijnsworsteling om geestelijke zelfverwerkelijking, de voltooiing van de coördinatie van de opgaande mens-natuur met de goddelijke Richter-natuur binnen de grenzen der eindige mogelijkheden. Zulk een luisterrijk universum-zelf wordt aldus zowel de eeuwige, volkomen zoon van de Paradijs-Vader, als het eeuwige universum-kind van de Moeder- Allerhoogste, een universum-zelf dat bevoegd is om zowel de Vader als de Moeder van universa en persoonlijkheden te vertegenwoordigen bij iedere activiteit of onderneming die te maken heeft met het eindige bestuur van geschapen, scheppende, of evoluerende dingen en wezens.   117:6.7 (1288.6) Upon the completion of the sixth stage of existence and the entrance upon the seventh and final stage of spirit status, there will probably ensue the advancing ages of enriching experience, ripening wisdom, and divinity realization. In the nature of the finaliter this will probably equal the completed attainment of the mind struggle for spirit self-realization, the completion of the co-ordination of the ascendant man-nature with the divine Adjuster-nature within the limits of finite possibilities. Such a magnificent universe self thus becomes the eternal finaliter son of the Paradise Father as well as the eternal universe child of the Mother Supreme, a universe self qualified to represent both the Father and Mother of universes and personalities in any activity or undertaking pertaining to the finite administration of created, creating, or evolving things and beings.
117:6.8 (1289.1) Alle mensen die een ziel ontwikkelen, zijn letterlijk de evolutionaire zonen van God de Vader en God de Moeder, de Allerhoogste. Totdat de tijd aanbreekt dat de sterfelijke mens ziel-bewust wordt van zijn goddelijke erfgoed, moet de zekerheid dat hij verwant is met de Godheid echter in geloof worden beseft. ’s Mensen levenservaring is de kosmische cocon waarbinnen de universele schenkingen van de Allerhoogste en de universum-tegenwoordigheid van de Universele Vader (geen van welke persoonlijkheden zijn) de morontia-ziel van de tijd en het menselijk-goddelijke karakter van de volkomene tot ontwikkeling brengen, en deze volkomene heeft een universum-bestemming en zal eeuwig dienen.   117:6.8 (1289.1) All soul-evolving humans are literally the evolutionary sons of God the Father and God the Mother, the Supreme Being. But until such time as mortal man becomes soul-conscious of his divine heritage, this assurance of Deity kinship must be faith realized. Human life experience is the cosmic cocoon in which the universe endowments of the Supreme Being and the universe presence of the Universal Father (none of which are personalities) are evolving the morontia soul of time and the human-divine finaliter character of universe destiny and eternal service.
117:6.9 (1289.2) Mensen vergeten maar al te vaak dat God de grootste ervaring in het menselijke bestaan is. Andere ervaringen zijn beperkt van aard en inhoud, maar de ervaring van God kent geen beperkingen behalve die van het begripsvermogen van het schepsel, en deze ervaring op zichzelf vergroot dat vermogen. Wanneer mensen God zoeken, zoeken zij alles. Wanneer zij God vinden, hebben zij alles gevonden. Het zoeken naar God is het onbeperkt schenken van liefde, vergezeld van verbazingwekkende ontdekkingen van nieuwe, grotere liefde die kan worden geschonken.   117:6.9 (1289.2) Men all too often forget that God is the greatest experience in human existence. Other experiences are limited in their nature and content, but the experience of God has no limits save those of the creature’s comprehension capacity, and this very experience is in itself capacity enlarging. When men search for God, they are searching for everything. When they find God, they have found everything. The search for God is the unstinted bestowal of love attended by amazing discoveries of new and greater love to be bestowed.
117:6.10 (1289.3) Alle ware liefde komt van God, en de mens ontvangt de goddelijke liefde naargelang hijzelf deze liefde aan zijn medemensen schenkt. Liefde is dynamisch. Zij kan nooit gevangen worden, zij is levend, vrij, opwindend en altijd in beweging. De mens kan de liefde van de Vader nooit opsluiten en gevangen houden in zijn hart. De liefde van de Vader kan alleen werkelijk worden voor de sterfelijke mens als zij door de persoonlijkheid van die mens heengaat, wanneer hij op zijn beurt deze liefde aan zijn medemensen schenkt. Het grote circuit van liefde loopt van de Vader via zonen naar broeders, en vandaar naar de Allerhoogste. De liefde van de Vader verschijnt in de sterfelijke persoonlijkheid door het dienstbetoon van de inwonende Richter. Zulk een Godkennende zoon openbaart deze liefde aan zijn universum-broeders, en deze broederliefde is het wezen van de liefde van de Allerhoogste.   117:6.10 (1289.3) All true love is from God, and man receives the divine affection as he himself bestows this love upon his fellows. Love is dynamic. It can never be captured; it is alive, free, thrilling, and always moving. Man can never take the love of the Father and imprison it within his heart. The Father’s love can become real to mortal man only by passing through that man’s personality as he in turn bestows this love upon his fellows. The great circuit of love is from the Father, through sons to brothers, and hence to the Supreme. The love of the Father appears in the mortal personality by the ministry of the indwelling Adjuster. Such a God-knowing son reveals this love to his universe brethren, and this fraternal affection is the essence of the love of the Supreme.
117:6.11 (1289.4) De Allerhoogste kan niet anders worden benaderd dan door ervaring, en in de huidige tijdvakken der schepping zijn er slechts drie wegen waarlangs het schepsel het bewind van de Allerhoogste kan benaderen:   117:6.11 (1289.4) There is no approach to the Supreme except through experience, and in the current epochs of creation there are only three avenues of creature approach to Supremacy:
117:6.12 (1289.5) 1. De Burgers van het Paradijs dalen af van het eeuwige Eiland via Havona, waar zij het vermogen verwerven om het bewind van de Allerhoogste te begrijpen door observatie van de Paradijs-Havona-werkelijkheidsdifferentie, en door het verkennen en ontdekken van de veelvoudige activiteiten der Allerhoogste Schepper-Persoonlijkheden, van de Meester-Geesten tot en met de Schepper-Zonen.   117:6.12 (1289.5) 1. The Paradise Citizens descend from the eternal Isle through Havona, where they acquire capacity for Supremacy comprehension through observation of the Paradise-Havona reality differential and by exploratory discovery of the manifold activities of the Supreme Creator Personalities, ranging from the Master Spirits to the Creator Sons.
117:6.13 (1289.6) 2. De opgaande persoonlijkheden van tijd en ruimte, die uit de evolutionaire universa van de Allerhoogste Scheppers opklimmen, komen de Allerhoogste zeer nabij wanneer zij door Havona trekken ter voorbereiding op de toenemende appreciatie van de eenheid van de Paradijs-Triniteit.   117:6.13 (1289.6) 2. The time-space ascenders coming up from the evolutionary universes of the Supreme Creators make close approach to the Supreme in the traversal of Havona as a preliminary to the augmenting appreciation of the unity of the Paradise Trinity.
117:6.14 (1289.7) 3. De inwoners van Havona krijgen een zeker begrip van de Allerhoogste door contacten met de afdalende pelgrims van het Paradijs en de opklimmende pelgrims uit de zeven superuniversa. Inwoners van Havona zijn inherent in de positie om de wezenlijk verschillende gezichtspunten van de burgers van het eeuwige Eiland en de burgers van de evolutionaire universa met elkaar te harmoniseren.   117:6.14 (1289.7) 3. The Havona natives acquire a comprehension of the Supreme through contacts with descending pilgrims from Paradise and ascending pilgrims from the seven superuniverses. Havona natives are inherently in position to harmonize the essentially different viewpoints of the citizens of the eternal Isle and the citizens of the evolutionary universes.
117:6.15 (1290.1) Voor evolutionaire schepselen zijn er zeven grote toegangswegen tot de Universele Vader, en elk van deze opgangen naar het Paradijs loopt door de goddelijkheid van één van de Zeven Meester-Geesten; elk van deze toegangswegen wordt mogelijk gemaakt door een vergroting van de ontvankelijkheid voor ervaring, welke het gevolg is van het feit dat het schepsel gediend heeft in het superuniversum dat de natuur van die Meester-Geest weerspiegelt. Het totaal van deze zeven ervaringen vormt voor een schepsel de thans bekende grens van zijn besef van de realiteit en actualiteit van God de Allerhoogste.   117:6.15 (1290.1) To evolutionary creatures there are seven great approaches to the Universal Father, and each of these Paradise ascensions passes through the divinity of one of the Seven Master Spirits; and each such approach is made possible by an enlargement of experience receptivity consequent upon the creature’s having served in the superuniverse reflective of the nature of that Master Spirit. The sum total of these seven experiences constitutes the present-known limits of a creature’s consciousness of the reality and actuality of God the Supreme.
117:6.16 (1290.2) Het zijn niet alleen ’s mensen eigen beperkingen die hem verhinderen de eindige God te vinden, het is ook de onvolledigheid van het universum; zelfs de onvolledigheid van alle schepselen — die van verleden, heden en toekomst — maakt de Allerhoogste ontoegankelijk. God de Vader kan gevonden worden door ieder individu die het goddelijke niveau van Godgelijkheid heeft bereikt, maar God de Allerhoogste zal nooit persoonlijk ontdekt worden door enig schepsel alleen, tot het verre tijdstip waarop, door het universeel bereiken van volmaaktheid, alle schepselen hem gelijktijdig zullen vinden.   117:6.16 (1290.2) It is not only man’s own limitations which prevent him from finding the finite God; it is also the incompletion of the universe; even the incompletion of all creatures—past, present, and future—makes the Supreme inaccessible. God the Father can be found by any individual who has attained the divine level of Godlikeness, but God the Supreme will never be personally discovered by any one creature until that far-distant time when, through the universal attainment of perfection, all creatures will simultaneously find him.
117:6.17 (1290.3) Ondanks het feit dat ge hem in dit universum-tijdperk niet persoonlijk kunt vinden, zoals ge de Vader, de Zoon en de Geest wel kunt en zult vinden, zal de opklimming naar het Paradijs en de daarop volgende loopbaan in het universum in uw bewustheid niettemin geleidelijk de erkenning doen ontstaan van de universum-tegenwoordigheid en de kosmische activiteit van de God van alle ervaring. De vruchten van de geest zijn de substantie van de Allerhoogste zoals hij in ’s mensen ervaring realiseerbaar is.   117:6.17 (1290.3) Despite the fact that you cannot, in this universe age, personally find him as you can and will find the Father, the Son, and the Spirit, nevertheless, the Paradise ascent and subsequent universe career will gradually create in your consciousness the recognition of the universe presence and the cosmic action of the God of all experience. The fruits of the spirit are the substance of the Supreme as he is realizable in human experience.
117:6.18 (1290.4) Het feit dat de mens te eniger tijd de Allerhoogste zal bereiken, vloeit voort uit zijn fusie met de geest van de Paradijs-Godheid. Bij Urantianen is deze geest de Richter-tegenwoordigheid van de Universele Vader; en ofschoon de Geheimnisvolle Mentor uit de Vader is en gelijk de Vader, betwijfelen wij of zelfs deze goddelijke gave de onmogelijke taak kan volbrengen om de natuur van de oneindige God aan een eindig schepsel te openbaren. Wij hebben het vermoeden dat wat de Richters aan toekomstige volkomenen van het zevende stadium zullen openbaren, de goddelijkheid en de natuur zal zijn van God de Allerhoogste. En deze openbaring zal voor een eindig schepsel betekenen wat de openbaring van de Oneindige zou betekenen voor een absoluut wezen.   117:6.18 (1290.4) Man’s sometime attainment of the Supreme is consequent upon his fusion with the spirit of Paradise Deity. With Urantians this spirit is the Adjuster presence of the Universal Father; and though the Mystery Monitor is from the Father and like the Father, we doubt that even such a divine gift can achieve the impossible task of revealing the nature of the infinite God to a finite creature. We suspect that what the Adjusters will reveal to future seventh-stage finaliters will be the divinity and nature of God the Supreme. And this revelation will be to a finite creature what the revelation of the Infinite would be to an absolute being.
117:6.19 (1290.5) De Allerhoogste is niet oneindig, maar hij behelst waarschijnlijk alle oneindigheid die een eindig schepsel ooit werkelijk kan bevatten. Meer te begrijpen dan de Allerhoogste betekent meer dan eindig te zijn!   117:6.19 (1290.5) The Supreme is not infinite, but he probably embraces all of infinity that a finite creature can ever really comprehend. To understand more than the Supreme is to be more than finite!
117:6.20 (1290.6) Alle experiëntiële scheppingen zijn onderling van elkaar afhankelijk in het verwezenlijken van hun bestemming. Alleen existentiële werkelijkheid is in zichzelf besloten en op zichzelf bestaand. Havona en de zeven superuniversa hebben elkaar nodig om het maximum aan eindige verworvenheid te bereiken; evenzo zullen zij eens afhankelijk zijn van de toekomstige universa in de buiten-ruimte om het eindige te kunnen transcenderen.   117:6.20 (1290.6) All experiential creations are interdependent in their realization of destiny. Only existential reality is self-contained and self-existent. Havona and the seven superuniverses require each other to achieve the maximum of finite attainment; likewise will they be sometime dependent on the future universes of outer space for finite transcendence.
117:6.21 (1290.7) Een mens die opklimt kan de Vader vinden; God is existentieel en daarom werkelijk, ongeacht de staat van ervaring in het totale universum. Maar geen enkel wezen in opklimming zal ooit de Allerhoogste vinden, voordat alle opklimmende wezens dat maximum aan universum-volwassenheid hebben bereikt dat hen in staat zal stellen gelijktijdig deel te hebben aan deze ontdekking.   117:6.21 (1290.7) A human ascender can find the Father; God is existential and therefore real, irrespective of the status of experience in the total universe. But no single ascender will ever find the Supreme until all ascenders have reached that maximum universe maturity which qualifies them simultaneously to participate in this discovery.
117:6.22 (1290.8) De Vader kent geen aanzien des persoons: hij behandelt elk van zijn opklimmende zonen als een kosmisch individu. De Allerhoogste kent evenmin aanzien des persoons: hij behandelt zijn experiëntiële kinderen als een enkelvoudige kosmische totaliteit.   117:6.22 (1290.8) The Father is no respecter of persons; he treats each of his ascending sons as cosmic individuals. The Supreme likewise is no respecter of persons; he treats his experiential children as a single cosmic total.
117:6.23 (1290.9) De mens kan de Vader in zijn hart ontdekken, maar hij zal de Allerhoogste moeten zoeken in de harten van alle andere mensen; en wanneer alle schepselen de liefde van de Allerhoogste volmaakt openbaren, dan zal hij een universum-actualiteit worden voor alle schepselen. En dit is alleen een andere manier om te zeggen dat dan de universa bestendigd zullen zijn in licht en leven.   117:6.23 (1290.9) Man can discover the Father in his heart, but he will have to search for the Supreme in the hearts of all other men; and when all creatures perfectly reveal the love of the Supreme, then will he become a universe actuality to all creatures. And that is just another way of saying that the universes will be settled in light and life.
117:6.24 (1291.1) Het bereiken van vervolmaakte zelfverwerkelijking door alle persoonlijkheden, plus het bereiken van vervolmaakt evenwicht in alle universa, staat gelijk aan het bereiken van de Allerhoogste en getuigt van de bevrijding van alle eindige werkelijkheid uit de beperkingen van onvolledig bestaan. Deze uitputting van alle eindige potentialiteiten levert het voltooide bereiken van de Allerhoogste op, hetgeen anders kan worden gedefinieerd als de voltooide evolutionaire actualisatie van de Allerhoogste zelf.   117:6.24 (1291.1) The attainment of perfected self-realization by all personalities plus the attainment of perfected equilibrium throughout the universes equals the attainment of the Supreme and witnesses the liberation of all finite reality from the limitations of incomplete existence. Such an exhaustion of all finite potentials yields the completed attainment of the Supreme and may be otherwise defined as the completed evolutionary actualization of the Supreme Being himself.
117:6.25 (1291.2) Mensen vinden de Allerhoogste niet plotseling en op spectaculaire wijze, zoals een aardbeving kloven scheurt in de rotsen, maar zij vinden hem langzaam en geduldig, zoals een rivier in het verborgene de bodem onder zich uitslijpt.   117:6.25 (1291.2) Men do not find the Supreme suddenly and spectacularly as an earthquake tears chasms into the rocks, but they find him slowly and patiently as a river quietly wears away the soil beneath.
117:6.26 (1291.3) Wanneer ge de Vader vindt, zult ge de grote oorzaak van uw geestelijke opklimming in de universa vinden; wanneer ge de Allerhoogste vindt, zult ge het grote gevolg van uw loopbaan van voortgang naar het Paradijs ontdekken.   117:6.26 (1291.3) When you find the Father, you will find the great cause of your spiritual ascent in the universes; when you find the Supreme, you will discover the great result of your career of Paradise progression.
117:6.27 (1291.4) Maar geen Godkennende sterveling kan ooit eenzaam zijn op zijn reis door de kosmos, want hij weet dat de Vader naast hem gaat, iedere schrede van de weg, terwijl de weg die hij aflegt de tegenwoordigheid zelve van de Allerhoogste is.   117:6.27 (1291.4) But no God-knowing mortal can ever be lonely in his journey through the cosmos, for he knows that the Father walks beside him each step of the way, while the very way that he is traversing is the presence of the Supreme.
7. De toekomst van de Allerhoogste ^top   7. The Future of the Supreme ^top
117:7.1 (1291.5) De voltooide verwezenlijking van alle eindige potentialiteiten staat gelijk aan de voltooiing van de verwezenlijking van alle evolutionaire ervaring. Dit suggereert het finale tevoorschijn treden van de Allerhoogste als een almachtige Godheidstegenwoordigheid in de universa. Wij geloven dat de Allerhoogste in dit stadium van zijn ontwikkeling even duidelijk gepersonaliseerd zal zijn als de Eeuwige Zoon, even concreet tot kracht zal zijn geworden als het Paradijs-Eiland en even volledig verenigd zal zijn als de Vereend Handelende Geest, en dit alles binnen de beperkingen van de eindige mogelijkheden van het Allerhoogst bewind bij de culminatie van het huidige universum-tijdperk.   117:7.1 (1291.5) The completed realization of all finite potentials equals the completion of the realization of all evolutionary experience. This suggests the final emergence of the Supreme as an almighty Deity presence in the universes. We believe that the Supreme, in this stage of development, will be as discretely personalized as is the Eternal Son, as concretely powerized as is the Isle of Paradise, as completely unified as is the Conjoint Actor, and all of this within the limitations of the finite possibilities of Supremacy at the culmination of the present universe age.
117:7.2 (1291.6) Hoewel dit een geheel correcte voorstelling is van de toekomst van de Allerhoogste, zouden wij toch uw aandacht willen vragen voor bepaalde problemen die inherent zijn aan deze voorstelling:   117:7.2 (1291.6) While this is an entirely proper concept of the future of the Supreme, we would call attention to certain problems inherent in this concept:
117:7.3 (1291.7) 1. De Ongekwalificeerde Supervisoren van de Allerhoogste kunnen eigenlijk niet tot godheid worden in enig stadium dat aan de voltooiing van zijn evolutie voorafgaat, en toch oefenen deze zelfde supervisoren op dit moment in gekwalificeerde zin de allerhoogste soevereiniteit uit met betrekking tot de universa die gevestigd zijn in licht en leven.   117:7.3 (1291.7) 1. The Unqualified Supervisors of the Supreme could hardly be deitized at any stage prior to his completed evolution, and yet these same supervisors even now qualifiedly exercise the sovereignty of supremacy concerning the universes settled in light and life.
117:7.4 (1291.8) 2. De Allerhoogste kan eigenlijk pas functioneren in de Ultieme Triniteit wanneer hij volledige actualiteit van universum-status heeft bereikt, en toch is de Ultieme Triniteit ook nu een gekwalificeerde werkelijkheid, en wij hebben u ingelicht inzake het bestaan van de Gekwalificeerde Vice-Regenten van de Ultieme.   117:7.4 (1291.8) 2. The Supreme could hardly function in the Trinity Ultimate until he had attained complete actuality of universe status, and yet the Trinity Ultimate is even now a qualified reality, and you have been informed of the existence of the Qualified Vicegerents of the Ultimate.
117:7.5 (1291.9) 3. De Allerhoogste is niet volledig werkelijk voor universum-schepselen, maar om vele redenen leiden wij af dat hij zeer reëel is voor de Zevenvoudige Godheid, van de Universele Vader op het Paradijs tot en met de Schepper-Zonen en Scheppende Geesten van de plaatselijke universa.   117:7.5 (1291.9) 3. The Supreme is not completely real to universe creatures, but there are many reasons for deducing that he is quite real to the Sevenfold Deity, extending from the Universal Father on Paradise to the Creator Sons and the Creative Spirits of the local universes.
117:7.6 (1291.10) Het kan zijn dat er bij de bovenste grenzen van het eindige, waar de tijd zich aaneenvoegt aan de getranscendeerde tijd, een soort vervaging en vermenging van volgorde plaatsvindt. Misschien is de Allerhoogste in staat zijn universum-tegenwoordigheid te projecteren op deze boventijdse niveaus en dan in beperkte mate de toekomstige evolutie te anticiperen, door deze toekomstvoorspelling terug te reflecteren naar de geschapen niveaus als de Immanentie van het Geprojecteerde Onvolledige. Dergelijke verschijnselen kunnen overal worden waargenomen waar het eindige contact maakt met het boveneindige, zoals in de ervaring van mensen bij wie Gedachtenrichters inwonen, Richters die waarachtige voorspellingen zijn van ’s mensen toekomstige universum-verworvenheden die in alle eeuwigheid zullen bestaan.   117:7.6 (1291.10) It may be that on the upper limits of the finite, where time conjoins transcended time, there is some sort of blurring and blending of sequence. It may be that the Supreme is able to forecast his universe presence onto these supertime levels and then to a limited degree anticipate future evolution by reflecting this future forecast back to the created levels as the Immanence of the Projected Incomplete. Such phenomena may be observed wherever finite makes contact with superfinite, as in the experiences of human beings who are indwelt by Thought Adjusters that are veritable predictions of man’s future universe attainments throughout all eternity.
117:7.7 (1292.1) Wanneer sterfelijke opklimmenden worden toegelaten tot het korps der volkomenen van het Paradijs, leggen zij een eed af ten overstaan van de Paradijs-Triniteit, en door het afleggen van deze eed van trouw verbinden zij zich tot eeuwige loyaliteit aan God de Allerhoogste, die de Triniteit is, zoals deze wordt begrepen door alle eindige schepsel-persoonlijkheden. Hierna zijn de compagnieën der volkomenen bij hun functioneren in alle evoluerende universa uitsluitend onderworpen aan de mandaten die van het Paradijs afkomstig zijn, tot de veelbewogen tijden van de bestendiging van plaatselijke universa in licht en leven. Wanneer de nieuwe regeringsorganisaties van deze vervolmaakte scheppingen de wordende soevereiniteit van de Allerhoogste beginnen te weerspiegelen, nemen wij waar dat de compagnieën van volkomenen die daarbuiten dienen, dan het bevoegd gezag van deze nieuwe regeringen erkennen. Het schijnt dat God de Allerhoogste bezig is te evolueren als de vereniger van de evolutionaire Korpsen der Volkomenheid, maar het is zeer waarschijnlijk dat de eeuwige bestemming van deze zeven korpsen onder leiding zal staan van de Allerhoogste als lid van de Ultieme Triniteit.   117:7.7 (1292.1) When mortal ascenders are admitted to the finaliter corps of Paradise, they take an oath to the Paradise Trinity, and in taking this oath of allegiance, they are thereby pledging eternal fidelity to God the Supreme, who is the Trinity as comprehended by all finite creature personalities. Subsequently, as the finaliter companies function throughout the evolving universes, they are solely amenable to the mandates of Paradise origin until the eventful times of the settling of local universes in light and life. As the new governmental organizations of these perfected creations begin to be reflective of the emerging sovereignty of the Supreme, we observe that the outlying finaliter companies then acknowledge the jurisdictional authority of such new governments. It appears that God the Supreme is evolving as the unifier of the evolutionary Corps of the Finality, but it is highly probable that the eternal destiny of these seven corps will be directed by the Supreme as a member of the Ultimate Trinity.
117:7.8 (1292.2) De Allerhoogste omvat drie boveneindige mogelijkheden tot manifestatie in het universum:   117:7.8 (1292.2) The Supreme Being contains three superfinite possibilities for universe manifestation:
117:7.9 (1292.3) 1. absoniete samenwerking binnen de eerste experiëntiële Triniteit;   117:7.9 (1292.3) 1. Absonite collaboration in the first experiential Trinity.
117:7.10 (1292.4) 2. co-absolute betrekkingen binnen de tweede experiëntiële Triniteit;   117:7.10 (1292.4) 2. Coabsolute relationship in the second experiential Trinity.
117:7.11 (1292.5) 3. co-oneindige deelname in de Triniteit der Triniteiten, maar wij hebben geen voorstelling van hetgeen dit werkelijk betekent.   117:7.11 (1292.5) 3. Coinfinite participation in the Trinity of Trinities, but we have no satisfactory concept as to what this really means.
117:7.12 (1292.6) Dit is een van de algemeen aanvaarde hypothesen aangaande de toekomst van de Allerhoogste, maar er worden ook vele bespiegelingen gewijd aan zijn betrekkingen tot het huidige groot universum wanneer dit de status van licht en leven zal hebben bereikt.   117:7.12 (1292.6) This is one of the generally accepted hypotheses of the future of the Supreme, but there are also many speculations concerning his relations to the present grand universe subsequent to its attainment of the status of light and life.
117:7.13 (1292.7) Het huidige doel van de superuniversa is om, zoals zij zijn en binnen hun potentialiteiten, volmaakt te worden evenals Havona dat is. Deze volmaaktheid heeft betrekking op fysische en geestelijke verworvenheden, en op administratieve, goevernementele en broederlijke ontwikkeling. Wij geloven dat in de toekomende tijden de mogelijkheden tot disharmonie, onevenwichtigheid en onaangepastheid in de superuniversa tenslotte zullen zijn uitgeput. De energiecircuits zullen dan in volmaakt evenwicht zijn en volledig zijn onderworpen aan bewustzijn, terwijl geest, in de tegenwoordigheid van persoonlijkheid, de dominantie over bewustzijn zal hebben bereikt.   117:7.13 (1292.7) The present goal of the superuniverses is to become, as they are and within their potentials, perfect, even as is Havona. This perfection pertains to physical and spiritual attainment, even to administrative, governmental, and fraternal development. It is believed that, in the ages to come, the possibilities for disharmony, maladjustment, and misadaptation will be eventually exhausted in the superuniverses. The energy circuits will be in perfect balance and in complete subjugation to mind, while spirit, in the presence of personality, will have achieved the dominance of mind.
117:7.14 (1292.8) Wij veronderstellen dat in deze nog ver in de toekomst liggende tijd de geest-persoon van de Allerhoogste en de bereikte kracht van de Almachtige de coördinatie van hun beider ontwikkeling tot stand zullen hebben gebracht, en dat zij beiden, verenigd in en door het Allerhoogst Bewustzijn, tot feitelijk bestaan zullen komen als de Allerhoogste, een voltooide actualiteit in de universa — een actualiteit die voor alle geschapen intelligente wezens waarneembaar zal zijn, op wie gereageerd zal worden door alle geschapen energieën, die gecoördineerd zal zijn in alle geestelijke entiteiten, en die ervaren zal worden door alle persoonlijkheden in het universum.   117:7.14 (1292.8) It is conjectured that at this far-distant time the spirit person of the Supreme and attained power of the Almighty will have achieved co-ordinate development, and that both, as unified in and by the Supreme Mind, will factualize as the Supreme Being, a completed actuality in the universes—an actuality which will be observable by all creature intelligences, reacted to by all created energies, co-ordinated in all spiritual entities, and experienced by all universe personalities.
117:7.15 (1292.9) Deze voorstelling impliceert de actuele soevereiniteit van de Allerhoogste in het groot universum. Het is zeer waarschijnlijk dat de huidige Triniteitsbestuurders zijn vice-regenten zullen blijven, maar wij geloven dat de huidige afbakeningen tussen de zeven superuniversa geleidelijk zullen verdwijnen, en dat het gehele groot universum als een vervolmaakt geheel zal functioneren.   117:7.15 (1292.9) This concept implies the actual sovereignty of the Supreme in the grand universe. It is altogether likely that the present Trinity administrators will continue as his vicegerents, but we believe that the present demarcations between the seven superuniverses will gradually disappear, and that the entire grand universe will function as a perfected whole.
117:7.16 (1292.10) Het is mogelijk dat de Allerhoogste dan persoonlijk zal resideren op Uversa, de hoofdwereld van Orvonton, van waaruit hij het bestuur van de scheppingen in de tijd zal leiden, maar dit is werkelijk alleen maar een gissing. Zeker is evenwel dat het mogelijk zal zijn duidelijk in contact te treden met de persoonlijkheid van de Allerhoogste op een specifieke plaats, ofschoon zijn alomaanwezige Godheidstegenwoordigheid waarschijnlijk het universum van universa zal blijven doordringen. Wat in dat tijdperk de betrekking van de burgers van de superuniversa tot de Allerhoogste zal zijn, weten wij niet, maar zij zou enigszins kunnen lijken op de huidige betrekking tussen de inwoners van Havona en de Paradijs-Triniteit.   117:7.16 (1292.10) It is possible that the Supreme may then be personally resident on Uversa, the headquarters of Orvonton, from which he will direct the administration of the time creations, but this is really only a conjecture. Certainly, though, the personality of the Supreme Being will be definitely contactable at some specific locality, although the ubiquity of his Deity presence will probably continue to permeate the universe of universes. What the relation of the superuniverse citizens of that age will be to the Supreme we do not know, but it may be something like the present relationship between the Havona natives and the Paradise Trinity.
117:7.17 (1293.1) Het vervolmaakte groot universum van die toekomstige tijden zal enorm verschillen van wat het nu is. De spannende avonturen bij het organiseren van de galactische stelsels in de ruimte, het planten van leven op de onzekere werelden in de tijd, en het evolueren van harmonie uit chaos, schoonheid uit potentialiteiten, waarheid uit betekenissen en goedheid uit waarden, dit alles zal voorbij zijn. De tijd-universa zullen de vervulling van hun eindige bestemming hebben bereikt! En misschien zal er ruimte zijn voor rust, ontspanning na de eeuwenlange worsteling om evolutionaire volmaaktheid. Maar niet lang! Vast en zeker, en onverbiddelijk, zal het enigma van de wordende Godheid van God de Ultieme deze vervolmaakte burgers van de bestendigde universa uitdagen, net zoals hun worstelende evolutionaire voorouders eens werden uitgedaagd door de zoektocht naar God de Allerhoogste. Het gordijn voor de kosmische bestemming zal opengaan om de transcendente grootsheid te onthullen van de aanlokkelijke absoniete zoektocht naar de Universele Vader op de nieuwe, hogere niveaus die worden geopenbaard in de ultieme ervaring van schepselen.   117:7.17 (1293.1) The perfected grand universe of those future days will be vastly different from what it is at present. Gone will be the thrilling adventures of the organization of the galaxies of space, the planting of life on the uncertain worlds of time, and the evolving of harmony out of chaos, beauty out of potentials, truth out of meanings, and goodness out of values. The time universes will have achieved the fulfillment of finite destiny! And perhaps for a space there will be rest, relaxation from the agelong struggle for evolutionary perfection. But not for long! Certainly, surely, and inexorably the enigma of the emerging Deity of God the Ultimate will challenge these perfected citizens of the settled universes just as their struggling evolutionary forebears were once challenged by the quest for God the Supreme. The curtain of cosmic destiny will draw back to reveal the transcendent grandeur of the alluring absonite quest for the attainment of the Universal Father on those new and higher levels revealed in the ultimate of creature experience.
117:7.18 (1293.2) [Opgesteld onder verantwoordelijkheid van een Machtige Boodschapper die tijdelijk op Urantia verblijft.]   117:7.18 (1293.2) [Sponsored by a Mighty Messenger temporarily sojourning on Urantia.]