Verhandeling 187 Paper 187
De kruisiging The Crucifixion
187:0.1 (2004.1) TOEN de twee struikrovers klaar waren gemaakt, gingen de soldaten, onder aanvoering van een hoofdman over honderd, op weg naar de plaats van de kruisiging. Deze centurion die de leiding had over de twaalf soldaten, was dezelfde kapitein die de Romeinse soldaten de vorige nacht had aangevoerd bij de arrestatie van Jezus in Getsemane. De Romeinen waren gewoon vier soldaten aan te stellen voor iedere persoon die gekruisigd moest worden. De twee rovers waren naar het gebruik gegeseld vóór zij naar buiten werden gebracht om gekruisigd te worden, maar Jezus behoefde geen verdere kastijding te ondergaan: de kapitein vond ongetwijfeld dat hij vóór zijn veroordeling reeds voldoende gegeseld was. 187:0.1 (2004.1) AFTER the two brigands had been made ready, the soldiers, under the direction of a centurion, started for the scene of the crucifixion. The centurion in charge of these twelve soldiers was the same captain who had led forth the Roman soldiers the previous night to arrest Jesus in Gethsemane. It was the Roman custom to assign four soldiers for each person to be crucified. The two brigands were properly scourged before they were taken out to be crucified, but Jesus was given no further physical punishment; the captain undoubtedly thought he had already been sufficiently scourged, even before his condemnation.
187:0.2 (2004.2) De twee dieven die met Jezus gekruisigd werden, waren kameraden van Barabbas en zouder later samen met hun leider ter dood zijn gebracht, indien deze niet was vrijgekomen doordat Pilatus hem ter gelegenheid van het Paasfeest zijn straf had kwijtgescholden. Jezus werd dus in de plaats van Barabbas gekruisigd. 187:0.2 (2004.2) The two thieves crucified with Jesus were associates of Barabbas and would later have been put to death with their leader if he had not been released as the Passover pardon of Pilate. Jesus was thus crucified in the place of Barabbas.
187:0.3 (2004.3) Wat Jezus nu op het punt staat te doen, zich onderwerpen aan de kruisdood, doet hij uit eigen vrije wil. Hij voorzegde deze ervaring met de woorden: ‘De Vader heeft mij lief en schraagt mij, omdat ik bereid ben mijn leven af te leggen. Maar ik zal het weer opnemen. Niemand kan mij mijn leven ontnemen — ik leg het uit mijzelf af. Ik heb het recht het af te leggen en het recht het op te nemen. Dit gezag heb ik van mijn Vader ontvangen.’ 187:0.3 (2004.3) What Jesus is now about to do, submit to death on the cross, he does of his own free will. In foretelling this experience, he said: “The Father loves and sustains me because I am willing to lay down my life. But I will take it up again. No one takes my life away from me—I lay it down of myself. I have authority to lay it down, and I have authority to take it up. I have received such a commandment from my Father.”
187:0.4 (2004.4) Het was even voor negenen toen de soldaten Jezus uit het praetorium naar buiten brachten en met hem op weg gingen naar Golgota. Zij werden gevolgd door velen die heimelijk met Jezus sympathiseerden, maar de meesten in deze groep van ruim tweehonderd mensen waren òf zijn vijanden, òf nieuwsgierige leeglopers die alleen belust waren op de schok van het bijwonen van de kruisigingen. Slechts enkelen van de Joodse leiders kwamen de stad uit om Jezus aan het kruis te zien sterven. Nu de leiders wisten dat Jezus door Pilatus aan de Romeinse soldaten was overgedragen en dat hij ter dood was veroordeeld, waren zij druk aan het vergaderen in de tempel, en beraadslaagden wat er met zijn volgelingen diende te gebeuren. 187:0.4 (2004.4) It was just before nine o’clock this morning when the soldiers led Jesus from the praetorium on the way to Golgotha. They were followed by many who secretly sympathized with Jesus, but most of this group of two hundred or more were either his enemies or curious idlers who merely desired to enjoy the shock of witnessing the crucifixions. Only a few of the Jewish leaders went out to see Jesus die on the cross. Knowing that he had been turned over to the Roman soldiers by Pilate, and that he was condemned to die, they busied themselves with their meeting in the temple, whereat they discussed what should be done with his followers.
1. Op weg naar Golgota ^top 1. On the Way to Golgotha ^top
187:1.1 (2004.5) Voordat zij de binnenplaats van het praetorium verlieten, legden de soldaten Jezus de dwarsbalk op zijn schouders. Het was de gewoonte om de veroordeelde te dwingen de dwarsbalk naar de plaats van de kruisiging te dragen. Zo’n veroordeelde droeg niet het hele kruis, maar alleen deze korte balk. De lange, staande balken voor de drie kruisen waren reeds naar Golgota vervoerd en toen de soldaten daar met hun gevangenen arriveerden, stonden ze al stevig in de grond. 187:1.1 (2004.5) Before leaving the courtyard of the praetorium, the soldiers placed the crossbeam on Jesus’ shoulders. It was the custom to compel the condemned man to carry the crossbeam to the site of the crucifixion. Such a condemned man did not carry the whole cross, only this shorter timber. The longer and upright pieces of timber for the three crosses had already been transported to Golgotha and, by the time of the arrival of the soldiers and their prisoners, had been firmly implanted in the ground.
187:1.2 (2004.6) Volgens gewoonte voerde de kapitein de stoet aan, waarbij hij kleine witte borden meedroeg waarop met houtskool de namen van de misdadigers waren geschreven en de aard van de misdaden waarvoor ze waren veroordeeld. Voor de twee dieven had de kapitein kleine borden met hun naam en daaronder alleen het woord ‘Struikrover.’ Het was de gewoonte om nadat het slachtoffer op de dwarsbalk was genageld en naar zijn plaats op de staande balk was opgehesen, deze kennisgeving aan de top van het kruis te spijkeren, vlak boven het hoofd van de misdadiger, zodat alle aanwezigen konden zien voor welke misdaad de veroordeelde werd gekruisigd. Het bord dat de hoofdman bij zich had om op het kruis van Jezus te plaatsen, was door Pilatus zelf voorzien van een opschrift in het Latijn, Grieks en Aramees, en luidde: ‘Jezus van Nazaret — de Koning der Joden.’ 187:1.2 (2004.6) According to custom the captain led the procession, carrying small white boards on which had been written with charcoal the names of the criminals and the nature of the crimes for which they had been condemned. For the two thieves the centurion had notices which gave their names, underneath which was written the one word, “Brigand.” It was the custom, after the victim had been nailed to the crossbeam and hoisted to his place on the upright timber, to nail this notice to the top of the cross, just above the head of the criminal, that all witnesses might know for what crime the condemned man was being crucified. The legend which the centurion carried to put on the cross of Jesus had been written by Pilate himself in Latin, Greek, and Aramaic, and it read: “Jesus of Nazareth—the King of the Jews.”
187:1.3 (2005.1) Enkelen van de Joodse gezagsdragers die nog aanwezig waren toen Pilatus dit opschrift opstelde, maakten heftig bezwaar dat Jezus ‘de koning der Joden’ werd genoemd. Pilatus herinnerde hen er echter aan dat deze beschuldiging een deel van de aanklacht was die tot zijn veroordeling had geleid. Toen de Joden merkten dat zij Pilatus niet van gedachten konden doen veranderen, bepleitten zij om het opschrift althans te veranderen in: ‘Hij zei: “Ik ben de koning der Joden’’, maar Pilatus was niet te vermurwen; hij wilde het geschrevene niet veranderen. Op al hun verdere aandringen antwoordde hij slechts: ‘Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven.’ 187:1.3 (2005.1) Some of the Jewish authorities who were yet present when Pilate wrote this legend made vigorous protest against calling Jesus the “king of the Jews.” But Pilate reminded them that such an accusation was part of the charge which led to his condemnation. When the Jews saw they could not prevail upon Pilate to change his mind, they pleaded that at least it be modified to read, “He said, ‘I am the king of the Jews.’” But Pilate was adamant; he would not alter the writing. To all further supplication he only replied, “What I have written, I have written.”
187:1.4 (2005.2) Onder gewone omstandigheden was het gebruikelijk om via de langste route naar Golgota te gaan, zodat een groot aantal personen de veroordeelde misdadiger te zien kreeg, maar deze dag nam men de kortste route naar de Damascus-poort, die toegang gaf tot de weg die in noordelijke richting uit de stad voerde, en langs deze weg kwamen zij spoedig aan op Golgota, de officieële kruisigingsplaats van Jeruzalem. Voorbij Golgota lagen de villa’s der rijken en aan de andere kant van de weg waren de graftomben van vele welgestelde Joden. 187:1.4 (2005.2) Ordinarily, it was the custom to journey to Golgotha by the longest road in order that a large number of persons might view the condemned criminal, but on this day they went by the most direct route to the Damascus gate, which led out of the city to the north, and following this road, they soon arrived at Golgotha, the official crucifixion site of Jerusalem. Beyond Golgotha were the villas of the wealthy, and on the other side of the road were the tombs of many well-to-do Jews.
187:1.5 (2005.3) Kruisiging was geen Joodse vorm van straf. Zowel de Grieken als de Romeinen hadden deze executiemethode van de Feniciërs geleerd. Zelfs Herodes had in al zijn wreedheid nooit zijn toevlucht genomen tot kruisigingen. De Romeinen kruisigden nooit een Romeins burger: alleen slaven en onderworpen volken werden onderworpen aan deze oneervolle dood. Tijdens het beleg van Jeruzalem, precies veertig jaar na de kruisiging van Jezus, was heel Golgota bedekt met vele duizenden kruisen, waarop dag in dag uit de bloem van het Joodse volk omkwam. Voorwaar, een verschrikkelijke oogst van het zaad dat op deze dag werd gezaaid. 187:1.5 (2005.3) Crucifixion was not a Jewish mode of punishment. Both the Greeks and the Romans learned this method of execution from the Phoenicians. Even Herod, with all his cruelty, did not resort to crucifixion. The Romans never crucified a Roman citizen; only slaves and subject peoples were subjected to this dishonorable mode of death. During the siege of Jerusalem, just forty years after the crucifixion of Jesus, all of Golgotha was covered by thousands upon thousands of crosses upon which, from day to day, there perished the flower of the Jewish race. A terrible harvest, indeed, of the seed-sowing of this day.
187:1.6 (2005.4) Toen de stoet met de ter dood veroordeelden door de nauwe straten van Jeruzalem trok, konden vele teerhartige vrouwen die Jezus’ woorden van opbeuring en mededogen hadden aangehoord en wisten van zijn leven van liefdevol dienstbetoon, hun tranen niet bedwingen toen zij hem deze verachtelijke dood tegemoet zagen gaan. Terwijl hij voorbijging, klaagden en weenden vele van deze vrouwen. Toen enkelen hunner het zelfs waagden aan zijn zijde mee te lopen, wendde de Meester zich naar hen om en zei: ‘Dochters van Jeruzalem, weent niet om mij, maar weent liever om uzelf en om uw kinderen. Mijn werk is bijna volbracht — weldra ga ik naar mijn Vader — maar de tijden van vreselijke kommer voor Jeruzalem gaan nu pas beginnen. Ziet, de dagen zullen komen waarin ge zult zeggen: Zalig zijn de onvruchtbaren en zij wier borsten nooit hun kleinen hebben gezoogd. In die dagen zult ge bidden dat de rotsen van de bergen op u mogen vallen om bevrijd te zijn van de verschrikkingen van uw beproevingen.’ 187:1.6 (2005.4) As the death procession passed along the narrow streets of Jerusalem, many of the tenderhearted Jewish women who had heard Jesus’ words of good cheer and compassion, and who knew of his life of loving ministry, could not refrain from weeping when they saw him being led forth to such an ignoble death. As he passed by, many of these women bewailed and lamented. And when some of them even dared to follow along by his side, the Master turned his head toward them and said: “Daughters of Jerusalem, weep not for me, but rather weep for yourselves and for your children. My work is about done—soon I go to my Father—but the times of terrible trouble for Jerusalem are just beginning. Behold, the days are coming in which you shall say: Blessed are the barren and those whose breasts have never suckled their young. In those days will you pray the rocks of the hills to fall on you in order that you may be delivered from the terrors of your troubles.”
187:1.7 (2005.5) Het was zeer moedig van deze vrouwen van Jeruzalem om hun sympathie voor Jezus te laten blijken, want de wet verbood ten strengste om vriendschappelijke gevoelens te tonen voor iemand die werd weggeleid om gekruisigd te worden. Het was het gepeupel wel toegestaan een veroordeelde uit te jouwen en te bespotten en hem belachelijk te maken, maar er mocht geen enkel medegevoel worden getoond. Ofschoon Jezus deze manifestatie van medegevoel in dit donkere uur, waarin zijn vrienden zich schuil hielden, waardeerde, wilde hij niet dat deze goedhartige vrouwen zich het ongenoegen van de autoriteiten op de hals haalden door medelijden met hem te durven tonen. Zelfs in een ogenblik als dit dacht Jezus maar weinig aan zichzelf, maar vooral aan de verschrikkelijk tragische dagen die Jeruzalem en heel de Joodse natie te wachten stonden. 187:1.7 (2005.5) These women of Jerusalem were indeed courageous to manifest sympathy for Jesus, for it was strictly against the law to show friendly feelings for one who was being led forth to crucifixion. It was permitted the rabble to jeer, mock, and ridicule the condemned, but it was not allowed that any sympathy should be expressed. Though Jesus appreciated the manifestation of sympathy in this dark hour when his friends were in hiding, he did not want these kindhearted women to incur the displeasure of the authorities by daring to show compassion in his behalf. Even at such a time as this Jesus thought little about himself, only of the terrible days of tragedy ahead for Jerusalem and the whole Jewish nation.
187:1.8 (2006.1) Terwijl de Meester moeizaam voortging op weg naar de kruisiging was hij zeer vermoeid, de uitputting nabij. Sinds het Laatste Avondmaal ten huize van Elia Marcus had niemand hem voedsel of water gegeven, en evenmin was hem een moment van slaap gegund geweest. Hij had het ene verhoor na het andere moeten ondergaan tot aan het uur van zijn veroordeling toe, om maar te zwijgen van de beledigende geseling en het lichamelijke lijden en bloedverlies dat daarmee gepaard was gegaan. Bij dit alles overheerste zijn extreme mentale lijden, zijn acute geestelijke spanning en een vreselijk gevoel van menselijke eenzaamheid. 187:1.8 (2006.1) As the Master trudged along on the way to the crucifixion, he was very weary; he was nearly exhausted. He had had neither food nor water since the Last Supper at the home of Elijah Mark; neither had he been permitted to enjoy one moment of sleep. In addition, there had been one hearing right after another up to the hour of his condemnation, not to mention the abusive scourgings with their accompanying physical suffering and loss of blood. Superimposed upon all this was his extreme mental anguish, his acute spiritual tension, and a terrible feeling of human loneliness.
187:1.9 (2006.2) Kort nadat Jezus de poort was gepasseerd op de weg die de stad uitleidde en hij wankelde onder het torsen van de dwarsbalk, begaf zijn fysieke kracht het voor een ogenblik en viel hij neer onder het gewicht van zijn zware last. De soldaten schreeuwden tegen hem en schopten hem, maar hij kon niet opstaan. Toen de kapitein dit zag, beval hij, wetende wat Jezus reeds had moeten verduren, de soldaten op te houden. Vervolgens droeg hij een voorbijganger, een zekere Simon van Cyrene, op de dwarsbalk van Jezus’ schouders te nemen en dwong hij hem de balk de rest van de tocht naar Golgota te dragen. 187:1.9 (2006.2) Shortly after passing through the gate on the way out of the city, as Jesus staggered on bearing the crossbeam, his physical strength momentarily gave way, and he fell beneath the weight of his heavy burden. The soldiers shouted at him and kicked him, but he could not arise. When the captain saw this, knowing what Jesus had already endured, he commanded the soldiers to desist. Then he ordered a passerby, one Simon from Cyrene, to take the crossbeam from Jesus’ shoulders and compelled him to carry it the rest of the way to Golgotha.
187:1.10 (2006.3) Deze Simon was helemaal uit Cyrene in Noord-Afrika gekomen om het Paasfeest bij te wonen. Hij verbleef met andere mensen uit Cyrene even buiten de stadsmuren, en was op weg naar de tempeldiensten in de stad toen de Romeinse kapitein hem beval de dwarsbalk van Jezus te dragen. Simon bleef tijdens alle uren tijdens welke de Meester stervende was aan het kruis in zijn buurt, en sprak met veel van Jezus’ vrienden en ook met zijn vijanden. Na de opstanding en nog voordat hij Jeruzalem verliet, was Simon een dapper gelovige in het evangelie van het koninkrijk geworden, en nadat hij naar huis was teruggekeerd, leidde hij ook zijn gezin het hemelse koninkrijk binnen. Zijn beide zonen, Alexander en Rufus, werden zeer succesvolle leraren van het nieuwe evangelie in Afrika. Simon heeft echter nooit geweten dat de Jezus wiens last hij droeg, en de Joodse leermeester die eens vriendschap sloot met zijn gewonde zoon, een en dezelfde persoon waren. 187:1.10 (2006.3) This man Simon had come all the way from Cyrene, in northern Africa, to attend the Passover. He was stopping with other Cyrenians just outside the city walls and was on his way to the temple services in the city when the Roman captain commanded him to carry Jesus’ crossbeam. Simon lingered all through the hours of the Master’s death on the cross, talking with many of his friends and with his enemies. After the resurrection and before leaving Jerusalem, he became a valiant believer in the gospel of the kingdom, and when he returned home, he led his family into the heavenly kingdom. His two sons, Alexander and Rufus, became very effective teachers of the new gospel in Africa. But Simon never knew that Jesus, whose burden he bore, and the Jewish tutor who once befriended his injured son, were the same person.
187:1.11 (2006.4) Het was kort na negen uur toen deze doodsprocessie op Golgota aankwam en de Romeinse soldaten zich aan hun taak zetten om de beide boeven en de Zoon des Mensen ieder aan hun eigen kruis te nagelen. 187:1.11 (2006.4) It was shortly after nine o’clock when this procession of death arrived at Golgotha, and the Roman soldiers set themselves about the task of nailing the two brigands and the Son of Man to their respective crosses.
2. De kruisiging ^top 2. The Crucifixion ^top
187:2.1 (2006.5) De soldaten bonden eerst de armen van de Meester met koorden vast tegen de dwarsbalk en nagelden daarna zijn handen aan het hout. Toen zij de dwarsbalk omhoog hadden gehesen langs de staande balk van het kruis, en zij deze daaraan stevig hadden vastgespijkerd, bonden en nagelden zij zijn voeten aan het hout, waarbij zij één lange nagel gebruikten om beide voeten te doorboren. De staande balk had een grote pen die op de juiste hoogte was aangebracht en als een soort zadel diende om het lichaamsgewicht te ondersteunen. Het kruis was niet hoog, de voeten van de Meester bevonden zich slechts ongeveer één meter boven de grond. Daardoor kon hij alles horen wat er honend over hem gezegd werd en kon hij duidelijk de gelaatsuitdrukking zien van allen die zo onnadenkend de spot met hem dreven. En ook konden de aanwezigen gemakkelijk alles horen wat Jezus zei in die uren van langgerekte marteling en langzaam sterven. 187:2.1 (2006.5) The soldiers first bound the Master’s arms with cords to the crossbeam, and then they nailed his hands to the wood. When they had hoisted this crossbeam up on the post, and after they had nailed it securely to the upright timber of the cross, they bound and nailed his feet to the wood, using one long nail to penetrate both feet. The upright timber had a large peg, inserted at the proper height, which served as a sort of saddle for supporting the body weight. The cross was not high, the Master’s feet being only about three feet from the ground. He was therefore able to hear all that was said of him in derision and could plainly see the expression on the faces of all those who so thoughtlessly mocked him. And also could those present easily hear all that Jesus said during these hours of lingering torture and slow death.
187:2.2 (2007.1) Het was de gewoonte om degenen die gekruisigd moesten worden te ontdoen van alle kleding, maar omdat de Joden ernstig bezwaar hadden tegen het publiekelijk vertonen van het naakte menselijke lichaam, zorgden de Romeinen bij alle kruisigingen in Jeruzalem voor een passende lendendoek. Aldus werd ook Jezus, nadat hem zijn kleren afgenomen waren, deze doek omgedaan vóór hij aan het kruis werd genageld. 187:2.2 (2007.1) It was the custom to remove all clothes from those who were to be crucified, but since the Jews greatly objected to the public exposure of the naked human form, the Romans always provided a suitable loin cloth for all persons crucified at Jerusalem. Accordingly, after Jesus’ clothes had been removed, he was thus garbed before he was put upon the cross.
187:2.3 (2007.2) De methode van kruisiging werd gebruikt als een wrede, langgerekte bestraffing, waarbij het slachtoffer soms pas na enkele dagen overleed. Een aanzienlijk deel van de inwoners van Jeruzalem was fel tegen kruisigingen gekant, en er bestond een genootschap van Joodse vrouwen dat altijd een afgevaardigde naar de kruisigingen zond met het doel het slachtoffer wijn met een verdovend middel aan te bieden, en zo zijn lijden te verzachten. Maar toen Jezus de verdovende wijn proefde, weigerde hij deze te drinken, hoe dorstig hij ook was. De Meester verkoos zijn menselijke bewustzijn tot het allerlaatst te behouden. Hij wenste de dood, zelfs in deze wrede en onmenselijke vorm, tegemoet te treden en te overwinnen door zich vrijwillig te onderwerpen aan de volle menselijke ervaring. 187:2.3 (2007.2) Crucifixion was resorted to in order to provide a cruel and lingering punishment, the victim sometimes not dying for several days. There was considerable sentiment against crucifixion in Jerusalem, and there existed a society of Jewish women who always sent a representative to crucifixions for the purpose of offering drugged wine to the victim in order to lessen his suffering. But when Jesus tasted this narcotized wine, as thirsty as he was, he refused to drink it. The Master chose to retain his human consciousness until the very end. He desired to meet death, even in this cruel and inhuman form, and conquer it by voluntary submission to the full human experience.
187:2.4 (2007.3) Voordat Jezus aan het kruis werd genageld, waren de beide struikrovers reeds aan hun kruisen gehangen, waarbij zij voortdurend vloekten en op hun beulen spuwden. Toen Jezus op de dwarsbalk werd vastgenageld, waren zijn enige woorden: ‘Vader, vergeef hen, want zij weten niet wat ze doen.’ Hij had niet zo’n mededogende en liefderijke voorspraak voor zijn beulen kunnen zijn, indien zulke gedachten van liefdevolle toewijding niet de drijfveer van zijn hele leven van onbaatzuchtige dienstbaarheid waren geweest. De ideeën, motieven, en verlangens van een heel leven komen bij een crisis openlijk tot uiting. 187:2.4 (2007.3) Before Jesus was put on his cross, the two brigands had already been placed on their crosses, all the while cursing and spitting upon their executioners. Jesus’ only words, as they nailed him to the crossbeam, were, “Father, forgive them, for they know not what they do.” He could not have so mercifully and lovingly interceded for his executioners if such thoughts of affectionate devotion had not been the mainspring of all his life of unselfish service. The ideas, motives, and longings of a lifetime are openly revealed in a crisis.
187:2.5 (2007.4) Toen de Meester was opgehesen op het kruis, spijkerde de kapitein boven zijn hoofd het opschrift dat in drie talen luidde: ‘Jezus van Nazaret, de Koning der Joden.’ De Joden waren woedend over deze vermeende belediging. Pilatus echter was geërgerd door hun ongepaste optreden; hij voelde zich geïntimideerd en vernederd, en op deze kleingeestige manier nam hij wraak. Hij had ook kunnen schrijven: ‘Jezus, een opstandeling.’ Hij wist echter heel goed dat deze Joden in Jeruzalem alleen al de naam Nazaret verachtten, en hij was vastbesloten hen op deze wijze te vernederen. Hij wist dat zij ook diep gekrenkt zouden zijn als ze zagen dat deze terechtgestelde Galileeër ‘De Koning der Joden’ genoemd werd. 187:2.5 (2007.4) After the Master was hoisted on the cross, the captain nailed the title up above his head, and it read in three languages, “Jesus of Nazareth—the King of the Jews.” The Jews were infuriated by this believed insult. But Pilate was chafed by their disrespectful manner; he felt he had been intimidated and humiliated, and he took this method of obtaining petty revenge. He could have written “Jesus, a rebel.” But he well knew how these Jerusalem Jews detested the very name of Nazareth, and he was determined thus to humiliate them. He knew that they would also be cut to the very quick by seeing this executed Galilean called “The King of the Jews.”
187:2.6 (2007.5) Velen van de Joodse leiders spoedden zich naar Golgota toen ze hoorden hoe Pilatus trachtte hen belachelijk te maken door dit opschrift op het kruis van Jezus te plaatsen, maar zij waagden het niet te proberen het opschrift weg te halen, omdat de Romeinse soldaten op wacht stonden. Nu ze de betiteling niet weg konden nemen, mengden deze leiders zich onder de menigte en deden zij al het mogelijke om de mensen aan te zetten tot hoon en spot, opdat maar niemand serieus aandacht zou schenken aan het opschrift. 187:2.6 (2007.5) Many of the Jewish leaders, when they learned how Pilate had sought to deride them by placing this inscription on the cross of Jesus, hastened out to Golgotha, but they dared not attempt to remove it since the Roman soldiers were standing on guard. Not being able to remove the title, these leaders mingled with the crowd and did their utmost to incite derision and ridicule, lest any give serious regard to the inscription.
187:2.7 (2007.6) De Apostel Johannes, Maria, de moeder van Jezus, Ruth en Judas arriveerden ter plaatse juist toen Jezus was opgehesen naar zijn positie op het kruis en juist toen de kapitein het opschrift boven het hoofd van de Meester vastspijkerde. Johannes was de enige van de elf apostelen die de kruisiging bijwoonde, en zelfs hij was niet de gehele tijd aanwezig omdat hij zich naar Jeruzalem had gespoed om zijn moeder en haar vrienden te halen, kort nadat hij Jezus’ moeder naar de plaats van de kruisiging had gebracht. 187:2.7 (2007.6) The Apostle John, with Mary the mother of Jesus, Ruth, and Jude, arrived on the scene just after Jesus had been hoisted to his position on the cross, and just as the captain was nailing the title above the Master’s head. John was the only one of the eleven apostles to witness the crucifixion, and even he was not present all of the time since he ran into Jerusalem to bring back his mother and her friends soon after he had brought Jesus’ mother to the scene.
187:2.8 (2007.7) Toen Jezus zijn moeder zag, met Johannes en zijn broer en zuster, glimlachte hij, maar zei niets. Onderwijl hadden de vier soldaten die aangewezen waren om de kruisiging van de Meester uit te voeren, zijn kleding, zoals gebruikelijk was, onderling verdeeld, één nam de sandalen, één de hoofddoek, één de gordel, en de vierde nam de mantel. De tuniek, het naadloze kleed dat tot even boven de knieën reikte, bleef aldus over om in vieren gesneden te worden, maar toen de soldaten zagen welk een ongewoon kledingstuk het was, besloten ze erom te loten. Jezus keek op hen neer terwijl zij zijn kleren verdeelden, en de onnadenkende menigte beschimpte hem. 187:2.8 (2007.7) As Jesus saw his mother, with John and his brother and sister, he smiled but said nothing. Meanwhile the four soldiers assigned to the Master’s crucifixion, as was the custom, had divided his clothes among them, one taking the sandals, one the turban, one the girdle, and the fourth the cloak. This left the tunic, or seamless vestment reaching down to near the knees, to be cut up into four pieces, but when the soldiers saw what an unusual garment it was, they decided to cast lots for it. Jesus looked down on them while they divided his garments, and the thoughtless crowd jeered at him.
187:2.9 (2008.1) Het was goed dat de Romeinse soldaten zich de kleding van de Meester toeëigenden, anders zouden zijn volgelingen, indien zij de kleren in hun bezit zouden hebben verkregen, in de verleiding zijn gekomen hun toevlucht te nemen tot het bijgelovig vereren van relikwieën. De Meester wilde dat zijn volgelingen niets materieels zouden hebben dat zij met zijn leven op aarde in verband konden brengen. Hij wilde de mensheid alleen de herinnering nalaten aan een mensenleven dat gewijd was aan het hoge geestelijke ideaal van het doen van de wil van de Vader. 187:2.9 (2008.1) It was well that the Roman soldiers took possession of the Master’s clothing. Otherwise, if his followers had gained possession of these garments, they would have been tempted to resort to superstitious relic worship. The Master desired that his followers should have nothing material to associate with his life on earth. He wanted to leave mankind only the memory of a human life dedicated to the high spiritual ideal of being consecrated to doing the Father’s will.
3. Zij die de kruisiging zagen ^top 3. Those Who Saw the Crucifixion ^top
187:3.1 (2008.2) Om ongeveer half tien deze vrijdagmorgen werd Jezus aan het kruis gehangen. Nog vóór elf uur hadden zich meer dan duizend mensen verzameld om dit schouwspel van de kruisiging van de Zoon des Mensen bij te wonen. Gedurende al deze vreselijke uren stonden de ongeziene heerscharen van een universum zwijgend stil en aanschouwden zij het buitengewone fenomeen van de Schepper die de dood van het schepsel stierf, ja zelfs de hoogst eerloze dood van een veroordeelde misdadiger. 187:3.1 (2008.2) At about half past nine o’clock this Friday morning, Jesus was hung upon the cross. Before eleven o’clock, upward of one thousand persons had assembled to witness this spectacle of the crucifixion of the Son of Man. Throughout these dreadful hours the unseen hosts of a universe stood in silence while they gazed upon this extraordinary phenomenon of the Creator as he was dying the death of the creature, even the most ignoble death of a condemned criminal.
187:3.2 (2008.3) Dichtbij het kruis stonden gedurende de kruisiging afwisselend Maria, Ruth, Judas, Johannes, Salome (de moeder van Johannes) en een groep oprechte vrouwelijke gelovigen, waaronder Maria, de vrouw van Klopas en een zuster van de moeder van Jezus, Maria Magdalena, en Rebekka die vroeger in Sepforis woonde. Deze vrouwen en andere vrienden van Jezus zwegen, terwijl zij zijn grote geduld en kracht aanschouwden en hun blikken lieten rusten op zijn intense lijden. 187:3.2 (2008.3) Standing near the cross at one time or another during the crucifixion were Mary, Ruth, Jude, John, Salome (John’s mother), and a group of earnest women believers including Mary the wife of Clopas and sister of Jesus’ mother, Mary Magdalene, and Rebecca, onetime of Sepphoris. These and other friends of Jesus held their peace while they witnessed his great patience and fortitude and gazed upon his intense sufferings.
187:3.3 (2008.4) Vele voorbijgangers schudden spottend het hoofd en zeiden smalend: ‘Jij die de tempel wilde afbreken en in drie dagen weer opbouwen, red nu jezelf maar eens. Als je Gods Zoon bent, waar- om kom je dan niet van het kruis af?’ Evenzo bespotten sommigen van de oversten der Joden hem en zeiden: ‘Hij redde anderen, maar zichzelf kan hij niet redden.’ Anderen zeiden: ‘Als jij de koning der Joden bent, kom dan van het kruis af, dan zullen we je geloven.’ En later bespotten ze hem nog erger en zeiden: ‘Hij vertrouwde op God en dacht dat God hem zou verlossen. Hij maakte er zelfs aanspraak op de Zoon van God te zijn — en zie hem nu eens — gekruisigd tussen twee dieven.’ Zelfs de beide dieven beschimpten hem en maakten hem te schande. 187:3.3 (2008.4) Many who passed by wagged their heads and, railing at him, said: “You who would destroy the temple and build it again in three days, save yourself. If you are the Son of God, why do you not come down from your cross?” In like manner some of the rulers of the Jews mocked him, saying, “He saved others, but himself he cannot save.” Others said, “If you are the king of the Jews, come down from the cross, and we will believe in you.” And later on they mocked him the more, saying: “He trusted in God to deliver him. He even claimed to be the Son of God—look at him now—crucified between two thieves.” Even the two thieves also railed at him and cast reproach upon him.
187:3.4 (2008.5) Aangezien Jezus niet wilde reageren op hun hatelijkheden, en ook omdat het al tegen twaalven liep op deze speciale dag van voorbereiding, was het merendeel van de spottende, jouwende menigte tegen half twaalf vertrokken; er bleven nog geen vijftig mensen op de plaats van de kruisiging achter. De soldaten maakten zich nu gereed om het middagmaal te gebruiken en hun goedkope zure wijn te drinken, terwijl zij zich installeerden voor de lange dodenwacht. Bij het drinken van hun wijn brachten zij spottend een dronk uit op Jezus, met de woorden: ‘Heil en voorspoed voor de koning der Joden!’ En zij waren verbaasd over de verdraagzame blik van de Meester, terwijl ze hem zo belachelijk maakten en bespotten. 187:3.4 (2008.5) Inasmuch as Jesus would make no reply to their taunts, and since it was nearing noontime of this special preparation day, by half past eleven o’clock most of the jesting and jeering crowd had gone its way; less than fifty persons remained on the scene. The soldiers now prepared to eat lunch and drink their cheap, sour wine as they settled down for the long deathwatch. As they partook of their wine, they derisively offered a toast to Jesus, saying, “Hail and good fortune! to the king of the Jews.” And they were astonished at the Master’s tolerant regard of their ridicule and mocking.
187:3.5 (2008.6) Toen Jezus hen zag eten en drinken, keek hij op hen neer en zei: ‘Mij dorst.’ Toen de kapitein van de wacht Jezus hoorde zeggen ‘Mij dorst,’ nam hij wat wijn uit zijn fles en stak de met wijn doordrenkte sponzen afsluiter aan het eind van een speer en reikte die omhoog naar Jezus, zodat deze zijn droge lippen kon bevochtigen. 187:3.5 (2008.6) When Jesus saw them eat and drink, he looked down upon them and said, “I thirst.” When the captain of the guard heard Jesus say, “I thirst,” he took some of the wine from his bottle and, putting the saturated sponge stopper upon the end of a javelin, raised it to Jesus so that he could moisten his parched lips.
187:3.6 (2008.7) Jezus had zich ten doel gesteld te leven zonder zijn toevlucht te nemen tot zijn bovennatuurlijke kracht en hij verkoos eveneens als een gewone sterveling aan het kruis te sterven. Hij had als een mens geleefd en hij wilde als een mens sterven — de wil van de Vader volbrengend. 187:3.6 (2008.7) Jesus had purposed to live without resort to his supernatural power, and he likewise elected to die as an ordinary mortal upon the cross. He had lived as a man, and he would die as a man—doing the Father’s will.
4. De dief aan het kruis ^top 4. The Thief on the Cross ^top
187:4.1 (2008.8) Eén van de struikrovers beschimpte Jezus met de woorden: ‘Indien jij de Zoon van God bent, waarom red je jezelf en ons dan niet?’ Maar toen hij Jezus dit verwijt had gemaakt, zei de andere dief die de Meester vele malen had horen onderrichten: ‘Vrees jij zelfs God niet? Zie je niet in dat wij terecht lijden voor onze daden, maar dat deze man ten onrechte lijdt? Wij doen er beter aan om vergeving voor onze zonden te vragen en redding voor onze ziel.’ Toen Jezus de dief dit hoorde zeggen, keerde hij hem zijn gelaat toe en glimlachte goedkeurend. Toen de boosdoener het gezicht van Jezus naar zich zag toegewend, verzamelde hij zijn moed, wakkerde de flakkerende vlam van zijn geloof aan en zei: ‘Heer, gedenk mijner wanneer ge in uw koninkrijk komt.’ En toen zei Jezus: ‘Voorwaar, voorwaar, heden zeg ik je, eens zul je met mij in het Paradijs zijn.’ 187:4.1 (2008.8) One of the brigands railed at Jesus, saying, “If you are the Son of God, why do you not save yourself and us?” But when he had reproached Jesus, the other thief, who had many times heard the Master teach, said: “Do you have no fear even of God? Do you not see that we are suffering justly for our deeds, but that this man suffers unjustly? Better that we should seek forgiveness for our sins and salvation for our souls.” When Jesus heard the thief say this, he turned his face toward him and smiled approvingly. When the malefactor saw the face of Jesus turned toward him, he mustered up his courage, fanned the flickering flame of his faith, and said, “Lord, remember me when you come into your kingdom.” And then Jesus said, “Verily, verily, I say to you today, you shall sometime be with me in Paradise.”
187:4.2 (2009.1) Ook nog onder de hevige pijnen van het sterven vond de Meester de tijd om te luisteren naar de belijdenis van deze gelovige struikrover. Toen deze dief naar redding reikte, vond hij verlossing. Vele malen tevoren had hij de drang gevoeld in Jezus te geloven, maar pas in deze laatste uren waarin hij bij bewustzijn was, wendde hij zich met zijn gehele hart tot de leer van de Meester. Toen hij zag op welke wijze Jezus de dood aan het kruis onderging, kon de dief de overtuiging dat deze Zoon des Mensen inderdaad de Zoon van God was, niet langer weerstaan. 187:4.2 (2009.1) The Master had time amidst the pangs of mortal death to listen to the faith confession of the believing brigand. When this thief reached out for salvation, he found deliverance. Many times before this he had been constrained to believe in Jesus, but only in these last hours of consciousness did he turn with a whole heart toward the Master’s teaching. When he saw the manner in which Jesus faced death upon the cross, this thief could no longer resist the conviction that this Son of Man was indeed the Son of God.
187:4.3 (2009.2) Gedurende deze episode van de bekering van de dief en zijn ontvangst in het koninkrijk door Jezus, was de Apostel Johannes afwezig, omdat hij de stad was ingegaan om zijn moeder en haar vrienden naar de plaats van de kruisiging te brengen. Lucas hoorde dit verhaal later van de bekeerde Romeinse kapitein van de wacht. 187:4.3 (2009.2) During this episode of the conversion and reception of the thief into the kingdom by Jesus, the Apostle John was absent, having gone into the city to bring his mother and her friends to the scene of the crucifixion. Luke subsequently heard this story from the converted Roman captain of the guard.
187:4.4 (2009.3) De Apostel Johannes verhaalde de kruisiging zoals hij zich die gebeurtenis herinnerde, tweederde eeuw nadat deze had plaatsgevonden. De andere verslagen zijn gebaseerd op het relaas van de dienstdoende Romeinse centurion, die vanwege wat hij zag en hoorde, vervolgens in Jezus ging geloven en de volle gemeenschap van het koninkrijk des hemels op aarde binnenging. 187:4.4 (2009.3) The Apostle John told about the crucifixion as he remembered the event two thirds of a century after its occurrence. The other records were based upon the recital of the Roman centurion on duty who, because of what he saw and heard, subsequently believed in Jesus and entered into the full fellowship of the kingdom of heaven on earth.
187:4.5 (2009.4) Deze jongeman, de berouwvolle struikrover, was tot een leven van geweld en misdadigheid gebracht door degenen die zo’n roversbestaan verheerlijkten als een doelmatig patriottisch protest tegen politieke onderdrukking en sociale onrechtvaardigheid. Dit soort voorlichting, plus de drang naar avontuur, bracht vele jongeren met overigens goede bedoelingen ertoe zich op deze gewaagde rooftochten te begeven. De jongeman had naar Barabbas opgezien als naar een held. Nu zag hij in dat hij zich vergist had. Hier, op het kruis naast zich, zag hij een werkelijk groot man, een ware held. Hier was een held die zijn geestdrift aanwakkerde, zijn hoogste ideeën van moreel zelfrespect inspireerde, en al zijn idealen van moed, mannelijkheid en dapperheid nieuw leven inblies. Bij het aanschouwen van Jezus kwam er in zijn hart een overweldigend gevoelen van liefde, trouw en echte grootheid op. 187:4.5 (2009.4) This young man, the penitent brigand, had been led into a life of violence and wrongdoing by those who extolled such a career of robbery as an effective patriotic protest against political oppression and social injustice. And this sort of teaching, plus the urge for adventure, led many otherwise well-meaning youths to enlist in these daring expeditions of robbery. This young man had looked upon Barabbas as a hero. Now he saw that he had been mistaken. Here on the cross beside him he saw a really great man, a true hero. Here was a hero who fired his zeal and inspired his highest ideas of moral self-respect and quickened all his ideals of courage, manhood, and bravery. In beholding Jesus, there sprang up in his heart an overwhelming sense of love, loyalty, and genuine greatness.
187:4.6 (2009.5) En indien ook maar iemand anders onder de honende menigte de geboorte van het geloof in zijn ziel zou hebben ondervonden, en een beroep op het mededogen van Jezus zou hebben gedaan, zou hij met dezelfde liefderijke achting zijn aangenomen die de gelovige struikrover werd betoond. 187:4.6 (2009.5) And if any other person among the jeering crowd had experienced the birth of faith within his soul and had appealed to the mercy of Jesus, he would have been received with the same loving consideration that was displayed toward the believing brigand.
187:4.7 (2009.6) Even nadat de tot berouw gekomen dief de belofte van de Meester dat zij elkaar eens in het Paradijs zouden ontmoeten, had gehoord, keerde Johannes terug uit de stad met zijn moeder en een groep van ongeveer twaalf gelovige vrouwen. Johannes ging naast Maria, de moeder van Jezus, staan en ondersteunde haar. Haar zoon Judas stond aan haar andere zijde. Toen Jezus op dit tafereel neerkeek, was het twaalf uur in de middag, en hij zei tot zijn moeder: ‘Vrouw, zie uw zoon!’ En tot Johannes sprak hij: ‘Mijn zoon, zie je moeder!’ Daarop richtte hij het woord tot beiden en zei: ‘Ik verlang dat ge deze plaats verlaat.’ En dus leidden Johannes en Judas Maria weg van Golgota. Johannes bracht de moeder van Jezus naar de plaats waar hijzelf in Jeruzalem verbleef en ging toen snel terug naar de plaats van de kruisiging. Na het Pascha ging Maria terug naar Betsaïda, waar ze de rest van haar aardse leven bleef wonen, ten huize van Johannes. Na de dood van Jezus leefde Maria nog een klein jaar. 187:4.7 (2009.6) Just after the repentant thief heard the Master’s promise that they should sometime meet in Paradise, John returned from the city, bringing with him his mother and a company of almost a dozen women believers. John took up his position near Mary the mother of Jesus, supporting her. Her son Jude stood on the other side. As Jesus looked down upon this scene, it was noontide, and he said to his mother, “Woman, behold your son!” And speaking to John, he said, “My son, behold your mother!” And then he addressed them both, saying, “I desire that you depart from this place.” And so John and Jude led Mary away from Golgotha. John took the mother of Jesus to the place where he tarried in Jerusalem and then hastened back to the scene of the crucifixion. After the Passover Mary returned to Bethsaida, where she lived at John’s home for the rest of her natural life. Mary did not live quite one year after the death of Jesus.
187:4.8 (2010.1) Toen Maria was weggegaan, trokken de andere vrouwen zich iets terug; zij bleven bij Jezus totdat hij aan het kruis was gestorven en stonden er nog toen het lichaam van de Meester van het kruis werd afgenomen om te worden begraven. 187:4.8 (2010.1) After Mary left, the other women withdrew for a short distance and remained in attendance upon Jesus until he expired on the cross, and they were yet standing by when the body of the Master was taken down for burial.
5. Het laatste uur aan het kruis ^top 5. Last Hour on the Cross ^top
187:5.1 (2010.2) Hoewel het vroeg in het seizoen was voor een dergelijk verschijnsel, raakte de hemel kort na twaalf uur verduisterd tengevolge van fijn zand in de lucht. De mensen van Jeruzalem wisten dat dit betekende dat er een van de zandstormen in aantocht was, die worden veroorzaakt door hete wind uit de Arabische woestijn. Nog vóór één uur was de hemel reeds zo donker, dat de zon niet meer te zien was. Wie er nog van de menigte was gebleven, haastte zich terug naar de stad. Toen de Meester korte tijd later zijn leven neerlegde, was dat in de tegenwoordigheid van nog geen dertig mensen — alleen de dertien Romeinse soldaten en een groep van ongeveer vijftien gelovigen. Deze gelovigen waren allen vrouwen, op twee na, te weten Judas, de broer van Jezus, en Johannes Zebedeüs die kort voordat de Meester de laatste adem uitblies, naar de plaats van de kruisiging was teruggekeerd. 187:5.1 (2010.2) Although it was early in the season for such a phenomenon, shortly after twelve o’clock the sky darkened by reason of the fine sand in the air. The people of Jerusalem knew that this meant the coming of one of those hot-wind sandstorms from the Arabian Desert. Before one o’clock the sky was so dark the sun was hid, and the remainder of the crowd hastened back to the city. When the Master gave up his life shortly after this hour, less than thirty people were present, only the thirteen Roman soldiers and a group of about fifteen believers. These believers were all women except two, Jude, Jesus’ brother, and John Zebedee, who returned to the scene just before the Master expired.
187:5.2 (2010.3) Even na één uur, in de toenemende duisternis van de felle zandstorm, begon Jezus zijn menselijke bewustzijn te verliezen. Zijn laatste woorden van ontferming, vergeving en aansporing waren gesproken. Zijn laatste wens, die de zorg voor zijn moeder betrof, was geuit. In dit uur van de naderende dood nam het menselijke bewustzijn van Jezus zijn toevlucht tot het opzeggen van vele passages uit de Hebreeuwse geschriften, vooral de Psalmen. De laatste bewuste gedachte van de menselijke Jezus betrof het innerlijk opzeggen van een gedeelte van het Boek der Psalmen dat thans bekend is als de twintigste, eenentwintigste en tweeëntwintigste Psalm. Hoewel hij zijn lippen vaak bewoog terwijl hem deze passages, die hij zo goed van buiten kende, door het hoofd gingen, was hij te zwak om de woorden uit te spreken. Slechts een paar maal konden de omstanders enkele woorden opvangen, zoals: ‘Ik weet dat de Heer zijn gezalfde zal redden,’ ‘Uw hand zal al mijn vijanden weten te vinden,’ en ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?’ Jezus betwijfelde geen ogenblik ook maar in het minst of hij wel overeenkomstig de wil van de Vader geleefd had, hij betwijfelde nu ook geen moment dat hij zijn leven in het vlees neerlegde overeenkomstig de wil van zijn Vader. Hij had niet het gevoel dat de Vader hem had verlaten: in zijn vervagende bewustzijn reciteerde hij alleen maar vele Schriftgedeelten, waaronder deze tweeëntwintigste Psalm, die begint met de woorden: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?’ En dit was toevallig één van de drie gedeelten die voldoende duidelijk werden uitgesproken om door de omstanders gehoord te kunnen worden. 187:5.2 (2010.3) Shortly after one o’clock, amidst the increasing darkness of the fierce sandstorm, Jesus began to fail in human consciousness. His last words of mercy, forgiveness, and admonition had been spoken. His last wish—concerning the care of his mother—had been expressed. During this hour of approaching death the human mind of Jesus resorted to the repetition of many passages in the Hebrew scriptures, particularly the Psalms. The last conscious thought of the human Jesus was concerned with the repetition in his mind of a portion of the Book of Psalms now known as the twentieth, twenty-first, and twenty-second Psalms. While his lips would often move, he was too weak to utter the words as these passages, which he so well knew by heart, would pass through his mind. Only a few times did those standing by catch some utterance, such as, “I know the Lord will save his anointed,” “Your hand shall find out all my enemies,” and “My God, my God, why have you forsaken me?” Jesus did not for one moment entertain the slightest doubt that he had lived in accordance with the Father’s will; and he never doubted that he was now laying down his life in the flesh in accordance with his Father’s will. He did not feel that the Father had forsaken him; he was merely reciting in his vanishing consciousness many Scriptures, among them this twenty-second Psalm, which begins with “My God, my God, why have you forsaken me?” And this happened to be one of the three passages which were spoken with sufficient clearness to be heard by those standing by.
187:5.3 (2010.4) De sterveling Jezus deed zijn laatste verzoek aan zijn medemensen rond half twee, toen hij voor de tweede maal zei: ‘Mij dorst,’ waarna dezelfde kapitein van de wacht zijn lippen opnieuw bevochtigde met dezelfde spons, gedrenkt in de zure wijn die in die dagen gewoonlijk azijn werd genoemd. 187:5.3 (2010.4) The last request which the mortal Jesus made of his fellows was about half past one o’clock when, a second time, he said, “I thirst,” and the same captain of the guard again moistened his lips with the same sponge wet in the sour wine, in those days commonly called vinegar.
187:5.4 (2010.5) De zandstorm nam in hevigheid toe en de hemel werd steeds donkerder. Toch bleven de soldaten en de kleine groep gelovigen ter plekke. De soldaten zaten gehurkt bij het kruis, ineengedoken om zich tegen het snijdende zand te beschermen. De moeder van Johannes en de anderen keken van een afstand toe, op een plek waar zij enigszins beschut waren door een overhangende rots. Toen de Meester ten slotte de laatste adem uitblies, waren aan de voet van zijn kruis aanwezig: Johannes Zebedeüs, zijn broer Judas, zijn zuster Ruth, Maria Magdalena, en Rebekka die vroeger in Sepforis woonde. 187:5.4 (2010.5) The sandstorm grew in intensity and the heavens increasingly darkened. Still the soldiers and the small group of believers stood by. The soldiers crouched near the cross, huddled together to protect themselves from the cutting sand. The mother of John and others watched from a distance where they were somewhat sheltered by an overhanging rock. When the Master finally breathed his last, there were present at the foot of his cross John Zebedee, his brother Jude, his sister Ruth, Mary Magdalene, and Rebecca, onetime of Sepphoris.
187:5.5 (2011.1) Het was even vóór drie uur toen Jezus met luide stem uitriep: ‘Het is volbracht! Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.’ Nadat hij dit gezegd had, boog hij zijn hoofd en gaf de levensstrijd op. Toen de Romeinse hoofdman zag hoe Jezus stierf, sloeg hij zich op de borst en zei: ‘Dit was voorwaar een rechtvaardig mens; hij moet waarlijk een Zoon van God geweest zijn.’ En vanaf dat uur begon hij in Jezus te geloven. 187:5.5 (2011.1) It was just before three o’clock when Jesus, with a loud voice, cried out, “It is finished! Father, into your hands I commend my spirit.” And when he had thus spoken, he bowed his head and gave up the life struggle. When the Roman centurion saw how Jesus died, he smote his breast and said: “This was indeed a righteous man; truly he must have been a Son of God.” And from that hour he began to believe in Jesus.
187:5.6 (2011.2) Jezus stierf koninklijk — zoals hij ook had geleefd. Hij kwam openlijk voor zijn koningschap uit en bleef deze gehele tragische dag meester van de situatie. Hij ging vrijwillig zijn smadelijke dood in, nadat hij voor de veiligheid van zijn apostelen had gezorgd. Hij beteugelde wijselijk de heftigheid van Petrus, die tot moeilijkheden geleid zou hebben en zorgde ervoor dat Johannes dichtbij hem kon blijven tot aan het einde van zijn sterfelijke bestaan. Hij openbaarde zijn ware natuur aan het moordzuchtige Sanhedrin en herinnerde Pilatus aan de bron van zijn soevereine gezag als Zoon van God. Hij ging op weg naar Golgota, zijn eigen kruishout dragend, en beëindigde zijn liefdevolle zelfschenkingsleven door zijn geest, die hij als sterveling had verworven, in handen te geven van de Vader in het Paradijs. Na zulk een leven — en bij zo’n sterven — kon de Meester naar waarheid zeggen: ‘Het is volbracht’. 187:5.6 (2011.2) Jesus died royally—as he had lived. He freely admitted his kingship and remained master of the situation throughout the tragic day. He went willingly to his ignominious death, after he had provided for the safety of his chosen apostles. He wisely restrained Peter’s trouble-making violence and provided that John might be near him right up to the end of his mortal existence. He revealed his true nature to the murderous Sanhedrin and reminded Pilate of the source of his sovereign authority as a Son of God. He started out to Golgotha bearing his own crossbeam and finished up his loving bestowal by handing over his spirit of mortal acquirement to the Paradise Father. After such a life—and at such a death—the Master could truly say, “It is finished.”
187:5.7 (2011.3) Omdat dit de dag was van voorbereiding voor zowel het Paasfeest als de Sabbat, wilden de Joden de drie lichamen niet openlijk op Golgota laten hangen. Daarom gingen zij naar Pilatus met het verzoek de benen van deze drie mannen te laten breken en een einde te maken aan hun leven, zodat ze van hun kruis konden worden afgenomen en nog vóór zonsondergang in de grafkuilen voor misdadigers geworpen konden worden. Toen Pilatus dit verzoek vernam, zond hij direct drie soldaten om hun de benen te breken en een einde te maken aan het leven van Jezus en de beide struikrovers. 187:5.7 (2011.3) Because this was the preparation day for both the Passover and the Sabbath, the Jews did not want these bodies to be exposed on Golgotha. Therefore they went before Pilate asking that the legs of these three men be broken, that they be dispatched, so that they could be taken down from their crosses and cast into the criminal burial pits before sundown. When Pilate heard this request, he forthwith sent three soldiers to break the legs and dispatch Jesus and the two brigands.
187:5.8 (2011.4) Toen deze soldaten op Golgota aankwamen, voerden zij hun opdracht uit bij de beide dieven, maar zeer tot hun verwondering zagen zij dat Jezus reeds dood was. Om echter zeker te zijn van zijn dood, doorboorde één van de soldaten de linkerzijde van Jezus met zijn speer. Hoewel degenen die de kruisdood moesten ondergaan gewoonlijk zelfs wel twee of drie dagen in leven bleven, maakte de overweldigende emotionele foltering en het intense geestelijke lijden van Jezus in iets minder dan vijf en een half uur een einde aan zijn leven als sterveling in het vlees. 187:5.8 (2011.4) When these soldiers arrived at Golgotha, they did accordingly to the two thieves, but they found Jesus already dead, much to their surprise. However, in order to make sure of his death, one of the soldiers pierced his left side with his spear. Though it was common for the victims of crucifixion to linger alive upon the cross for even two or three days, the overwhelming emotional agony and the acute spiritual anguish of Jesus brought an end to his mortal life in the flesh in a little less than five and one-half hours.
6. Na de kruisiging ^top 6. After the Crucifixion ^top
187:6.1 (2011.5) In de duisternis van de zandstorm zond David Zebedeüs rond half vier de laatsten van zijn boodschappers uit met het nieuws van de dood van de Meester. De laatsten van zijn koeriers zond hij naar het huis van Marta en Maria in Betanië, waar hij meende dat de moeder van Jezus en de andere leden van haar gezin verbleven. 187:6.1 (2011.5) In the midst of the darkness of the sandstorm, about half past three o’clock, David Zebedee sent out the last of the messengers carrying the news of the Master’s death. The last of his runners he dispatched to the home of Martha and Mary in Bethany, where he supposed the mother of Jesus stopped with the rest of her family.
187:6.2 (2011.6) Na de dood van de Meester zond Johannes de vrouwen, onder begeleiding van Judas, naar het huis van Elia Marcus, en hier bleven zij gedurende de Sabbatdag. Johannes zelf, die bij de Romeinse hoofdman nu goed bekend was, bleef op Golgota achter totdat Jozef en Nikodemus ter plaatse verschenen met een bevelschrift van Pilatus dat hen machtigde om het lichaam van Jezus in bezit te nemen. 187:6.2 (2011.6) After the death of the Master, John sent the women, in charge of Jude, to the home of Elijah Mark, where they tarried over the Sabbath day. John himself, being well known by this time to the Roman centurion, remained at Golgotha until Joseph and Nicodemus arrived on the scene with an order from Pilate authorizing them to take possession of the body of Jesus.
187:6.3 (2011.7) Voor een uitgestrekt universum eindigde zo een dag van tragedie en droefheid; ontelbare inwoners van dit universum hadden gehuiverd bij het zien van het schokkende schouwspel van de kruisiging van de menselijke incarnatie van hun geliefde Soeverein; zij waren sprakeloos door de hardvochtigheid van stervelingen en de perversiteit van mensen die hier ten toon werden gespreid. 187:6.3 (2011.7) Thus ended a day of tragedy and sorrow for a vast universe whose myriads of intelligences had shuddered at the shocking spectacle of the crucifixion of the human incarnation of their beloved Sovereign; they were stunned by this exhibition of mortal callousness and human perversity.