Verhandeling 185 Paper 185
Het gerechtelijk onderzoek door Pilatus The Trial Before Pilate
185:0.1 (1987.1) KORT na zes uur in de ochtend op deze vrijdag, 7 april a.d.30, werd Jezus voorgeleid voor Pilatus, de Romeinse procurator die Judea, Samaria en Idumea bestuurde, onder de rechtstreekse supervisie van de legaat van Syrië. Gebonden werd de Meester door de tempelwachters voor de Romeinse landvoogd geleid, vergezeld door ongeveer vijftig van zijn aanklagers, waaronder het hof van het Sanhedrin (voornamelijk Sadduceeën), Judas Iskariot, de hogepriester Kajafas, en door de Apostel Johannes. Annas verscheen niet voor Pilatus. 185:0.1 (1987.1) SHORTLY after six o’clock on this Friday morning, April 7, a.d. 30, Jesus was brought before Pilate, the Roman procurator who governed Judea, Samaria, and Idumea under the immediate supervision of the legatus of Syria. The Master was taken into the presence of the Roman governor by the temple guards, bound, and was accompanied by about fifty of his accusers, including the Sanhedrist court (principally Sadduceans), Judas Iscariot, and the high priest, Caiaphas, and by the Apostle John. Annas did not appear before Pilate.
185:0.2 (1987.2) Pilatus was op en gereed om deze groep bezoekers in de vroege ochtend te ontvangen, want degenen die de avond tevoren zijn toestemming hadden verkregen om de Romeinse soldaten in te zetten bij de arrestatie van de Zoon des Mensen, hadden hem medegedeeld dat Jezus vroeg voor hem zou worden voorgeleid. Dit verhoor zou plaatsvinden vóór het praetorium, een aanbouw aan het fort Antonia waar Pilatus en zijn echtgenote verblijf hielden wanneer zij in Jeruzalem waren. 185:0.2 (1987.2) Pilate was up and ready to receive this group of early morning callers, having been informed by those who had secured his consent, the previous evening, to employ the Roman soldiers in arresting the Son of Man, that Jesus would be early brought before him. This trial was arranged to take place in front of the praetorium, an addition to the fortress of Antonia, where Pilate and his wife made their headquarters when stopping in Jerusalem.
185:0.3 (1987.3) Ofschoon Pilatus Jezus grotendeels ondervroeg binnen de muren van het praetorium, werd het openbare verhoor buiten gehouden, op de trappen die naar de hoofdingang leidden. Dit was een concessie aan de Joden die weigerden een niet-Joods gebouw binnen te gaan waar zuurdesem zou kunnen worden gebruikt op deze dag van voorbereiding voor het Pascha. Indien zij hier binnen zouden gaan, zouden zij niet alleen ceremonieel onrein worden, en daardoor worden uitgesloten van deelname aan het namiddagfeest van dankzegging, maar zouden zij zich ook moeten onderwerpen aan reinigingsceremoniën na zonsondergang, voordat zij zouden mogen deelnemen aan de Paasmaaltijd. 185:0.3 (1987.3) Though Pilate conducted much of Jesus’ examination within the praetorium halls, the public trial was held outside on the steps leading up to the main entrance. This was a concession to the Jews, who refused to enter any gentile building where leaven might be used on this day of preparation for the Passover. Such conduct would not only render them ceremonially unclean and thereby debar them from partaking of the afternoon feast of thanksgiving but would also necessitate their subjection to purification ceremonies after sundown, before they would be eligible to partake of the Passover supper.
185:0.4 (1987.4) Ofschoon deze Joden geen enkel gewetensbezwaar hadden terwijl zij samenspanden om de gerechtelijke moord op Jezus te bewerkstelligen, waren zij niettemin zeer nauwgezet waar het deze kwesties van ceremoniële reinheid en traditionele voorschriften betrof. En deze Joden zijn niet de enigen die hoge, heilige verplichtingen van goddelijke aard niet hebben erkend, terwijl ze angstvallig letten op zaken die van zeer gering belang zijn voor het menselijk welzijn, in de tijd en in de eeuwigheid. 185:0.4 (1987.4) Although these Jews were not at all bothered in conscience as they intrigued to effect the judicial murder of Jesus, they were nonetheless scrupulous regarding all these matters of ceremonial cleanness and traditional regularity. And these Jews have not been the only ones to fail in the recognition of high and holy obligations of a divine nature while giving meticulous attention to things of trifling importance to human welfare in both time and eternity.
1. Pontius Pilatus ^top 1. Pontius Pilate ^top
185:1.1 (1987.5) Indien Pontius Pilatus niet een redelijk goed landvoogd over de kleine provincies was geweest, zou Tiberius hem niet tien jaar lang hebben gehandhaafd als procurator van Judea. Maar hoewel hij een redelijk goede bestuurder was, was hij een lafaard in morele zaken. Als mens had hij niet het formaat om de aard van zijn taak als landvoogd van de Joden te begrijpen. Hij besefte niet dat deze Hebreeën een werkelijke religie hadden, een geloof waarvoor zij bereid waren te sterven, en dat overal door het rijk verspreid vele miljoenen Joden zich naar Jeruzalem richtten als het heiligdom van hun geloof, en het Sanhedrin respecteerden als de hoogste rechtbank op aarde. 185:1.1 (1987.5) If Pontius Pilate had not been a reasonably good governor of the minor provinces, Tiberius would hardly have suffered him to remain as procurator of Judea for ten years. Although he was a fairly good administrator, he was a moral coward. He was not a big enough man to comprehend the nature of his task as governor of the Jews. He failed to grasp the fact that these Hebrews had a real religion, a faith for which they were willing to die, and that millions upon millions of them, scattered here and there throughout the empire, looked to Jerusalem as the shrine of their faith and held the Sanhedrin in respect as the highest tribunal on earth.
185:1.2 (1988.1) Pilatus hield niet van de Joden, en deze diepgewortelde haat begon zich reeds vroeg te manifesteren. Van alle Romeinse provincies was Judea de moeilijkste om te besturen. Pilatus had nooit een werkelijk inzicht in de problemen die een rol speelden bij het besturen van de Joden, en had daarom al in het begin van zijn optreden als landvoogd een reeks bijna noodlottige, en welhaast suïcidale fouten gemaakt. Door deze blunders hadden de Joden dan ook zo’n macht over hem gekregen. Wanneer zij invloed wilden uitoefenen op zijn beslissingen, behoefden zij alleen maar met een opstand te dreigen om Pilatus spoedig te doen capituleren. En deze klaarblijkelijke weifelmoedigheid, ofwel gebrek aan morele moed van de procurator, was hoofdzakelijk te wijten aan zijn herinnering aan een aantal controversen die hij met de Joden had gehad, aangezien zij het in elk van deze gevallen van hem hadden gewonnen. De Joden wisten dat Pilatus bang voor hen was, dat hij vreesde zijn positie bij Tiberius te verliezen, en zij maakten bij talloze gelegenheden gebruik van deze wetenschap, dit zeer ten nadele van de gouverneur. 185:1.2 (1988.1) Pilate did not love the Jews, and this deep-seated hatred early began to manifest itself. Of all the Roman provinces, none was more difficult to govern than Judea. Pilate never really understood the problems involved in the management of the Jews and, therefore, very early in his experience as governor, made a series of almost fatal and well-nigh suicidal blunders. And it was these blunders that gave the Jews such power over him. When they wanted to influence his decisions, all they had to do was to threaten an uprising, and Pilate would speedily capitulate. And this apparent vacillation, or lack of moral courage, of the procurator was chiefly due to the memory of a number of controversies he had had with the Jews and because in each instance they had worsted him. The Jews knew that Pilate was afraid of them, that he feared for his position before Tiberius, and they employed this knowledge to the great disadvantage of the governor on numerous occasions.
185:1.3 (1988.2) Dat hij niet in de gunst stond bij de Joden was het gevolg van een aantal ongelukkige aanvaringen. In de eerste plaats had hij hun diepgewortelde vooroordeel tegen alle beeltenissen, als symbolen van afgoderij, niet ernstig genomen. Daarom had hij zijn soldaten toegestaan Jeruzalem binnen te gaan zonder de beeltenis van Caesar van hun banieren te verwijderen, zoals de Romeinse soldaten onder zijn voorganger altijd hadden gedaan. Een grote deputatie van Joden maakte vijf dagen lang haar opwachting bij Pilatus en smeekte hem die beeltenissen van de militaire vaandels te verwijderen. Hij weigerde vierkant hun verzoek in te willigen en dreigde hen op staande voet ter dood te brengen. Pilatus, zelf een scepticus, begreep niet dat mensen met sterke religieuze gevoelens niet aarzelen om voor hun overtuiging te dood in te gaan: hij was dan ook ontzet toen deze Joden zich tartend voor zijn paleis opstelden, hun gelaat ter aarde bogen en hem lieten weten dat zij bereid waren te sterven. Pilatus besefte vervolgens dat hij een dreigement had geuit dat hij niet bereid was uit te voeren. Hij gaf toe, beval dat de beeltenissen op de vaandels van zijn soldaten in Jeruzalem verwijderd moesten worden en bemerkte vanaf die dag dat hij in grote mate afhankelijk was van de grillen van de Joodse leiders die op deze wijze zijn zwakke plek hadden ontdekt, namelijk dat hij dreigementen uitte die hij niet durfde uit te voeren. 185:1.3 (1988.2) Pilate’s disfavor with the Jews came about as a result of a number of unfortunate encounters. First, he failed to take seriously their deep-seated prejudice against all images as symbols of idol worship. Therefore he permitted his soldiers to enter Jerusalem without removing the images of Caesar from their banners, as had been the practice of the Roman soldiers under his predecessor. A large deputation of Jews waited upon Pilate for five days, imploring him to have these images removed from the military standards. He flatly refused to grant their petition and threatened them with instant death. Pilate, himself being a skeptic, did not understand that men of strong religious feelings will not hesitate to die for their religious convictions; and therefore was he dismayed when these Jews drew themselves up defiantly before his palace, bowed their faces to the ground, and sent word that they were ready to die. Pilate then realized that he had made a threat which he was unwilling to carry out. He surrendered, ordered the images removed from the standards of his soldiers in Jerusalem, and found himself from that day on to a large extent subject to the whims of the Jewish leaders, who had in this way discovered his weakness in making threats which he feared to execute.
185:1.4 (1988.3) Pilatus besloot daarop zijn verloren prestige te herwinnen en liet daarom de schilden van de keizer, die gewoonlijk bij de Caesarverering gebruikt werden, aan de muren van het paleis van Herodes in Jeruzalem bevestigen. Toen de Joden daartegen protesteerden, was hij niet te vermurwen. Toen hij weigerde gehoor te geven aan hun protesten, deden zij prompt een beroep op Rome, en de keizer beval even prompt de aanstootgevende schilden te verwijderen, waarna Pilatus nog minder aanzien genoot dan daarvoor. 185:1.4 (1988.3) Pilate subsequently determined to regain this lost prestige and accordingly had the shields of the emperor, such as were commonly used in Caesar worship, put up on the walls of Herod’s palace in Jerusalem. When the Jews protested, he was adamant. When he refused to listen to their protests, they promptly appealed to Rome, and the emperor as promptly ordered the offending shields removed. And then was Pilate held in even lower esteem than before.
185:1.5 (1988.4) Een ander geval dat hem de sterke afkeuring van de Joden had bezorgd, had zich voorgedaan toen hij het had gewaagd gelden uit de schatkist van de tempel te nemen om een nieuw aquaduct te bouwen ten behoeve van een betere watervoorziening van de miljoenen bezoekers in Jeruzalem ten tijde van de grote godsdienstige feesten. De Joden waren van oordeel dat alleen het Sanhedrin over de geldmiddelen van de tempel kon beschikken, en zij bleven krachtig protesteren bij Pilatus vanwege dit aanmatigende besluit. Zeker een twintigtal rellen en veel bloedvergieten waren het gevolg van deze beslissing. De laatste van deze ernstige uitbarstingen had te maken met het afslachten van een grote groep Galileeërs, juist terwijl zij hun godsdienstige plichten aan het altaar verrichtten. 185:1.5 (1988.4) Another thing which brought him into great disfavor with the Jews was that he dared to take money from the temple treasury to pay for the construction of a new aqueduct to provide increased water supply for the millions of visitors to Jerusalem at the times of the great religious feasts. The Jews held that only the Sanhedrin could disburse the temple funds, and they never ceased to inveigh against Pilate for this presumptuous ruling. No less than a score of riots and much bloodshed resulted from this decision. The last of these serious outbreaks had to do with the slaughter of a large company of Galileans even as they worshiped at the altar.
185:1.6 (1988.5) Het is veelbetekenend dat terwijl deze weifelmoedige Romeinse heerser Jezus opofferde aan zijn vrees voor de Joden en ook om zijn eigen positie veilig te stellen, hij uiteindelijk werd afgezet vanwege de nodeloze slachting van Samaritanen in verband met de aanspraken van een valse Messias die troepen aanvoerde naar de berg Gerizim, waar volgens hem de tempelvaten begraven waren; er braken dan ook felle opstanden uit toen hij de geheime bergplaats van de heilige vaten niet kon blootleggen, zoals hij had beloofd. Ten gevolge van deze gebeurtenis beval de legaat van Syrië Pilatus terug te keren naar Rome. Tiberius stierf terwijl Pilatus naar Rome onderweg was, en hij werd niet opnieuw tot procurator van Judea benoemd. Hij zou zijn gevoelens van schuld en spijt over zijn toestemming tot de kruisiging van Jezus nooit geheel te boven komen. Toen hij geen gunst kon vinden in de ogen van de nieuwe keizer, trok hij zich terug naar de provincie Lausanne, waar hij vervolgens zelfmoord pleegde. 185:1.6 (1988.5) It is significant that, while this vacillating Roman ruler sacrificed Jesus to his fear of the Jews and to safeguard his personal position, he finally was deposed as a result of the needless slaughter of Samaritans in connection with the pretensions of a false Messiah who led troops to Mount Gerizim, where he claimed the temple vessels were buried; and fierce riots broke out when he failed to reveal the hiding place of the sacred vessels, as he had promised. As a result of this episode, the legatus of Syria ordered Pilate to Rome. Tiberius died while Pilate was on the way to Rome, and he was not reappointed as procurator of Judea. He never fully recovered from the regretful condemnation of having consented to the crucifixion of Jesus. Finding no favor in the eyes of the new emperor, he retired to the province of Lausanne, where he subsequently committed suicide.
185:1.7 (1989.1) Claudia Procula, de vrouw van Pilatus, had veel over Jezus gehoord van haar kamenier uit Fenicië die in het evangelie van het koninkrijk geloofde. Na de dood van Pilatus werd Claudia een vooraanstaande figuur onder degenen die zich inzetten voor de verbreiding van de goede tijding. 185:1.7 (1989.1) Claudia Procula, Pilate’s wife, had heard much of Jesus through the word of her maid-in-waiting, who was a Phoenician believer in the gospel of the kingdom. After the death of Pilate, Claudia became prominently identified with the spread of the good news.
185:1.8 (1989.2) Dit alles verklaart veel van wat er op deze tragische vrijdagochtend gebeurde. Het is niet moeilijk te begrijpen waarom de Joden het aandurfden Pilatus de wet voor te schrijven — hem om zes uur ’s ochtend lieten opstaan om Jezus te verhoren — en ook waarom zij niet aarzelden te dreigen hem bij de keizer aan te zullen klagen wegens verraad, als hij het zou wagen hun eis om Jezus ter dood te brengen, af te wijzen. 185:1.8 (1989.2) And all this explains much that transpired on this tragic Friday forenoon. It is easy to understand why the Jews presumed to dictate to Pilate—to get him up at six o’clock to try Jesus—and also why they did not hesitate to threaten to charge him with treason before the emperor if he dared to refuse their demands for Jesus’ death.
185:1.9 (1989.3) Een waardig Romeins landvoogd, die niet in nadelige verwikkelingen was geraakt met de oversten der Joden, zou deze bloeddorstige religieuze fanatici nooit hebben toegestaan om een man ter dood te brengen wiens onschuld aan hun valse beschuldigingen hij zelf had vastgesteld, en die hij zonder blaam had bevonden. Rome beging een grote blunder, een vergissing in aardse zaken met verstrekkende gevolgen, toen het de middelmatige Pilatus uitzond om Palestina te regeren. Tiberius had er beter aan gedaan wanneer hij de Joden de beste provinciale bestuurder in zijn hele rijk had gezonden. 185:1.9 (1989.3) A worthy Roman governor who had not become disadvantageously involved with the rulers of the Jews would never have permitted these bloodthirsty religious fanatics to bring about the death of a man whom he himself had declared to be innocent of their false charges and without fault. Rome made a great blunder, a far-reaching error in earthly affairs, when she sent the second-rate Pilate to govern Palestine. Tiberius had better have sent to the Jews the best provincial administrator in the empire.
2. Jezus verschijnt voor Pilatus ^top 2. Jesus Appears Before Pilate ^top
185:2.1 (1989.4) Toen Jezus en zijn aanklagers zich hadden verzameld voor de rechtszaal van Pilatus, trad de Romeinse gouverneur naar buiten, richtte zich tot het hele gezelschap en vroeg: ‘Welke beschuldiging brengt ge tegen deze man in?’ De Sadduceeën en de raadsleden die op zich hadden genomen Jezus onschadelijk te maken, hadden besloten naar Pilatus te gaan om hem te verzoeken het doodvonnis te bekrachtigen dat over Jezus was geveld, zonder daarbij een welomschreven aanklacht naar voren te brengen. Daarom antwoordde de woordvoerder van het Sanhedrin Pilatus: ‘Indien deze man geen misdadiger was, zouden wij hem niet aan u overgeleverd hebben.’ 185:2.1 (1989.4) When Jesus and his accusers had gathered in front of Pilate’s judgment hall, the Roman governor came out and, addressing the company assembled, asked, “What accusation do you bring against this fellow?” The Sadducees and councilors who had taken it upon themselves to put Jesus out of the way had determined to go before Pilate and ask for confirmation of the death sentence pronounced upon Jesus, without volunteering any definite charge. Therefore did the spokesman for the Sanhedrist court answer Pilate: “If this man were not an evildoer, we should not have delivered him up to you.”
185:2.2 (1989.5) Toen Pilatus merkte dat zij niet genegen waren hun beschuldigingen tegen Jezus onder woorden te brengen, terwijl hij wist dat zij de gehele nacht hadden beraadslaagd over zijn schuld, antwoordde hij hen: ‘Waarom brengt ge deze man niet voor uw eigen gerecht en oordeelt ge hem niet volgens uw eigen wetten, als ge het niet eens zijt geworden over een definitieve aanklacht?’ 185:2.2 (1989.5) When Pilate observed that they were reluctant to state their charges against Jesus, although he knew they had been all night engaged in deliberations regarding his guilt, he answered them: “Since you have not agreed on any definite charges, why do you not take this man and pass judgment on him in accordance with your own laws?”
185:2.3 (1989.6) Daarop sprak de griffier van het hof van het Sanhedrin tot Pilatus: ‘Het is ons niet geoorloofd om iemand ter dood te brengen, en deze onruststoker onder ons volk verdient te sterven vanwege de dingen die hij heeft gezegd en gedaan. Daarom komen wij voor u om bekrachtiging van dit vonnis te verzoeken.’ 185:2.3 (1989.6) Then spoke the clerk of the Sanhedrin court to Pilate: “It is not lawful for us to put any man to death, and this disturber of our nation is worthy to die for the things which he has said and done. Therefore have we come before you for confirmation of this decree.”
185:2.4 (1989.7) Dat zij voor de Romeinse landvoogd kwamen met deze poging tot uitvluchten, onthult zowel de kwaadwilligheid en irritatie van de Sanhedristen ten opzichte van Jezus, als hun gebrek aan respect voor de billijkheid, eer en waardigheid van Pilatus. Hoe durven deze onderworpen burgers voor hun provinciale gouverneur te verschijnen om hem te vragen een man zonder eerlijk proces ter dood te veroordelen, en zelfs zonder hem welomschreven misdaden ten laste te leggen! 185:2.4 (1989.7) To come before the Roman governor with this attempt at evasion discloses both the ill-will and the ill-humor of the Sanhedrists toward Jesus as well as their lack of respect for the fairness, honor, and dignity of Pilate. What effrontery for these subject citizens to appear before their provincial governor asking for a decree of execution against a man before affording him a fair trial and without even preferring definite criminal charges against him!
185:2.5 (1990.1) Pilatus wist wel iets van Jezus’ werk onder de Joden en hij vermoedde dat de beschuldigingen die tegen hem ingediend zouden kunnen worden, te maken hadden met overtredingen van de Joodse geestelijke wetten; daarom probeerde hij de zaak terug te verwijzen naar hun eigen rechtbank. Overigens schiep Pilatus er genoegen in om hen in het openbaar te laten bekennen dat zij niet de macht hadden de doodstraf uit te spreken en ten uitvoer te brengen, zelfs niet waar het iemand van hun eigen volk betrof, die zij met bittere, jaloerse haat waren gaan verfoeien. 185:2.5 (1990.1) Pilate knew something of Jesus’ work among the Jews, and he surmised that the charges which might be brought against him had to do with infringements of the Jewish ecclesiastical laws; therefore he sought to refer the case back to their own tribunal. Again, Pilate took delight in making them publicly confess that they were powerless to pronounce and execute the death sentence upon even one of their own race whom they had come to despise with a bitter and envious hatred.
185:2.6 (1990.2) Pas enkele uren tevoren, kort voor middernacht, toen hij al had toegestaan dat er Romeinse soldaten zouden worden ingezet om Jezus heimelijk in hechtenis te nemen, was Pilatus over Jezus en zijn onderricht meer te weten gekomen van zijn vrouw Claudia, die zich ten dele had bekeerd tot de Joodse godsdienst, en later een overtuigd gelovige werd in het evangelie van Jezus. 185:2.6 (1990.2) It was a few hours previously, shortly before midnight and after he had granted permission to use Roman soldiers in effecting the secret arrest of Jesus, that Pilate had heard further concerning Jesus and his teaching from his wife, Claudia, who was a partial convert to Judaism, and who later on became a full-fledged believer in Jesus’ gospel.
185:2.7 (1990.3) Pilatus zou dit verhoor graag hebben willen uitstellen, maar hij zag dat de Joodse leiders vastbesloten waren de rechtszaak nu door te zetten. Hij wist dat dit niet alleen de morgen van voorbereiding voor het Paasfeest was, maar dat het, omdat het vrijdag was, ook de dag was van voorbereiding voor de Joodse Sabbat van rust en godsverering. 185:2.7 (1990.3) Pilate would have liked to postpone this hearing, but he saw the Jewish leaders were determined to proceed with the case. He knew that this was not only the forenoon of preparation for the Passover, but that this day, being Friday, was also the preparation day for the Jewish Sabbath of rest and worship.
185:2.8 (1990.4) Pilatus, die zeer gevoelig was voor de onbeschaamde manier waarop deze Joden hem benaderden, was niet bereid hun eis in te willigen om Jezus zonder proces ter dood te veroordelen. Toen hij enkele ogenblikken had gewacht op de beschuldigingen die zij tegen hun gevangene hadden in te brengen, wendde hij zich tot hen en zei: ‘Ik wil deze man niet zonder proces ter dood veroordelen, en evenmin stem ik erin toe hem te ondervragen, voordat ge uw beschuldigingen tegen hem schriftelijk hebt ingediend.’ 185:2.8 (1990.4) Pilate, being keenly sensitive to the disrespectful manner of the approach of these Jews, was not willing to comply with their demands that Jesus be sentenced to death without a trial. When, therefore, he had waited a few moments for them to present their charges against the prisoner, he turned to them and said: “I will not sentence this man to death without a trial; neither will I consent to examine him until you have presented your charges against him in writing.”
185:2.9 (1990.5) Toen de hogepriester en de anderen deze woorden van Pilatus hoorden, gaven zij de griffier van het hof een wenk, en deze overhandigde vervolgens de schriftelijke beschuldigingen tegen Jezus aan Pilatus. De beschuldigingen luidden: 185:2.9 (1990.5) When the high priest and the others heard Pilate say this, they signaled to the clerk of the court, who then handed to Pilate the written charges against Jesus. And these charges were:
185:2.10 (1990.6) ‘De rechtbank van het Sanhedrin stelt vast dat deze man een boosdoener is en een onruststoker onder ons volk, in de zin dat hij zich schuldig maakt aan het volgende: 185:2.10 (1990.6) “We find in the Sanhedrist tribunal that this man is an evildoer and a disturber of our nation in that he is guilty of:
185:2.11 (1990.7) 1. Hij corrumpeert onze natie en zet het volk aan tot rebellie. 185:2.11 (1990.7) “1. Perverting our nation and stirring up our people to rebellion.
185:2.12 (1990.8) 2. Hij verbiedt de mensen schatting te betalen aan Caesar. 185:2.12 (1990.8) “2. Forbidding the people to pay tribute to Caesar.
185:2.13 (1990.9) 3. Hij noemt zich koning der Joden en onderricht dat er een nieuw koninkrijk zal worden gesticht.’ 185:2.13 (1990.9) “3. Calling himself the king of the Jews and teaching the founding of a new kingdom.”
185:2.14 (1990.10) Inzake geen van deze aanklachten was Jezus op normale wijze verhoord of wettelijk veroordeeld. Hij kreeg deze beschuldigingen zelfs niet te horen toen zij voor het eerst naar voren werden gebracht, maar Pilatus liet hem uit het praetorium halen, waar hij door de wachters werd bewaakt, en stond erop dat deze aanklachten in tegenwoordigheid van Jezus herhaald zouden worden. 185:2.14 (1990.10) Jesus had not been regularly tried nor legally convicted on any of these charges. He did not even hear these charges when first stated, but Pilate had him brought from the praetorium, where he was in the keeping of the guards, and he insisted that these charges be repeated in Jesus’ hearing.
185:2.15 (1990.11) Toen Jezus deze beschuldigingen hoorde, wist hij heel goed dat hij inzake deze kwesties niet door het Joodse gerecht was gehoord, en Johannes Zebedeüs en zijn aanklagers wisten dit ook, maar Jezus gaf geen antwoord op hun valse beschuldigingen. Zelfs toen Pilatus hem gelastte zijn aanklagers te antwoorden, bewaarde hij het stilzwijgen. Pilatus was zo verbaasd over de oneerlijkheid van de hele gang van zaken en zo onder de indruk van het stilzwijgen en het magistrale voorkomen van Jezus, dat hij besloot de gevangene naar binnen te brengen in het gebouw, en hem in afzondering te ondervragen. 185:2.15 (1990.11) When Jesus heard these accusations, he well knew that he had not been heard on these matters before the Jewish court, and so did John Zebedee and his accusers, but he made no reply to their false charges. Even when Pilate bade him answer his accusers, he opened not his mouth. Pilate was so astonished at the unfairness of the whole proceeding and so impressed by Jesus’ silent and masterly bearing that he decided to take the prisoner inside the hall and examine him privately.
185:2.16 (1990.12) De gedachten van Pilatus waren verward: in zijn hart was hij bang voor de Joden en in zijn geest werd hij sterk getroffen door de aanblik van Jezus die daar majesteitelijk voor zijn bloeddorstige aanklagers stond en op hen neerzag, niet in zwijgende minachting, maar met een uitdrukking van oprecht medelijden en smartelijke genegenheid. 185:2.16 (1990.12) Pilate was confused in mind, fearful of the Jews in his heart, and mightily stirred in his spirit by the spectacle of Jesus’ standing there in majesty before his bloodthirsty accusers and gazing down on them, not in silent contempt, but with an expression of genuine pity and sorrowful affection.
3. Het persoonlijke onderzoek door Pilatus ^top 3. The Private Examination by Pilate ^top
185:3.1 (1991.1) Pilatus nam Jezus en Johannes Zebedeüs mee naar een privévertrek en liet de wachters buiten in de zaal. Hij vroeg de gevangene plaats te nemen, ging zelf naast hem zitten en stelde hem verschillende vragen. Pilatus begon zijn gesprek met Jezus door hem te verzekeren dat hij de eerste aanklacht tegen hem, dat hij het volk corrumpeerde en het tot opstand aanzette, niet geloofde. Vervolgens vroeg hij: ‘Hebt ge ooit onderricht dat het betalen van schatting aan Caesar geweigerd moet worden?’ Jezus wees op Johannes en zei: ‘Vraag het hem of wie dan ook die gehoord heeft wat ik leer.’ Daarop ondervroeg Pilatus Johannes over de kwestie van de schatting, en Johannes legde getuigenis af van het onderricht van zijn Meester en verklaarde dat Jezus en zijn apostelen zowel aan Caesar als aan de tempel belasting betaalden. Toen Pilatus Johannes had ondervraagd, zei hij: ‘Zorg dat je niemand vertelt dat ik met je gesproken heb.’ En Johannes heeft deze zaak inderdaad nooit openbaar gemaakt. 185:3.1 (1991.1) Pilate took Jesus and John Zebedee into a private chamber, leaving the guards outside in the hall, and requesting the prisoner to sit down, he sat down by his side and asked several questions. Pilate began his talk with Jesus by assuring him that he did not believe the first count against him: that he was a perverter of the nation and an inciter to rebellion. Then he asked, “Did you ever teach that tribute should be refused Caesar?” Jesus, pointing to John, said, “Ask him or any other man who has heard my teaching.” Then Pilate questioned John about this matter of tribute, and John testified concerning his Master’s teaching and explained that Jesus and his apostles paid taxes both to Caesar and to the temple. When Pilate had questioned John, he said, “See that you tell no man that I talked with you.” And John never did reveal this matter.
185:3.2 (1991.2) Daarna wendde Pilatus zich opnieuw tot Jezus om hem verder te ondervragen en zei: ‘En nu wat betreft de derde aanklacht die tegen u is ingebracht; zijt gij de koning der Joden?’ Daar er een toon van mogelijk oprechte weetgierigheid klonk in de stem van Pilatus, glimlachte Jezus tegen de procurator en zei: ‘Pilatus, vraagt ge dit voor uzelf of neemt ge deze vraag over van die anderen daarbuiten, mijn aanklagers?’ Waarop de gouverneur op een toon van lichte verontwaardiging antwoordde: ‘Ben ik een Jood? Uw eigen volk en de overpriesters hebben u overgeleverd en mij gevraagd u ter dood te veroordelen. Ik betwijfel de geldigheid van hun aanklachten en probeer alleen maar voor mijzelf uit te vinden wat ge gedaan hebt. Zeg mij, hebt ge verklaard dat ge de koning der Joden zijt, en hebt ge getracht een nieuw koninkrijk te stichten?’ 185:3.2 (1991.2) Pilate then turned around to question Jesus further, saying: “And now about the third accusation against you, are you the king of the Jews?” Since there was a tone of possibly sincere inquiry in Pilate’s voice, Jesus smiled on the procurator and said: “Pilate, do you ask this for yourself, or do you take this question from these others, my accusers?” Whereupon, in a tone of partial indignation, the governor answered: “Am I a Jew? Your own people and the chief priests delivered you up and asked me to sentence you to death. I question the validity of their charges and am only trying to find out for myself what you have done. Tell me, have you said that you are the king of the Jews, and have you sought to found a new kingdom?”
185:3.3 (1991.3) Daarop sprak Jezus tot Pilatus: ‘Ziet ge dan niet dat mijn koninkrijk niet van deze wereld is? Indien mijn koninkrijk wèl van deze wereld was, zouden mijn discipelen zeker gevochten hebben om te voorkomen dat ik in de handen van de Joden overgeleverd zou worden. Dat ik hier geboeid voor u verschijn, is voldoende om alle mensen te laten zien dat mijn koninkrijk een geestelijk domein is, de broederschap der mensen die uit geloof en door liefde zonen van God zijn geworden. En deze redding is er zowel voor de niet-Joden als voor de Joden.’ 185:3.3 (1991.3) Then said Jesus to Pilate: “Do you not perceive that my kingdom is not of this world? If my kingdom were of this world, surely would my disciples fight that I should not be delivered into the hands of the Jews. My presence here before you in these bonds is sufficient to show all men that my kingdom is a spiritual dominion, even the brotherhood of men who, through faith and by love, have become the sons of God. And this salvation is for the gentile as well as for the Jew.”
185:3.4 (1991.4) ‘Zijt ge dan per slot van rekening toch een koning?’ zei Pilatus. En Jezus antwoordde: ‘Ja, in die zin ben ik een koning, en mijn koninkrijk is het gezin van de geloofszonen van mijn Vader die in de hemel is. Hiertoe ben ik juist op deze wereld geboren, dat ik mijn Vader aan alle mensen zou tonen en zou getuigen van de waarheid van God. En zelfs nu zeg ik u dat iedereen die de waarheid liefheeft, mijn stem hoort.’ 185:3.4 (1991.4) “Then you are a king after all?” said Pilate. And Jesus answered: “Yes, I am such a king, and my kingdom is the family of the faith sons of my Father who is in heaven. For this purpose was I born into this world, even that I should show my Father to all men and bear witness to the truth of God. And even now do I declare to you that every one who loves the truth hears my voice.”
185:3.5 (1991.5) Daarop zei Pilatus, half spottend en half in ernst: ‘Waarheid, wat is waarheid — wie weet dat?’ 185:3.5 (1991.5) Then said Pilate, half in ridicule and half in sincerity, “Truth, what is truth—who knows?”
185:3.6 (1991.6) Pilatus was niet in staat de diepte van Jezus’ woorden te peilen en hij was evenmin in staat de aard van zijn geestelijke koninkrijk te begrijpen, maar hij was er nu zeker van dat de gevangene niets gedaan had waarvoor hij de doodstraf verdiende. Eén blik op Jezus, van aangezicht tot aangezicht, was voldoende om zelfs Pilatus ervan te overtuigen dat deze zachtmoedige, vermoeide, maar toch zo majesteitelijke en rechtschapen man geen wilde, gevaarlijke revolutionair was, die erop uit was zichzelf op de wereldlijke troon van Israel te plaatsen. Pilatus meende wel iets te begrijpen van hetgeen Jezus bedoelde toen hij zich een koning noemde, want hij was bekend met de Stoïcijnse leer, waarin gesteld werd: ‘De wijze is een koning.’ Pilatus was er volkomen van overtuigd dat Jezus, in plaats van een gevaarlijke oproerkraaier, niet meer dan een onschadelijke ziener was, een onschuldige fanaticus. 185:3.6 (1991.6) Pilate was not able to fathom Jesus’ words, nor was he able to understand the nature of his spiritual kingdom, but he was now certain that the prisoner had done nothing worthy of death. One look at Jesus, face to face, was enough to convince even Pilate that this gentle and weary, but majestic and upright, man was no wild and dangerous revolutionary who aspired to establish himself on the temporal throne of Israel. Pilate thought he understood something of what Jesus meant when he called himself a king, for he was familiar with the teachings of the Stoics, who declared that “the wise man is king.” Pilate was thoroughly convinced that, instead of being a dangerous seditionmonger, Jesus was nothing more or less than a harmless visionary, an innocent fanatic.
185:3.7 (1991.7) Nadat hij de Meester ondervraagd had, ging Pilatus terug naar de overpriesters en de aanklagers van Jezus en zei: ‘Ik heb deze man ondervraagd en vind geen schuld in hem. Ik geloof niet dat hij schuldig is aan hetgeen gij tegen hem hebt ingebracht; naar mijn mening dient hij te worden vrijgelaten.’ Toen de Joden dit hoorden, ontstaken zij in grote toorn, zozeer zelfs dat zij woedend begonnen te schreeuwen dat Jezus sterven moest; één van de leden van het Sanhedrin liep brutaal op Pilatus toe en zei: ‘Deze man ruit het volk op; hij is daarmee in Galilea begonnen en nu is hij in heel Judea bezig. Hij is een onruststoker en boosdoener. Het zal u nog lang berouwen indien ge deze booswicht vrijuit laat gaan.’ 185:3.7 (1991.7) After questioning the Master, Pilate went back to the chief priests and the accusers of Jesus and said: “I have examined this man, and I find no fault in him. I do not think he is guilty of the charges you have made against him; I think he ought to be set free.” And when the Jews heard this, they were moved with great anger, so much so that they wildly shouted that Jesus should die; and one of the Sanhedrists boldly stepped up by the side of Pilate, saying: “This man stirs up the people, beginning in Galilee and continuing throughout all Judea. He is a mischief-maker and an evildoer. You will long regret it if you let this wicked man go free.”
185:3.8 (1992.1) Pilatus werd ernstig in het nauw gebracht en wist niet wat hij met Jezus aan moest, en toen hij hoorde dat Jezus zijn werk in Galilea was begonnen, dacht hij de verantwoordelijkheid voor het nemen van een beslissing te kunnen vermijden, althans tijd te kunnen winnen om over de zaak na te denken, door Jezus naar Herodes te sturen en hem voor deze te doen verschijnen, nu hij in de stad was om het Paasfeest bij te wonen. Pilatus meende ook dat dit een goed gebaar zou zijn om iets weg te nemen van de bittere gevoelens die reeds enige tijd tussen hem en Herodes bestonden tengevolge van geschillen over kwesties van rechtsbevoegdheid. 185:3.8 (1992.1) Pilate was hard pressed to know what to do with Jesus; therefore, when he heard them say that he began his work in Galilee, he thought to avoid the responsibility of deciding the case, at least to gain time for thought, by sending Jesus to appear before Herod, who was then in the city attending the Passover. Pilate also thought that this gesture would help to antidote some of the bitter feeling which had existed for some time between himself and Herod, due to numerous misunderstandings over matters of jurisdiction.
185:3.9 (1992.2) Pilatus riep de wachters en zei: ‘Deze man is een Galileëer. Breng hem nu direct naar Herodes en breng mij, nadat hij hem heeft ondervraagd, verslag uit van zijn bevindingen.’ En zij brachten Jezus naar Herodes. 185:3.9 (1992.2) Pilate, calling the guards, said: “This man is a Galilean. Take him forthwith to Herod, and when he has examined him, report his findings to me.” And they took Jesus to Herod.
4. Jezus voor Herodes ^top 4. Jesus Before Herod ^top
185:4.1 (1992.3) Wanneer Herodes Antipas tijdelijk in Jeruzalem was, verbleef hij in het oude Makkabeïsche paleis van Herodes de Grote en Jezus werd nu door de tempelwachters naar dit verblijf van de vroegere koning gebracht, waarbij hij door zijn aanklagers en een steeds aangroeiende menigte werd gevolgd. Reeds lange tijd hadden Herodes berichten over Jezus bereikt, en hij was zeer nieuwsgierig hem te zien. Toen de Zoon des Mensen deze vrijdagmorgen voor hem stond, besefte de verdorven Idumeeër geen moment dat dit dezelfde persoon was die vroeger als jongen in Sepforis voor hem was verschenen om een eerlijke beslissing te bepleiten, met betrekking tot het geld dat Herodes nog verschuldigd was aan zijn vader die door een ongeval, tijdens het werk aan een van de openbare gebouwen, de dood had gevonden. Voorzover Herodes wist, had hij Jezus nooit eerder gezien, hoewel hij zich veel zorgen om hem had gemaakt toen Jezus nog voornamelijk in Galilea werkte. Nu Jezus door Pilatus en de Judeeërs in hechtenis was genomen, wenste Herodes hem eens te zien, omdat hij het veilige gevoel had in de toekomst geen last meer van hem te zullen hebben. Herodes had veel gehoord over de wonderen die door Jezus waren verricht en hij hoopte echt hem een wonder te zien doen. 185:4.1 (1992.3) When Herod Antipas stopped in Jerusalem, he dwelt in the old Maccabean palace of Herod the Great, and it was to this home of the former king that Jesus was now taken by the temple guards, and he was followed by his accusers and an increasing multitude. Herod had long heard of Jesus, and he was very curious about him. When the Son of Man stood before him, on this Friday morning, the wicked Idumean never for one moment recalled the lad of former years who had appeared before him in Sepphoris pleading for a just decision regarding the money due his father, who had been accidentally killed while at work on one of the public buildings. As far as Herod knew, he had never seen Jesus, although he had worried a great deal about him when his work had been centered in Galilee. Now that he was in custody of Pilate and the Judeans, Herod was desirous of seeing him, feeling secure against any trouble from him in the future. Herod had heard much about the miracles wrought by Jesus, and he really hoped to see him do some wonder.
185:4.2 (1992.4) Toen zij Jezus voor Herodes leidden, stond de viervorst versteld van zijn statige verschijning en de kalme bedaardheid van zijn gelaatsuitdrukking. Wel een kwartier lang stelde Herodes Jezus vragen, maar de Meester wilde hem geen antwoord geven. Herodes hoonde hem en daagde hem uit een wonder te doen, maar Jezus wilde niet ingaan op zijn vele onderzoekende vragen en reageerde evenmin op zijn honende opmerkingen. 185:4.2 (1992.4) When they brought Jesus before Herod, the tetrarch was startled by his stately appearance and the calm composure of his countenance. For some fifteen minutes Herod asked Jesus questions, but the Master would not answer. Herod taunted and dared him to perform a miracle, but Jesus would not reply to his many inquiries or respond to his taunts.
185:4.3 (1992.5) Daarop wendde Herodes zich tot de overpriesters en de Sadduceeën, en het oor lenend aan hun aanklachten, hoorde hij, meer nog dan Pilatus, alles aan wat zij te zeggen hadden over de beweerde boze daden van de Zoon des Mensen. Ten slotte, toen hij er zeker van was dat Jezus niet zou spreken en evenmin een wonder voor hem zou doen, bespotte Herodes hem een tijdlang, liet hem vervolgens een oude purperen koningsmantel omhangen en zond hem terug naar Pilatus. Herodes wist dat hij in Judea geen jurisdictie had over Jezus. Ofschoon hij blij was te kunnen aannemen dat hij in Galilea eindelijk bevrijd zou zijn van Jezus, was hij dankbaar dat het Pilatus was die de verantwoordelijkheid droeg om hem ter dood te brengen. Herodes had zich nimmer geheel hersteld van de angst die als een vloek op hem rustte, ten gevolge van het doden van Johannes de Doper. Herodes had bij tijd en wijle zelfs gevreesd dat Jezus Johannes was die uit de dood was herrezen. Nu was hij bevrijd van die angst omdat hij zag dat Jezus een heel andere mens was dan de vrijmoedige, vurige profeet die zijn privéleven had durven openleggen en het openlijk had bekritiseerd. 185:4.3 (1992.5) Then Herod turned to the chief priests and the Sadducees and, giving ear to their accusations, heard all and more than Pilate had listened to regarding the alleged evil doings of the Son of Man. Finally, being convinced that Jesus would neither talk nor perform a wonder for him, Herod, after making fun of him for a time, arrayed him in an old purple royal robe and sent him back to Pilate. Herod knew he had no jurisdiction over Jesus in Judea. Though he was glad to believe that he was finally to be rid of Jesus in Galilee, he was thankful that it was Pilate who had the responsibility of putting him to death. Herod never had fully recovered from the fear that cursed him as a result of killing John the Baptist. Herod had at certain times even feared that Jesus was John risen from the dead. Now he was relieved of that fear since he observed that Jesus was a very different sort of person from the outspoken and fiery prophet who dared to expose and denounce his private life.
5. Jezus gaat terug naar Pilatus ^top 5. Jesus Returns to Pilate ^top
185:5.1 (1993.1) Toen de wachters Jezus hadden teruggebracht naar Pilatus, ging deze naar buiten op het bordes van het praetorium waar zijn rechterstoel was neergezet, en na de overpriesters en leden van het Sanhedrin bijeengeroepen te hebben, zei hij tot hen: ‘Ge hebt deze man voor mij gebracht onder beschuldiging dat hij het volk corrumpeert, het betalen van belasting verbiedt, en er aanspraak op maakt de koning der Joden te zijn. Ik heb hem verhoord en kan hem niet schuldig bevinden aan deze tenlastelegging. In feite vind ik geen schuld in hem. Daarop heb ik hem naar Herodes gezonden en de viervorst moet tot dezelfde conclusie zijn gekomen, want hij heeft hem naar ons teruggestuurd. Voorwaar, deze man heeft niets gedaan waarvoor hij verdient te sterven. Indien gij nog steeds van mening zijt dat hij getuchtigd moet worden, ben ik bereid hem te laten kastijden vóór ik hem vrijlaat.’ 185:5.1 (1993.1) When the guards had brought Jesus back to Pilate, he went out on the front steps of the praetorium, where his judgment seat had been placed, and calling together the chief priests and Sanhedrists, said to them: “You brought this man before me with charges that he perverts the people, forbids the payment of taxes, and claims to be king of the Jews. I have examined him and fail to find him guilty of these charges. In fact, I find no fault in him. Then I sent him to Herod, and the tetrarch must have reached the same conclusion since he has sent him back to us. Certainly, nothing worthy of death has been done by this man. If you still think he needs to be disciplined, I am willing to chastise him before I release him.”
185:5.2 (1993.2) Juist toen de Joden schreeuwend wilden gaan protesteren tegen het vrijlaten van Jezus, kwam een grote menigte mensen naar het praetorium opzetten met het doel om Pilatus te vragen een gevangene vrij te laten ter ere van het Paasfeest. Al een tijd lang was het de gewoonte van de Romeinse gouverneurs geweest om het gewone volk op het Paasfeest een gevangene of veroordeelde te laten uitkiezen aan wie gratie werd verleend. En nu deze schare bij hem kwam om te verzoeken om de vrijlating van een gevangene, en Jezus nog kort geleden zeer in de gunst had gestaan bij de menigten, kwam de gedachte bij Pilatus op dat hij zich misschien uit zijn benarde positie kon redden door deze groep voor te stellen dat, aangezien Jezus nu gevangen was en voor zijn rechterstoel stond, hij deze man uit Galilea zou vrijlaten als teken van goede wil op het Paasfeest. 185:5.2 (1993.2) Just as the Jews were about to engage in shouting their protests against the release of Jesus, a vast crowd came marching up to the praetorium for the purpose of asking Pilate for the release of a prisoner in honor of the Passover feast. For some time it had been the custom of the Roman governors to allow the populace to choose some imprisoned or condemned man for pardon at the time of the Passover. And now that this crowd had come before him to ask for the release of a prisoner, and since Jesus had so recently been in great favor with the multitudes, it occurred to Pilate that he might possibly extricate himself from his predicament by proposing to this group that, since Jesus was now a prisoner before his judgment seat, he release to them this man of Galilee as the token of Passover good will.
185:5.3 (1993.3) Terwijl de menigte de trappen naar het bordes opdrong, hoorde Pilatus de naam van een zekere Barabbas roepen. Barabbas was een berucht politiek agitator, een roofmoordenaar, de zoon van een priester, en kortgeleden op heterdaad betrapt en in hechtenis genomen wegens roof en moord op de weg naar Jericho. Deze man was ter dood veroordeeld, en zijn vonnis zou voltrokken worden zodra de feestelijkheden van Pasen voorbij waren. 185:5.3 (1993.3) As the crowd surged up on the steps of the building, Pilate heard them calling out the name of one Barabbas. Barabbas was a noted political agitator and murderous robber, the son of a priest, who had recently been apprehended in the act of robbery and murder on the Jericho road. This man was under sentence to die as soon as the Passover festivities were over.
185:5.4 (1993.4) Pilatus stond op en legde de menigte uit dat Jezus voor hem was geleid door de overpriesters die hem op bepaalde aanklachten ter dood wilden laten brengen, en dat hijzelf van mening was dat deze man niet verdiende te sterven. Pilatus zei: ‘Daarom vraag ik u, wie verkiest gij dat ik vrijlaat, deze Barabbas, de moordenaar, of deze Jezus uit Galilea?’ Toen Pilatus aldus had gesproken, schreeuwden de overpriesters en leden van het Sanhedrin zo luid ze konden: ‘Barabbas, Barabbas!’ En toen het volk zag dat de overpriesters van plan waren Jezus ter dood te laten brengen, namen zij spoedig deel aan het getier om zijn leven, en schreeuwden luid dat Barabbas vrijgelaten moest worden. 185:5.4 (1993.4) Pilate stood up and explained to the crowd that Jesus had been brought to him by the chief priests, who sought to have him put to death on certain charges, and that he did not think the man was worthy of death. Said Pilate: “Which, therefore, would you prefer that I release to you, this Barabbas, the murderer, or this Jesus of Galilee?” And when Pilate had thus spoken, the chief priests and the Sanhedrin councilors all shouted at the top of their voices, “Barabbas, Barabbas!” And when the people saw that the chief priests were minded to have Jesus put to death, they quickly joined in the clamor for his life while they loudly shouted for the release of Barabbas.
185:5.5 (1993.5) Enkele dagen tevoren had deze menigte met ontzag tegen Jezus opgezien, maar de massa keek niet op tegen een man die er aanspraak op had gemaakt de Zoon van God te zijn en zich nu in handen van de overpriesters en oversten bevond, een man die voor Pilatus terecht moest staan en tegen wie de doodstraf werd geëist. Jezus kon wel een held zijn in de ogen van het gewone volk toen hij de geldwisselaars en handelaren uit de tempel verjoeg, maar niet toen hij een zich niet verzettende gevangene was in handen van zijn vijanden, en terechtstond voor een kwestie waarmee zijn leven was gemoeid. 185:5.5 (1993.5) A few days before this the multitude had stood in awe of Jesus, but the mob did not look up to one who, having claimed to be the Son of God, now found himself in the custody of the chief priests and the rulers and on trial before Pilate for his life. Jesus could be a hero in the eyes of the populace when he was driving the money-changers and the traders out of the temple, but not when he was a nonresisting prisoner in the hands of his enemies and on trial for his life.
185:5.6 (1993.6) Pilatus werd boos toen hij zag hoe de overpriesters om gratie tierden voor een beruchte moordenaar, en om het bloed van Jezus riepen. Hij zag hun boosaardigheid en haat, en bespeurde hun vooroordeel en afgunst. Daarom zei hij tot hen: ‘Hoe kunt ge het leven van een moordenaar verkiezen boven het leven van deze man, wiens ergste misdrijf is dat hij zich figuurlijk de koning der Joden noemt?’ Maar dit was geen verstandige opmerking van Pilatus. De Joden waren een trots volk, dat nu wel onderworpen was aan het politieke juk van de Romeinen, maar dat hoopte op de komst van de Messias die hen met groot vertoon van macht en heerlijkheid uit de heidense slavernij zou verlossen. Zij namen het Pilatus ernstig kwalijk, ernstiger dan hij kon beseffen, dat hij impliceerde dat deze zachtaardige leraar van vreemde leerstellingen, die nu gearresteerd was en beschuldigd werd van misdaden waarop de doodstraf stond, ‘de koning der Joden’ genoemd moest worden. Zij beschouwden deze opmerking als een belediging van alles wat zij als heilig en eervol zagen in hun bestaan als natie, en daarom schreeuwden zij allen luid om de vrijlating van Barabbas en de dood van Jezus. 185:5.6 (1993.6) Pilate was angered at the sight of the chief priests clamoring for the pardon of a notorious murderer while they shouted for the blood of Jesus. He saw their malice and hatred and perceived their prejudice and envy. Therefore he said to them: “How could you choose the life of a murderer in preference to this man’s whose worst crime is that he figuratively calls himself the king of the Jews?” But this was not a wise statement for Pilate to make. The Jews were a proud people, now subject to the Roman political yoke but hoping for the coming of a Messiah who would deliver them from gentile bondage with a great show of power and glory. They resented, more than Pilate could know, the intimation that this meek-mannered teacher of strange doctrines, now under arrest and charged with crimes worthy of death, should be referred to as “the king of the Jews.” They looked upon such a remark as an insult to everything which they held sacred and honorable in their national existence, and therefore did they all let loose their mighty shouts for Barabbas’s release and Jesus’ death.
185:5.7 (1994.1) Pilatus wist dat Jezus onschuldig was aan hetgeen hem ten laste werd gelegd, en indien hij een rechtvaardig en moedig rechter was geweest, zou hij hem vrijgesproken en vrijgelaten hebben. Hij was echter bang deze boze Joden te trotseren, en terwijl hij aarzelde zijn plicht te doen, kwam er een boodschapper aangelopen die hem een verzegeld bericht overhandigde van zijn vrouw, Claudia. 185:5.7 (1994.1) Pilate knew Jesus was innocent of the charges brought against him, and had he been a just and courageous judge, he would have acquitted him and turned him loose. But he was afraid to defy these angry Jews, and while he hesitated to do his duty, a messenger came up and presented him with a sealed message from his wife, Claudia.
185:5.8 (1994.2) Pilatus gaf de schare die zich voor hem had verzameld te kennen dat hij de mededeling die hij zojuist had ontvangen wilde lezen alvorens verder te gaan met de zaak die aan de orde was. Toen Pilatus de brief van zijn vrouw had geopend, las hij: ‘Ik zou je dringend willen vragen je niet in te laten met de zaak van deze onschuldige, rechtvaardige man die Jezus wordt genoemd. Ik heb vannacht in een droom veel geleden omwille van hem.’ Dit bericht van Claudia bracht Pilatus niet alleen ernstig van streek, waardoor er vertraging ontstond in de rechtspraak, maar helaas gaf het de Joodse oversten ook ruimschoots de gelegenheid om zich vrijelijk tussen het volk te begeven en de mensen aan te sporen te roepen om de vrijlating van Barabbas en met alle geweld de kruisiging van Jezus te eisen. 185:5.8 (1994.2) Pilate indicated to those assembled before him that he wished to read the communication which he had just received before he proceeded further with the matter before him. When Pilate opened this letter from his wife, he read: “I pray you have nothing to do with this innocent and just man whom they call Jesus. I have suffered many things in a dream this night because of him.” This note from Claudia not only greatly upset Pilate and thereby delayed the adjudication of this matter, but it unfortunately also provided considerable time in which the Jewish rulers freely circulated among the crowd and urged the people to call for the release of Barabbas and to clamor for the crucifixion of Jesus.
185:5.9 (1994.3) Ten slotte nam Pilatus de oplossing van het probleem waarmee hij zich geconfronteerd zag, weer ter hand door het gemengde gezelschap van Joodse oversten en de om gratie verzoekende menigte te vragen: ‘Wat zal ik doen met hem die de koning der Joden genoemd wordt?’ En zij riepen allen eenstemmig: ‘Kruisig hem! Kruisig hem!’ De eenstemmigheid van deze eis van de gemengde menigte schokte en alarmeerde Pilatus, de onrechtvaardige en door vrees bevangen rechter. 185:5.9 (1994.3) Finally, Pilate addressed himself once more to the solution of the problem which confronted him, by asking the mixed assembly of Jewish rulers and the pardon-seeking crowd, “What shall I do with him who is called the king of the Jews?” And they all shouted with one accord, “Crucify him! Crucify him!” The unanimity of this demand from the mixed multitude startled and alarmed Pilate, the unjust and fear-ridden judge.
185:5.10 (1994.4) Daarop zei Pilatus nogmaals: ‘Waarom wilt ge deze man kruisigen? Wat voor kwaads heeft hij gedaan? Wie wil naar voren komen en tegen hem getuigen?’ Maar toen zij Pilatus deze woorden ter verdediging van Jezus hoorden spreken, riepen zij alleen maar harder: ‘Kruisig hem! Kruisig hem!’ 185:5.10 (1994.4) Then once more Pilate said: “Why would you crucify this man? What evil has he done? Who will come forward to testify against him?” But when they heard Pilate speak in defense of Jesus, they only cried out all the more, “Crucify him! Crucify him!”
185:5.11 (1994.5) Toen deed Pilatus wederom een beroep op hen inzake de vrijlating van de Pascha-gevangene, zeggende: ‘Nogmaals vraag ik u, welke van deze gevangenen zal ik u vrijlaten op dit moment, ten tijde van uw Pascha?’ En opnieuw schreeuwde de menigte: ‘Geef ons Barabbas!’ 185:5.11 (1994.5) Then again Pilate appealed to them regarding the release of the Passover prisoner, saying: “Once more I ask you, which of these prisoners shall I release to you at this, your Passover time?” And again the crowd shouted, “Give us Barabbas!”
185:5.12 (1994.6) Daarop zei Pilatus: ‘Indien ik de moordenaar Barabbas vrijlaat, wat zal ik dan met Jezus doen?’ En de menigte schreeuwde nogmaals eenstemmig: ‘Kruisig hem! Kruisig hem!’ 185:5.12 (1994.6) Then said Pilate: “If I release the murderer, Barabbas, what shall I do with Jesus?” And once more the multitude shouted in unison, “Crucify him! Crucify him!”
185:5.13 (1994.7) Dit aanhoudende getier van de massa, onder rechtstreekse aanvoering van de overpriesters en de raadsleden van het Sanhedrin, was een verschrikking voor Pilatus; niettemin besloot hij om althans nog één keer te proberen de menigte tevreden te stellen en Jezus te redden. 185:5.13 (1994.7) Pilate was terrorized by the insistent clamor of the mob, acting under the direct leadership of the chief priests and the councilors of the Sanhedrin; nevertheless, he decided upon at least one more attempt to appease the crowd and save Jesus.
6. Het laatste beroep van Pilatus ^top 6. Pilate’s Last Appeal ^top
185:6.1 (1994.8) Aan alles wat er op deze vroege vrijdagochtend voor Pilatus gebeurt, nemen alleen de vijanden van Jezus deel. Zijn vele vrienden weten nog niet van zijn nachtelijke arrestatie en zijn verhoor in de vroege ochtend, ofwel zij houden zich schuil, om niet eveneens in hechtenis te worden genomen en ter dood veroordeeld te worden omdat zij geloven in het onderricht van Jezus. De menigte die nu tiert om de dood van de Meester bestaat alleen uit zijn gezworen vijanden en het gemakkelijk te leiden, onnadenkende gewone volk. 185:6.1 (1994.8) In all that is transpiring early this Friday morning before Pilate, only the enemies of Jesus are participating. His many friends either do not yet know of his night arrest and early morning trial or are in hiding lest they also be apprehended and adjudged worthy of death because they believe Jesus’ teachings. In the multitude which now clamors for the Master’s death are to be found only his sworn enemies and the easily led and unthinking populace.
185:6.2 (1995.1) Pilatus wilde nog een laatste beroep doen op hun medelijden. Omdat hij bang was in te gaan tegen de luide roep van deze misleide massa die schreeuwde om het bloed van Jezus, beval hij de Joodse wachters en de Romeinse soldaten Jezus mee te nemen en hem te geselen. Op zichzelf was dit een onrechtvaardige en illegale procedure, aangezien volgens de Romeinse wet alleen degenen die veroordeeld waren om de kruisdood te sterven aldus gegeseld dienden te worden. De wachters brachten Jezus naar de open binnenplaats van het praetorium voor deze bezoeking. Ofschoon zijn vijanden deze geseling niet aanschouwden, deed Pilatus dit wel, en voordat de geselaars klaar waren met deze boosaardige mishandeling, zei hij tegen de geselaars dat zij moesten ophouden en Jezus bij hem moesten brengen. Voordat de geselaars hun zwepen met knopen loslieten op Jezus, terwijl deze aan de geselpaal stond vastgebonden, deden zij hem opnieuw de purperen mantel om en maakten een doornenkroon die zij op zijn voorhoofd plaatsten. En toen zij hem ook een riet in de hand hadden gegeven als een pseudo-scepter, knielden zij voor hem neer en bespotten hem en zeiden: ‘Heil u, koning der Joden!’ Zij spuwden naar hem en sloegen hem met hun handen in het gelaat. Eén van hen nam hem het riet uit de hand en sloeg hem daarmee op het hoofd, alvorens zij hem naar Pilatus terugbrachten. 185:6.2 (1995.1) Pilate would make one last appeal to their pity. Being afraid to defy the clamor of this misled mob who cried for the blood of Jesus, he ordered the Jewish guards and the Roman soldiers to take Jesus and scourge him. This was in itself an unjust and illegal procedure since the Roman law provided that only those condemned to die by crucifixion should be thus subjected to scourging. The guards took Jesus into the open courtyard of the praetorium for this ordeal. Though his enemies did not witness this scourging, Pilate did, and before they had finished this wicked abuse, he directed the scourgers to desist and indicated that Jesus should be brought to him. Before the scourgers laid their knotted whips upon Jesus as he was bound to the whipping post, they again put upon him the purple robe, and plaiting a crown of thorns, they placed it upon his brow. And when they had put a reed in his hand as a mock scepter, they knelt before him and mocked him, saying, “Hail, king of the Jews!” And they spit upon him and struck him in the face with their hands. And one of them, before they returned him to Pilate, took the reed from his hand and struck him upon the head.
185:6.3 (1995.2) Hierop geleidde Pilatus deze bloedende, gestriemde gevangene naar buiten en toonde hem aan de gemengde menigte, zeggende: ‘Ziet de mens! Wederom zeg ik u dat ik hem niet schuldig heb bevonden aan enige misdaad, en nu hij gegeseld is, wil ik hem vrijlaten’. 185:6.3 (1995.2) Then Pilate led forth this bleeding and lacerated prisoner and, presenting him before the mixed multitude, said: “Behold the man! Again I declare to you that I find no crime in him, and having scourged him, I would release him.”
185:6.4 (1995.3) Daar stond Jezus van Nazaret, gehuld in een oude purperen koningsmantel, met een kroon van doornen die in zijn vriendelijk voorhoofd boorde. Zijn gelaat was met bloed bevlekt en zijn gestalte door pijn en smart gebogen. Niets kan echter het gevoelloze hart beroeren van hen die het slachtoffer zijn van intense emotionele haat en slaven van religieuze vooringenomenheid. Deze aanblik deed een ontzaglijke huivering door de gebieden van een uitgestrekt universum gaan, maar het hart van degenen die vastbesloten waren om Jezus te verdelgen, werd er niet door geraakt. 185:6.4 (1995.3) There stood Jesus of Nazareth, clothed in an old purple royal robe with a crown of thorns piercing his kindly brow. His face was bloodstained and his form bowed down with suffering and grief. But nothing can appeal to the unfeeling hearts of those who are victims of intense emotional hatred and slaves to religious prejudice. This sight sent a mighty shudder through the realms of a vast universe, but it did not touch the hearts of those who had set their minds to effect the destruction of Jesus.
185:6.5 (1995.4) Toen zij zich hadden hersteld van de eerste schok van de aanblik van de staat waarin de Meester verkeerde, schreeuwden zij alleen des te harder en langer: ‘Kruisig hem! Kruisig hem!’ 185:6.5 (1995.4) When they had recovered from the first shock of seeing the Master’s plight, they only shouted the louder and the longer, “Crucify him! Crucify him! Crucify him!”
185:6.6 (1995.5) Nu drong het tot Pilatus door dat het nutteloos was een beroep te doen op de gevoelens van medelijden die hij bij hen aanwezig had geacht. Hij trad naar voren en zei: ‘Ik zie dat ge vastbesloten zijt dat deze man moet sterven, maar wat heeft hij gedaan waarmee hij de doodstraf verdiend zou hebben? Wie kan mij zijn misdaad duidelijk maken?’ 185:6.6 (1995.5) And now did Pilate comprehend that it was futile to appeal to their supposed feelings of pity. He stepped forward and said: “I perceive that you are determined this man shall die, but what has he done to deserve death? Who will declare his crime?”
185:6.7 (1995.6) Daarop kwam de hogepriester zelf naar voren, liep op Pilatus toe en verklaarde boos: ‘Wij hebben een heilige wet en volgens die wet moet deze man sterven, omdat hij van zichzelf gezegd heeft de Zoon van God te zijn.’ Toen Pilatus dit hoorde, werd hij nog banger, niet alleen voor de Joden, maar ook omdat hij zich het briefje van zijn vrouw herinnerde en de Griekse mythologie over goden die op aarde neerdalen, en hij beefde nu bij de gedachte dat Jezus wel eens een goddelijk personage zou kunnen zijn. Hij gebaarde de menigte rustig te blijven, terwijl hij Jezus bij de arm nam en hem weer het gebouw binnen leidde om hem verder te ondervragen. Pilatus was nu in verwarring door angst, verbijsterd door bijgeloof, en gekweld door de koppige houding van de volksmassa. 185:6.7 (1995.6) Then the high priest himself stepped forward and, going up to Pilate, angrily declared: “We have a sacred law, and by that law this man ought to die because he made himself out to be the Son of God.” When Pilate heard this, he was all the more afraid, not only of the Jews, but recalling his wife’s note and the Greek mythology of the gods coming down on earth, he now trembled at the thought of Jesus possibly being a divine personage. He waved to the crowd to hold its peace while he took Jesus by the arm and again led him inside the building that he might further examine him. Pilate was now confused by fear, bewildered by superstition, and harassed by the stubborn attitude of the mob.
7. Het laatste onderhoud met Pilatus ^top 7. Pilate’s Last Interview ^top
185:7.1 (1995.7) Bevend van angstige emotie ging Pilatus naast Jezus zitten en vroeg hem: ‘Waar komt ge vandaan? Wie zijt ge in werkelijkheid? Wat heeft dit te betekenen, dat ze zeggen dat ge de Zoon van God zijt?’ 185:7.1 (1995.7) As Pilate, trembling with fearful emotion, sat down by the side of Jesus, he inquired: “Where do you come from? Really, who are you? What is this they say, that you are the Son of God?”
185:7.2 (1996.1) Maar Jezus kon deze vragen moeilijk beantwoorden nu ze gesteld werden door een rechter die bang was voor de mensen, die zwak en besluiteloos was en zo onrechtvaardig, dat hij hem zelfs had laten geselen terwijl hij hem onschuldig had bevonden aan enig misdrijf, en vóór hij formeel ter dood veroordeeld was. Jezus keek Pilatus recht in de ogen maar gaf hem geen antwoord. Hierop zei Pilatus: ‘Weigert ge tot mij te spreken? Beseft ge dan niet dat ik nog steeds de macht heb u vrij te laten of te laten kruisigen?’ Toen sprak Jezus: ‘Ge zoudt geen macht over mij kunnen hebben tenzij dit van boven toegestaan werd. Ge zoudt geen gezag over de Zoon des Mensen kunnen uitoefenen, tenzij de Vader in de hemel zulks toelaat. Gij zijt echter niet zo schuldig, omdat ge onbekend zijt met het evangelie. Hij die mij verraden heeft, en hij die mij aan u heeft uitgeleverd, zij begaan de grootste zonde.’ 185:7.2 (1996.1) But Jesus could hardly answer such questions when asked by a man-fearing, weak, and vacillating judge who was so unjust as to subject him to flogging even when he had declared him innocent of all crime, and before he had been duly sentenced to die. Jesus looked Pilate straight in the face, but he did not answer him. Then said Pilate: “Do you refuse to speak to me? Do you not realize that I still have power to release you or to crucify you?” Then said Jesus: “You could have no power over me except it were permitted from above. You could exercise no authority over the Son of Man unless the Father in heaven allowed it. But you are not so guilty since you are ignorant of the gospel. He who betrayed me and he who delivered me to you, they have the greater sin.”
185:7.3 (1996.2) Dit laatste onderhoud met Jezus beangstigde Pilatus hevig. Deze morele lafaard en zwakkeling in juridische zaken ging nu gebukt onder de dubbele last van zijn bijgelovige vrees voor Jezus en zijn dodelijke angst voor de Joodse leiders. 185:7.3 (1996.2) This last talk with Jesus thoroughly frightened Pilate. This moral coward and judicial weakling now labored under the double weight of the superstitious fear of Jesus and mortal dread of the Jewish leaders.
185:7.4 (1996.3) Wederom verscheen Pilatus voor de menigte en zei: ‘Ik ben ervan overtuigd dat deze man alleen maar overtredingen begaan heeft op godsdienstig terrein. Neem hem mee en oordeel hem volgens uw eigen wetten. Hoe kunt ge verwachten dat ik in zijn dood zou toestemmen alleen omdat hij in strijd met uw tradities heeft gehandeld?’ 185:7.4 (1996.3) Again Pilate appeared before the crowd, saying: “I am certain this man is only a religious offender. You should take him and judge him by your law. Why should you expect that I would consent to his death because he has clashed with your traditions?”
185:7.5 (1996.4) Pilatus stond juist op het punt Jezus vrij te laten, toen de hogepriester Kajafas op de laffe Romeinse rechter toetrad, wraakzuchtig zijn vinger in het gezicht van Pilatus schudde, en op verbolgen toon ten aanhore van de gehele menigte zei: ‘Indien gij deze man vrijlaat, zijt ge niet de vriend van Caesar, en ik zal ervoor zorgen dat de keizer alles te horen krijgt.’ Dit openlijke dreigement was Pilatus teveel. Vrees voor zijn persoonlijke carrière en fortuin overschaduwde nu alle andere overwegingen, en de laffe landvoogd gaf bevel Jezus naar buiten te leiden, voor zijn rechterstoel. Toen de Meester daar voor hen stond, wees Pilatus op hem en zei honend: ‘Ziet uw koning.’ En de Joden antwoordden: ‘Weg met hem. Kruisig hem!’ En toen zei Pilatus met veel ironie en sarcasme: ‘Zal ik uw koning kruisigen?’ En de Joden antwoordden: ‘Ja, kruisig hem! Wij hebben geen koning behalve Caesar.’ Toen besefte Pilatus dat er geen hoop was dat hij Jezus kon redden, want hij was niet bereid de Joden te trotseren. 185:7.5 (1996.4) Pilate was just about ready to release Jesus when Caiaphas, the high priest, approached the cowardly Roman judge and, shaking an avenging finger in Pilate’s face, said with angry words which the entire multitude could hear: “If you release this man, you are not Caesar’s friend, and I will see that the emperor knows all.” This public threat was too much for Pilate. Fear for his personal fortunes now eclipsed all other considerations, and the cowardly governor ordered Jesus brought out before the judgment seat. As the Master stood there before them, he pointed to him and tauntingly said, “Behold your king.” And the Jews answered, “Away with him. Crucify him!” And then Pilate said, with much irony and sarcasm, “Shall I crucify your king?” And the Jews answered, “Yes, crucify him! We have no king but Caesar.” And then did Pilate realize that there was no hope of saving Jesus since he was unwilling to defy the Jews.
8. De tragische capitulatie van Pilatus ^top 8. Pilate’s Tragic Surrender ^top
185:8.1 (1996.5) Daar stond nu de Zoon van God, geïncarneerd als de Zoon des Mensen. Hij was gearresteerd zonder aanklacht, beschuldigd zonder bewijs, veroordeeld zonder getuigen, gestraft zonder dat er uitspraak was gedaan, en nu zou hij weldra ter dood veroordeeld worden door een onrechtvaardige rechter die erkende dat hij geen schuld in hem kon vinden. Als Pilatus had gedacht een beroep op hun patriotisme te kunnen doen door Jezus ‘koning der Joden’ te noemen, was dat een volslagen mislukking geworden. De Joden verwachtten niet zulk een koning. De openlijke verklaring van de overpriesters en de Sadduceeën, ‘Wij hebben geen koning behalve Caesar,’ was zelfs voor de redeloze volksmassa een schok, maar het was nu te laat om Jezus te redden, zelfs als de massa had gedurfd zich achter de Meester te scharen. 185:8.1 (1996.5) Here stood the Son of God incarnate as the Son of Man. He was arrested without indictment; accused without evidence; adjudged without witnesses; punished without a verdict; and now was soon to be condemned to die by an unjust judge who confessed that he could find no fault in him. If Pilate had thought to appeal to their patriotism by referring to Jesus as the “king of the Jews,” he utterly failed. The Jews were not expecting any such a king. The declaration of the chief priests and the Sadducees, “We have no king but Caesar,” was a shock even to the unthinking populace, but it was too late now to save Jesus even had the mob dared to espouse the Master’s cause.
185:8.2 (1996.6) Pilatus was bang voor opschudding en oproer. Hij durfde zo’n ordeverstoring in Jeruzalem gedurende de Paastijd niet te riskeren. Hij had nog maar kortgeleden een reprimande van Caesar ontvangen en wilde zoiets niet opnieuw riskeren. De massa juichte toen hij het bevel gaf Barabbas vrij te laten. Daarna liet hij zich een kom water brengen, en ten aanschouwe van de menigte waste hij zijn handen en zei: ‘Ik ben onschuldig aan het bloed van deze man. Gij zijt vastbesloten dat hij moet sterven, maar ik heb geen schuld in hem gevonden. Het is nu uw zaak. De soldaten zullen hem wegbrengen.’ En hierop juichte de massa en riep terug: ‘Zijn bloed kome over ons en onze kinderen.’ 185:8.2 (1996.6) Pilate was afraid of a tumult or a riot. He dared not risk having such a disturbance during Passover time in Jerusalem. He had recently received a reprimand from Caesar, and he would not risk another. The mob cheered when he ordered the release of Barabbas. Then he ordered a basin and some water, and there before the multitude he washed his hands, saying: “I am innocent of the blood of this man. You are determined that he shall die, but I have found no guilt in him. See you to it. The soldiers will lead him forth.” And then the mob cheered and replied, “His blood be on us and on our children.”