Verhandeling 148   Paper 148
Het opleiden van evangelisten in Betsaïda   Training Evangelists at Bethsaida
148:0.1 (1657.1) VAN 3 mei tot 3 oktober, a.d. 28, verbleven Jezus en de groep der apostelen in het huis van Zebedeüs in Betsaïda. Gedurende deze gehele periode van vijf maanden van het droge seizoen was er een enorm kamp ingericht bij de oever van het meer, dichtbij het huis van Zebedeüs dat op grote schaal was uitgebouwd om het groeiende gezelschap van Jezus te kunnen huisvesten. De steeds wisselende bevolking van dit kamp aan het meer bestond uit zoekers naar waarheid, mensen die genezing zochten, en degenen die door nieuwgierigheid gedreven werden; het totale aantal schommelde tussen vijfhonderd en vijftienhonderd. Dit tentendorp stond onder de algemene supervisie van David Zebedeüs die werd bijgestaan door de tweelingbroers Alfeüs. Het kamp was een toonbeeld van orde en hygiëne, en van goed algemeen bestuur. De zieken van verschillende soorten werden apart gehouden en stonden onder het toezicht van een gelovige arts, een Syriër, Elman geheten.   148:0.1 (1657.1) FROM May 3 to October 3, a.d. 28, Jesus and the apostolic party were in residence at the Zebedee home at Bethsaida. Throughout this five months’ period of the dry season an enormous camp was maintained by the seaside near the Zebedee residence, which had been greatly enlarged to accommodate the growing family of Jesus. This seaside camp, occupied by an ever-changing population of truth seekers, healing candidates, and curiosity devotees, numbered from five hundred to fifteen hundred. This tented city was under the general supervision of David Zebedee, assisted by the Alpheus twins. The encampment was a model in order and sanitation as well as in its general administration. The sick of different types were segregated and were under the supervision of a believer physician, a Syrian named Elman.
148:0.2 (1657.2) In deze periode gingen de apostelen aldoor ten minste één dag per week vissen en verkochten dan hun vangst aan David ten behoeve van de voedselvoorziening van het kamp bij het meer. Het geld dat zij op deze manier ontvingen, werd overgedragen aan de groepskas. De twaalf mochten iedere maand een week doorbrengen bij hun familie of vrienden.   148:0.2 (1657.2) Throughout this period the apostles would go fishing at least one day a week, selling their catch to David for consumption by the seaside encampment. The funds thus received were turned over to the group treasury. The twelve were permitted to spend one week out of each month with their families or friends.
148:0.3 (1657.3) Terwijl Andreas belast bleef met de algemene leiding van de activiteiten van de apostelen, was de evangelistenschool geheel aan de zorg van Petrus toevertrouwd. ’s Morgens namen alle apostelen deel aan het onderricht van groepen evangelisten, en ’s middags gaven de leraren zowel als de leerlingen onderricht aan het volk. Vijf avonden per week, na de avondmaaltijd, gaven de apostelen vraag-en-antwoord lessen ten behoeve van de evangelisten. Eens per week had Jezus de leiding bij dit vragenuur en beantwoordde dan de vragen die van de voorgaande bijeenkomsten waren overgebleven.   148:0.3 (1657.3) While Andrew continued in general charge of the apostolic activities, Peter was in full charge of the school of the evangelists. The apostles all did their share in teaching groups of evangelists each forenoon, and both teachers and pupils taught the people during the afternoons. After the evening meal, five nights a week, the apostles conducted question classes for the benefit of the evangelists. Once a week Jesus presided at this question hour, answering the holdover questions from previous sessions.
148:0.4 (1657.4) Verscheidene duizenden kwamen en gingen gedurende de vijf maanden dat dit kamp werd gehouden. Er bevonden zich dikwijls belangstellenden uit alle delen van het Romeinse Rijk en uit de landen ten oosten van de Eufraat onder het gehoor. Dit was de langste periode dat de Meester op een vaste plaats en in een goedgeorganiseerd verband kon onderrichten. De naaste familie van Jezus bracht het grootste deel van deze tijd door in Nazaret of Kana.   148:0.4 (1657.4) In five months several thousand came and went at this encampment. Interested persons from every part of the Roman Empire and from the lands east of the Euphrates were in frequent attendance. This was the longest settled and well-organized period of the Master’s teaching. Jesus’ immediate family spent most of this time at either Nazareth or Cana.
148:0.5 (1657.5) Het kamp werd niet geleid als een gemeenschap met gemeenschappelijke belangen, zoals de apostolische familie. David Zebedeüs bestuurde dit grote tentendorp als een zichzelf bekostigende onderneming, niettegenstaande het feit dat er nooit iemand werd afgewezen. Dit steeds wisselende kamp was een onontbeerlijk aspect van Petrus’ opleidingsschool voor evangelisten.   148:0.5 (1657.5) The encampment was not conducted as a community of common interests, as was the apostolic family. David Zebedee managed this large tent city so that it became a self-sustaining enterprise, notwithstanding that no one was ever turned away. This ever-changing camp was an indispensable feature of Peter’s evangelistic training school.
1. Een nieuwe school voor profeten ^top   1. A New School of the Prophets ^top
148:1.1 (1657.6) Petrus, Jakobus, en Andreas vormden samen het comité dat door Jezus was aangesteld om te beslissen over de toelating van degenen die zich bij de school voor evangelisten aanmeldden. Alle rassen en nationaliteiten van de Romeinse wereld en van het Oosten zover als India, waren vertegenwoordigd onder de studenten van deze nieuwe profetenschool. Deze scholing werd gegeven op de basis van leren en doen. Wat de studenten ’s morgens leerden, onderwezen zij gedurende de middag aan de mensen die bijeenkwamen aan de oever van het meer. Na de avondmaaltijd bespraken zij op informele wijze zowel wat zij ’s morgens hadden geleerd als wat zij ’s middags hadden onderricht.   148:1.1 (1657.6) Peter, James, and Andrew were the committee designated by Jesus to pass upon applicants for admission to the school of evangelists. All the races and nationalities of the Roman world and the East, as far as India, were represented among the students in this new school of the prophets. This school was conducted on the plan of learning and doing. What the students learned during the forenoon they taught to the assembly by the seaside during the afternoon. After supper they informally discussed both the learning of the forenoon and the teaching of the afternoon.
148:1.2 (1658.1) Iedere apostolische leraar onderwees naar eigen inzicht het evangelie van het koninkrijk. Er werden geen pogingen gedaan om precies hetzelfde onderricht te geven; er was geen gestandaardiseerde of dogmatische formulering van theologische leerstellingen. Ofschoon zij allen dezelfde waarheid leerden, sprak iedere apostel over zijn eigen persoonlijke interpretatie van de leer van de Meester. En Jezus ondersteunde deze presentatie van de verscheidenheid van hun persoonlijke ervaring met de dingen van het koninkrijk, en harmoniseerde en coördineerde aldoor deze vele uiteenlopende opvattingen van het evangelie tijdens zijn wekelijkse vragenuur. Niettegenstaande deze hoge graad van persoonlijke vrijheid in zaken van onderricht, domineerde Simon Petrus wel de theologie van de school van evangelisten. Na Petrus oefende Jakobus Zebedeüs de grootste persoonlijke invloed uit.   148:1.2 (1658.1) Each of the apostolic teachers taught his own view of the gospel of the kingdom. They made no effort to teach just alike; there was no standardized or dogmatic formulation of theologic doctrines. Though they all taught the same truth, each apostle presented his own personal interpretation of the Master’s teaching. And Jesus upheld this presentation of the diversity of personal experience in the things of the kingdom, unfailingly harmonizing and co-ordinating these many and divergent views of the gospel at his weekly question hours. Notwithstanding this great degree of personal liberty in matters of teaching, Simon Peter tended to dominate the theology of the school of evangelists. Next to Peter, James Zebedee exerted the greatest personal influence.
148:1.3 (1658.2) De meer dan honderd evangelisten die gedurende deze vijf maanden bij het meer werden opgeleid, vormden het materiaal waaruit (behalve Abner en de apostelen van Johannes) later de zeventig leraren en predikers van het evangelie werden gekozen. De school der evangelisten had niet alles in dezelfde mate gemeen, zoals de twaalf.   148:1.3 (1658.2) The one hundred and more evangelists trained during this five months by the seaside represented the material from which (excepting Abner and John’s apostles) the later seventy gospel teachers and preachers were drawn. The school of evangelists did not have everything in common to the same degree as did the twelve.
148:1.4 (1658.3) Ofschoon deze evangelisten het evangelie onderrichtten en predikten, doopten zij de gelovigen niet totdat zij later door Jezus werden ingezegend en aangesteld als de zeventig boodschappers van het koninkrijk. Van het grote aantal personen dat tijdens de dramatische gebeurtenis bij zonsondergang in deze zelfde plaats genezen was, werden maar zeven aangetroffen onder deze leerling-evangelisten. De zoon van de edelman uit Kafarnaüm was een van degenen die in de school van Petrus werden opgeleid voor de evangeliedienst.   148:1.4 (1658.3) These evangelists, though they taught and preached the gospel, did not baptize believers until after they were later ordained and commissioned by Jesus as the seventy messengers of the kingdom. Only seven of the large number healed at the sundown scene at this place were to be found among these evangelistic students. The nobleman’s son of Capernaum was one of those trained for gospel service in Peter’s school.
2. Het ziekenhuis in Betsaïda ^top   2. The Bethsaida Hospital ^top
148:2.1 (1658.4) In samenhang met het kamp bij het meer organiseerde en leidde Elman, de Syrische arts, bijgestaan door een korps van vijfentwintig jonge vrouwen en twaalf mannen, vier maanden lang een verpleeginrichting, die beschouwd dient te worden als het eerste ziekenhuis van het koninkrijk. In deze verpleeginrichting, een eindje ten zuiden van het hoofddorp van tenten, behandelden zij de zieken volgens alle bekende materiële methoden, maar ook door de geestelijke praktijken van gebed en geloofsbemoediging. Jezus bezocht de zieken in dit kamp ten minste driemaal per week en had met iedere lijdende persoonlijk contact. Voorzover wij weten, vonden er geen wonderen van bovennatuurlijke genezing plaats onder de duizend lijders en zieken, die in een betere gezondheidstoestand of genezen dit ziekenhuis weer verlieten. De overgrote meerderheid echter van de mensen die hier baat gevonden hadden, bleef verkondigen dat Jezus hen had genezen.   148:2.1 (1658.4) In connection with the seaside encampment, Elman, the Syrian physician, with the assistance of a corps of twenty-five young women and twelve men, organized and conducted for four months what should be regarded as the kingdom’s first hospital. At this infirmary, located a short distance to the south of the main tented city, they treated the sick in accordance with all known material methods as well as by the spiritual practices of prayer and faith encouragement. Jesus visited the sick of this encampment not less than three times a week and made personal contact with each sufferer. As far as we know, no so-called miracles of supernatural healing occurred among the one thousand afflicted and ailing persons who went away from this infirmary improved or cured. However, the vast majority of these benefited individuals ceased not to proclaim that Jesus had healed them.
148:2.2 (1658.5) Vele genezingen die door Jezus werden bewerkstelligd in zijn hulpbetoon aan de patiënten van Elman leken inderdaad veel op het verrichten van wonderen, doch ons werd te kennen gegeven dat het alleen de transformaties van het bewustzijn en de geest waren, die kunnen plaatsvinden in de ervaring van mensen die vol verwachting zijn en bij wie het geloof een overheersende plaats inneemt, wanneer zij onder de rechtstreekse, inspirerende invloed staan van een sterke, positieve en weldadige persoonlijkheid, wiens bijstand vrees uitbant en bezorgdheid doet verdwijnen.   148:2.2 (1658.5) Many of the cures effected by Jesus in connection with his ministry in behalf of Elman’s patients did, indeed, appear to resemble the working of miracles, but we were instructed that they were only just such transformations of mind and spirit as may occur in the experience of expectant and faith-dominated persons who are under the immediate and inspirational influence of a strong, positive, and beneficent personality whose ministry banishes fear and destroys anxiety.
148:2.3 (1658.6) Elman en zijn medewerkers trachtten deze zieken de waarheid te leren inzake het ‘bezeten zijn door boze geesten’, maar zij slaagden daar niet erg in. Het geloof dat lichamelijke ziekten en mentale stoornissen veroorzaakt konden worden door de inwoning van een zogenaamde onreine geest in het bewustzijn of het lichaam van de lijder was welhaast universeel.   148:2.3 (1658.6) Elman and his associates endeavored to teach the truth to these sick ones concerning the “possession of evil spirits,” but they met with little success. The belief that physical sickness and mental derangement could be caused by the dwelling of a so-called unclean spirit in the mind or body of the afflicted person was well-nigh universal.
148:2.4 (1659.1) In elk contact met de zieken en lijdenden nam Jezus, wat betreft de techniek van behandeling van ziekte of de openbaring van de onbekende oorzaken daarvan, de instructies in acht die zijn Paradijs-broeder Immanuel hem had gegeven voordat hij aan de onderneming van de Urantia-incarnatie was begonnen. Desalniettemin leerden degenen die de zieken verzorgden vele nuttige lessen door te kijken hoe Jezus het geloof en het vertrouwen van de zieken en lijdenden inspireerde.   148:2.4 (1659.1) In all his contact with the sick and afflicted, when it came to the technique of treatment or the revelation of the unknown causes of disease, Jesus did not disregard the instructions of his Paradise brother, Immanuel, given ere he embarked upon the venture of the Urantia incarnation. Notwithstanding this, those who ministered to the sick learned many helpful lessons by observing the manner in which Jesus inspired the faith and confidence of the sick and suffering.
148:2.5 (1659.2) Het kamp werd opgeheven kort voordat het seizoen aanbrak waarin verkoudheden en koortsen toenemen.   148:2.5 (1659.2) The camp disbanded a short time before the season for the increase in chills and fever drew on.
3. De zaken van de Vader ^top   3. The Father’s Business ^top
148:3.1 (1659.3) In deze periode leidde Jezus nog geen twaalf openbare diensten in het kamp en sprak hij slechts één keer in de synagoge van Kafarnaüm, op de een na laatste Sabbat voordat men met de pas opgeleide evangelisten vertrok om aan de tweede openbare prediktocht in Galilea te beginnen.   148:3.1 (1659.3) Throughout this period Jesus conducted public services at the encampment less than a dozen times and spoke only once in the Capernaum synagogue, the second Sabbath before their departure with the newly trained evangelists upon their second public preaching tour of Galilee.
148:3.2 (1659.4) De Meester was sedert zijn doop niet meer zoveel alleen geweest als tijdens deze periode van het opleidingskamp voor evangelisten te Betsaïda. Wanneer een van de apostelen Jezus durfde vragen waarom hij zo dikwijls niet bij hen was, antwoordde hij onveranderlijk dat hij bezig was met ‘de zaken van de Vader.’   148:3.2 (1659.4) Not since his baptism had the Master been so much alone as during this period of the evangelists’ training encampment at Bethsaida. Whenever any one of the apostles ventured to ask Jesus why he was absent so much from their midst, he would invariably answer that he was “about the Father’s business.”
148:3.3 (1659.5) Tijdens deze perioden van afwezigheid werd Jezus slechts door twee van zijn apostelen vergezeld. Hij had Petrus, Jakobus en Johannes tijdelijk ontheven van hun aanstelling als zijn persoonlijke metgezellen, zodat ook zij konden deelnemen aan het werk van de opleiding van de nieuwe kandidaat-evangelisten, meer dan honderd in getal. Wanneer de Meester de heuvels in wilde gaan voor de zaken van de Vader, riep hij gewoonlijk de twee apostelen die op dat moment vrij waren, om hem te vergezellen. Op deze wijze kreeg ieder van de twaalf de gelegenheid tot innige omgang en nauw contact met Jezus.   148:3.3 (1659.5) During these periods of absence, Jesus was accompanied by only two of the apostles. He had released Peter, James, and John temporarily from their assignment as his personal companions that they might also participate in the work of training the new evangelistic candidates, numbering more than one hundred. When the Master desired to go to the hills about the Father’s business, he would summon to accompany him any two of the apostles who might be at liberty. In this way each of the twelve enjoyed an opportunity for close association and intimate contact with Jesus.
148:3.4 (1659.6) Het is ons niet geopenbaard ten behoeve van dit verslag, maar wij zijn tot de gevolgtrekking gekomen dat de Meester gedurende deze eenzame uren in de heuvels vaak in rechtstreekse verbinding stond met velen van de voornaamste bestuurders van de zaken van zijn universum om hen aanwijzingen te geven. Reeds sinds zijn doop was deze geïncarneerde Soeverein van ons universum steeds bewuster actief leiding gaan geven aan bepaalde fasen van het beleid in het universum. Wij zijn altijd van mening geweest dat hij gedurende deze weken van verminderde participatie in de zaken van de aarde, op een wijze die niet geopenbaard werd aan zijn naaste metgezellen, bezig was leiding te geven aan de hoge geest-wezens die belast waren met de gang van zaken van dit ontzaglijke universum, en dat de mens Jezus zulke activiteiten van zijn kant verkoos te omschrijven als ‘het bezig zijn met de zaken van zijn Vader.’   148:3.4 (1659.6) It has not been revealed for the purposes of this record, but we have been led to infer that the Master, during many of these solitary seasons in the hills, was in direct and executive association with many of his chief directors of universe affairs. Ever since about the time of his baptism this incarnated Sovereign of our universe had become increasingly and consciously active in the direction of certain phases of universe administration. And we have always held the opinion that, in some way not revealed to his immediate associates, during these weeks of decreased participation in the affairs of earth he was engaged in the direction of those high spirit intelligences who were charged with the running of a vast universe, and that the human Jesus chose to designate such activities on his part as being “about his Father’s business.”
148:3.5 (1659.7) Vele malen, wanneer Jezus urenlang alleen was, maar met twee van zijn apostelen in de nabijheid, zagen dezen zijn gelaatstrekken snelle, veelsoortige veranderingen ondergaan, ofschoon zij hem geen woorden hoorden spreken. Evenmin zagen zij enige zichtbare manifestatie van hemelse wezens die met hun Meester in communicatie waren, zoals enkelen van hen bij een latere gelegenheid wel zouden zien.   148:3.5 (1659.7) Many times, when Jesus was alone for hours, but when two of his apostles were near by, they observed his features undergo rapid and multitudinous changes, although they heard him speak no words. Neither did they observe any visible manifestation of celestial beings who might have been in communication with their Master, such as some of them did witness on a subsequent occasion.
4. Kwaad, zonde en ongerechtigheid ^top   4. Evil, Sin, and Iniquity ^top
148:4.1 (1659.8) Het was de gewoonte van Jezus zich twee avonden per week, in een afgeschermde, beschutte hoek van de tuin van Zebedeüs, speciaal te onderhouden met mensen die hem wilden spreken. Tijdens een van deze privé-avondgesprekken stelde Tomas de volgende vraag aan de Meester: ‘Waarom is het noodzakelijk voor de mensen om uit de geest geboren te worden om het koninkrijk binnen te gaan? Is wedergeboorte noodzakelijk om te ontkomen aan de macht van de boze? Meester, wat is het kwaad?’ Toen Jezus deze vragen hoorde, zei hij tegen Tomas:   148:4.1 (1659.8) It was the habit of Jesus two evenings each week to hold special converse with individuals who desired to talk with him, in a certain secluded and sheltered corner of the Zebedee garden. At one of these evening conversations in private Thomas asked the Master this question: “Why is it necessary for men to be born of the spirit in order to enter the kingdom? Is rebirth necessary to escape the control of the evil one? Master, what is evil?” When Jesus heard these questions, he said to Thomas:
148:4.2 (1660.1) ‘Maak niet de fout dat je het kwaad, het boze, verwart met de boze, of juister, de ongerechtige. Degene die jij de boze noemt, is de zoon van eigenliefde, de hoge bestuurder die welbewust en opzettelijk is opgestaan tegen het bewind van mijn Vader en zijn getrouwe Zonen. Maar deze zondige rebellen heb ik reeds overwonnen. Maak je een helder beeld van deze verschillende soorten geesteshouding jegens de Vader en zijn universum. Vergeet nooit de volgende wetten van relatie tot de wil van de Vader:   148:4.2 (1660.1) “Do not make the mistake of confusing evil with the evil one, more correctly the iniquitous one. He whom you call the evil one is the son of self-love, the high administrator who knowingly went into deliberate rebellion against the rule of my Father and his loyal Sons. But I have already vanquished these sinful rebels. Make clear in your mind these different attitudes toward the Father and his universe. Never forget these laws of relation to the Father’s will:
148:4.3 (1660.2) ‘Kwaad is de onbewuste of onbedoelde overtreding van de goddelijke wet, de wil van de Vader. Kwaad is evenzo de maat van de onvolmaaktheid van gehoorzaamheid aan de wil van de Vader.   148:4.3 (1660.2) “Evil is the unconscious or unintended transgression of the divine law, the Father’s will. Evil is likewise the measure of the imperfectness of obedience to the Father’s will.
148:4.4 (1660.3) ‘Zonde is de welbewuste en opzettelijke overtreding van de goddelijke wet, de wil van de Vader. Zonde is de maat van onbereidheid om goddelijk geleid te worden en geestelijke aanwijzingen op te volgen.   148:4.4 (1660.3) “Sin is the conscious, knowing, and deliberate transgression of the divine law, the Father’s will. Sin is the measure of unwillingness to be divinely led and spiritually directed.
148:4.5 (1660.4) ‘Ongerechtigheid is de moedwillige, vastbesloten en hardnekkig volgehouden overtreding van de goddelijke wet, de wil van de Vader. Ongerechtigheid is de maat van de voortdurende verwerping van het liefdevolle plan van de Vader voor de overleving van de persoonlijkheid, en van het barmhartige dienstbetoon van redding van de Zonen.   148:4.5 (1660.4) “Iniquity is the willful, determined, and persistent transgression of the divine law, the Father’s will. Iniquity is the measure of the continued rejection of the Father’s loving plan of personality survival and the Sons’ merciful ministry of salvation.
148:4.6 (1660.5) ‘Van nature, vóór de wedergeboorte uit de geest, is de sterfelijke mens onderhevig aan aangeboren slechte neigingen, maar zulke natuurlijke onvolmaaktheden in zijn gedrag zijn noch zonde, noch ongerechtigheid. De sterfelijke mens is nog maar net begonnen aan zijn lange weg omhoog naar de volmaaktheid van de Vader in het Paradijs. Het is niet zondig om onvolmaakt te zijn of slechts gedeeltelijk bedeeld met natuurlijke gaven. De mens is inderdaad onderhevig aan kwaad, maar hij is in geen enkel opzicht het kind van de boze, tenzij hij welbewust en opzettelijk de paden der zonde en het leven van ongerechtigheid heeft gekozen. Het kwaad is inherent aan de natuurlijke orde van deze wereld, maar zonde is een houding van bewuste rebellie, die naar deze wereld is gebracht door hen die vanuit geestelijk licht in diepe duisternis zijn gevallen.   148:4.6 (1660.5) “By nature, before the rebirth of the spirit, mortal man is subject to inherent evil tendencies, but such natural imperfections of behavior are neither sin nor iniquity. Mortal man is just beginning his long ascent to the perfection of the Father in Paradise. To be imperfect or partial in natural endowment is not sinful. Man is indeed subject to evil, but he is in no sense the child of the evil one unless he has knowingly and deliberately chosen the paths of sin and the life of iniquity. Evil is inherent in the natural order of this world, but sin is an attitude of conscious rebellion which was brought to this world by those who fell from spiritual light into gross darkness.
148:4.7 (1660.6) ‘Je bent in de war geraakt, Tomas, door de leerstellingen van de Grieken en de dwalingen van de Perzen. Je begrijpt de betrekkingen tussen slechtheid en zonde niet, omdat je denkt dat de mensheid op aarde is begonnen met een volmaakte Adam en door de zonde snel is gedegenereerd tot ’s mensen huidige betreurenswaardige staat. Maar waarom weiger je de betekenis te begrijpen van hetgeen geschreven staat, waar wordt onthuld hoe Kaïn, de zoon van Adam, naar het land van Nod trok en daar een vrouw vond? En waarom weiger je de betekenis te interpreteren van hetgeen geschreven staat, dat de zonen van God vrouwen voor zichzelf vonden onder de dochters der mensen?   148:4.7 (1660.6) “You are confused, Thomas, by the doctrines of the Greeks and the errors of the Persians. You do not understand the relationships of evil and sin because you view mankind as beginning on earth with a perfect Adam and rapidly degenerating, through sin, to man’s present deplorable estate. But why do you refuse to comprehend the meaning of the record which discloses how Cain, the son of Adam, went over into the land of Nod and there got himself a wife? And why do you refuse to interpret the meaning of the record which portrays the sons of God finding wives for themselves among the daughters of men?
148:4.8 (1660.7) ‘De mensen zijn inderdaad van nature slecht, maar niet noodzakelijkerwijs zondig. De nieuwe geboorte — de doop van de de geest — is van wezenlijk belang om van de slechtheid verlost te worden en noodzakelijk om het koninkrijk des hemels binnen te gaan, maar niets hiervan doet afbreuk aan het feit dat de mens de zoon van God is. En evenmin betekent deze aangeboren aanwezigheid van het potentiële kwaad dat de mens op de een of andere geheimzinnige wijze vervreemd is van de Vader in de hemel, zodat hij als een vreemdeling, een buitenstaander of stiefkind, moet trachten wettelijk geadopteerd te worden door de Vader. Al zulke denkbeelden worden in de eerste plaats geboren uit je verkeerd begrijpen van de Vader, en in de tweede plaats, uit je onwetendheid inzake de oorsprong, natuur, en bestemming van de mens.   148:4.8 (1660.7) “Men are, indeed, by nature evil, but not necessarily sinful. The new birth—the baptism of the spirit—is essential to deliverance from evil and necessary for entrance into the kingdom of heaven, but none of this detracts from the fact that man is the son of God. Neither does this inherent presence of potential evil mean that man is in some mysterious way estranged from the Father in heaven so that, as an alien, foreigner, or stepchild, he must in some manner seek for legal adoption by the Father. All such notions are born, first, of your misunderstanding of the Father and, second, of your ignorance of the origin, nature, and destiny of man.
148:4.9 (1660.8) ‘De Grieken en anderen hebben je geleerd dat de mens gestadig afdaalt van goddelijke volmaaktheid naar vergetelheid of vernietiging; ik ben gekomen om te laten zien dat de mens, door het koninkrijk binnen te gaan, vast en zeker opklimt tot God en tot goddelijke volmaaktheid. Ieder wezen dat op enigerlei wijze niet aan de goddelijke en geestelijke idealen van de wil van de eeuwige Vader beantwoordt, is potentieel slecht, maar zo’n wezen is in geen enkel opzicht zondig, en nog veel minder ongerechtig.   148:4.9 (1660.8) “The Greeks and others have taught you that man is descending from godly perfection steadily down toward oblivion or destruction; I have come to show that man, by entrance into the kingdom, is ascending certainly and surely up to God and divine perfection. Any being who in any manner falls short of the divine and spiritual ideals of the eternal Father’s will is potentially evil, but such beings are in no sense sinful, much less iniquitous.
148:4.10 (1661.1) ‘Tomas, heb je hierover ook niet in de Schrift gelezen, waar geschreven staat: “Gij zijt de kinderen van de Heer uw God.” “Ik zal zijn Vader zijn en hij zal mijn zoon zijn.” “Ik heb hem uitverkoren om mijn zoon te zijn — ik zal zijn Vader zijn.” “Breng mijn zonen van verre en mijn dochters van de einden der aarde; ja ieder die naar mijn naam genoemd wordt, want ik heb hen geschapen tot mijn heerlijkheid.” “Gij zijt de zonen van de levende God.” “Zij die de geest van God hebben, zijn inderdaad de zonen van God.” Zoals er een materieel deel van de menselijke vader in zijn natuurlijke kind aanwezig is, zo is er ook een geestelijk deel van de hemelse Vader in iedere geloofszoon van het koninkrijk.’   148:4.10 (1661.1) “Thomas, have you not read about this in the Scriptures, where it is written: ‘You are the children of the Lord your God.’ ‘I will be his Father and he shall be my son.’ ‘I have chosen him to be my son—I will be his Father.’ ‘Bring my sons from far and my daughters from the ends of the earth; even every one who is called by my name, for I have created them for my glory.’ ‘You are the sons of the living God.’ ‘They who have the spirit of God are indeed the sons of God.’ While there is a material part of the human father in the natural child, there is a spiritual part of the heavenly Father in every faith son of the kingdom.”
148:4.11 (1661.2) Dit alles en nog veel meer zei Jezus tot Tomas, en veel ervan werd door de apostel begrepen, ofschoon Jezus hem vermaande ‘niet met de anderen over deze zaken te spreken totdat ik zal zijn teruggekeerd tot de Vader.’ En Tomas maakte geen gewag van dit onderhoud totdat de Meester van deze wereld was heengegaan.   148:4.11 (1661.2) All this and much more Jesus said to Thomas, and much of it the apostle comprehended, although Jesus admonished him to “speak not to the others concerning these matters until after I shall have returned to the Father.” And Thomas did not mention this interview until after the Master had departed from this world.
5. Het doel van bezoeking ^top   5. The Purpose of Affliction ^top
148:5.1 (1661.3) Tijdens een ander privé-gesprek in de tuin vroeg Natanael aan Jezus: ‘Meester, hoewel ik begin te begrijpen waarom ge het genezingswerk niet zomaar wilt doen zonder onderscheid te maken, kan ik nog maar steeds niet begrijpen waarom de liefhebbende Vader in de hemel toestaat dat zovelen van zijn kinderen op aarde lijden onder zoveel bezoekingen.’ De Meester antwoordde Natanael met de volgende woorden:   148:5.1 (1661.3) At another of these private interviews in the garden Nathaniel asked Jesus: “Master, though I am beginning to understand why you refuse to practice healing indiscriminately, I am still at a loss to understand why the loving Father in heaven permits so many of his children on earth to suffer so many afflictions.” The Master answered Nathaniel, saying:
148:5.2 (1661.4) ‘Natanael, jij, met vele anderen, bent zo verward omdat je niet begrijpt hoe het mogelijk is dat de natuurlijke orde van deze wereld zovele malen is verstoord door de zondige avonturen van bepaalde opstandigen die verraad pleegden aan de wil van de Vader. En ik ben gekomen om een aanvang te maken met het in orde brengen van deze zaken. Maar het zal vele eeuwen vergen om dit deel van het universum weer op de oude paden te brengen, en zo de mensenkinderen te bevrijden van de extra lasten van zonde en rebellie. De aanwezigheid van het kwaad is op zichzelf reeds een voldoende toets voor de opklimming van de mens — zonde is niet onontbeerlijk voor de overleving.   148:5.2 (1661.4) “Nathaniel, you and many others are thus perplexed because you do not comprehend how the natural order of this world has been so many times upset by the sinful adventures of certain rebellious traitors to the Father’s will. And I have come to make a beginning of setting these things in order. But many ages will be required to restore this part of the universe to former paths and thus release the children of men from the extra burdens of sin and rebellion. The presence of evil alone is sufficient test for the ascension of man—sin is not essential to survival.
148:5.3 (1661.5) ‘Maar, zoon, je moet weten dat de Vader niet opzettelijk bezoekingen over zijn kinderen brengt. De mens brengt onnodige bezoekingen over zich heen doordat hij hardnekkig weigert de betere paden van de goddelijke wil te bewandelen. Bezoeking is potentieel in het kwaad, maar veel rampspoed is teweeggebracht door zonde en ongerechtigheid. Veel ongewone gebeurtenissen hebben zich op deze wereld afgespeeld, en het is niet verwonderlijk dat alle mensen die nadenken, verbijsterd staan over de taferelen van lijden en rampspoed die zij zien. Maar van één ding kun je zeker zijn: de Vader zendt geen bezoekingen als willekeurige straf voor overtredingen. De onvolmaaktheden en handicaps van het kwaad zijn inherent daaraan; straf voor zonde is onontkoombaar; de vernietigende gevolgen van ongerechtigheid zijn onafwendbaar. De mens moet de beproevingen die het natuurlijk gevolg zijn van het leven dat hij verkiest te leiden, niet aan God wijten, en ook moet de mens niet klagen over de ervaringen die deel uitmaken van het leven zoals dat op deze wereld wordt geleid. Het is de wil van de Vader dat de sterfelijke mens volhardend en consequent werkt aan de verbetering van zijn staat op aarde. Intelligente inspanning zou de mens in staat stellen veel van zijn aardse ellende te boven te komen.   148:5.3 (1661.5) “But, my son, you should know that the Father does not purposely afflict his children. Man brings down upon himself unnecessary affliction as a result of his persistent refusal to walk in the better ways of the divine will. Affliction is potential in evil, but much of it has been produced by sin and iniquity. Many unusual events have transpired on this world, and it is not strange that all thinking men should be perplexed by the scenes of suffering and affliction which they witness. But of one thing you may be sure: The Father does not send affliction as an arbitrary punishment for wrongdoing. The imperfections and handicaps of evil are inherent; the penalties of sin are inevitable; the destroying consequences of iniquity are inexorable. Man should not blame God for those afflictions which are the natural result of the life which he chooses to live; neither should man complain of those experiences which are a part of life as it is lived on this world. It is the Father’s will that mortal man should work persistently and consistently toward the betterment of his estate on earth. Intelligent application would enable man to overcome much of his earthly misery.
148:5.4 (1662.1) ‘Natanael, het is onze missie om de mensen te helpen hun geestelijke problemen op te lossen en op deze wijze hun denken te stimuleren, zodat zij beter voorbereid en geïnspireerd worden om hun veelvoudige materiële problemen op te lossen. Je verwarring door het lezen van de Schrift is mij niet onbekend. Al te dikwijls heeft men de neiging gehad om God de verantwoordelijkheid toe te schuiven voor alles wat de onwetende mens niet kan begrijpen. De Vader is niet persoonlijk verantwoordelijk voor alles wat jij niet kunt begrijpen. Twijfel niet aan de liefde van de Vader, alleen maar omdat een of andere rechtmatige, wijze wet die hij heeft ingesteld, toevallig bezoekingen over je brengt omdat je in onschuld of opzettelijk zo’n goddelijke ordinantie hebt overtreden.   148:5.4 (1662.1) “Nathaniel, it is our mission to help men solve their spiritual problems and in this way to quicken their minds so that they may be the better prepared and inspired to go about solving their manifold material problems. I know of your confusion as you have read the Scriptures. All too often there has prevailed a tendency to ascribe to God the responsibility for everything which ignorant man fails to understand. The Father is not personally responsible for all you may fail to comprehend. Do not doubt the love of the Father just because some just and wise law of his ordaining chances to afflict you because you have innocently or deliberately transgressed such a divine ordinance.
148:5.5 (1662.2) ‘Maar, Natanael, er staat veel in de Schrift dat je tot lering had kunnen strekken als je maar met onderscheidingsvermogen had gelezen. Herinner je je niet dat er geschreven staat: “Mijn zoon, veracht niet de kastijding des Heren; wordt ook zijn terechtwijzingen niet moede, want dien de Heer liefheeft, wijst hij terecht, evenals de vader de zoon terechtwijst in wie hij een welbehagen heeft.” “De Heer verdrukt de mensenkinderen niet van harte.” “Voordat ik bezocht werd, dwaalde ik af, maar nu houd ik mij aan de wet. Bezoeking was goed voor mij, opdat ik de goddelijke inzettingen zou leren.” “Ik ken uw smarten. De eeuwige God is uw toevlucht, terwijl onder u de eeuwige armen zijn.” “De Heer is ook een toevlucht voor de verdrukten, een rustige haven in tijden van beroering.” “De Heer zal hem sterken op het bed van bezoeking; de Heer zal de zieken niet vergeten.” “Zoals een Vader medelijden toont met zijn kinderen, zo toont de Heer mededogen met hen die hem vrezen. Hij kent uw lichaam, hij vergeet niet dat gij stof zijt.” “Hij heelt de gebrokenen van hart en verbindt hun wonden.” “Hij is de hoop van de arme, de sterkte van de behoeftige in diens ellende, een toevlucht voor de storm, en een schaduw voor de verzengende hitte.” “Hij geeft kracht aan de verzwakte, en bij hen die krachteloos zijn doet hij de sterkte toenemen.” “Een geknakt riet zal hij niet breken, en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven.” “Wanneer gij door de wateren van bezoeking gaat, zal ik met u zijn, en wanneer de rivieren van tegenspoed u overstromen, zal ik u niet in de steek laten.” “Hij heeft mij gezonden om de gebrokenen van hart te verbinden, om vrijheid te verkondigen aan de gevangenen, en om allen die treuren te vertroosten.” “Er schuilt terechtwijzing in het lijden: bezoeking komt niet voort uit het stof.”’   148:5.5 (1662.2) “But, Nathaniel, there is much in the Scriptures which would have instructed you if you had only read with discernment. Do you not remember that it is written: ‘My son, despise not the chastening of the Lord; neither be weary of his correction, for whom the Lord loves he corrects, even as the father corrects the son in whom he takes delight.’ ‘The Lord does not afflict willingly.’ ‘Before I was afflicted, I went astray, but now do I keep the law. Affliction was good for me that I might thereby learn the divine statutes.’ ‘I know your sorrows. The eternal God is your refuge, while underneath are the everlasting arms.’ ‘The Lord also is a refuge for the oppressed, a haven of rest in times of trouble.’ ‘The Lord will strengthen him upon the bed of affliction; the Lord will not forget the sick.’ ‘As a father shows compassion for his children, so is the Lord compassionate to those who fear him. He knows your body; he remembers that you are dust.’ ‘He heals the brokenhearted and binds up their wounds.’ ‘He is the hope of the poor, the strength of the needy in his distress, a refuge from the storm, and a shadow from the devastating heat.’ ‘He gives power to the faint, and to them who have no might he increases strength.’ ‘A bruised reed shall he not break, and the smoking flax he will not quench.’ ‘When you pass through the waters of affliction, I will be with you, and when the rivers of adversity overflow you, I will not forsake you.’ ‘He has sent me to bind up the brokenhearted, to proclaim liberty to the captives, and to comfort all who mourn.’ ‘There is correction in suffering; affliction does not spring forth from the dust.’”
6. Het verkeerde begrip van lijden —
De verhandeling over Job ^top
  6. The Misunderstanding of Suffering—
Discourse on Job ^top
148:6.1 (1662.3) Diezelfde avond in Betsaïda vroeg ook Johannes aan Jezus waarom zoveel op het oog onschuldige mensen lijden aan zoveel ziekten en zoveel bezoekingen ondergaan. In antwoord op de vragen van Johannes zei de Meester onder meer:   148:6.1 (1662.3) It was this same evening at Bethsaida that John also asked Jesus why so many apparently innocent people suffered from so many diseases and experienced so many afflictions. In answering John’s questions, among many other things, the Master said:
148:6.2 (1662.4) ‘Zoon, je begrijpt de betekenis van tegenspoed niet en evenmin de missie van lijden. Heb je het meesterwerk van de Semitische literatuur niet gelezen — het verhaal in de Schrift over de bezoekingen van Job? Herinner je je niet hoe deze prachtige parabel begint met de opsomming van de materiële welvaart van de dienstknecht van de Heer? Je herinnert je wel hoe Job gezegend was met kinderen, rijkdom, aanzien, positie, gezondheid, en met alle andere dingen die de mensen van waarde achten in het leven van deze wereld. Volgens de aloude leer van de kinderen Abrahams vormde zulke materiële welvaart een afdoend bewijs van Gods gunst. Maar zulke materiële welvaart en wereldlijke voorspoed wijzen niet op gunst bij God. Mijn Vader in de hemel heeft de armen even lief als de rijken; hij kent geen aanzien des persoons.   148:6.2 (1662.4) “My son, you do not comprehend the meaning of adversity or the mission of suffering. Have you not read that masterpiece of Semitic literature—the Scripture story of the afflictions of Job? Do you not recall how this wonderful parable begins with the recital of the material prosperity of the Lord’s servant? You well remember that Job was blessed with children, wealth, dignity, position, health, and everything else which men value in this temporal life. According to the time-honored teachings of the children of Abraham such material prosperity was all-sufficient evidence of divine favor. But such material possessions and such temporal prosperity do not indicate God’s favor. My Father in heaven loves the poor just as much as the rich; he is no respecter of persons.
148:6.3 (1663.1) ‘Ofschoon de overtreding van de goddelijke wet vroeg of laat gevolgd wordt door de oogst van straf, ofschoon de mensen uiteindelijk zeker oogsten wat zij zaaien, moet ik je toch zeggen dat het lijden van de mens niet altijd een straf is voor zonde die daaraan is voorafgegaan. Noch Job, noch zijn vrienden, vonden de juiste oplossing voor hun verbijsterende problemen. En met de verlichting die jij nu hebt, zou je noch aan Satan noch aan God de rol toedichten die zij in deze uitzonderlijke parabel spelen. Ofschoon Job door zijn lijden niet de oplossing vond voor zijn intellectuele en filosofische moeilijkheden, behaalde hij toch grote overwinningen: juist toen hij geconfronteerd werd met de ineenstorting van zijn theologische verdedigingswerken, verhief hij zich tot die geestelijke hoogten waar hij in oprechtheid kon zeggen: “Ik verafschuw mijzelf”; en toen werd hem de verlossing geschonken van een visioen van God. Zo klom Job, zelfs al begreep hij zijn lijden verkeerd, op tot het bovenmenselijke niveau van moreel begrip en geestelijk inzicht. Wanneer de lijdende dienstknecht een gezicht op God bemachtigt, volgt er een zielevrede die alle menselijk begrip te boven gaat.   148:6.3 (1663.1) “Although transgression of divine law is sooner or later followed by the harvest of punishment, while men certainly eventually do reap what they sow, still you should know that human suffering is not always a punishment for antecedent sin. Both Job and his friends failed to find the true answer for their perplexities. And with the light you now enjoy you would hardly assign to either Satan or God the parts they play in this unique parable. While Job did not, through suffering, find the resolution of his intellectual troubles or the solution of his philosophical difficulties, he did achieve great victories; even in the very face of the breakdown of his theological defenses he ascended to those spiritual heights where he could sincerely say, ‘I abhor myself’; then was there granted him the salvation of a vision of God. So even through misunderstood suffering, Job ascended to the superhuman plane of moral understanding and spiritual insight. When the suffering servant obtains a vision of God, there follows a soul peace which passes all human understanding.
148:6.4 (1663.2) ‘De eerste van Jobs vrienden, Elifaz, riep de lijder op om in zijn bezoekingen dezelfde kracht te tonen die hij anderen had voorgehouden in de dagen toen het hem nog goed ging. Deze trooster, die geen ware trooster was, sprak: “Vertrouw op uw godsdienst, Job; denk eraan dat de bozen lijden en niet de rechtvaardigen. Ge moet deze straf verdiend hebben, anders zoudt ge niet zo bezocht worden. Ge weet heel goed dat niemand in Gods ogen rechtvaardig kan zijn. Ge weet dat het de bozen nimmer werkelijk goed gaat. Hoe dan ook, de mens schijnt voorbestemd te zijn voor moeilijkheden, en misschien kastijdt de Heer u alleen maar om uw eigen bestwil.” Geen wonder dat de arme Job geen troost kon putten uit zulk een interpretatie van het probleem van het menselijk lijden.   148:6.4 (1663.2) “The first of Job’s friends, Eliphaz, exhorted the sufferer to exhibit in his afflictions the same fortitude he had prescribed for others during the days of his prosperity. Said this false comforter: ‘Trust in your religion, Job; remember that it is the wicked and not the righteous who suffer. You must deserve this punishment, else you would not be afflicted. You well know that no man can be righteous in God’s sight. You know that the wicked never really prosper. Anyway, man seems predestined to trouble, and perhaps the Lord is only chastising you for your own good.’ No wonder poor Job failed to get much comfort from such an interpretation of the problem of human suffering.
148:6.5 (1663.3) ‘De raad van zijn tweede vriend, Bildad, was echter nog deprimerender, ondanks de juistheid ervan volgens de toen gangbare theologie. Bildad sprak: “God kan niet onrechtvaardig zijn. Uw kinderen moeten zondaars geweest zijn, want zij zijn omgekomen; ge moet in dwaling verkeren, anders zoudt ge niet zo bezocht worden. En als ge werkelijk rechtvaardig zijt, zal God u zeker verlossen uit uw bezoekingen. Uit de geschiedenis van Gods handelen met de mens dient ge te leren dat de Almachtige slechts de bozen vernietigt.”   148:6.5 (1663.3) “But the counsel of his second friend, Bildad, was even more depressing, notwithstanding its soundness from the standpoint of the then accepted theology. Said Bildad: ‘God cannot be unjust. Your children must have been sinners since they perished; you must be in error, else you would not be so afflicted. And if you are really righteous, God will certainly deliver you from your afflictions. You should learn from the history of God’s dealings with man that the Almighty destroys only the wicked.’
148:6.6 (1663.4) ‘En je herinnert je dat Job zijn vrienden dan ten antwoord geeft: ’Ik weet maar al te goed dat God mijn roep om hulp niet hoort. Hoe kan God rechtvaardig zijn en tegelijk zo totaal geen acht slaan op mijn onschuld? Ik merk nu dat ik geen genoegdoening kan verkrijgen door de Almachtige aan te roepen. Kunt ge dan niet zien dat God toelaat dat de goeden worden vervolgd door de bozen? En als de mens zo zwak is, wat voor kans heeft hij dan op consideratie van de zijde van een almachtige God? God heeft mij gemaakt zoals ik ben, en wanneer hij zich zo tegen mij keert, kan ik mij niet verdedigen. En waarom heeft God mij ooit geschapen, alleen maar om op deze ellendige manier te lijden?”   148:6.6 (1663.4) “And then you remember how Job replied to his friends, saying: ‘I well know that God does not hear my cry for help. How can God be just and at the same time so utterly disregard my innocence? I am learning that I can get no satisfaction from appealing to the Almighty. Cannot you discern that God tolerates the persecution of the good by the wicked? And since man is so weak, what chance has he for consideration at the hands of an omnipotent God? God has made me as I am, and when he thus turns upon me, I am defenseless. And why did God ever create me just to suffer in this miserable fashion?’
148:6.7 (1663.5) ‘En wie kan de houding van Job wraken, gezien de raad van zijn vrienden en de onjuiste ideeën over God die zijn eigen denken beheersten? Zie je niet dat Job verlangde naar een menselijke God, dat hij ernaar hunkerde om zich te onderhouden met een goddelijk Wezen dat ’s mensen sterfelijke staat kent, en begrijpt dat de rechtvaardige dikwijls in onschuld moet lijden, als een onderdeel van dit eerste leven van de lange opklimming naar het Paradijs? Het is om deze reden dat de Zoon des Mensen is uitgegaan van de Vader om zulk een leven in het vlees te leiden, dat hij in staat zal zijn om allen te troosten en bij te staan op wie van nu af een beroep moet worden gedaan om de bezoekingen van Job te verduren. ‘Jobs derde vriend, Zofar, sprak daarna woorden die nog minder troost boden, toen hij zei:   148:6.7 (1663.5) “And who can challenge the attitude of Job in view of the counsel of his friends and the erroneous ideas of God which occupied his own mind? Do you not see that Job longed for a human God, that he hungered to commune with a divine Being who knows man’s mortal estate and understands that the just must often suffer in innocence as a part of this first life of the long Paradise ascent? Wherefore has the Son of Man come forth from the Father to live such a life in the flesh that he will be able to comfort and succor all those who must henceforth be called upon to endure the afflictions of Job.
148:6.8 (1663.6) ‘Gij zijt dwaas er aanspraak op te maken dat ge rechtvaardig zijt, gezien het feit dat ge zo bezocht wordt. Doch ik geef toe dat het onmogelijk is Gods wegen te begrijpen. Misschien heeft al uw ellende een verborgen bedoeling.” En toen Job naar al zijn drie vrienden geluisterd had, deed hij een rechtstreeks beroep op God om hulp, onder aanvoering van het feit dat “de mens, die uit een vrouw is geboren, kort van dagen en vol verdriet is.”   148:6.8 (1663.6) “Job’s third friend, Zophar, then spoke still less comforting words when he said: ‘You are foolish to claim to be righteous, seeing that you are thus afflicted. But I admit that it is impossible to comprehend God’s ways. Perhaps there is some hidden purpose in all your miseries.’ And when Job had listened to all three of his friends, he appealed directly to God for help, pleading the fact that ‘man, born of woman, is few of days and full of trouble.’
148:6.9 (1664.1) ‘Daarna begon de tweede zitting met zijn vrienden. Elifaz werd strenger, beschuldigender en sarcastischer. Bildad raakte verontwaardigd over Jobs minachting voor zijn vrienden. Zofar herhaalde zijn zwartgallige advies. Job had intussen een afkeer van zijn vrienden gekregen en deed opnieuw een beroep op God, en nu deed hij een beroep op een rechtvaardige God, in tegenstelling tot de onrechtvaardige God die belichaamd was in de filosofie van zijn vrienden en die zelfs in zijn eigen religieuze instelling een plaats had gevonden. De volgende stap die Job deed, was dat hij zijn toevlucht nam tot de vertroosting van een toekomstig leven, waarin de onbillijkheden van het sterfelijke bestaan wellicht op rechtvaardiger wijze worden rechtgezet. Omdat hij er niet in slaagt hulp te vinden bij mensen, wordt Job naar God gedreven. Dan volgt de grote worsteling in zijn hart tussen geloof en twijfel. Ten laatste begint de lijdende mens het licht des levens te zien; zijn gekwelde ziel klimt op naar nieuwe hoogten van hoop en moed; zijn lijden moge doorgaan, hij moge zelfs sterven, maar zijn verlichte ziel slaakt nu de triomfkreet, “Mijn Verdediger leeft!”   148:6.9 (1664.1) “Then began the second session with his friends. Eliphaz grew more stern, accusing, and sarcastic. Bildad became indignant at Job’s contempt for his friends. Zophar reiterated his melancholy advice. Job by this time had become disgusted with his friends and appealed again to God, and now he appealed to a just God against the God of injustice embodied in the philosophy of his friends and enshrined even in his own religious attitude. Next Job took refuge in the consolation of a future life in which the inequities of mortal existence may be more justly rectified. Failure to receive help from man drives Job to God. Then ensues the great struggle in his heart between faith and doubt. Finally, the human sufferer begins to see the light of life; his tortured soul ascends to new heights of hope and courage; he may suffer on and even die, but his enlightened soul now utters that cry of triumph, ‘My Vindicator lives!’
148:6.10 (1664.2) ‘Job had volkomen gelijk toen hij de leer betwistte dat God de kinderen slaat om de ouders te straffen. Job was steeds bereid om toe te geven dat God rechtvaardig is, maar hij verlangde naar een openbaring van het persoonlijk karakter van de Eeuwige, waardoor zijn ziel zou worden bevredigd. En dit is onze zending op aarde. De lijdende sterveling zal niet meer de troost ontzegd worden van het kennen van de liefde van God en het verstaan van de barmhartigheid van de Vader in de hemel. Alhoewel het spreken van God vanuit de wervelstorm een majesteitelijk begrip was voor de tijd waarin het tot uitdrukking kwam, heb jij al geleerd dat de Vader zich niet op zulk een wijze openbaart, maar veeleer dat hij binnen in het menselijk hart spreekt als een stille, zachte stem die zegt: “Dit is de weg, bewandel die.” Begrijp je niet dat God in je woont, dat hij geworden is wat jij bent, zodat hij jou moge maken wat hij is!’   148:6.10 (1664.2) “Job was altogether right when he challenged the doctrine that God afflicts children in order to punish their parents. Job was ever ready to admit that God is righteous, but he longed for some soul-satisfying revelation of the personal character of the Eternal. And that is our mission on earth. No more shall suffering mortals be denied the comfort of knowing the love of God and understanding the mercy of the Father in heaven. While the speech of God spoken from the whirlwind was a majestic concept for the day of its utterance, you have already learned that the Father does not thus reveal himself, but rather that he speaks within the human heart as a still, small voice, saying, ‘This is the way; walk therein.’ Do you not comprehend that God dwells within you, that he has become what you are that he may make you what he is!”
148:6.11 (1664.3) Daarna deed Jezus deze laatste uitspraak: ‘De Vader in de hemel bezoekt de mensenkinderen niet opzettelijk. De mens lijdt, ten eerste, onder de ongevallen in de tijd en de onvolmaaktheden van het kwaad van een onrijp lichamelijk bestaan. Vervolgens lijdt hij onder de onverbiddelijke gevolgen van zonde — de overtreding van de wetten van het leven en het licht. En ten slotte lijdt hij doordat hij de oogst binnenhaalt van zijn eigen ongerechtige volharding in de rebellie tegen de rechtvaardige regering van de hemel op aarde. Maar ’s mensen ellende is niet een persoonlijk bedoelde bezoeking van het goddelijk oordeel. De mens kan, en zal veel doen om zijn lijden in de tijd te verlichten. Maar bevrijd je zelf voor eens en altijd van het bijgeloof dat God de mens bezoekt in opdracht van de boze. Bestudeer het Boek van Job en je zult ontdekken hoeveel verkeerde ideeën over God zelfs goede mensen er in alle eerlijkheid op na kunnen houden, en merk dan op hoe zelfs de pijnlijk gekwelde Job de God van vertroosting en behoud vond, in weerwil van deze dwaalleringen. Ten slotte drong zijn geloof door de wolken van het lijden heen om het licht des levens te aanschouwen dat van de Vader uitstroomt als genezende barmhartigheid en eeuwige rechtvaardigheid.’   148:6.11 (1664.3) Then Jesus made this final statement: “The Father in heaven does not willingly afflict the children of men. Man suffers, first, from the accidents of time and the imperfections of the evil of an immature physical existence. Next, he suffers the inexorable consequences of sin—the transgression of the laws of life and light. And finally, man reaps the harvest of his own iniquitous persistence in rebellion against the righteous rule of heaven on earth. But man’s miseries are not a personal visitation of divine judgment. Man can, and will, do much to lessen his temporal sufferings. But once and for all be delivered from the superstition that God afflicts man at the behest of the evil one. Study the Book of Job just to discover how many wrong ideas of God even good men may honestly entertain; and then note how even the painfully afflicted Job found the God of comfort and salvation in spite of such erroneous teachings. At last his faith pierced the clouds of suffering to discern the light of life pouring forth from the Father as healing mercy and everlasting righteousness.”
148:6.12 (1664.4) Johannes overdacht deze woorden vele dagen lang in zijn hart. Zijn gehele latere leven werd merkbaar veranderd door dit gesprek met de Meester in de tuin, en later droeg hij er veel toe bij dat de andere apostelen hun opvattingen ten aanzien van de oorsprong, de natuur en de bedoeling van de gewone menselijke beproevingen wijzigden. Maar Johannes heeft nooit over dit onderhoud gesproken totdat de Meester was heengegaan.   148:6.12 (1664.4) John pondered these sayings in his heart for many days. His entire afterlife was markedly changed as a result of this conversation with the Master in the garden, and he did much, in later times, to cause the other apostles to change their viewpoints regarding the source, nature, and purpose of commonplace human afflictions. But John never spoke of this conference until after the Master had departed.
7. De man met de verschrompelde hand ^top   7. The Man with the Withered Hand ^top
148:7.1 (1664.5) De een na laatste Sabbat voor het vertrek van de apostelen en het nieuwe korps der evangelisten om aan de tweede prediktocht door Galilea te beginnen, sprak Jezus in de synagoge van Kafarnaüm over de ‘Vreugden van een rechtschapen leven’. Toen Jezus zijn toespraak had beëindigd, werd hij omringd door een grote groep mensen die genezing zocht: verminkten, kreupelen, zieken en beproefden. Temidden van deze groep bevonden zich ook de apostelen, velen van de nieuwe evangelisten, en de spionnen van de Farizeeën uit Jeruzalem. Men kon er zeker van zijn dat Jezus overal waar hij heenging (behalve wanneer hij in de heuvels was voor de zaken van zijn Vader) door de zes spionnen uit Jeruzalem werd gevolgd.   148:7.1 (1664.5) The second Sabbath before the departure of the apostles and the new corps of evangelists on the second preaching tour of Galilee, Jesus spoke in the Capernaum synagogue on the “Joys of Righteous Living.” When Jesus had finished speaking, a large group of those who were maimed, halt, sick, and afflicted crowded up around him, seeking healing. Also in this group were the apostles, many of the new evangelists, and the Pharisaic spies from Jerusalem. Everywhere that Jesus went (except when in the hills about the Father’s business) the six Jerusalem spies were sure to follow.
148:7.2 (1665.1) Terwijl Jezus met de mensen stond te praten, zette de leider van de spionerende Farizeeën een man met een verschrompelde hand ertoe aan om Jezus te benaderen en hem te vragen of het wettig zou zijn genezen te worden op de Sabbatdag, of dat hij op een andere dag hulp zou komen vragen. Toen Jezus de man zag, zijn woorden aanhoorde, en merkte dat hij door de Farizeeën was gestuurd, zei hij: ‘Kom naar voren en ik zal u iets vragen. Wanneer ge een schaap zoudt hebben dat op de Sabbatdag in een kuil zou vallen, zoudt ge u dan bukken, het vastpakken en het eruit trekken? Is het wettig zoiets op de Sabbatdag te doen?’ En de man antwoordde: ‘Ja Meester, het zou wettig zijn zoiets goeds op de Sabbatdag te doen.’ Daarop zei Jezus, waarbij hij zich tot hen allen richtte: ‘Ik weet waarom ge deze man naar mij toegestuurd hebt. U zoudt een grond vinden om mij te kunnen beschuldigingen, indien ge mij ertoe zoudt kunnen verleiden barmhartigheid te bewijzen op de Sabbatdag. In stilte stemde u er allen mee in dat het wettig zou zijn om het ongelukkige schaap uit de kuil te trekken, zelfs op de Sabbat, en ik roep u tot getuigen dat het wettig is om goedertierenheid te betonen op de Sabbatdag, niet alleen jegens dieren, maar ook jegens mensen. Hoeveel waardevoller is een mens niet dan een schaap! Ik verkondig u dat het wettig is om op de Sabbatdag goed te doen aan de mensen.’ Terwijl zij allen zwijgend voor hem stonden, zei Jezus, zich wendend tot de man met de verschrompelde hand: ‘Ga staan, hier naast mij, zodat allen u kunnen zien. En opdat ge nu moogt weten dat het de wil van mijn Vader is dat ge goed doet op de Sabbatdag, verzoek ik u, indien ge het geloof hebt om genezen te worden, uw hand uit te steken.’   148:7.2 (1665.1) The leader of the spying Pharisees, as Jesus stood talking to the people, induced a man with a withered hand to approach him and ask if it would be lawful to be healed on the Sabbath day or should he seek help on another day. When Jesus saw the man, heard his words, and perceived that he had been sent by the Pharisees, he said: “Come forward while I ask you a question. If you had a sheep and it should fall into a pit on the Sabbath day, would you reach down, lay hold on it, and lift it out? Is it lawful to do such things on the Sabbath day?” And the man answered: “Yes, Master, it would be lawful thus to do well on the Sabbath day.” Then said Jesus, speaking to all of them: “I know wherefore you have sent this man into my presence. You would find cause for offense in me if you could tempt me to show mercy on the Sabbath day. In silence you all agreed that it was lawful to lift the unfortunate sheep out of the pit, even on the Sabbath, and I call you to witness that it is lawful to exhibit loving-kindness on the Sabbath day not only to animals but also to men. How much more valuable is a man than a sheep! I proclaim that it is lawful to do good to men on the Sabbath day.” And as they all stood before him in silence, Jesus, addressing the man with the withered hand, said: “Stand up here by my side that all may see you. And now that you may know that it is my Father’s will that you do good on the Sabbath day, if you have the faith to be healed, I bid you stretch out your hand.”
148:7.3 (1665.2) En terwijl de man zijn verschrompelde hand uitstak, werd deze gezondgemaakt. De mensen wilden zich op de Farizeeën storten, doch Jezus gebood hen hun kalmte te bewaren met de woorden: ‘Ik heb u zojuist gezegd dat het wettig is om goed te doen op de Sabbat, om leven te redden, maar ik heb u niet opgedragen om letsel toe te brengen en toe te geven aan de begeerte om te doden.’ De vertoornde Farizeeën gingen heen, en ondanks dat het de Sabbat was, reisden ze met spoed naar Tiberias en beraadslaagden daar met Herodes, waarbij zij uit alle macht trachtten deze tegen Jezus in te nemen, zodat zij zich van de Herodianen konden verzekeren als bondgenoten. Maar Herodes weigerde maatregelen te nemen tegen Jezus, en adviseerde hen hun klachten in Jeruzalem aanhangig te maken.   148:7.3 (1665.2) And as this man stretched forth his withered hand, it was made whole. The people were minded to turn upon the Pharisees, but Jesus bade them be calm, saying: “I have just told you that it is lawful to do good on the Sabbath, to save life, but I did not instruct you to do harm and give way to the desire to kill.” The angered Pharisees went away, and notwithstanding it was the Sabbath day, they hastened forthwith to Tiberias and took counsel with Herod, doing everything in their power to arouse his prejudice in order to secure the Herodians as allies against Jesus. But Herod refused to take action against Jesus, advising that they carry their complaints to Jerusalem.
148:7.4 (1665.3) Dit is het eerste geval van een wonder dat door Jezus werd verricht in antwoord op de uitdaging van zijn vijanden. En de Meester verrichtte dit zogenaamde wonder niet als een demonstratie van zijn genezingskracht, maar als een doeltreffend protest tegen het feit dat de Sabbatsrust van de godsdienst tot een ware slavernij werd gemaakt van zinloze beperkingen voor de gehele mensheid. Deze man nam zijn werk als steenhouwer weer op en hij bewees te behoren tot degenen wier genezing gevolgd werd door een leven van dankbaarheid en rechtschapenheid.   148:7.4 (1665.3) This is the first case of a miracle to be wrought by Jesus in response to the challenge of his enemies. And the Master performed this so-called miracle, not as a demonstration of his healing power, but as an effective protest against making the Sabbath rest of religion a veritable bondage of meaningless restrictions upon all mankind. This man returned to his work as a stone mason, proving to be one of those whose healing was followed by a life of thanksgiving and righteousness.
8. De laatste week in Betsaïda ^top   8. Last Week at Bethsaida ^top
148:8.1 (1665.4) In de laatste week van het verblijf te Betsaïda ontstond er grote verdeeldheid onder de spionnen uit Jeruzalem inzake hun houding jegens Jezus en zijn onderricht. Drie van deze Farizeeën waren geweldig onder de indruk gekomen van wat zij hadden gezien en gehoord. In Jeruzalem, intussen, omhelsde Abraham, een jong, invloedrijk lid van het Sanhedrin, openlijk de leer van Jezus en werd door Abner in het badwater Siloam gedoopt. Heel Jeruzalem was in rep en roer door deze gebeurtenis, en direct werden er boodschappers naar Betsaïda gezonden om de zes spionerende Farizeeën terug te roepen.   148:8.1 (1665.4) The last week of the sojourn at Bethsaida the Jerusalem spies became much divided in their attitude toward Jesus and his teachings. Three of these Pharisees were tremendously impressed by what they had seen and heard. Meanwhile, at Jerusalem, Abraham, a young and influential member of the Sanhedrin, publicly espoused the teachings of Jesus and was baptized in the pool of Siloam by Abner. All Jerusalem was agog over this event, and messengers were immediately dispatched to Bethsaida recalling the six spying Pharisees.
148:8.2 (1666.1) De Griekse wijsgeer die op de vorige tocht door Galilea voor het koninkrijk was gewonnen, kwam terug in gezelschap van zekere rijke Joden uit Alexandrië, en opnieuw nodigden zij Jezus uit naar hun stad te komen om een school op te richten voor filosofie en religie samen met een verpleeginrichting voor zieken. Maar Jezus sloeg de uitnodiging op hoffelijke wijze af.   148:8.2 (1666.1) The Greek philosopher who had been won for the kingdom on the previous tour of Galilee returned with certain wealthy Jews of Alexandria, and once more they invited Jesus to come to their city for the purpose of establishing a joint school of philosophy and religion as well as an infirmary for the sick. But Jesus courteously declined the invitation.
148:8.3 (1666.2) Omstreeks deze tijd arriveerde in het kamp te Betsaïda een trance-profeet uit Bagdad, een zekere Kirmet. Deze vermeende profeet had vreemde visioenen wanneer hij in trance was, en fantastische dromen wanneer hij in zijn slaap gestoord werd. Hij veroorzaakte aanzienlijke opschudding in het kamp, en Simon Zelotes voelde er veel voor om deze zichzelf misleidende komediant tamelijk hardhandig aan te pakken, doch Jezus kwam tussenbeide en gaf hem voor een paar dagen volledige vrijheid van handelen. Allen die zijn prediking aanhoorden, zagen spoedig in dat zijn leer niet deugdelijk was, gemeten naar het evangelie van het koninkrijk. Hij keerde na korte tijd naar Bagdad terug en nam slechts een half dozijn onevenwichtige, grillige zielen mee. Maar voordat Jezus tussenbeide kwam ten behoeve van de profeet uit Bagdad, had David Zebedeüs, geholpen door een comité dat hij zelf had aangewezen, Kirmet het meer op genomen, en hem, nadat hij hem herhaalde malen onder water had geduwd, geadviseerd te vertrekken — om voor zichzelf een kamp te gaan organiseren en opbouwen.   148:8.3 (1666.2) About this time there arrived at the Bethsaida encampment a trance prophet from Bagdad, one Kirmeth. This supposed prophet had peculiar visions when in trance and dreamed fantastic dreams when his sleep was disturbed. He created a considerable disturbance at the camp, and Simon Zelotes was in favor of dealing rather roughly with the self-deceived pretender, but Jesus intervened and allowed him entire freedom of action for a few days. All who heard his preaching soon recognized that his teaching was not sound as judged by the gospel of the kingdom. He shortly returned to Bagdad, taking with him only a half dozen unstable and erratic souls. But before Jesus interceded for the Bagdad prophet, David Zebedee, with the assistance of a self-appointed committee, had taken Kirmeth out into the lake and, after repeatedly plunging him into the water, had advised him to depart hence—to organize and build a camp of his own.
148:8.4 (1666.3) Deze zelfde dag werd Bet-Marion, een vrouw uit Fenicië, zo fanatiek dat ze buiten zinnen raakte, en toen ze bijna was verdronken doordat ze op het water probeerde te wandelen, werd ze door haar vrienden naar huis gestuurd.   148:8.4 (1666.3) On this same day, Beth-Marion, a Phoenician woman, became so fanatical that she went out of her head and, after almost drowning from trying to walk on the water, was sent away by her friends.
148:8.5 (1666.4) De nieuwe bekeerling in Jeruzalem, Abraham de Farizeeër, schonk al zijn aardse goederen aan de kas van de apostelen, en voornamelijk deze bijdrage maakte het mogelijk dat de honderd nieuw opgeleide evangelisten onmiddellijk konden worden uitgezonden. Andreas had reeds aangekondigd dat het kamp gesloten zou worden, en iedereen maakte zich gereed om ofwel naar huis te gaan, ofwel de evangelisten Galilea in te volgen.   148:8.5 (1666.4) The new Jerusalem convert, Abraham the Pharisee, gave all of his worldly goods to the apostolic treasury, and this contribution did much to make possible the immediate sending forth of the one hundred newly trained evangelists. Andrew had already announced the closing of the encampment, and everybody prepared either to go home or else to follow the evangelists into Galilee.
9. De genezing van de Verlamde ^top   9. Healing the Paralytic ^top
148:9.1 (1666.5) Op vrijdagmiddag 1 oktober, toen Jezus zijn laatste bijeenkomst had met de apostelen, de evangelisten en de andere leiders van het kamp dat werd opgebroken, en de zes Farizeeën uit Jeruzalem op de eerste rij zaten bij deze vergadering in de ruime, uitgebouwde voorkamer van het huis van Zebedeüs, vond er een van de vreemdste en uitzonderlijkste voorvallen in het hele aardse leven van Jezus plaats. De Meester stond op dat ogenblik te spreken in deze grote kamer, die gebouwd was om gedurende de regentijd aan zulke bijeenkomsten onderdak te bieden. Het huis was geheel omringd door grote drommen mensen, die hun oren spitsten om iets van Jezus’ toespraak te kunnen opvangen.   148:9.1 (1666.5) On Friday afternoon, October 1, when Jesus was holding his last meeting with the apostles, evangelists, and other leaders of the disbanding encampment, and with the six Pharisees from Jerusalem seated in the front row of this assembly in the spacious and enlarged front room of the Zebedee home, there occurred one of the strangest and most unique episodes of all Jesus’ earth life. The Master was, at this time, speaking as he stood in this large room, which had been built to accommodate these gatherings during the rainy season. The house was entirely surrounded by a vast concourse of people who were straining their ears to catch some part of Jesus’ discourse.
148:9.2 (1666.6) Terwijl het huis overvol was en geheel omstuwd door gretig luisterende mensen, werd er een man uit Kafarnaüm die reeds lange tijd verlamd was, door zijn vrienden op een klein bed naar Jezus gebracht. Deze verlamde had gehoord dat Jezus op het punt stond Betsaïda te verlaten, en daar hij gesproken had met Aäron, de steenhouwer die zo kort geleden genezen was, besloot hij zich naar Jezus te laten brengen, bij wie hij genezing kon zoeken. Zijn vrienden trachtten het huis van Zebedeüs binnen te komen, eerst door de voordeur en daarna door de achterdeur, maar er waren teveel mensen samengepakt. De verlamde wilde geen nederlaag accepteren: hij zei tegen zijn vrienden dat zij ladders moesten halen, en hiermee klommen zij op het dak boven de kamer waar Jezus sprak; nadat zij de tegels hadden losgemaakt lieten zij vervolgens heel doortastend de zieke man op zijn bed aan touwen zakken, totdat hij vlak voor de Meester op de vloer lag. Toen Jezus zag wat zij gedaan hadden, hield hij op met spreken, terwijl degenen die met hem in de kamer waren, zich verbaasden over de volharding van de zieke man en zijn vrienden. De verlamde zei: ‘Meester, ik had uw onderricht niet willen storen, doch ik ben vastbesloten om gezond gemaakt te worden. Ik ben niet zoals die mensen die genezing hebben ontvangen en direct daarna vergeten wat ge onderricht. Ik zou graag gezond gemaakt willen worden om te kunnen dienen in het koninkrijk des hemels.’ En niettegenstaande nu dat de bezoeking van deze man te wijten was aan het verkeerde leven dat hij had geleid, zei Jezus, die zijn geloof zag, tot de verlamde: ‘Zoon, vrees niet; uw zonden zijn u vergeven. Uw geloof zal u behouden.’   148:9.2 (1666.6) While the house was thus thronged with people and entirely surrounded by eager listeners, a man long afflicted with paralysis was carried down from Capernaum on a small couch by his friends. This paralytic had heard that Jesus was about to leave Bethsaida, and having talked with Aaron the stone mason, who had been so recently made whole, he resolved to be carried into Jesus’ presence, where he could seek healing. His friends tried to gain entrance to Zebedee’s house by both the front and back doors, but too many people were crowded together. But the paralytic refused to accept defeat; he directed his friends to procure ladders by which they ascended to the roof of the room in which Jesus was speaking, and after loosening the tiles, they boldly lowered the sick man on his couch by ropes until the afflicted one rested on the floor immediately in front of the Master. When Jesus saw what they had done, he ceased speaking, while those who were with him in the room marveled at the perseverance of the sick man and his friends. Said the paralytic: “Master, I would not disturb your teaching, but I am determined to be made whole. I am not like those who received healing and immediately forgot your teaching. I would be made whole that I might serve in the kingdom of heaven.” Now, notwithstanding that this man’s affliction had been brought upon him by his own misspent life, Jesus, seeing his faith, said to the paralytic: “Son, fear not; your sins are forgiven. Your faith shall save you.”
148:9.3 (1667.1) Toen de Farizeeën uit Jeruzalem, en ook de andere schrift- en wetgeleerden die bij hen zaten, deze uitspraak van Jezus hoorden, begonnen zij onder elkaar te zeggen: ‘Hoe durft deze man zo te spreken? Begrijpt hij niet dat zulke woorden godslasterlijk zijn? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?’ Jezus die in zijn geest bemerkte dat zij aldus bij zichzelf en onder elkaar redeneerden, sprak tot hen: ‘Waarom overlegt ge aldus in uw hart? Wie zijt gij dat ge als rechters over mij optreedt? Wat maakt het voor verschil of ik nu tegen deze verlamde zeg, uw zonden zijn u vergeven, of, sta op, neem uw bed op en wandel? Maar opdat gij, die van dit alles getuigen zijt, voor eens en altijd moogt weten dat de Zoon des Mensen gezag en macht heeft om op aarde zonden te vergeven, zal ik tot deze beproefde man zeggen, Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw eigen huis.’ Toen Jezus dit gezegd had, stond de verlamde op en terwijl iedereen ruimte voor hem maakte, liep hij ten aanschouwen van allen naar buiten. Zij die dit zagen gebeuren, stonden versteld. Petrus liet de vergaderde mensen uiteengaan, terwijl velen baden en God verheerlijkten, bekennende dat zij nimmer tevoren zulke vreemde gebeurtenissen hadden meegemaakt.   148:9.3 (1667.1) When the Pharisees from Jerusalem, together with other scribes and lawyers who sat with them, heard this pronouncement by Jesus, they began to say to themselves: “How dare this man thus speak? Does he not understand that such words are blasphemy? Who can forgive sin but God?” Jesus, perceiving in his spirit that they thus reasoned within their own minds and among themselves, spoke to them, saying: “Why do you so reason in your hearts? Who are you that you sit in judgment over me? What is the difference whether I say to this paralytic, your sins are forgiven, or arise, take up your bed, and walk? But that you who witness all this may finally know that the Son of Man has authority and power on earth to forgive sins, I will say to this afflicted man, Arise, take up your bed, and go to your own house.” And when Jesus had thus spoken, the paralytic arose, and as they made way for him, he walked out before them all. And those who saw these things were amazed. Peter dismissed the assemblage, while many prayed and glorified God, confessing that they had never before seen such strange happenings.
148:9.4 (1667.2) En juist omstreeks deze tijd arriveerden de boodschappers van het Sanhedrin om de zes spionnen aan te zeggen dat zij naar Jeruzalem moesten terugkeren. Toen zij deze boodschap hoorden, begonnen zij onder elkaar ernstig te beraadslagen en toen zij hun discussie hadden beëindigd, keerden de leider en twee van zijn metgezellen met de boodschappers terug naar Jeruzalem, terwijl drie van de spionerende Farizeeën hun geloof in Jezus beleden: ze gingen meteen naar het meer, werden gedoopt door Petrus en door de apostelen aanvaard als medekinderen van het koninkrijk.   148:9.4 (1667.2) And it was about this time that the messengers of the Sanhedrin arrived to bid the six spies return to Jerusalem. When they heard this message, they fell to earnest debate among themselves; and after they had finished their discussions, the leader and two of his associates returned with the messengers to Jerusalem, while three of the spying Pharisees confessed faith in Jesus and, going immediately to the lake, were baptized by Peter and fellowshipped by the apostles as children of the kingdom.