Verhandeling 172 Paper 172
Het binnengaan van Jeruzalem Going into Jerusalem
172:0.1 (1878.1) JEZUS en de apostelen kwamen vrijdagmiddag, 31 maart a.d. 30, even na vier uur in Betanië aan. Lazarus, zijn zusters en hun vrienden verwachtten hen; en omdat er iedere dag zoveel mensen met Lazarus kwamen spreken over zijn opstanding, werd Jezus gezegd dat er regelingen waren getroffen dat hij bij een zekere Simon zou logeren, een gelovige buurman die na het overlijden van de vader van Lazarus de voornaamste inwoner van het dorpje was. 172:0.1 (1878.1) JESUS and the apostles arrived at Bethany shortly after four o’clock on Friday afternoon, March 31, a.d. 30. Lazarus, his sisters, and their friends were expecting them; and since so many people came every day to talk with Lazarus about his resurrection, Jesus was informed that arrangements had been made for him to stay with a neighboring believer, one Simon, the leading citizen of the little village since the death of Lazarus’s father.
172:0.2 (1878.2) Die avond ontving Jezus veel bezoekers, en de gewone mensen van Betanië en Betfage deden hun best hem te laten voelen dat hij welkom was. Hoewel velen dachten dat Jezus nu Jeruzalem zou binnengaan om zichzelf tot koning der Joden uit te roepen, en daarmee het doodvonnis van het Sanhedrin volslagen te trotseren, besefte de familie in Betanië — Lazarus, Marta en Maria — steeds helderder dat de Meester niet dit soort koning was: zij hadden een vaag voorgevoel dat dit wel eens zijn laatste bezoek aan Jeruzalem en Betanië zou kunnen zijn. 172:0.2 (1878.2) That evening, Jesus received many visitors, and the common folks of Bethany and Bethpage did their best to make him feel welcome. Although many thought Jesus was now going into Jerusalem, in utter defiance of the Sanhedrin’s decree of death, to proclaim himself king of the Jews, the Bethany family—Lazarus, Martha, and Mary—more fully realized that the Master was not that kind of a king; they dimly felt that this might be his last visit to Jerusalem and Bethany.
172:0.3 (1878.3) De overpriesters werden op de hoogte gesteld van het feit dat Jezus in Betanië logeerde, maar het leek hun beter geen poging te doen hem te midden van zijn vrienden gevangen te nemen; zij besloten te wachten tot hij in Jeruzalem zou zijn. Jezus wist van dit alles, maar zijn kalmte was majesteitelijk; zijn vrienden hadden hem nooit rustiger en beter gestemd gezien; zelfs de apostelen waren verbaasd dat hij zo onbewogen bleef, terwijl het Sanhedrin toch het hele Joodse volk had opgeroepen hem in hun handen over te leveren. Terwijl de Meester die nacht sliep, hielden telkens twee apostelen de wacht over hem, en velen van hen droegen een zwaard. De volgende ochtend werden zij al vroeg gewekt door honderden pelgrims die ondanks de Sabbatdag uit Jeruzalem waren gekomen om Jezus te zien, en Lazarus, die hij uit de dood had opgewekt. 172:0.3 (1878.3) The chief priests were informed that Jesus lodged at Bethany, but they thought best not to attempt to seize him among his friends; they decided to await his coming on into Jerusalem. Jesus knew about all this, but he was majestically calm; his friends had never seen him more composed and congenial; even the apostles were astounded that he should be so unconcerned when the Sanhedrin had called upon all Jewry to deliver him into their hands. While the Master slept that night, the apostles watched over him by twos, and many of them were girded with swords. Early the next morning they were awakened by hundreds of pilgrims who came out from Jerusalem, even on the Sabbath day, to see Jesus and Lazarus, whom he had raised from the dead.
1. De sabbat in Betanië ^top 1. Sabbath at Bethany ^top
172:1.1 (1878.4) De pelgrims van buiten Judea hadden zich, evenals de Joodse gezagsdragers, allen afgevraagd: ‘Wat denkt ge? zal Jezus naar het feest komen?’ Daarom waren de mensen blij toen ze hoorden dat Jezus in Betanië was, maar de overpriesters en de Farizeeën waren enigszins onthutst. Zij waren er wel mee ingenomen dat hij zich binnen hun rechtsgebied bevond, maar zij waren wat van hun stuk door zijn stoutmoedigheid: zij herinnerden zich maar al te goed dat bij zijn vorige bezoek aan Betanië Lazarus uit de dood was opgewekt, en Lazarus was een groot probleem aan het worden voor de vijanden van Jezus. 172:1.1 (1878.4) Pilgrims from outside of Judea, as well as the Jewish authorities, had all been asking: “What do you think? will Jesus come up to the feast?” Therefore, when the people heard that Jesus was at Bethany, they were glad, but the chief priests and Pharisees were somewhat perplexed. They were pleased to have him under their jurisdiction, but they were a trifle disconcerted by his boldness; they remembered that on his previous visit to Bethany, Lazarus had been raised from the dead, and Lazarus was becoming a big problem to the enemies of Jesus.
172:1.2 (1878.5) Zes dagen vóór Pasen, op de avond na de Sabbat, kwamen alle inwoners van Betanië en Betfage bijeen om de komst van Jezus te vieren met een publiek feestmaal ten huize van Simon. Dit feestmaal werd gegeven voor Jezus en Lazarus samen en aangericht in openlijke ongehoorzaamheid aan het Sanhedrin. Marta regelde het opdienen van het eten; Maria bevond zich onder de vrouwen die toekeken, want het was tegen het Joodse gebruik dat vrouwen bij een publiek feestmaal aanzaten. De agenten van het Sanhedrin waren wel aanwezig, maar zij durfden Jezus niet te midden van zijn vrienden in hechtenis te nemen. 172:1.2 (1878.5) Six days before the Passover, on the evening after the Sabbath, all Bethany and Bethpage joined in celebrating the arrival of Jesus by a public banquet at the home of Simon. This supper was in honor of both Jesus and Lazarus; it was tendered in defiance of the Sanhedrin. Martha directed the serving of the food; her sister Mary was among the women onlookers as it was against the custom of the Jews for a woman to sit at a public banquet. The agents of the Sanhedrin were present, but they feared to apprehend Jesus in the midst of his friends.
172:1.3 (1879.1) Jezus sprak met Simon over de Jozua uit vroeger tijden wiens naamgenoot hij was, en verhaalde hoe Jozua en de Israelieten via Jericho waren opgetrokken naar Jeruzalem. Als commentaar op de legende over het instorten van de muren van Jericho zei Jezus: ‘Het gaat mij niet om zulke muren van steen, maar ik zou de muren van vooroordeel, eigendunk en haat wel willen doen instorten door de verkondiging van de liefde van de Vader voor alle mensen.’ 172:1.3 (1879.1) Jesus talked with Simon about Joshua of old, whose namesake he was, and recited how Joshua and the Israelites had come up to Jerusalem through Jericho. In commenting on the legend of the walls of Jericho falling down, Jesus said: “I am not concerned with such walls of brick and stone; but I would cause the walls of prejudice, self-righteousness, and hate to crumble before this preaching of the Father’s love for all men.”
172:1.4 (1879.2) Het feestmaal verliep in een opgewekte stemming en volkomen normaal, behalve dat alle apostelen ongewoon stil waren. Jezus was bijzonder opgewekt en had met de kinderen gespeeld totdat men aan tafel ging. 172:1.4 (1879.2) The banquet went along in a very cheerful and normal manner except that all the apostles were unusually sober. Jesus was exceptionally cheerful and had been playing with the children up to the time of coming to the table.
172:1.5 (1879.3) Er gebeurde niets ongewoons tot vlak voor het einde van het feest, toen Maria, de zuster van Lazarus, vanuit de groep toekijkende vrouwen naar voren trad, naar Jezus toeging waar deze als eregast aanlag, en een grote albasten kruik met een zeer zeldzame, kostbare zalfolie openmaakte; nadat zij het hoofd van de Meester gezalfd had, begon zij de olie over zijn voeten te gieten, en maakte haar haren los om zijn voeten daarmee af te wrijven. Het gehele huis raakte doortrokken van de geur van de zalfolie en alle aanwezigen waren verbaasd over hetgeen Maria had gedaan. Lazarus zei niets, maar toen sommigen begonnen te mompelen en zich verontwaardigd toonden dat zulk een kostbare zalf op deze manier gebruikt werd, stond Judas Iskariot op en liep naar de plaats waar Andreas aanlag en zei: ‘Waarom is deze zalfolie niet verkocht en de opbrengst aan voedsel voor de armen besteed? Je moet tegen de Meester zeggen dat hij zijn afkeuring over deze verspilling moet uitspreken.’ 172:1.5 (1879.3) Nothing out of the ordinary happened until near the close of the feasting when Mary the sister of Lazarus stepped forward from among the group of women onlookers and, going up to where Jesus reclined as the guest of honor, proceeded to open a large alabaster cruse of very rare and costly ointment; and after anointing the Master’s head, she began to pour it upon his feet as she took down her hair and wiped them with it. The whole house became filled with the odor of the ointment, and everybody present was amazed at what Mary had done. Lazarus said nothing, but when some of the people murmured, showing indignation that so costly an ointment should be thus used, Judas Iscariot stepped over to where Andrew reclined and said: “Why was this ointment not sold and the money bestowed to feed the poor? You should speak to the Master that he rebuke such waste.”
172:1.6 (1879.4) Jezus, die wist wat ze dachten en hoorde wat ze zeiden, legde zijn hand op Maria’s hoofd terwijl ze naast hem geknield lag en zei met een vriendelijke uitdrukking op zijn gelaat: ‘Laten jullie haar met rust allemaal. Waarom vallen jullie haar hierover lastig? Ge ziet toch dat ze iets goeds gedaan heeft, naar haar hart? Tot jullie die protesteren en zeggen dat deze zalfolie verkocht had moeten worden en het geld aan de armen had moeten worden gegeven, wil ik zeggen dat ge de armen altijd bij u hebt, zodat ge hen altijd, wanneer het u maar goeddunkt, kunt helpen; maar ik zal niet altijd bij u zijn, ik ga weldra naar mijn Vader. Deze vrouw heeft de zalf al lange tijd bewaard om te gebruiken bij de begrafenis van mijn lichaam, en nu het haar goeddunkt deze zalving te verrichten vooruitlopend op mijn dood, zal haar deze voldoening niet worden ontzegd. Deze daad van Maria houdt voor u allen een berisping in, in de zin dat zij door deze handeling geloof aan de dag legt in hetgeen ik gezegd heb over mijn dood en opstijging naar mijn Vader in de hemel. Deze vrouw mag niet worden berispt om hetgeen zij vanavond gedaan heeft; ik zeg u veeleer dat overal ter wereld waar in de komende eeuwen dit evangelie verkondigd zal worden, er altijd gesproken zal worden over wat zij heeft gedaan om haar te gedenken.’ 172:1.6 (1879.4) Jesus, knowing what they thought and hearing what they said, put his hand upon Mary’s head as she knelt by his side and, with a kindly expression upon his face, said: “Let her alone, every one of you. Why do you trouble her about this, seeing that she has done a good thing in her heart? To you who murmur and say that this ointment should have been sold and the money given to the poor, let me say that you have the poor always with you so that you may minister to them at any time it seems good to you; but I shall not always be with you; I go soon to my Father. This woman has long saved this ointment for my body at its burial, and now that it has seemed good to her to make this anointing in anticipation of my death, she shall not be denied such satisfaction. In the doing of this, Mary has reproved all of you in that by this act she evinces faith in what I have said about my death and ascension to my Father in heaven. This woman shall not be reproved for that which she has this night done; rather do I say to you that in the ages to come, wherever this gospel shall be preached throughout the whole world, what she has done will be spoken of in memory of her.”
172:1.7 (1879.5) Deze berisping, die Judas Iskariot als een persoonlijk verwijt opvatte, maakte dat hij ten slotte besloot te proberen wraak te zoeken voor zijn gekwetste gevoelens. Vele malen had hij zulke gedachten onderbewust gekoesterd, maar nu durfde hij deze boze gedachten openlijk en bewust te overwegen. Vele anderen moedigden hem in deze houding aan, omdat de prijs van deze zalfolie een bedrag beliep dat gelijk stond met wat een man in één jaar verdiende, voldoende om brood te verschaffen aan vijfduizend mensen. Maria echter had Jezus lief; zij had deze kostbare zalfolie aangeschaft om daarmee zijn lichaam te balsemen na zijn dood, want zij geloofde zijn woorden toen hij hen van te voren waarschuwde dat hij moest sterven, en het mocht haar niet misgund worden dat zij van gedachten veranderde en besloot de Meester deze offerande te brengen nu hij nog leefde. 172:1.7 (1879.5) It was because of this rebuke, which he took as a personal reproof, that Judas Iscariot finally made up his mind to seek revenge for his hurt feelings. Many times had he entertained such ideas subconsciously, but now he dared to think such wicked thoughts in his open and conscious mind. And many others encouraged him in this attitude since the cost of this ointment was a sum equal to the earnings of one man for one year—enough to provide bread for five thousand persons. But Mary loved Jesus; she had provided this precious ointment with which to embalm his body in death, for she believed his words when he forewarned them that he must die, and it was not to be denied her if she changed her mind and chose to bestow this offering upon the Master while he yet lived.
172:1.8 (1879.6) Lazarus en Marta wisten beiden dat Maria lange tijd geld had gespaard om de kruik nardusolie te kunnen kopen en zij stemden er van ganser harte mee in dat zij deed wat haar hart haar ingaf, want zij waren welgesteld en konden zich zo’n offerande gemakkelijk veroorloven. 172:1.8 (1879.6) Both Lazarus and Martha knew that Mary had long saved the money wherewith to buy this cruse of spikenard, and they heartily approved of her doing as her heart desired in such a matter, for they were well-to-do and could easily afford to make such an offering.
172:1.9 (1880.1) Toen de overpriesters hoorden van deze maaltijd voor Jezus en Lazarus in Betanië, begonnen zij met elkaar te beraadslagen wat er met Lazarus moest gebeuren. Kort daarop besloten zij dan ook dat Lazarus eveneens moest sterven. Zij kwamen terecht tot de conclusie dat het nutteloos zou zijn Jezus ter dood te brengen als zij Lazarus, die hij uit de dood had opgewekt, in leven lieten. 172:1.9 (1880.1) When the chief priests heard of this dinner in Bethany for Jesus and Lazarus, they began to take counsel among themselves as to what should be done with Lazarus. And presently they decided that Lazarus must also die. They rightly concluded that it would be useless to put Jesus to death if they permitted Lazarus, whom he had raised from the dead, to live.
2. De zondagochtend met de apostelen ^top 2. Sunday Morning with the Apostles ^top
172:2.1 (1880.2) Op deze zondagochtend riep de Meester zijn twaalf apostelen bij zich in de mooie tuin van Simon, en gaf hij hun zijn laatste instructies ter voorbereiding op hun intocht in Jeruzalem. Hij zei hun dat hij waarschijnlijk vele toespraken zou houden en veel onderricht zou geven voordat hij naar de Vader zou terugkeren, maar de apostelen raadde hij aan zich tijdens deze Paasweek in Jeruzalem te onthouden van alle werk in het openbaar. Hij droeg hen op dichtbij hem te blijven en ‘te waken en te bidden.’ Jezus wist dat velen van zijn apostelen en naaste volgelingen op dit moment zwaarden droegen die zij onder hun kleren verborgen hielden, maar hij maakte geen toespeling op dit feit. 172:2.1 (1880.2) On this Sunday morning, in Simon’s beautiful garden, the Master called his twelve apostles around him and gave them their final instructions preparatory to entering Jerusalem. He told them that he would probably deliver many addresses and teach many lessons before returning to the Father but advised the apostles to refrain from doing any public work during this Passover sojourn in Jerusalem. He instructed them to remain near him and to “watch and pray.” Jesus knew that many of his apostles and immediate followers even then carried swords concealed on their persons, but he made no reference to this fact.
172:2.2 (1880.3) De instructies van deze morgen omvatten ook een korte terugblik op hun dienstbetoon sinds de dag dat ze in de buurt van Kafarnaüm waren bevestigd tot deze dag, nu ze zich opmaakten Jeruzalem binnen te gaan. De apostelen luisterden zwijgend toe en stelden geen vragen. 172:2.2 (1880.3) This morning’s instructions embraced a brief review of their ministry from the day of their ordination near Capernaum down to this day when they were preparing to enter Jerusalem. The apostles listened in silence; they asked no questions.
172:2.3 (1880.4) Die ochtend in de vroegte had David Zebedeüs aan Judas het geld overgedragen dat de verkoop van de uitrusting van het kamp bij Pella had opgebracht. Judas had op zijn beurt het grootste deel hiervan aan Simon, hun gastheer, in bewaring gegeven, in afwachting van wat er nodig zou zijn nu ze Jeruzalem binnengingen. 172:2.3 (1880.4) Early that morning David Zebedee had turned over to Judas the funds realized from the sale of the equipment of the Pella encampment, and Judas, in turn, had placed the greater part of this money in the hands of Simon, their host, for safekeeping in anticipation of the exigencies of their entry into Jerusalem.
172:2.4 (1880.5) Na de bespreking met de apostelen had Jezus een gesprek met Lazarus en droeg hem op te voorkomen dat zijn leven ten offer zou vallen aan de wraakzucht van het Sanhedrin. En gehoor gevend aan deze aanmaning vluchtte Lazarus enkele dagen later, toen de oversten van het Sanhedrin mannen zonden om hem te arresteren, naar Filadelfia. 172:2.4 (1880.5) After the conference with the apostles Jesus held converse with Lazarus and instructed him to avoid the sacrifice of his life to the vengefulness of the Sanhedrin. It was in obedience to this admonition that Lazarus, a few days later, fled to Philadelphia when the officers of the Sanhedrin sent men to arrest him.
172:2.5 (1880.6) In zekere zin voorvoelden alle volgelingen van Jezus de crisis die ophanden was, maar de ongewone opgewektheid en uitzonderlijk goede stemming van de Meester verhinderden dat zij de ernst van de crisis ten volle beseften. 172:2.5 (1880.6) In a way, all of Jesus’ followers sensed the impending crisis, but they were prevented from fully realizing its seriousness by the unusual cheerfulness and exceptional good humor of the Master.
3. Het vertrek naar Jeruzalem ^top 3. The Start for Jerusalem ^top
172:3.1 (1880.7) Betanië lag op ongeveer drie en een halve kilometer van de tempel, en om ongeveer half twee die zondagmiddag maakte Jezus zich gereed om naar Jeruzalem te vertrekken. Hij voelde een grote genegenheid voor Betanië en de eenvoudige mensen die daar woonden. Nazaret, Kafarnaüm en Jeruzalem hadden hem verworpen, maar Betanië had hem aanvaard en in hem geloofd. Juist in dit kleine dorp, waar haast iedere man, vrouw, en kind geloofde, had hij dan ook verkozen het machtigste werk van zijn verblijf op aarde, de opwekking van Lazarus te verrichten. Hij had Lazarus niet opgewekt opdat de dorpelingen zouden gaan geloven, maar veeleer omdat zij reeds geloofden. 172:3.1 (1880.7) Bethany was about two miles from the temple, and it was half past one that Sunday afternoon when Jesus made ready to start for Jerusalem. He had feelings of profound affection for Bethany and its simple people. Nazareth, Capernaum, and Jerusalem had rejected him, but Bethany had accepted him, had believed in him. And it was in this small village, where almost every man, woman, and child were believers, that he chose to perform the mightiest work of his earth bestowal, the resurrection of Lazarus. He did not raise Lazarus that the villagers might believe, but rather because they already believed.
172:3.2 (1880.8) Jezus had de hele morgen nagedacht over zijn binnengaan van Jeruzalem. Tot dusver had hij altijd getracht alle openlijke hulde die hem als de Messias werd betoond te onderdrukken, maar nu lag het anders: hij naderde het einde van zijn loopbaan in het vlees, zijn doodvonnis was door het Sanhedrin geveld, en het kon geen kwaad meer indien hij zijn discipelen toestond hun gevoelens de vrije loop te laten, precies zoals zou kunnen gebeuren indien hij verkoos een officiële, publieke intocht in de stad te doen. 172:3.2 (1880.8) All morning Jesus had thought about his entry into Jerusalem. Heretofore he had always endeavored to suppress all public acclaim of him as the Messiah, but it was different now; he was nearing the end of his career in the flesh, his death had been decreed by the Sanhedrin, and no harm could come from allowing his disciples to give free expression to their feelings, just as might occur if he elected to make a formal and public entry into the city.
172:3.3 (1881.1) Jezus nam het besluit tot deze openlijke intocht in Jeruzalem niet als een laatste poging om in de gunst van het volk te komen en evenmin als een laatste greep naar de macht. Ook deed hij het niet helemaal en al om de menselijke verlangens van zijn discipelen en apostelen te bevredigen. Jezus hield er geen van de illusies van een fantast en dromer op na; hij wist heel goed waar dit bezoek op uitlopen zou. 172:3.3 (1881.1) Jesus did not decide to make this public entrance into Jerusalem as a last bid for popular favor nor as a final grasp for power. Neither did he do it altogether to satisfy the human longings of his disciples and apostles. Jesus entertained none of the illusions of a fantastic dreamer; he well knew what was to be the outcome of this visit.
172:3.4 (1881.2) Toen hij had besloten om een openlijke intocht in Jeruzalem te houden, stond de Meester voor de noodzaak een geschikte methode te kiezen om dit besluit uit te voeren. Jezus overdacht de vele min of meer tegenstrijdige zogenoemde Messiaanse profetieën, doch er leek er maar één te zijn die ook maar enigszins passend was voor hem om na te volgen. De meeste van deze profetische uitspraken beschreven een koning, de zoon en opvolger van David, een stoutmoedig en strijdlustig wereldlijk bevrijder van gans Israel van het juk van vreemde overheersing. Er was echter één plaats in de Schrift die wel eens met de Messias in verband was gebracht door diegenen die overhelden naar de geestelijke opvatting van zijn zending, en Jezus meende dat deze tekst hem als leidraad kon dienen voor zijn voorgenomen intocht in Jeruzalem, zonder dat hij met zichzelf in strijd zou raken. Deze tekst was te vinden in Zacharia en luidde: ‘Jubel luide, gij dochter Sions, juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt tot u. Hij is rechtvaardig en brengt verlossing. Hij komt nederig, rijdende op een ezel, een veulen, het jong van een ezelin.’ 172:3.4 (1881.2) Having decided upon making a public entrance into Jerusalem, the Master was confronted with the necessity of choosing a proper method of executing such a resolve. Jesus thought over all of the many more or less contradictory so-called Messianic prophecies, but there seemed to be only one which was at all appropriate for him to follow. Most of these prophetic utterances depicted a king, the son and successor of David, a bold and aggressive temporal deliverer of all Israel from the yoke of foreign domination. But there was one Scripture that had sometimes been associated with the Messiah by those who held more to the spiritual concept of his mission, which Jesus thought might consistently be taken as a guide for his projected entry into Jerusalem. This Scripture was found in Zechariah, and it said: “Rejoice greatly, O daughter of Zion; shout, O daughter of Jerusalem. Behold, your king comes to you. He is just and he brings salvation. He comes as the lowly one, riding upon an ass, upon a colt, the foal of an ass.”
172:3.5 (1881.3) Een krijgsman-koning trok altijd te paard een stad binnen; een koning op vredes- of vriendschapsmissie deed zijn intrede altijd rijdende op een ezel. Jezus wilde zijn intocht in Jeruzalem niet als een man te paard maken, maar hij was bereid in vrede en welwillendheid zijn intrede te maken als de Zoon des Mensen op een ezel. 172:3.5 (1881.3) A warrior king always entered a city riding upon a horse; a king on a mission of peace and friendship always entered riding upon an ass. Jesus would not enter Jerusalem as a man on horseback, but he was willing to enter peacefully and with good will as the Son of Man on a donkey.
172:3.6 (1881.4) Jezus had lang geprobeerd om door recht op het doel afgaand onderricht zijn apostelen en discipelen ervan te doordringen dat zijn koninkrijk niet van deze wereld was, dat het een zuiver geestelijke aangelegenheid was, maar hij was in deze poging niet geslaagd. Nu wilde hij hetgeen hij door onomwonden persoonlijk onderricht niet had gekund, door een symbolische handeling trachten te bereiken. Dienovereenkomstig riep Jezus direct na het middagmaal Petrus en Johannes bij zich en droeg hen op naar Betfage te gaan, een dorpje in de buurt, iets van de hoofdweg af gelegen, niet ver ten noordwesten van Betanië; verder zei hij hun: ‘Ga naar Betfage en wanneer jullie bij de kruising zijn gekomen, zullen jullie daar een mannelijk veulen van een ezelin vastgebonden vinden. Maak het los en breng het hier. Als iemand jullie vraagt waarom jullie dat doen, zeg dan alleen maar: “De Meester heeft het nodig.”’ Toen de beide apostelen naar Betfage waren gegaan, zoals de Meester hun had opgedragen, vonden zij het veulen op straat vastgebonden naast zijn moeder, dichtbij een huis op de hoek. Terwijl Petrus het veulen begon los te maken, kwam de eigenaar naar hen toe en vroeg waarom zij dit deden; toen Petrus hem antwoordde zoals Jezus hun had opgedragen, zei de man: ‘Als uw Meester Jezus uit Galilea is, mag hij het veulen hebben.’ Zo kwamen zij met het veulen terug. 172:3.6 (1881.4) Jesus had long tried by direct teaching to impress upon his apostles and his disciples that his kingdom was not of this world, that it was a purely spiritual matter; but he had not succeeded in this effort. Now, what he had failed to do by plain and personal teaching, he would attempt to accomplish by a symbolic appeal. Accordingly, right after the noon lunch, Jesus called Peter and John, and after directing them to go over to Bethpage, a neighboring village a little off the main road and a short distance northwest of Bethany, he further said: “Go to Bethpage, and when you come to the junction of the roads, you will find the colt of an ass tied there. Loose the colt and bring it back with you. If anyone asks you why you do this, merely say, ‘The Master has need of him.’” And when the two apostles had gone into Bethpage as the Master had directed, they found the colt tied near his mother in the open street and close to a house on the corner. As Peter began to untie the colt, the owner came over and asked why they did this, and when Peter answered him as Jesus had directed, the man said: “If your Master is Jesus from Galilee, let him have the colt.” And so they returned bringing the colt with them.
172:3.7 (1881.5) Tegen deze tijd hadden zich enkele honderden pelgrims rond Jezus en zijn apostelen geschaard. Sinds halverwege de morgen waren de Paasfeestgangers die langs kwamen, hier blijven wachten. Ondertussen hadden David Zebedeüs en enkelen van zijn vroegere koeriers zich tot taak gesteld om haastig naar Jeruzalem te gaan, waar zij onder de menigte pelgrims die een bezoek aan de tempel brachten niet zonder gevolg het nieuws lieten rondgaan dat Jezus van Nazaret een triomfantelijke intocht in de stad zou houden. Dientengevolge stroomden vele duizenden van deze bezoekers naar buiten om deze veelbesproken profeet en wonderdoener, van wie sommigen geloofden dat hij de Messias was, te begroeten. De ontmoeting van deze menigte uit Jeruzalem met Jezus en de schare die naar de stad toeging, vond plaats juist nadat Jezus en de schare met hem over de kruin van de Olijfberg heen waren en begonnen waren aan de afdaling naar de stad. 172:3.7 (1881.5) By this time several hundred pilgrims had gathered around Jesus and his apostles. Since midforenoon the visitors passing by on their way to the Passover had tarried. Meanwhile, David Zebedee and some of his former messenger associates took it upon themselves to hasten on down to Jerusalem, where they effectively spread the report among the throngs of visiting pilgrims about the temple that Jesus of Nazareth was making a triumphal entry into the city. Accordingly, several thousand of these visitors flocked forth to greet this much-talked-of prophet and wonder-worker, whom some believed to be the Messiah. This multitude, coming out from Jerusalem, met Jesus and the crowd going into the city just after they had passed over the brow of Olivet and had begun the descent into the city.
172:3.8 (1882.1) Toen de optocht uit Betanië op weg ging, heerste er groot enthousiasme onder de feestelijke schare van discipelen, gelovigen, en pelgrims naar Jeruzalem, van wie velen uit Galilea en Perea afkomstig waren. Vlak voor hun vertrek verschenen nog de twaalf vrouwen van het oorspronkelijke vrouwenkorps ten tonele, vergezeld door enkelen van hun medewerksters, en ook dezen sloten zich aan bij deze unieke optocht, die in grote vreugde naar de stad trok. 172:3.8 (1882.1) As the procession started out from Bethany, there was great enthusiasm among the festive crowd of disciples, believers, and visiting pilgrims, many hailing from Galilee and Perea. Just before they started, the twelve women of the original women’s corps, accompanied by some of their associates, arrived on the scene and joined this unique procession as it moved on joyously toward the city.
172:3.9 (1882.2) Voor zij op weg gingen, legden de tweelingzonen van Alfeüs hun mantels over de ezel en hielden het dier vast terwijl de Meester opsteeg. Terwijl de optocht zich voortbewoog naar de top van de Olijfberg, wierp de menigte feestgangers hun klederen over de weg en droegen takken van de nabije bomen aan om een ereloper te maken voor de ezel die de koninklijke Zoon droeg, de beloofde Messias. Terwijl de blijde menigte voorttrok naar Jeruzalem, begon men te zingen, of liever met luider stem gezamenlijk de Psalm te reciteren: ‘Hosanna, de zoon van David; gezegend is hij die komt in de naam des Heren. Hosanna in den hoge. Gezegend het koninkrijk dat uit de hemel nederdaalt.’ 172:3.9 (1882.2) Before they started, the Alpheus twins put their cloaks on the donkey and held him while the Master got on. As the procession moved toward the summit of Olivet, the festive crowd threw their garments on the ground and brought branches from the near-by trees in order to make a carpet of honor for the donkey bearing the royal Son, the promised Messiah. As the merry crowd moved on toward Jerusalem, they began to sing, or rather to shout in unison, the Psalm, “Hosanna to the son of David; blessed is he who comes in the name of the Lord. Hosanna in the highest. Blessed be the kingdom that comes down from heaven.”
172:3.10 (1882.3) Tijdens de tocht was Jezus vrolijk en opgewekt, tot hij de top van de Olijfberg bereikte waar de stad en de torens van de tempel in het volle zicht kwamen; daar liet de Meester de optocht halt houden en een grote stilte daalde over allen neer toen ze hem zagen wenen. Neerkijkend op de grote schare die uit de stad kwam om hem te begroeten, zei de Meester, ten zeerste ontroerd en met tranen in zijn stem: ‘O Jeruzalem, indien gij, ja gij, maar wist, tenminste op deze dag, uw dag, wat tot uw vrede dient en wat ge zo vrijelijk had kunnen krijgen! Maar nu zullen deze heerlijkheden spoedig verborgen zijn voor uw ogen. Ge staat op het punt de Zoon des Vredes te verwerpen en het evangelie van redding de rug toe te keren. Spoedig zullen de dagen over u komen waarin uw vijanden loopgraven rondom u zullen aanleggen en u van alle zijden zullen belegeren; zij zullen u volkomen verwoesten, zo volkomen dat geen steen op de ander gelaten zal worden. Dit alles zal u overkomen omdat ge de tijd van uw goddelijke visitatie niet hebt verstaan. Ge staat op het punt de gave Gods te verwerpen, en alle mensen zullen u verwerpen.’ 172:3.10 (1882.3) Jesus was lighthearted and cheerful as they moved along until he came to the brow of Olivet, where the city and the temple towers came into full view; there the Master stopped the procession, and a great silence came upon all as they beheld him weeping. Looking down upon the vast multitude coming forth from the city to greet him, the Master, with much emotion and with tearful voice, said: “O Jerusalem, if you had only known, even you, at least in this your day, the things which belong to your peace, and which you could so freely have had! But now are these glories about to be hid from your eyes. You are about to reject the Son of Peace and turn your backs upon the gospel of salvation. The days will soon come upon you wherein your enemies will cast a trench around about you and lay siege to you on every side; they shall utterly destroy you, insomuch that not one stone shall be left upon another. And all this shall befall you because you knew not the time of your divine visitation. You are about to reject the gift of God, and all men will reject you.”
172:3.11 (1882.4) Toen hij had gesproken, begonnen zij aan de afdaling van de Olijfberg en spoedig sloot zich nu de menigte van bezoekers uit Jeruzalem bij hen aan, die met palmtakken wuifden en hosanna riepen en op nog andere manieren hun vrolijkheid en welgezindheid lieten blijken. De Meester had niet geregeld dat deze scharen vanuit Jeruzalem hen tegemoet zouden komen, dit was het werk van anderen. 172:3.11 (1882.4) When he had finished speaking, they began the descent of Olivet and presently were joined by the multitude of visitors who had come from Jerusalem waving palm branches, shouting hosannas, and otherwise expressing gleefulness and good fellowship. The Master had not planned that these crowds should come out from Jerusalem to meet them; that was the work of others. He never premeditated anything which was dramatic.
172:3.12 (1882.5) Hij beraamde nooit iets dramatisch. Onder de menigte die de stad uitstroomde om de Meester te verwelkomen, waren ook velen van de Farizeeën en van zijn andere vijanden. Dezen waren dermate verontrust door deze plotselinge, onverwachte uitbarsting van toejuichingen door het volk, dat zij bang waren hem in hechtenis te nemen, vrezende dat zo’n daad het volk tot een onbezonnen, openlijke opstand zou brengen. Zij waren zeer beducht voor de instelling van de grote aantallen bezoekers die veel over Jezus gehoord hadden en van wie velen in hem geloofden. 172:3.12 (1882.5) Along with the multitude which poured out to welcome the Master, there came also many of the Pharisees and his other enemies. They were so much perturbed by this sudden and unexpected outburst of popular acclaim that they feared to arrest him lest such action precipitate an open revolt of the populace. They greatly feared the attitude of the large numbers of visitors, who had heard much of Jesus, and who, many of them, believed in him.
172:3.13 (1882.6) Toen zij Jeruzalem naderden, begon de menigte zich nog heviger te roeren, zozeer zelfs, dat enkelen van de Farizeeën zich een weg baanden tot naast Jezus en zeiden: ‘Leraar, ge moet uw discipelen bestraffen en hen aansporen zich betamelijker te gedragen.’ Jezus antwoordde: ‘Het is geheel terecht dat deze kinderen de Zoon des Vredes, die door de overpriesters verworpen is, verwelkomen. Het zou nutteloos zijn hen te laten zwijgen, anders gaan de stenen hier langs de weg wel in hun plaats roepen.’ 172:3.13 (1882.6) As they neared Jerusalem, the crowd became more demonstrative, so much so that some of the Pharisees made their way up alongside Jesus and said: “Teacher, you should rebuke your disciples and exhort them to behave more seemly.” Jesus answered: “It is only fitting that these children should welcome the Son of Peace, whom the chief priests have rejected. It would be useless to stop them lest in their stead these stones by the roadside cry out.”
172:3.14 (1882.7) De Farizeeën spoedden zich voor de optocht uit om zich weer bij het Sanhedrin te voegen dat op dat ogenblik zitting hield in de tempel, en brachten aan hun metgezellen verslag uit met de woorden: ‘Ziet, niets van wat wij doen is van enig nut: deze Galileeër verijdelt al onze plannen. De mensen zijn gek van hem geworden: als wij deze onnozele lieden geen halt toeroepen, zal de hele wereld hem gaan volgen.’ 172:3.14 (1882.7) The Pharisees hastened on ahead of the procession to rejoin the Sanhedrin, which was then in session at the temple, and they reported to their associates: “Behold, all that we do is of no avail; we are confounded by this Galilean. The people have gone mad over him; if we do not stop these ignorant ones, all the world will go after him.”
172:3.15 (1883.1) In werkelijkheid had deze oppervlakkige, spontane uitbarsting van enthousiasme onder het volk geen diepe betekenis. Ofschoon dit welkom vreugdevol en oprecht gemeend was, vormde het geen enkel bewijs van een werkelijke of diepgewortelde overtuiging in de harten van deze feestvierende menigte. Deze zelfde volksmassa ’s waren evenzeer bereid Jezus later in de week snel te verwerpen, toen het Sanhedrin eenmaal krachtig en vastbesloten stelling had genomen tegen hem, en toen zij gedesillusioneerd waren — toen zij gingen beseffen dat Jezus niet het koninkrijk ging oprichten dat overeenstemde met hun lang gekoesterde verwachtingen. 172:3.15 (1883.1) There really was no deep significance to be attached to this superficial and spontaneous outburst of popular enthusiasm. This welcome, although it was joyous and sincere, did not betoken any real or deep-seated conviction in the hearts of this festive multitude. These same crowds were equally as willing quickly to reject Jesus later on this week when the Sanhedrin once took a firm and decided stand against him, and when they became disillusioned—when they realized that Jesus was not going to establish the kingdom in accordance with their long-cherished expectations.
172:3.16 (1883.2) De gehele stad was echter enorm in beroering geraakt, zodat iedereen vroeg: ‘Wie is deze man?’ En de menigte antwoordde: ‘Dit is de profeet uit Galilea, Jezus van Nazaret.’ 172:3.16 (1883.2) But the whole city was mightily stirred up, insomuch that everyone asked, “Who is this man?” And the multitude answered, “This is the prophet of Galilee, Jesus of Nazareth.”
4. Een bezoek aan de tempel ^top 4. Visiting About the Temple ^top
172:4.1 (1883.3) Terwijl de tweelingzonen van Alfeüs de ezel naar zijn eigenaar terugbrachten, zonderden Jezus en de tien apostelen zich van hun naaste medewerkers af en wandelden over het tempelterrein, kijkend naar de voorbereidingen voor het Paasfeest. Er werd geen poging ondernomen om Jezus te molesteren, aangezien het Sanhedrin zeer bevreesd was voor het volk, en dit was per slot van rekening een van de redenen geweest waarom Jezus had toegelaten dat de menigte hem zo had toegejuicht. De apostelen hadden er geen flauw vermoeden van dat dit de enige effectieve menselijke procedure was geweest die had kunnen voorkomen dat Jezus onmiddellijk toen hij de stad binnenkwam werd gearresteerd. Het was de wens van de Meester om nog één laatste maal de inwoners van Jeruzalem, van hoog tot laag, alsook de tienduizenden bezoekers van het Paasfeest, de kans te geven het evangelie te horen en, indien zij dat wilden, de Zoon des Vredes te aanvaarden. 172:4.1 (1883.3) While the Alpheus twins returned the donkey to its owner, Jesus and the ten apostles detached themselves from their immediate associates and strolled about the temple, viewing the preparations for the Passover. No attempt was made to molest Jesus as the Sanhedrin greatly feared the people, and that was, after all, one of the reasons Jesus had for allowing the multitude thus to acclaim him. The apostles little understood that this was the only human procedure which could have been effective in preventing Jesus’ immediate arrest upon entering the city. The Master desired to give the inhabitants of Jerusalem, high and low, as well as the tens of thousands of Passover visitors, this one more and last chance to hear the gospel and receive, if they would, the Son of Peace.
172:4.2 (1883.4) En nu het tegen de avond liep en de mensenmenigte op zoek ging naar voedsel, werden Jezus en zijn naaste volgelingen alleen gelaten. Wat was het een vreemde dag geweest! De apostelen hadden veel om over na te denken, maar spraken geen woord. In alle jaren dat zij met Jezus waren opgetrokken, hadden ze nog nooit zo’n dag meegemaakt. Zij gingen even zitten bij de schatkist en zagen hoe de mensen hun bijdragen daarin lieten vallen: de rijken deden veel in de offerkist en allen gaven naar hun bezit. Ten slotte kwam er een arme weduwe aan, armoedig gekleed, en zij zagen hoe zij twee penningen (kleine koperen muntjes) in de trompetvormige opening wierp. En toen zei Jezus, de aandacht van de apostelen op de weduwe vestigend: ‘Neem ter harte wat jullie zojuist gezien hebt. Deze arme weduwe heeft er meer dan alle anderen in geworpen, want alle anderen hebben uit hun overvloed een kleinigheid gegeven, maar deze arme vrouw heeft, al lijdt zij zelf gebrek, alles gegeven wat ze had, zelfs haar levensonderhoud.’ 172:4.2 (1883.4) And now, as the evening drew on and the crowds went in quest of nourishment, Jesus and his immediate followers were left alone. What a strange day it had been! The apostles were thoughtful, but speechless. Never, in their years of association with Jesus, had they seen such a day. For a moment they sat down by the treasury, watching the people drop in their contributions: the rich putting much in the receiving box and all giving something in accordance with the extent of their possessions. At last there came along a poor widow, scantily attired, and they observed as she cast two mites (small coppers) into the trumpet. And then said Jesus, calling the attention of the apostles to the widow: “Heed well what you have just seen. This poor widow cast in more than all the others, for all these others, from their superfluity, cast in some trifle as a gift, but this poor woman, even though she is in want, gave all that she had, even her living.”
172:4.3 (1883.5) Later in de avond wandelden ze zwijgend door de tempelhoven, en nadat Jezus deze vertrouwde taferelen nog eens in zich had opgenomen, terugdenkend aan zijn bewogenheid in verband met vorige bezoeken, de vroegste niet uitgezonderd, zei hij: ‘Laten wij naar Betanië gaan om te rusten.’ Jezus ging met Petrus en Johannes naar het huis van Simon, terwijl de andere apostelen de nacht doorbrachten bij verschillende vrienden in Betanië en Betfage. 172:4.3 (1883.5) As the evening drew on, they walked about the temple courts in silence, and after Jesus had surveyed these familiar scenes once more, recalling his emotions in connection with previous visits, not excepting the earlier ones, he said, “Let us go up to Bethany for our rest.” Jesus, with Peter and John, went to the home of Simon, while the other apostles lodged among their friends in Bethany and Bethpage.
5. De houding van de apostelen ^top 5. The Apostles’ Attitude ^top
172:5.1 (1883.6) Deze zondagavond liep Jezus bij hun terugkeer naar Betanië iets voor de apostelen uit. Er werd geen woord gezegd totdat zij na hun aankomst bij het huis van Simon uiteengingen. Nooit hebben twaalf mensen zulke verschillende en onverklaarbare emoties ondergaan als nu in het bewustzijn en de ziel van deze ambassadeurs van het koninkrijk opwelden. Deze stoere Galileeërs waren verward en van hun stuk; zij wisten niet wat ze nog verder konden verwachten en zij waren te verrast om erg bang te zijn. Zij wisten niets van de plannen van de Meester voor de volgende dag, en ze stelden geen vragen. Ieder ging naar het huis waar hij logeerde, ofschoon er van slapen niet veel kwam, behalve bij de tweelingen. Er werd echter geen gewapende wacht gehouden over Jezus in het huis van Simon. 172:5.1 (1883.6) This Sunday evening as they returned to Bethany, Jesus walked in front of the apostles. Not a word was spoken until they separated after arriving at Simon’s house. No twelve human beings ever experienced such diverse and inexplicable emotions as now surged through the minds and souls of these ambassadors of the kingdom. These sturdy Galileans were confused and disconcerted; they did not know what to expect next; they were too surprised to be much afraid. They knew nothing of the Master’s plans for the next day, and they asked no questions. They went to their lodgings, though they did not sleep much, save the twins. But they did not keep armed watch over Jesus at Simon’s house.
172:5.2 (1884.1) Andreas was geheel verbijsterd, vrijwel in de war. Hij was de enige apostel die geen ernstige poging deed om na te gaan wat de uitbarsting van populaire bijval waard was. Hij werd te zeer in beslag genomen door de gedachte aan zijn verantwoordelijkheid als hoofd van het korps der apostelen om ernstig na te denken over de bedoeling of de betekenis van de luide hosanna’s van de menigte. Andreas hield voortdurend enkele van zijn mede-apostelen in het oog, van wie hij vreesde dat zij zich gedurende de algemene opwinding door hun emoties zouden laten meeslepen, in het bijzonder Petrus, Jakobus, Johannes en Simon Zelotes. Deze hele dag en de dagen daarop werd Andreas door ernstige twijfel gekweld, maar hij sprak geen enkele keer over deze bange voorgevoelens met zijn mede-apostelen. Hij maakte zich zorgen over de houding van enkelen van de twaalf van wie hij wist dat ze met zwaarden gewapend waren, maar hij wist niet dat ook zijn eigen broer, Petrus, zo’n wapen bij zich droeg. Vandaar dat de intocht in Jeruzalem op Andreas, in vergelijking met de anderen, niet zo’n diepe indruk maakte; hij werd te zeer in beslag genomen door de verantwoordelijkheden van zijn functie om voor andere dingen ontvankelijk te zijn. 172:5.2 (1884.1) Andrew was thoroughly bewildered, well-nigh confused. He was the one apostle who did not seriously undertake to evaluate the popular outburst of acclaim. He was too preoccupied with the thought of his responsibility as chief of the apostolic corps to give serious consideration to the meaning or significance of the loud hosannas of the multitude. Andrew was busy watching some of his associates who he feared might be led away by their emotions during the excitement, particularly Peter, James, John, and Simon Zelotes. Throughout this day and those which immediately followed, Andrew was troubled with serious doubts, but he never expressed any of these misgivings to his apostolic associates. He was concerned about the attitude of some of the twelve who he knew were armed with swords; but he did not know that his own brother, Peter, was carrying such a weapon. And so the procession into Jerusalem made a comparatively superficial impression upon Andrew; he was too busy with the responsibilities of his office to be otherwise affected.
172:5.3 (1884.2) Simon Petrus werd in het eerst bijna geheel meegesleept door deze manifestatie van enthousiasme onder het volk, maar toen ze die avond naar Betanië terugkeerden, was hij in aanzienlijke mate ontnuchterd. Petrus kon er eenvoudig niet achter komen wat de Meester bewoog. Hij was verschrikkelijk teleurgesteld dat Jezus niet inspeelde op deze golf van gunstige gezindheid onder het volk met het afleggen van een of andere verklaring. Petrus kon niet begrijpen waarom Jezus niet tot het volk gesproken had toen zij bij de tempel aankwamen, of ten minste een van zijn apostelen had toegestaan het volk toe te spreken. Petrus was een groot prediker en het verdroot hem de kansen die zo’n groot, ontvankelijk en enthousiast gehoor bood, ongebruikt te laten voorbijgaan. Hij zou heel graag het evangelie van het koninkrijk hebben willen prediken tot de massa die daar op dat ogenblik in de tempel aanwezig was, maar de Meester had hun juist nadrukkelijk opgedragen om gedurende deze Paasweek niet te onderrichten of te prediken in Jeruzalem. De reactie op de opzienbarende intocht in de stad was bij Petrus rampzalig: die avond was hij ontnuchterd en onuitsprekelijk bedroefd. 172:5.3 (1884.2) Simon Peter was at first almost swept off his feet by this popular manifestation of enthusiasm; but he was considerably sobered by the time they returned to Bethany that night. Peter simply could not figure out what the Master was about. He was terribly disappointed that Jesus did not follow up this wave of popular favor with some kind of a pronouncement. Peter could not understand why Jesus did not speak to the multitude when they arrived at the temple, or at least permit one of the apostles to address the crowd. Peter was a great preacher, and he disliked to see such a large, receptive, and enthusiastic audience go to waste. He would so much have liked to preach the gospel of the kingdom to that throng right there in the temple; but the Master had specifically charged them that they were to do no teaching or preaching while in Jerusalem this Passover week. The reaction from the spectacular procession into the city was disastrous to Simon Peter; by night he was sobered and inexpressibly saddened.
172:5.4 (1884.3) Voor Jakobus Zebedeüs was deze zondag een dag van verbijstering en diepe verwarring; hij kon de strekking van het gebeuren niet vatten; hij kon niet begrijpen welke bedoeling de Meester had gedreven toen hij eerst deze wilde toejuichingen had toegelaten en vervolgens, toen ze bij de tempel waren aangekomen, had geweigerd een woord tot het volk te spreken. Terwijl de optocht de Olijfberg afdaalde naar Jeruzalem, en in het bijzonder toen de duizenden pelgrims die de stad uitstroomden om de Meester te verwelkomen, hen bereikten, werd Jakobus verscheurd door de tegenstrijdige emoties van triomfantelijke blijdschap en voldoening over wat hij zag, en anderzijds hevige angst voor wat er zou gaan gebeuren wanneer ze de tempel zouden bereiken. Vervolgens was hij terneergeslagen en diep teleurgesteld geraakt toen Jezus van de ezel afsteeg en op zijn gemak door de tempelhoven begon te wandelen. Jakobus kon niet begrijpen waarom Jezus zulk een prachtige gelegenheid om het koninkrijk te verkondigen, liet voorbijgaan. Die avond waren zijn gedachten geheel in de greep van een vreselijke, kwellende onzekerheid. 172:5.4 (1884.3) To James Zebedee, this Sunday was a day of perplexity and profound confusion; he could not grasp the purport of what was going on; he could not comprehend the Master’s purpose in permitting this wild acclaim and then in refusing to say a word to the people when they arrived at the temple. As the procession moved down Olivet toward Jerusalem, more especially when they were met by the thousands of pilgrims who poured forth to welcome the Master, James was cruelly torn by his conflicting emotions of elation and gratification at what he saw and by his profound feeling of fear as to what would happen when they reached the temple. And then was he downcast and overcome by disappointment when Jesus climbed off the donkey and proceeded to walk leisurely about the temple courts. James could not understand the reason for throwing away such a magnificent opportunity to proclaim the kingdom. By night, his mind was held firmly in the grip of a distressing and dreadful uncertainty.
172:5.5 (1884.4) Johannes Zebedeüs begreep wel enigzins waarom Jezus dit had gedaan, hij begreep althans ten dele de geestelijke betekenis van deze zogenaamde triomfantelijke intocht in Jeruzalem. Terwijl de menigte zich voortbewoog naar de tempel en Johannes zijn Meester daar schrijlings op de ezel zag zitten, herinnerde hij zich dat Jezus eens een tekst uit de Schrift had aangehaald, de uitspraak van Zacharia, die de komst van de Messias beschreef als het binnenrijden van Jeruzalem door een man des vredes op een ezel. Toen hij deze tekst uit de Schrift overwoog, begon Johannes op deze zondagmiddag de symbolische betekenis van het schouwspel te begrijpen. Hij begreep althans voldoende van deze tekst om zich over het gebeuren enigszins te verheugen en om niet al te zeer terneergeslagen te raken door de ogenschijnlijk doelloze afloop van de triomfantelijke intocht. Johannes had een soort bewustzijn dat van nature in symbolen dacht en voelde. 172:5.5 (1884.4) John Zebedee came somewhere near understanding why Jesus did this; at least he grasped in part the spiritual significance of this so-called triumphal entry into Jerusalem. As the multitude moved on toward the temple, and as John beheld his Master sitting there astride the colt, he recalled hearing Jesus onetime quote the passage of Scripture, the utterance of Zechariah, which described the coming of the Messiah as a man of peace and riding into Jerusalem on an ass. As John turned this Scripture over in his mind, he began to comprehend the symbolic significance of this Sunday-afternoon pageant. At least, he grasped enough of the meaning of this Scripture to enable him somewhat to enjoy the episode and to prevent his becoming overmuch depressed by the apparent purposeless ending of the triumphal procession. John had a type of mind which naturally tended to think and feel in symbols.
172:5.6 (1885.1) Filippus was geheel ondersteboven door het plotselinge en het spontane van de uitbarsting. Tijdens de afdaling van de Olijfberg kon hij zijn gedachten niet voldoende verzamelen om zich een bepaald idee te vormen over hetgeen waar de hele demonstratie nu eigenlijk om ging. In zekere zin verheugde hij zich over het gebeuren, omdat zijn Meester geëerd werd. Tegen de tijd dat zij de tempel bereikten, raakte hij verontrust door de gedachte dat Jezus hem misschien zou kunnen vragen om de menigte te eten te geven, zodat het gedrag van Jezus toen hij zich op zijn gemak van de menigten losmaakte, hetgeen de meeste apostelen zo diep teleurstelde, een grote opluchting voor Filippus betekende. Menigten waren af en toe een grote beproeving geweest voor de hofmeester van de twaalf. Nadat deze persoonlijke vrees met betrekking tot de materiële noden van de menigte van hem was afgevallen, gaf Filippus, net als Petrus, uitdrukking aan zijn teleurstelling dat er niets gedaan werd om de menigte te onderrichten. Die avond begon Filippus na te denken over deze ervaringen en kwam hij in de verleiding om de hele idee van het koninkrijk in twijfel te trekken; hij vroeg zich eerlijk af wat al deze dingen konden betekenen, maar hij gaf tegenover niemand uiting aan zijn twijfel: hij hield te veel van Jezus. Hij had een groot persoonlijk geloof in de Meester. 172:5.6 (1885.1) Philip was entirely unsettled by the suddenness and spontaneity of the outburst. He could not collect his thoughts sufficiently while on the way down Olivet to arrive at any settled notion as to what all the demonstration was about. In a way, he enjoyed the performance because his Master was being honored. By the time they reached the temple, he was perturbed by the thought that Jesus might possibly ask him to feed the multitude, so that the conduct of Jesus in turning leisurely away from the crowds, which so sorely disappointed the majority of the apostles, was a great relief to Philip. Multitudes had sometimes been a great trial to the steward of the twelve. After he was relieved of these personal fears regarding the material needs of the crowds, Philip joined with Peter in the expression of disappointment that nothing was done to teach the multitude. That night Philip got to thinking over these experiences and was tempted to doubt the whole idea of the kingdom; he honestly wondered what all these things could mean, but he expressed his doubts to no one; he loved Jesus too much. He had great personal faith in the Master.
172:5.7 (1885.2) Natanael kwam, afgezien van de symbolische en profetische aspecten, het dichtst bij een begrijpen van de reden waarom de Meester gebruikmaakte van de steun van de massa der Paasfeestgangers. Hij had voor zichzelf reeds uitgemaakt, nog voor ze de tempel hadden bereikt, dat Jezus zonder zulk een demonstratieve intocht in Jeruzalem op het moment dat hij het zou wagen de stad binnen te komen door de dienaren van het Sanhedrin zou zijn gearresteerd en in de gevangenis zou zijn geworpen. Daarom was hij ook niet in het minst verwonderd dat Jezus geen verder gebruik maakte van de juichende menigte toen hij eenmaal binnen de muren van de stad was, en op deze wijze de Joodse leiders zo sterk had geïmponeerd, dat ze er wel van af zouden zien hem meteen in hechtenis te nemen. Omdat hij de werkelijke reden begreep waarom de Meester op deze wijze de stad binnenging, ging Natanael natuurlijk in evenwichtiger gemoedstoestand met de stoet mee en was hij minder van streek en teleurgesteld dan de andere apostelen door de handelwijze van Jezus daarna. Natanael had veel vertrouwen in Jezus’ begrijpen van mensen en ook in zijn scherpzinnigheid en handigheid in het aanpakken van moeilijke situaties. 172:5.7 (1885.2) Nathaniel, aside from the symbolic and prophetic aspects, came the nearest to understanding the Master’s reason for enlisting the popular support of the Passover pilgrims. He reasoned it out, before they reached the temple, that without such a demonstrative entry into Jerusalem Jesus would have been arrested by the Sanhedrin officials and cast into prison the moment he presumed to enter the city. He was not, therefore, in the least surprised that the Master made no further use of the cheering crowds when he had once got inside the walls of the city and had thus so forcibly impressed the Jewish leaders that they would refrain from placing him under immediate arrest. Understanding the real reason for the Master’s entering the city in this manner, Nathaniel naturally followed along with more poise and was less perturbed and disappointed by Jesus’ subsequent conduct than were the other apostles. Nathaniel had great confidence in Jesus’ understanding of men as well as in his sagacity and cleverness in handling difficult situations.
172:5.8 (1885.3) Matteüs was eerst verstomd over de opvoering van dit schouwspel. Hij vatte de betekenis niet van wat zich voor zijn ogen afspeelde, totdat ook hij zich het Schriftgedeelte uit Zacharia herinnerde waar de profeet had gesproken over de verheugenis van Jeruzalem omdat haar koning was gekomen, verlossing brengend en rijdend op het jong van een ezelin. Terwijl de optocht zich voortbewoog in de richting van de stad en vervolgens naar de tempel trok, raakte Matteüs buiten zichzelf van vreugde; hij was er zeker van dat er iets bijzonders zou gaan gebeuren wanneer de Meester aan het hoofd van deze luid roepende menigte bij de tempel zou aankomen. Toen een van de Farizeeën de spot dreef met Jezus door te zeggen: ‘Ziet allen, ziet wie hier aankomt, de koning der Joden rijdende op een ezel!’ kon Matteüs slechts met de grootste zelfbeheersing zijn handen van hem af houden. Geen van de twaalf was die avond op de terugweg naar Betanië méér in de put. Op Simon Petrus en Simon Zelotes na, ervoer hij de sterkste nerveuze spanning en tegen de avond was hij in een toestand van uitputting. De volgende morgen echter was Matteüs een stuk opgemonterd: hij was per slot van rekening een verliezer die niet bij de pakken neer bleef zitten. 172:5.8 (1885.3) Matthew was at first nonplused by this pageant performance. He did not grasp the meaning of what his eyes were seeing until he also recalled the Scripture in Zechariah where the prophet had alluded to the rejoicing of Jerusalem because her king had come bringing salvation and riding upon the colt of an ass. As the procession moved in the direction of the city and then drew on toward the temple, Matthew became ecstatic; he was certain that something extraordinary would happen when the Master arrived at the temple at the head of this shouting multitude. When one of the Pharisees mocked Jesus, saying, “Look, everybody, see who comes here, the king of the Jews riding on an ass!” Matthew kept his hands off of him only by exercising great restraint. None of the twelve was more depressed on the way back to Bethany that evening. Next to Simon Peter and Simon Zelotes, he experienced the highest nervous tension and was in a state of exhaustion by night. But by morning Matthew was much cheered; he was, after all, a cheerful loser.
172:5.9 (1886.1) Tomas was van alle twaalf wel het meest verbijsterd en in de war. De meeste tijd liep hij alleen maar mee, het schouwspel gadeslaand en zich in gemoede afvragend wat toch het motief van de Meester kon zijn om aan zo ’ n eigenaardige betoging mee te doen. Diep in zijn hart vond hij de hele vertoning een beetje kinderachtig, zoal niet ronduit dwaas. Hij had Jezus nog nooit iets dergelijks zien doen en had geen idee hoe hij zijn vreemde handelwijze op deze zondagmiddag moest verklaren. Tegen de tijd dat zij de tempel hadden bereikt was Tomas tot de conclusie gekomen dat deze demonstratie van het volk ten doel had het Sanhedrin zo”n angst in te boezemen, dat zij het niet zouden aandurven de Meester onmiddellijk in hechtenis te nemen. Op de terugweg naar Betanië dacht Tomas veel na, maar zei niets. Tegen de tijd dat ze ter ruste gingen, begon de handigheid waarmee de Meester deze rumoerige intocht in Jeruzalem op touw had gezet, een zekere humoristische bekoring voor hem te krijgen, en door deze reactie werd hij een stuk opgemonterd. 172:5.9 (1886.1) Thomas was the most bewildered and puzzled man of all the twelve. Most of the time he just followed along, gazing at the spectacle and honestly wondering what could be the Master’s motive for participating in such a peculiar demonstration. Down deep in his heart he regarded the whole performance as a little childish, if not downright foolish. He had never seen Jesus do anything like this and was at a loss to account for his strange conduct on this Sunday afternoon. By the time they reached the temple, Thomas had deduced that the purpose of this popular demonstration was so to frighten the Sanhedrin that they would not dare immediately to arrest the Master. On the way back to Bethany Thomas thought much but said nothing. By bedtime the Master’s cleverness in staging the tumultuous entry into Jerusalem had begun to make a somewhat humorous appeal, and he was much cheered up by this reaction.
172:5.10 (1886.2) Deze zondag was begonnen als een grote dag voor Simon Zelotes. Hij zag visioenen van wonderbare gebeurtenissen die in de komende dagen in Jeruzalem zouden plaatsvinden, en hierin had hij gelijk; Simon droomde echter van het vestigen van een nieuwe nationale regering van de Joden, met Jezus op Davids troon. Simon zag al hoe de nationalisten plotseling in actie zouden komen zodra het koninkrijk was uitgeroepen, en hij zag zichzelf als opperbevelhebber van de zich verzamelende krijgsmacht van het nieuwe koninkrijk. Toen ze de Olijfberg afdaalden, zag hij het Sanhedrin met zijn hele aanhang zelfs al dood, vóór de zon die dag zou ondergaan. Hij geloofde werkelijk dat er iets groots stond te gebeuren. Hij was de luidruchtigste man in de hele menigte. Om vijf uur die middag was hij een zwijgende, verpletterde en gedesillusioneerde apostel. Hij herstelde zich nooit meer helemaal van de neerslachtigheid die door de schok van deze dag over hem kwam, althans niet tot lang na de opstanding van de Meester. 172:5.10 (1886.2) This Sunday started off as a great day for Simon Zelotes. He saw visions of wonderful doings in Jerusalem the next few days, and in that he was right, but Simon dreamed of the establishment of the new national rule of the Jews, with Jesus on the throne of David. Simon saw the nationalists springing into action as soon as the kingdom was announced, and himself in supreme command of the assembling military forces of the new kingdom. On the way down Olivet he even envisaged the Sanhedrin and all of their sympathizers dead before sunset of that day. He really believed something great was going to happen. He was the noisiest man in the whole multitude. By five o’clock that afternoon he was a silent, crushed, and disillusioned apostle. He never fully recovered from the depression which settled down on him as a result of this day’s shock; at least not until long after the Master’s resurrection.
172:5.11 (1886.3) Voor de tweelingbroers, de zonen van Alfeüs, was dit een volmaakte dag. Zij genoten werkelijk van de hele optocht, en daar zij niet aanwezig waren tijdens het rustige bezoek aan de tempel, ontging hun veel van de anticlimax die volgde op de beroering onder het volk. Zij konden met geen mogelijkheid het neerslachtige gedrag van de apostelen begrijpen toen zij die avond in Betanië terugkwamen. In de herinnering van de tweelingbroers bleef dit altijd de dag waarop zij zich op aarde het dichtst bij de hemel hadden gevoeld. Deze dag was de climax van hun hele loopbaan als apostelen, de dag waarop zij de hoogste voldoening hadden gesmaakt. De herinnering aan deze zondagmiddag toen zij buiten zichzelf van vreugde waren, bleef een steun voor hen gedurende de gehele tragedie van deze veelbewogen week, tot aan het uur van de kruisiging toe. Het was de meest passende intocht voor een koning die de tweelingbroers zich konden voorstellen: zij genoten van ieder moment dat het schouwspel duurde. Alles wat zij zagen, keurden zij volkomen goed en de herinnering eraan koesterden zij nog lang. 172:5.11 (1886.3) To the Alpheus twins this was a perfect day. They really enjoyed it all the way through, and not being present during the time of quiet visitation about the temple, they escaped much of the anticlimax of the popular upheaval. They could not possibly understand the downcast behavior of the apostles when they came back to Bethany that evening. In the memory of the twins this was always their day of being nearest heaven on earth. This day was the satisfying climax of their whole career as apostles. And the memory of the elation of this Sunday afternoon carried them on through all of the tragedy of this eventful week, right up to the hour of the crucifixion. It was the most befitting entry of the king the twins could conceive; they enjoyed every moment of the whole pageant. They fully approved of all they saw and long cherished the memory.
172:5.12 (1886.4) Van alle apostelen werd Judas Iskariot het ongunstigst beïnvloed door deze intocht in Jeruzalem. Zijn denken was onaangenaam geagiteerd vanwege de berisping die hij de dag tevoren van de Meester had gekregen in verband met diens zalving door Maria op het feest ten huize van Simon. Judas gruwde van de hele vertoning. Hij vond alles kinderachtig, zo niet ronduit belachelijk. In de ogen van deze wraakzuchtige apostel leek Jezus in deze gebeurtenissen veeleer de rol te spelen van een clown dan van een koning. Hij nam ernstig aanstoot aan de hele vertoning. Hij was het eens met de Grieken en de Romeinen, die neerzagen op een ieder die bereid was op een ezel of op een jong van een ezel te rijden. Tegen de tijd dat de triomftocht de stad was binnengetrokken, had Judas vrijwel het besluit genomen om het hele idee van een dergelijk koninkrijk te laten varen; hij was bijna besloten al deze bespottelijke pogingen om het koninkrijk des hemels op te richten, te verzaken. Maar toen dacht hij weer aan de opstanding van Lazarus en aan nog vele andere dingen, en besloot bij de twaalf te blijven, althans nog één dag. Bovendien droeg hij het geld van de apostelen en hij wilde er niet vandoor gaan met dat geld in zijn bezit. Op de terugweg naar Betanië die avond, werd zijn gedrag niet vreemd gevonden, aangezien alle apostelen even neerslachtig en stil waren. 172:5.12 (1886.4) Of all the apostles, Judas Iscariot was the most adversely affected by this processional entry into Jerusalem. His mind was in a disagreeable ferment because of the Master’s rebuke the preceding day in connection with Mary’s anointing at the feast in Simon’s house. Judas was disgusted with the whole spectacle. To him it seemed childish, if not indeed ridiculous. As this vengeful apostle looked upon the proceedings of this Sunday afternoon, Jesus seemed to him more to resemble a clown than a king. He heartily resented the whole performance. He shared the views of the Greeks and Romans, who looked down upon anyone who would consent to ride upon an ass or the colt of an ass. By the time the triumphal procession had entered the city, Judas had about made up his mind to abandon the whole idea of such a kingdom; he was almost resolved to forsake all such farcical attempts to establish the kingdom of heaven. And then he thought of the resurrection of Lazarus, and many other things, and decided to stay on with the twelve, at least for another day. Besides, he carried the bag, and he would not desert with the apostolic funds in his possession. On the way back to Bethany that night his conduct did not seem strange since all of the apostles were equally downcast and silent.
172:5.13 (1887.1) Judas werd geweldig beïnvloed door de spot van zijn Sadducese vrienden. Van alle omstandigheden die een rol speelden in zijn definitieve besluit om zich van Jezus en zijn mede-apostelen af te keren, was er geen dat hem sterker beïnvloedde dan een zeker voorval dat zich voordeed op het moment dat Jezus de stadspoort bereikte. Een vooraanstaand Sadduceeër (een vriend van de familie van Judas) snelde op hem toe, sloeg hem op de schouder en zei met groot vertoon van vrolijkheid op spottende toon: ‘Waarom kijk je zo verdrietig, beste vriend; wees wat vrolijk en doe mee met ons allemaal nu wij deze Jezus van Nazaret tot koning der Joden uitroepen, zoals hij daar op een ezel door de poorten van Jeruzalem rijdt.’ Judas was nooit teruggedeinsd voor vervolging, maar hij kon er niet tegen om op deze manier belachelijk gemaakt te worden. Bij zijn lang gekoesterde wraakgevoelens kwam nu ook nog deze fatale vrees om belachelijk te lijken, dat verschrikkelijke, angstige gevoel dat hij zich schaamde voor zijn Meester en zijn mede-apostelen. In zijn hart was deze apostel die tot ambassadeur van het koninkrijk was gewijd, reeds een afvallige; hij moest alleen nog maar een aannemelijk excuus vinden voor een openlijke breuk met de Meester. 172:5.13 (1887.1) Judas was tremendously influenced by the ridicule of his Sadducean friends. No other single factor exerted such a powerful influence on him, in his final determination to forsake Jesus and his fellow apostles, as a certain episode which occurred just as Jesus reached the gate of the city: A prominent Sadducee (a friend of Judas’s family) rushed up to him in a spirit of gleeful ridicule and, slapping him on the back, said: “Why so troubled of countenance, my good friend; cheer up and join us all while we acclaim this Jesus of Nazareth the king of the Jews as he rides through the gates of Jerusalem seated on an ass.” Judas had never shrunk from persecution, but he could not stand this sort of ridicule. With the long-nourished emotion of revenge there was now blended this fatal fear of ridicule, that terrible and fearful feeling of being ashamed of his Master and his fellow apostles. At heart, this ordained ambassador of the kingdom was already a deserter; it only remained for him to find some plausible excuse for an open break with the Master.