Verhandeling 96   Paper 96
Jahweh — de God der Hebreeërs   Yahweh—God of the Hebrews
96:0.1 (1052.1) WANNEER de mens zich een beeld vormt van de Godheid omvat dit eerst alle goden; vervolgens maakt hij alle vreemde goden ondergeschikt aan zijn stamgod, en tenslotte sluit hij alle goden uit, behalve de ene God van finale, allerhoogste waarde. De Joden voegden alle goden samen tot hun meer verheven voorstelling van de Here God van Israël. Op dezelfde wijze combineerden de Hindoes hun veelsoortige godheden tot de ‘ene spiritualiteit der goden’ die in de Rig-Veda wordt beschreven, terwijl de Mesopotamiërs hun goden terugbrachten tot de meer gecentraliseerde opvatting van Bel-Marduk. Kort nadat Machiventa Melchizedek te Salem in Palestina was verschenen, kwamen deze mono-theïstische ideeën over de gehele wereld tot rijpheid. Maar het begrip van de Godheid dat Melchizedek onderrichtte, verschilde van de evolutionaire filosofie van insluiting, onderschikking en uitsluiting: het was uitsluitend gebaseerd op scheppende kracht en beïnvloedde al zeer spoedig de hoogste godheidsopvattingen in Mesopotamië, India en Egypte.   96:0.1 (1052.1) IN CONCEIVING of Deity, man first includes all gods, then subordinates all foreign gods to his tribal deity, and finally excludes all but the one God of final and supreme value. The Jews synthesized all gods into their more sublime concept of the Lord God of Israel. The Hindus likewise combined their multifarious deities into the “one spirituality of the gods” portrayed in the Rig-Veda, while the Mesopotamians reduced their gods to the more centralized concept of Bel-Marduk. These ideas of monotheism matured all over the world not long after the appearance of Machiventa Melchizedek at Salem in Palestine. But the Melchizedek concept of Deity was unlike that of the evolutionary philosophy of inclusion, subordination, and exclusion; it was based exclusively on creative power and very soon influenced the highest deity concepts of Mesopotamia, India, and Egypt.
96:0.2 (1052.2) De religie van Salem werd door de Kenieten en verscheidene andere Kanaänitische stammen als overlevering in ere gehouden. Dit was dan ook een van de doeleinden van de incarnatie van Melchizedek: dat een religie van één God zo zou worden bevorderd, dat zij de weg zou kunnen bereiden voor de zelfschenking op aarde van een Zoon van die ene God. Michael kon niet naar Urantia komen totdat er een volk bestond dat in de Universele Vader geloofde en waaronder hij kon verschijnen.   96:0.2 (1052.2) The Salem religion was revered as a tradition by the Kenites and several other Canaanite tribes. And this was one of the purposes of Melchizedek’s incarnation: That a religion of one God should be so fostered as to prepare the way for the earth bestowal of a Son of that one God. Michael could hardly come to Urantia until there existed a people believing in the Universal Father among whom he could appear.
96:0.3 (1052.3) De religie van Salem hield bij de Kenieten in Palestina stand als hun credo, en in de vorm waarin zij later werd overgenomen door de Hebreeërs, was deze religie in de eerste plaats beïnvloed door Egyptische morele onderrichtingen, later door Babylonisch theologisch denken, en tenslotte door Iraanse opvattingen van goed en kwaad. Feitelijk is de Hebreeuwse godsdienst gebaseerd op het verbond tussen Abraham en Machiventa Melchizedek, evolutionair is zij het uitvloeisel van vele uitzonderlijke plaatselijke omstandigheden, maar in cultureel opzicht heeft zij veel en vrijelijk ontleend aan de religie, zedenleer en filosofie van de gehele Levant. Via de Hebreeuwse religie is veel van de moraal en het religieuze denken van Egypte, Mesopotamië en Iran aan de westerse volken overgeleverd.   96:0.3 (1052.3) The Salem religion persisted among the Kenites in Palestine as their creed, and this religion as it was later adopted by the Hebrews was influenced, first, by Egyptian moral teachings; later, by Babylonian theologic thought; and lastly, by Iranian conceptions of good and evil. Factually the Hebrew religion is predicated upon the covenant between Abraham and Machiventa Melchizedek, evolutionally it is the outgrowth of many unique situational circumstances, but culturally it has borrowed freely from the religion, morality, and philosophy of the entire Levant. It is through the Hebrew religion that much of the morality and religious thought of Egypt, Mesopotamia, and Iran was transmitted to the Occidental peoples.
1. Godheidsopvattingen bij de Semieten ^top   1. Deity Concepts Among the Semites ^top
96:1.1 (1052.4) In de ogen van de eerste Semieten bezat alles een inwonende geest. Er waren geesten van de dieren- en de plantenwereld, geesten van het jaar, de heer van de voorplanting; geesten van vuur, water en lucht — een waar pantheon van geesten die werden gevreesd en aanbeden. En het onderricht van Melchizedek over een Universele Schepper heeft het geloof in deze ondergeschikte geesten of natuurgoden nooit geheel teniet gedaan.   96:1.1 (1052.4) The early Semites regarded everything as being indwelt by a spirit. There were spirits of the animal and vegetable worlds; annual spirits, the lord of progeny; spirits of fire, water, and air; a veritable pantheon of spirits to be feared and worshiped. And the teaching of Melchizedek regarding a Universal Creator never fully destroyed the belief in these subordinate spirits or nature gods.
96:1.2 (1052.5) De Hebreeuwse ontwikkeling van veelgodendom, via henotheïsme tot monotheïsme, was geen ononderbroken, voortdurende vooruitgang in denkbeelden. De evolutie van hun Godheidsbegrippen kende menige terugval, terwijl er in ieder tijdperk bij de verschillende groepen Semitische gelovigen ook uiteenlopende ideeën over God bestonden. Van de ene periode tot de andere werden er talrijke termen gehanteerd voor hun opvattingen van God, en teneinde verwarring te voorkomen zullen deze verschillende titels van de Godheid hier worden gedefinieerd in hun verband met de evolutie van de Joodse theologie:   96:1.2 (1052.5) The progress of the Hebrews from polytheism through henotheism to monotheism was not an unbroken and continuous conceptual development. They experienced many retrogressions in the evolution of their Deity concepts, while during any one epoch there existed varying ideas of God among different groups of Semite believers. From time to time numerous terms were applied to their concepts of God, and in order to prevent confusion these various Deity titles will be defined as they pertain to the evolution of Jewish theology:
96:1.3 (1053.1) 1. Jahweh was de god van de zuidelijke Palestijnse stammen, die dit begrip der Godheid verbonden met de Berg Horeb, de Sinaï-vulkaan. Jahweh was slechts één van de honderdduizenden natuurgoden die de aandacht van de Semitische stammen en volkeren vasthielden en hun aanbidding opeisten.   96:1.3 (1053.1) 1. Yahweh was the god of the southern Palestinian tribes, who associated this concept of deity with Mount Horeb, the Sinai volcano. Yahweh was merely one of the hundreds and thousands of nature gods which held the attention and claimed the worship of the Semitic tribes and peoples.
96:1.4 (1053.2) 2. El Elyon. Eeuwenlang na Melchizedeks verblijf in Salem hield zijn leer over de Godheid stand in verschillende versies, maar werd in algemene zin aangeduid met de term El Elyon, de Allerhoogste God des hemels. Vele Semieten, waaronder de onmiddellijke nakomelingen van Abraham, vereerden in verschillende perioden zowel Jahweh als El Elyon.   96:1.4 (1053.2) 2. El Elyon. For centuries after Melchizedek’s sojourn at Salem his doctrine of Deity persisted in various versions but was generally connoted by the term El Elyon, the Most High God of heaven. Many Semites, including the immediate descendants of Abraham, at various times worshiped both Yahweh and El Elyon.
96:1.5 (1053.3) 3. El Shaddai. Het is moeilijk uit te leggen waar El Shaddai voor stond. Dit idee van God was een samenstelling afgeleid van het onderricht in Amenemope’s Boek der Wijsheid, gemodificerd door Ichnatons leer over Aton en verder beïnvloed door Melchizedeks onderricht dat in het denkbeeld van El Elyon was belichaamd. Maar naargelang het begrip El Shaddai doordrong in het Hebreeuwse denken, werd het ingrijpend beïnvloed door de vormen van geloof in Jahweh die in de woestijn voorkwamen.   96:1.5 (1053.3) 3. El Shaddai. It is difficult to explain what El Shaddai stood for. This idea of God was a composite derived from the teachings of Amenemope’s Book of Wisdom modified by Ikhnaton’s doctrine of Aton and further influenced by Melchizedek’s teachings embodied in the concept of El Elyon. But as the concept of El Shaddai permeated the Hebrew mind, it became thoroughly colored with the Yahweh beliefs of the desert.
96:1.6 (1053.4) Een van de dominante ideeën in de religie van dit tijdperk was de Egyptische voorstelling van de goddelijke Voorzienigheid, het onderricht dat materiële voorspoed een beloning was voor het dienen van El Shaddai.   96:1.6 (1053.4) One of the dominant ideas of the religion of this era was the Egyptian concept of divine Providence, the teaching that material prosperity was a reward for serving El Shaddai.
96:1.7 (1053.5) 4. El. Temidden van al deze verwarde terminologie en vaagheid van begrip, trachtten vele vrome gelovigen oprecht al deze evoluerende ideeën van goddelijkheid te vereren, en de gewoonte ontstond om deze samengestelde Godheid als El aan te duiden. Bovendien impliceerde deze term ook nog andere natuurgoden der Bedouïnen.   96:1.7 (1053.5) 4. El. Amid all this confusion of terminology and haziness of concept, many devout believers sincerely endeavored to worship all of these evolving ideas of divinity, and there grew up the practice of referring to this composite Deity as El. And this term included still other of the Bedouin nature gods.
96:1.8 (1053.6) 5. Elohim. In Kish en Ur bleven lange tijd Sumerisch-Chaldeeuwse groepen wonen die een drie-in-één Godsbegrip onderrichtten, gebaseerd op de overleveringen over de dagen van Adam en Melchizedek. Deze leer werd overgebracht naar Egypte, waar deze Triniteit werd vereerd onder de naam Elohim, of in het enkelvoud als Eloah. Deze eenheid van pluralistische Goden werd onderricht door de filosofische kringen in Egypte en door latere Alexandrijnse leraren van Hebreeuwse afkomst, en velen onder Mozes’ raadslieden ten tijde van de uittocht geloofden in deze Triniteit. Maar het denkbeeld van de trinitarische Elohim werd pas een werkelijk onderdeel van hun theologie toen de Hebreeërs onder de politieke invloed van de Babyloniërs waren gekomen.   96:1.8 (1053.6) 5. Elohim. In Kish and Ur there long persisted Sumerian-Chaldean groups who taught a three-in-one God concept founded on the traditions of the days of Adam and Melchizedek. This doctrine was carried to Egypt, where this Trinity was worshiped under the name of Elohim, or in the singular as Eloah. The philosophic circles of Egypt and later Alexandrian teachers of Hebraic extraction taught this unity of pluralistic Gods, and many of Moses’ advisers at the time of the exodus believed in this Trinity. But the concept of the trinitarian Elohim never became a real part of Hebrew theology until after they had come under the political influence of the Babylonians.
96:1.9 (1053.7) 6. Diverse namen. De Semieten hielden er niet van om de naam van hun Godheid uit te spreken, en daarom namen zij in de verschillende perioden hun toevlucht tot talrijke benamingen, zoals: de Geest van God, de Heer, de Engel des Heren, de Almachtige, de Heilige, de Allerhoogste, Adonai, de Oude der Dagen, de Here God van Israel, de Schepper van Hemel en Aarde, Kyrios, Jah, de Heer der Heerscharen en de Vader in de Hemel.   96:1.9 (1053.7) 6. Sundry names. The Semites disliked to speak the name of their Deity, and they therefore resorted to numerous appellations from time to time, such as: The Spirit of God, The Lord, The Angel of the Lord, The Almighty, The Holy One, The Most High, Adonai, The Ancient of Days, The Lord God of Israel, The Creator of Heaven and Earth, Kyrios, Jah, The Lord of Hosts, and The Father in Heaven.
96:1.10 (1053.8) Jehovah is een term die in recente tijden is gebruikt als aanduiding van het afgeronde denkbeeld van Jahweh, dat in de lange ervaring van de Hebreeërs tenslotte tot ontwikkeling kwam. Maar de naam Jehovah raakte pas vijftienhonderd jaar na de dagen van Jezus in gebruik.   96:1.10 (1053.8) Jehovah is a term which in recent times has been employed to designate the completed concept of Yahweh which finally evolved in the long Hebrew experience. But the name Jehovah did not come into use until fifteen hundred years after the times of Jesus.
96:1.11 (1054.1) Tot ongeveer 2000 voor Christus was de berg Sinaï met tussenpozen actief als vulkaan, en uitbarstingen vonden er zo nu en dan tot zelfs in de tijd van het verblijf van de Israelieten in dit gebied plaats. Het vuur en de rook, en de donderende explosies waarmee de uitbarstingen van deze vulkanische berg gepaard gingen, maakten alle indruk en vervulden de Bedouïnen uit de omliggende streken met ontzag, deden hen grote vrees voor Jahweh gevoelen. Deze geest van de berg Horeb werd later de god van de Hebreeuwse Semieten, en uiteindelijk geloofden zij dat hij oppermachtig was over alle andere goden.   96:1.11 (1054.1) Up to about 2000 b.c., Mount Sinai was intermittently active as a volcano, occasional eruptions occurring as late as the time of the sojourn of the Israelites in this region. The fire and smoke, together with the thunderous detonations associated with the eruptions of this volcanic mountain, all impressed and awed the Bedouins of the surrounding regions and caused them greatly to fear Yahweh. This spirit of Mount Horeb later became the god of the Hebrew Semites, and they eventually believed him to be supreme over all other gods.
96:1.12 (1054.2) De Kanaänieten hadden Jahweh lang vereerd, en hoewel vele Kenieten min of meer in El Elyon geloofden, de oppergod van de godsdienst van Salem, hield een meerderheid van de Kanaänieten vagelijk vast aan de verering van de oude stamgoden. Zij wilden hun nationale godheden eigenlijk niet loslaten ten gunste van een internationale, laat staan interplanetaire, God. Zij hadden geen gevoel voor een universele godheid, en daarom bleven deze stammen hun stamgoden vereren, inclusief Jahweh en de zilveren en gouden kalveren die het symbool waren van het beeld van de geest van de Sinaï-vulkaan dat bij de Bedouïnen-herders leefde.   96:1.12 (1054.2) The Canaanites had long revered Yahweh, and although many of the Kenites believed more or less in El Elyon, the supergod of the Salem religion, a majority of the Canaanites held loosely to the worship of the old tribal deities. They were hardly willing to abandon their national deities in favor of an international, not to say an interplanetary, God. They were not universal-deity minded, and therefore these tribes continued to worship their tribal deities, including Yahweh and the silver and golden calves which symbolized the Bedouin herders’ concept of the spirit of the Sinai volcano.
96:1.13 (1054.3) De Syriërs aanbaden hun eigen goden, maar geloofden ook in de Jahweh van de Hebreeërs, want hun profeten zeiden tot de Syrische koning: ‘Hun goden zijn berggoden; daarom zijn zij sterker dan wij. Wanneer wij echter in de vlakte met hen strijden, zullen wij zeker sterker zijn dan zij.’   96:1.13 (1054.3) The Syrians, while worshiping their gods, also believed in Yahweh of the Hebrews, for their prophets said to the Syrian king: “Their gods are gods of the hills; therefore they were stronger than we; but let us fight against them on the plain, and surely we shall be stronger than they.”
96:1.14 (1054.4) Naargelang de mens vordert in cultuur, worden de mindere goden ondergeschikt aan een allerhoogste godheid; de grote Jupiter bestaat alleen nog als een uitroep. De monotheïsten behouden hun ondergeschikte goden in de vorm van geesten, demonen, schikgodinnen, Nereïden, elfen, kabouters, dwergen, vrouwelijke jammergeesten en het boze oog. De Hebreeërs gingen door de henotheïstische fase heen en bleven lang geloven in het bestaan van andere goden dan Jahweh, maar zij raakten steeds sterker overtuigd dat deze vreemde godheden ondergeschikt waren aan Jahweh. Zij gaven de werkelijkheid toe van Chemosh, de god der Amorieten, maar waren van mening dat deze ondergeschikt was aan Jahweh.   96:1.14 (1054.4) As man advances in culture, the lesser gods are subordinated to a supreme deity; the great Jove persists only as an exclamation. The monotheists keep their subordinate gods as spirits, demons, fates, Nereids, fairies, brownies, dwarfs, banshees, and the evil eye. The Hebrews passed through henotheism and long believed in the existence of gods other than Yahweh, but they increasingly held that these foreign deities were subordinate to Yahweh. They conceded the actuality of Chemosh, god of the Amorites, but maintained that he was subordinate to Yahweh.
96:1.15 (1054.5) Het Jahweh-idee heeft de uitgebreidste ontwikkeling ondergaan van alle theorieën die stervelingen zich over God hebben gevormd. De gestage evolutie van dit idee kan alleen worden vergeleken met de metamorfose van het Boeddha-denkbeeld in Azië, die ten slotte heeft geleid tot het denkbeeld van het Universeel Absolute, zoals ook het Jahweh-denkbeeld uiteindelijk heeft geleid tot het idee van de Universele Vader. Maar als een zaak van historische feitelijkheid, dient ge daarbij te bedenken dat terwijl de Joden hun opvattingen van de Godheid wijzigden van de stamgod van de berg Horeb tot de liefdevolle en barmhartige Schepper-Vader van latere tijden, zij zijn naam niet veranderden; dit evoluerende denkbeeld van de Godheid bleven zij aldoor Jahweh noemen.   96:1.15 (1054.5) The idea of Yahweh has undergone the most extensive development of all the mortal theories of God. Its progressive evolution can only be compared with the metamorphosis of the Buddha concept in Asia, which in the end led to the concept of the Universal Absolute even as the Yahweh concept finally led to the idea of the Universal Father. But as a matter of historic fact, it should be understood that, while the Jews thus changed their views of Deity from the tribal god of Mount Horeb to the loving and merciful Creator Father of later times, they did not change his name; they continued all the way along to call this evolving concept of Deity, Yahweh.
2. De semitische volken ^top   2. The Semitic Peoples ^top
96:2.1 (1054.6) De Semieten uit het Oosten hadden goede leiders en waren een goed georganiseerd ruitervolk; zij vielen de oostelijke gebieden van de vruchtbare halvemaanvormige landstreek binnen en verenigden zich daar met de Babyloniërs. De Chaldeeërs in de buurt van Ur behoorden tot de meest vooruitstrevende oostelijke Semieten. De Feniciërs waren een groep superieure, goed georganiseerde gemengde Semieten, die het westelijke deel van Palestina, langs de Middellandse Zeekust, in handen hadden. Als ras behoorden de Semieten tot de meest gemengde volken van Urantia, want er werden bij hen erffactoren van bijna alle negen wereldrassen aangetroffen.   96:2.1 (1054.6) The Semites of the East were well-organized and well-led horsemen who invaded the eastern regions of the fertile crescent and there united with the Babylonians. The Chaldeans near Ur were among the most advanced of the eastern Semites. The Phoenicians were a superior and well-organized group of mixed Semites who held the western section of Palestine, along the Mediterranean coast. Racially the Semites were among the most blended of Urantia peoples, containing hereditary factors from almost all of the nine world races.
96:2.2 (1054.7) Keer op keer vochten de Arabische Semieten zich het noorden van het Beloofde Land binnen, het land dat ‘vloeiende was van melk en honing,’ maar even vaak werden zij er door de beter georganiseerde en hoger beschaafde noordelijke Semieten en Hittieten uit verdreven. Later, tijdens een buitengewoon zware hongersnood, kwamen deze zwervende Bedouïnen in groten getale Egypte binnen als gecontracteerde arbeiders bij de Egyptische openbare werken, maar daar werden zij blootgesteld aan de bittere ervaring dat zij als slaven de harde dagelijkse arbeid van de gewone, vertrapte werkers van het Nijldal moesten verrichten.   96:2.2 (1054.7) Again and again the Arabian Semites fought their way into the northern Promised Land, the land that “flowed with milk and honey,” but just as often were they ejected by the better-organized and more highly civilized northern Semites and Hittites. Later, during an unusually severe famine, these roving Bedouins entered Egypt in large numbers as contract laborers on the Egyptian public works, only to find themselves undergoing the bitter experience of enslavement at the hard daily toil of the common and downtrodden laborers of the Nile valley.
96:2.3 (1055.1) Het was pas na de dagen van Machiventa Melchizedek en Abraham dat bepaalde Semitische stammen vanwege hun merkwaardige religieuze overtuigingen de kinderen Israels werden genoemd, en later Hebreeërs, Joden, en het ‘uitverkoren volk.’ Abraham was niet de raciale vader van alle Hebreeërs, hij was niet eens de voorvader van alle semitische Bedouïnen die in Egypte gevangen werden gehouden. Het is waar dat zijn nageslacht, toen het uit Egypte kwam de kern vormde van het latere Joodse volk, maar de overgrote meerderheid van de mannen en vrouwen die werden opgenomen in de clans van Israel waren nooit in Egypte geweest. Het waren eenvoudig mede-nomaden, die Mozes als leider verkozen te volgen toen de kinderen Abrahams en hun Semitische metgezellen uit Egypte door noordelijk Arabië trokken.   96:2.3 (1055.1) It was only after the days of Machiventa Melchizedek and Abraham that certain tribes of Semites, because of their peculiar religious beliefs, were called the children of Israel and later on Hebrews, Jews, and the “chosen people.” Abraham was not the racial father of all the Hebrews; he was not even the progenitor of all the Bedouin Semites who were held captive in Egypt. True, his offspring, coming up out of Egypt, did form the nucleus of the later Jewish people, but the vast majority of the men and women who became incorporated into the clans of Israel had never sojourned in Egypt. They were merely fellow nomads who chose to follow the leadership of Moses as the children of Abraham and their Semite associates from Egypt journeyed through northern Arabia.
96:2.4 (1055.2) Het onderricht van Melchizedek over El Elyon, de Allerhoogste, en het verbond waarbij het goddelijk welgevallen door geloof wordt verworven, was vrijwel vergeten ten tijde van de Egyptische knechting van de Semitische volken die weldra de Hebreeuwse natie zouden vormen. Maar gedurende deze hele periode van gevangenschap behielden deze Arabische nomaden een aanhoudend traditioneel geloof in Jahweh als de godheid van hun volk.   96:2.4 (1055.2) The Melchizedek teaching concerning El Elyon, the Most High, and the covenant of divine favor through faith, had been largely forgotten by the time of the Egyptian enslavement of the Semite peoples who were shortly to form the Hebrew nation. But throughout this period of captivity these Arabian nomads maintained a lingering traditional belief in Yahweh as their racial deity.
96:2.5 (1055.3) Jahweh werd door meer dan honderd afzonderlijke Arabische stammen aanbeden, en afgezien van de zweem van Melchizedeks El Elyon-idee die bleef bestaan onder de meer ontwikkelde klassen in Egypte, waaronder de gemengde Hebreeuwse en Egyptische families, was de godsdienst van de gewone Hebreeuwse slaven in gevangenschap een gemodificeerde versie van het oude Jahweh-ritueel van magie en offerande.   96:2.5 (1055.3) Yahweh was worshiped by more than one hundred separate Arabian tribes, and except for the tinge of the El Elyon concept of Melchizedek which persisted among the more educated classes of Egypt, including the mixed Hebrew and Egyptian stocks, the religion of the rank and file of the Hebrew captive slaves was a modified version of the old Yahweh ritual of magic and sacrifice.
3. De onvergelijkelijke Mozes ^top   3. The Matchless Moses ^top
96:3.1 (1055.4) Het begin van de evolutie van de Hebreeuwse denkbeelden en idealen over een Allerhoogste Schepper valt samen met het vertrek van de Semieten uit Egypte onder Mozes, de grote leider, leraar en organisator. Zijn moeder behoorde tot de Egyptische koninklijke familie en zijn vader was een Semitische verbindingsofficier tussen de regering en de gevangen Bedouïnen. Mozes bezat aldus kwaliteiten die uit superieure raciale bronnen voortvloeiden; zijn voorgeslacht was in zo hoge mate vermengd, dat het onmogelijk is hem in een bepaalde raciale groep in te delen. Was hij niet van dit gemengde type geweest, dan zou hij nooit de ongewone veelzijdigheid en het ongebruikelijke aanpassingsvermogen aan de dag hebben gelegd waardoor hij in staat was leiding te geven aan de zeer gevarieerde horde welke zich uiteindelijk zou aansluiten bij de Semitische Bedouïnen die onder zijn leiderschap uit Egypte naar de Arabische Woestijn vluchtten.   96:3.1 (1055.4) The beginning of the evolution of the Hebraic concepts and ideals of a Supreme Creator dates from the departure of the Semites from Egypt under that great leader, teacher, and organizer, Moses. His mother was of the royal family of Egypt; his father was a Semitic liaison officer between the government and the Bedouin captives. Moses thus possessed qualities derived from superior racial sources; his ancestry was so highly blended that it is impossible to classify him in any one racial group. Had he not been of this mixed type, he would never have displayed that unusual versatility and adaptability which enabled him to manage the diversified horde which eventually became associated with those Bedouin Semites who fled from Egypt to the Arabian Desert under his leadership.
96:3.2 (1055.5) Ondanks de verlokkingen van de cultuur van het koninkrijk aan de Nijl, verkoos Mozes zijn lot te verbinden aan het volk van zijn vader. Toen deze grote organisator zijn plannen opstelde om het volk van zijn vader uiteindelijk te bevrijden, hadden de gevangen Bedouïnen nauwelijks een geloof dat de naam waard was. Het ontbrak hun aan vrijwel ieder juist begrip van God en zij waren zonder enige hoop.   96:3.2 (1055.5) Despite the enticements of the culture of the Nile kingdom, Moses elected to cast his lot with the people of his father. At the time this great organizer was formulating his plans for the eventual freeing of his father’s people, the Bedouin captives hardly had a religion worthy of the name; they were virtually without a true concept of God and without hope in the world.
96:3.3 (1055.6) Deze slaven vormden de meest hopeloze, terneergeslagen, ontmoedigde en onwetende groep mensen die een leider ooit geprobeerd heeft te hervormen en te verheffen. Maar deze slaven waren in hun erfelijk materiaal dragers van latente mogelijkheden tot ontwikkeling, en er was een voldoende aantal geschoolde leiders door Mozes getraind ter voorbereiding op de dag van opstand en de slag om de vrijheid, om een korps efficiënte organisatoren te vorm- en. Deze superieure mannen waren te werk gesteld geweest als opzichters over hun volksgenoten; zij hadden enige scholing gehad vanwege de invloed van Mozes bij de Egyptische heersers.   96:3.3 (1055.6) No leader ever undertook to reform and uplift a more forlorn, downcast, dejected, and ignorant group of human beings. But these slaves carried latent possibilities of development in their hereditary strains, and there were a sufficient number of educated leaders who had been coached by Moses in preparation for the day of revolt and the strike for liberty to constitute a corps of efficient organizers. These superior men had been employed as native overseers of their people; they had received some education because of Moses’ influence with the Egyptian rulers.
96:3.4 (1056.1) Mozes trachtte zijn mede-Semieten via diplomatieke onderhandelingen vrij te krijgen. Hijzelf en zijn broer gingen een overeenkomst aan met de koning van Egypte, waarbij zij toestemming verkregen om in vrede het Nijldal te verlaten en naar de Arabische Woestijn te trekken. Zij zouden een bescheiden betaling in geld en goederen ontvangen voor hun lange diensttijd in Egypte. Hunnerzijds verbonden de Hebreeërs zich om vriendschappelijke relaties met de Farao’s te onderhouden en niet toe te treden tot enig bondgenootschap tegen Egypte. Maar het behaagde de koning later dit verdrag te verwerpen, waarbij hij als reden het excuus opgaf dat zijn spionnen trouweloosheid onder de Bedouïnen-slaven hadden ontdekt. Hij beweerde dat zij vrijheid zochten met het oogmerk de woestijn in te trekken en de nomaden tegen Egypte te verzamelen.   96:3.4 (1056.1) Moses endeavored to negotiate diplomatically for the freedom of his fellow Semites. He and his brother entered into a compact with the king of Egypt whereby they were granted permission peaceably to leave the valley of the Nile for the Arabian Desert. They were to receive a modest payment of money and goods in token of their long service in Egypt. The Hebrews for their part entered into an agreement to maintain friendly relations with the Pharaohs and not to join in any alliance against Egypt. But the king later saw fit to repudiate this treaty, giving as his reason the excuse that his spies had discovered disloyalty among the Bedouin slaves. He claimed they sought freedom for the purpose of going into the desert to organize the nomads against Egypt.
96:3.5 (1056.2) Mozes raakte echter niet ontmoedigd; hij wachtte zijn tijd af, en binnen een jaar, toen de Egyptische strijdkrachten geheel in beslag werden genomen met het afslaan van gelijktijdige aanslagen van een sterk Libisch front in het zuiden en een Griekse zeevloot in het noorden, leidde deze onverschrokken organisator zijn landgenoten, in een spectaculaire nachtelijke vlucht uit Egypte. Deze sprong naar de vrijheid was zorgvuldig voorbereid en werd bekwaam uitgevoerd. En het lukte hun, ondanks het feit dat zij vurig werden achternagezeten door Farao en een kleine eenheid Egyptenaren, die allen vielen door de verdediging van de vluchtelingen en daarbij veel buit opleverden, die nog werd vermeerderd met wat de oprukkende schare ontsnappende slaven buitmaakte terwijl ze opmarcheerde naar het voorvaderlijk thuis in de woestijn.   96:3.5 (1056.2) But Moses was not discouraged; he bided his time, and in less than a year, when the Egyptian military forces were fully occupied in resisting the simultaneous onslaughts of a strong Libyan thrust from the south and a Greek naval invasion from the north, this intrepid organizer led his compatriots out of Egypt in a spectacular night flight. This dash for liberty was carefully planned and skillfully executed. And they were successful, notwithstanding that they were hotly pursued by Pharaoh and a small body of Egyptians, who all fell before the fugitives’ defense, yielding much booty, all of which was augmented by the loot of the advancing host of escaping slaves as they marched on toward their ancestral desert home.
4. De verkondiging van Jahweh ^top   4. The Proclamation of Yahweh ^top
96:4.1 (1056.3) De evolutie en verheffing van Mozes’ onderricht heeft bijna de helft van de hele wereld beïnvloed, en doet dit nog steeds, zelfs in de twintigste eeuw. Terwijl Mozes de meer vooruitstrevende Egyptische religieuze filosofie begreep, wisten de Bedouïnen-slaven weinig over deze leringen, maar zij hadden de god van de berg Horeb, die hun voorvaderen Jahweh hadden genoemd, nooit geheel vergeten.   96:4.1 (1056.3) The evolution and elevation of the Mosaic teaching has influenced almost one half of all the world, and still does even in the twentieth century. While Moses comprehended the more advanced Egyptian religious philosophy, the Bedouin slaves knew little about such teachings, but they had never entirely forgotten the god of Mount Horeb, whom their ancestors had called Yahweh.
96:4.2 (1056.4) Mozes had zowel van zijn vader als van zijn moeder gehoord over de leringen van Machiventa Melchizedek, want het feit dat zij een gemeenschappelijk religieus geloof had-den was de verklaring voor de ongewone verbintenis tussen een vrouw van koninklijke bloe- de en een man uit een volk dat gevangen werd gehouden. Mozes’ schoonvader was een Kenitische vereerder van El Elyon, maar de ouders van de bevrijder geloofden in El Shaddai. Mozes werd dus als een El Shaddaiïst opgevoed; door de invloed van zijn schoonvader werd hij een aanhanger van El Elyon en tegen de tijd dat de Hebreeërs na de vlucht uit Egypte hun tenten hadden opgeslagen rond de berg Sinaï, had hij een nieuw, uitgebreid begrip van de Godheid geformuleerd (ontleend aan al zijn eerdere overtuigingen), hetgeen hij wijselijk besloot aan zijn volk te verkondigen als een uitbreiding van hun begrip van hun oude stamgod Jahweh.   96:4.2 (1056.4) Moses had heard of the teachings of Machiventa Melchizedek from both his father and his mother, their commonness of religious belief being the explanation for the unusual union between a woman of royal blood and a man from a captive race. Moses’ father-in-law was a Kenite worshiper of El Elyon, but the emancipator’s parents were believers in El Shaddai. Moses thus was educated an El Shaddaist; through the influence of his father-in-law he became an El Elyonist; and by the time of the Hebrew encampment about Mount Sinai after the flight from Egypt, he had formulated a new and enlarged concept of Deity (derived from all his former beliefs), which he wisely decided to proclaim to his people as an expanded concept of their olden tribal god, Yahweh.
96:4.3 (1056.5) Mozes had getracht deze Bedouïnen het idee van El Elyon te onderrichten, maar nog vóór het vertrek uit Egypte was hij overtuigd geraakt dat zij deze leer nooit geheel zouden begrijpen. Daarom besloot hij weloverwogen tot het compromis om de woestijn-stamgod van zijn volgelingen te aanvaarden als hun ene en enige god. Mozes onderrichtte niet specifiek dat andere volken en naties geen andere goden mochten hebben, maar hij hield wel vastbesloten vol dat Jahweh boven deze allen stond, in het bijzonder voor de Hebreeërs. Maar hij werd steeds gekweld door de lastige situatie dat hij dit nieuwe, hogere idee van de Godheid aan deze onwetende slaven trachtte aan te bieden onder het mom van de oude term Jahweh, die altijd gesymboliseerd was geweest door het gouden kalf van de Bedouïnenstammen.   96:4.3 (1056.5) Moses had endeavored to teach these Bedouins the idea of El Elyon, but before leaving Egypt, he had become convinced they would never fully comprehend this doctrine. Therefore he deliberately determined upon the compromise adoption of their tribal god of the desert as the one and only god of his followers. Moses did not specifically teach that other peoples and nations might not have other gods, but he did resolutely maintain that Yahweh was over and above all, especially to the Hebrews. But always was he plagued by the awkward predicament of trying to present his new and higher idea of Deity to these ignorant slaves under the guise of the ancient term Yahweh, which had always been symbolized by the golden calf of the Bedouin tribes.
96:4.4 (1056.6) Het feit dat Jahweh de god van de vluchtende Hebreeërs was, verklaart waarom zij zo lang voor de heilige berg Sinaï talmden en waarom zij daar de Tien Geboden ontvingen, die Mozes afkondigde in de naam van Jahweh, de god van de Horeb. Gedurende dit langdurige verblijf voor de Sinaï werden de godsdienstige ceremoniën van de zich nieuw ontwikkelende Hebreeuwse eredienst verder vervolmaakt.   96:4.4 (1056.6) The fact that Yahweh was the god of the fleeing Hebrews explains why they tarried so long before the holy mountain of Sinai, and why they there received the ten commandments which Moses promulgated in the name of Yahweh, the god of Horeb. During this lengthy sojourn before Sinai the religious ceremonials of the newly evolving Hebrew worship were further perfected.
96:4.5 (1057.1) Het ziet er niet naar uit de Mozes er ooit in zou zijn geslaagd zijn enigszins vooruitstrevende ceremoniële eredienst in te stellen en zijn volgelingen een kwart eeuw lang intact te houden, als de Horeb gedurende de derde week dat zij zich in aanbidding aan zijn voet ophielden, niet tot een hevige uitbarsting was gekomen. ‘De berg van Jahweh ging in vuur op en de rook daarvan steeg op als de rook van een oven en de gehele berg beefde zeer.’ Gezien deze ramp is het niet verbazingwekkend dat Mozes zijn broeders de leer kon inprenten dat hun God ‘groot en vreselijk, een verterend vuur, geducht en almachtig’ was.   96:4.5 (1057.1) It does not appear that Moses would ever have succeeded in the establishment of his somewhat advanced ceremonial worship and in keeping his followers intact for a quarter of a century had it not been for the violent eruption of Horeb during the third week of their worshipful sojourn at its base. “The mountain of Yahweh was consumed in fire, and the smoke ascended like the smoke of a furnace, and the whole mountain quaked greatly.” In view of this cataclysm it is not surprising that Moses could impress upon his brethren the teaching that their God was “mighty, terrible, a devouring fire, fearful, and all-powerful.”
96:4.6 (1057.2) Mozes verkondigde dat Jahweh de Here God van Israel was die de Hebreeërs had gekozen als zijn uitverkoren volk; hij was bezig een nieuwe natie op te bouwen en wijselijk nationaliseerde hij zijn religieuze leringen en vertelde hij zijn volgelingen dat Jahweh een harde leermeester was, een ‘jaloerse God.’ Niettemin trachtte hij ook hun begrip van goddelijkheid te vergroten toen hij hun onderrichtte dat Jahweh de ‘God der geesten van alle vlees’ was en toen hij zei: ‘De eeuwige God is uw toevlucht en onder u zijn de eeuwige armen.’ Mozes onderrichtte dat Jahweh een God was die zijn verbond gestand deed; dat hij ‘u niet zal verlaten, noch verderven, want de Heer heeft u lief en zal niet vergeten het verbond met uw vaderen, dat hij hun onder ede bevestigd heeft.’   96:4.6 (1057.2) Moses proclaimed that Yahweh was the Lord God of Israel, who had singled out the Hebrews as his chosen people; he was building a new nation, and he wisely nationalized his religious teachings, telling his followers that Yahweh was a hard taskmaster, a “jealous God.” But nonetheless he sought to enlarge their concept of divinity when he taught them that Yahweh was the “God of the spirits of all flesh,” and when he said, “The eternal God is your refuge, and underneath are the everlasting arms.” Moses taught that Yahweh was a covenant-keeping God; that he “will not forsake you, neither destroy you, nor forget the covenant of your fathers because the Lord loves you and will not forget the oath by which he swore to your fathers.”
96:4.7 (1057.3) Mozes deed een heroïsche poging om Jahweh te verheffen tot de waardigheid van een oppermachtige Godheid door hem voor te stellen als de ‘God van waarheid en zonder ongerechtigheid, juist en gerechtigd in al zijn wegen.’ En toch maakte het beperkte begripsvermogen van zijn volgelingen het noodzakelijk om, ondanks dit verheven onderricht, over God te spreken alsof hij naar ’s mensen beeld was, onderworpen aan buien van boosheid, woede en gestrengheid, ja wraakzuchtig en licht te beïnvloeden door het gedrag van de mens.   96:4.7 (1057.3) Moses made a heroic effort to uplift Yahweh to the dignity of a supreme Deity when he presented him as the “God of truth and without iniquity, just and right in all his ways.” And yet, despite this exalted teaching, the limited understanding of his followers made it necessary to speak of God as being in man’s image, as being subject to fits of anger, wrath, and severity, even that he was vengeful and easily influenced by man’s conduct.
96:4.8 (1057.4) In het onderricht van Mozes werd Jahweh, deze tribale natuurgod, de Here God van Israel, die hen volgde door de wildernis en zelfs tot in de ballingschap, waar hij weldra werd voorgesteld als de God van alle volkeren. De latere gevangenschap die de Joden in Babylon knechtte, betekende uiteindelijk de bevrijding van het evoluerende begrip van Jahweh, zodat het de monotheïstische rol van de God van alle naties op zich kon nemen.   96:4.8 (1057.4) Under the teachings of Moses this tribal nature god, Yahweh, became the Lord God of Israel, who followed them through the wilderness and even into exile, where he presently was conceived of as the God of all peoples. The later captivity that enslaved the Jews in Babylon finally liberated the evolving concept of Yahweh to assume the monotheistic role of the God of all nations.
96:4.9 (1057.5) Het uitzonderlijkste en verbazingwekkendste aspect van de religieuze geschiedenis van de Hebreeërs betreft deze ononderbroken evolutie van het begrip van de Godheid, van de primitieve god van de berg Horeb, via de onderrichtingen van hun successieve geestelijke leiders, tot het hoge ontwikkelingsniveau dat wordt uitgebeeld in de leringen ten aanzien van de Godheid van de Jesaja’s die de schitterende idee van de liefhebbende, barmhartige Schepper-Vader verkondigden.   96:4.9 (1057.5) The most unique and amazing feature of the religious history of the Hebrews concerns this continuous evolution of the concept of Deity from the primitive god of Mount Horeb up through the teachings of their successive spiritual leaders to the high level of development depicted in the Deity doctrines of the Isaiahs, who proclaimed that magnificent concept of the loving and merciful Creator Father.
5. De onderrichtingen van Mozes ^top   5. The Teachings of Moses ^top
96:5.1 (1057.6) Mozes combineerde in zijn persoon op uitzonderlijke wijze de kwaliteiten van een militair leider, sociale organisator en religieuze leraar. Hij was de belangrijkste individuele wereldleraar en leider tussen de dagen van Machiventa en Jezus. Mozes trachtte vele hervormingen in Israel in te voeren die niet beschreven staan. In de tijdspanne van één mensenleven leidde hij de veeltalige horde van zogenoemde Hebreeërs uit de slavernij en hun ongeciviliseerde omzwervingen en legde onderwijl de grondslag voor de latere geboorte van een natie en de bestendiging van een volk.   96:5.1 (1057.6) Moses was an extraordinary combination of military leader, social organizer, and religious teacher. He was the most important individual world teacher and leader between the times of Machiventa and Jesus. Moses attempted to introduce many reforms in Israel of which there is no record. In the space of one man’s life he led the polyglot horde of so-called Hebrews out of slavery and uncivilized roaming while he laid the foundation for the subsequent birth of a nation and the perpetuation of a race.
96:5.2 (1057.7) Er staat zo weinig beschreven van het grote werk van Mozes omdat de Hebreeërs geen geschreven taal kenden ten tijde van de exodus. Het verslag over de tijden en daden van Mozes werd ontleend aan de overleveringen die meer dan duizend jaar na de dood van de grote leider nog voortleefden.   96:5.2 (1057.7) There is so little on record of the great work of Moses because the Hebrews had no written language at the time of the exodus. The record of the times and doings of Moses was derived from the traditions extant more than one thousand years after the death of the great leader.
96:5.3 (1058.1) Veel van Mozes’ progressieve leringen die boven de godsdienst van de Egyptenaren en de omringende Levantijnse stammen uitgingen, stamden van de Kenitische tradities over de tijd van Melchizedek. Zonder het onderricht van Machiventa aan Abraham en zijn tijdgenoten, zouden de Hebreeërs in hopeloze duisternis uit Egypte zijn gekomen. Mozes en zijn schoonvader Jetro verzamelden de resten van de overleveringen uit de dagen van Melchizedek, en gevoegd bij de geleerdheid van de Egyptenaren, vormden deze onderrichtingen een leidraad voor Mozes bij het scheppen van de verbeterde religie en rituelen van de Israëlieten. Mozes was een organisator: hij selecteerde de beste praktijken uit de godsdienst en zeden van Egypte en Palestina, verbond deze met de tradities over het onderricht van Melchizedek, en organiseerde zo het Hebreeuwse ceremoniële stelsel van godsverering.   96:5.3 (1058.1) Many of the advances which Moses made over and above the religion of the Egyptians and the surrounding Levantine tribes were due to the Kenite traditions of the time of Melchizedek. Without the teaching of Machiventa to Abraham and his contemporaries, the Hebrews would have come out of Egypt in hopeless darkness. Moses and his father-in-law, Jethro, gathered up the residue of the traditions of the days of Melchizedek, and these teachings, joined to the learning of the Egyptians, guided Moses in the creation of the improved religion and ritual of the Israelites. Moses was an organizer; he selected the best in the religion and mores of Egypt and Palestine and, associating these practices with the traditions of the Melchizedek teachings, organized the Hebrew ceremonial system of worship.
96:5.4 (1058.2) Mozes geloofde in de Voorzienigheid; hij was grondig besmet geraakt met de Egyptische leringen over de bovennatuurlijke beheersing van de Nijl en andere natuurelementen. Hij had een grote visie aangaande God, maar hij was volkomen oprecht toen hij de Hebreeërs onderrichtte dat als zij God zouden gehoorzamen, ‘Hij u zal liefhebben, zegenen en talrijk maken. Hij zal vermeerderen de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw land — het koren, de wijn, de olie en uw kudden. Voorspoedig zult gij zijn boven alle volken, en de Heer uw God zal alle ziekte van u afnemen en geen van de boze kwalen van Egypte zal hij U opleggen.’ Hij zei zelfs: ‘Maar gij zult aan de Heer, uw God, denken, want hij is het die u kracht geeft om vermogen te verwerven.’ ‘Gij zult aan vele volken lenen, maar zelf zult gij niet ter leen ontvangen. Gij zult over vele volken heersen, maar over u zullen zij niet heersen.’   96:5.4 (1058.2) Moses was a believer in Providence; he had become thoroughly tainted with the doctrines of Egypt concerning the supernatural control of the Nile and the other elements of nature. He had a great vision of God, but he was thoroughly sincere when he taught the Hebrews that, if they would obey God, “He will love you, bless you, and multiply you. He will multiply the fruit of your womb and the fruit of your land—the corn, wine, oil, and your flocks. You shall be prospered above all people, and the Lord your God will take away from you all sickness and will put none of the evil diseases of Egypt upon you.” He even said: “Remember the Lord your God, for it is he who gives you the power to get wealth.” “You shall lend to many nations, but you shall not borrow. You shall reign over many nations, but they shall not reign over you.”
96:5.5 (1058.3) Het was echter waarlijk deerniswekkend om te zien hoe het grote intellect van Mozes trachtte zijn sublieme idee van El Elyon, de Allerhoogste, aan te passen aan het bevattingsvermogen van de onwetende, ongeletterde Hebreeërs. Tot zijn verzamelde leiders donderde hij: ‘De Heer uw God is één God, er is geen ander behalve hij,’ terwijl hij aan de gemengde menigte verklaarde: ‘Wie is als uw God onder alle goden?’ Mozes verzette zich dapper en met gedeeltelijk succes tegen fetisjen en afgodendienst, en verklaarde: ‘Gij hebt generlei gedaante gezien op de dag dat uw God op Horeb tot u sprak uit het midden van het vuur.’ Hij verbood ook het maken van afbeeldingen van iedere soort.   96:5.5 (1058.3) But it was truly pitiful to watch this great mind of Moses trying to adapt his sublime concept of El Elyon, the Most High, to the comprehension of the ignorant and illiterate Hebrews. To his assembled leaders he thundered, “The Lord your God is one God; there is none beside him”; while to the mixed multitude he declared, “Who is like your God among all the gods?” Moses made a brave and partly successful stand against fetishes and idolatry, declaring, “You saw no similitude on the day that your God spoke to you at Horeb out of the midst of the fire.” He also forbade the making of images of any sort.
96:5.6 (1058.4) Mozes was bang om de genade van Jahweh te verkondigen en gaf er de voorkeur aan zijn volk ontzag in te boezemen met vrees voor de gerechtigheid Gods, zeggende: ‘De Heer uw God is God der goden en Heer der heren, een grote God, een machtige en verschrikkelijke God, die geen acht slaat op de mens.’ Anderzijds trachtte hij de woelige clans te beheersen toen hij verklaarde: ‘uw God doodt wanneer gij hem niet gehoorzaamt; hij geneest en geeft leven wanneer gij hem gehoorzaam zijt.’ Maar Mozes leerde deze stammen ook dat zij alleen Gods gekozen volk zouden worden op voorwaarde dat zij ‘al zijn geboden en inzettingen onderhielden.’   96:5.6 (1058.4) Moses feared to proclaim the mercy of Yahweh, preferring to awe his people with the fear of the justice of God, saying: “The Lord your God is God of Gods, and Lord of Lords, a great God, a mighty and terrible God, who regards not man.” Again he sought to control the turbulent clans when he declared that “your God kills when you disobey him; he heals and gives life when you obey him.” But Moses taught these tribes that they would become the chosen people of God only on condition that they “kept all his commandments and obeyed all his statutes.”
96:5.7 (1058.5) In deze vroege tijden kregen de Hebreeërs maar weinig te horen over Gods barmhartigheid. Zij hoorden over God als ‘de Almachtige; de Heer is een krijgsheld, God van gevechten, wonderbaar in macht, die zijn vijanden verplettert.’ ‘Want de Heer uw God wandelt in uw legerplaats om u te redden.’ De Israëlieten dachten zich hun God als iemand die hen liefhad, maar die ook ‘het hart van Farao verhardde’ en ‘hun vijanden vervloekte.’   96:5.7 (1058.5) Little of the mercy of God was taught the Hebrews during these early times. They learned of God as “the Almighty; the Lord is a man of war, God of battles, glorious in power, who dashes in pieces his enemies.” “The Lord your God walks in the midst of the camp to deliver you.” The Israelites thought of their God as one who loved them, but who also “hardened Pharaoh’s heart” and “cursed their enemies.”
96:5.8 (1058.6) Hoewel Mozes de kinderen Israels van tijd tot tijd een vluchtige glimp bood van een universele, weldoende Godheid, was hun dagelijkse begrip van Jahweh dat van een God die maar weinig beter was dan de stamgoden van de volken om hen heen. Hun Godsbeeld was primitief, grof en antropomorfisch: toen Mozes stierf, keerden deze Bedouïnenstammen al spoedig terug tot de half-barbaarse ideeën over de oude goden van de Horeb en de woes- tijn. De bredere, subliemere visie op God die Mozes zijn leiders nu en dan had aangeboden, werd spoedig uit het oog verloren, terwijl de meerderheid van het volk zich wendde tot de verering van de fetisjistische gouden kalveren, het Jahweh-symbool van de Palestijnse veehoeders.   96:5.8 (1058.6) While Moses presented fleeting glimpses of a universal and beneficent Deity to the children of Israel, on the whole, their day-by-day concept of Yahweh was that of a God but little better than the tribal gods of the surrounding peoples. Their concept of God was primitive, crude, and anthropomorphic; when Moses passed on, these Bedouin tribes quickly reverted to the semibarbaric ideas of their olden gods of Horeb and the desert. The enlarged and more sublime vision of God which Moses every now and then presented to his leaders was soon lost to view, while most of the people turned to the worship of their fetish golden calves, the Palestinian herdsman’s symbol of Yahweh.
96:5.9 (1059.1) Toen Mozes het bevel over de Hebreeërs overdroeg aan Jozua, had hij reeds duizenden tweedegraads verwante afstammelingen van Abraham, Nahor, en Lot verzameld, samen met leden van andere verwante stammen, en had hen bijeen gezweept tot een zichzelf onderhoudende en gedeeltelijk zelfregelende natie van veehoedende krijgslieden.   96:5.9 (1059.1) When Moses turned over the command of the Hebrews to Joshua, he had already gathered up thousands of the collateral descendants of Abraham, Nahor, Lot, and other of the related tribes and had whipped them into a self-sustaining and partially self-regulating nation of pastoral warriors.
6. Het Godsbegrip na Mozes’ dood ^top   6. The God Concept After Moses’ Death ^top
96:6.1 (1059.2) Na de dood van Mozes degenereerde zijn verheven denkbeeld van Jahweh snel. Jozua en de leiders van Israel bleven de Mozaïsche tradities over de alwijze, weldadige en almachtige God koesteren, maar het gewone volk keerde al spoedig terug tot het oudere woestijn-idee van Jahweh. En dit achterwaarts afdrijven van het begrip van de Godheid zette steeds sterker door onder het bewind van de verschillende achtereenvolgende stam-sheiks, de zogenaamde Richteren.   96:6.1 (1059.2) Upon the death of Moses his lofty concept of Yahweh rapidly deteriorated. Joshua and the leaders of Israel continued to harbor the Mosaic traditions of the all-wise, beneficent, and almighty God, but the common people rapidly reverted to the older desert idea of Yahweh. And this backward drift of the concept of Deity continued increasingly under the successive rule of the various tribal sheiks, the so-called Judges.
96:6.2 (1059.3) De bekoring van de buitengewone persoonlijkheid van Mozes had in het hart van zijn volgelingen de inspiratie van een steeds bredere voorstelling van God levend gehouden, maar toen zij eenmaal de vruchtbare landstreken van Palestina hadden bereikt, ontwikkelden zij zich van nomadische veehoeders al snel tot gevestigde en wat bezadigde boeren. En deze ontwikkeling in hun leefgewoonten en verandering in hun religieuze uitgangspunt vroegen om een min of meer volledige verandering in het karakter van hun opvatting over de natuur van hun God, Jahweh. In de beginperiode van de omvorming van de strenge, primitieve, veel- eisende en donderende woestijngod van de Sinaï tot het idee van een God van liefde, gerechtigheid en barmhartigheid dat later opkwam, verloren de Hebreeërs de verheven onderrichtingen van Mozes bijna uit het oog. Zij raakten haast alle begrip van het mono- theïsme kwijt; ze verspeelden bijna hun kans om het volk te worden dat zou dienen als een vitale schakel in de geestelijke evolutie van Urantia, de groep die het onderricht van Melchizedek aangaande één God zou bewaren tot de tijden van de incarnatie van een zelfschenking-Zoon van die Vader van allen.   96:6.2 (1059.3) The spell of the extraordinary personality of Moses had kept alive in the hearts of his followers the inspiration of an increasingly enlarged concept of God; but when they once reached the fertile lands of Palestine, they quickly evolved from nomadic herders into settled and somewhat sedate farmers. And this evolution of life practices and change of religious viewpoint demanded a more or less complete change in the character of their conception of the nature of their God, Yahweh. During the times of the beginning of the transmutation of the austere, crude, exacting, and thunderous desert god of Sinai into the later appearing concept of a God of love, justice, and mercy, the Hebrews almost lost sight of Moses’ lofty teachings. They came near losing all concept of monotheism; they nearly lost their opportunity of becoming the people who would serve as a vital link in the spiritual evolution of Urantia, the group who would conserve the Melchizedek teaching of one God until the times of the incarnation of a bestowal Son of that Father of all.
96:6.3 (1059.4) Wanhopig trachtte Jozua het denkbeeld van een allerhoogste Jahweh zijn stamleden te blijven voorthouden, waarbij hij liet verkondigen: ‘Zoals ik met Mozes was, zo zal ik met u zijn; ik zal u niet begeven en u niet verzaken.’ Jozua merkte dat het noodzakelijk was een streng evangelie te prediken aan zijn ongelovige volk, mensen die maar al te graag geloofden in de oude religie waarin ze geboren waren, maar onwillig waren om voorwaarts te gaan in de religie van geloof en rechtvaardigheid. De essentie van Jozua’s onderricht werd: ‘Jahweh is een heilig God; hij is een naijverig God; hij zal uw overtreding en uw zonden niet vergeven.’ Het hoogste denkbeeld van dit tijdperk schilderde Jahweh af als een ‘God van kracht, oordeel en gerechtigheid.’   96:6.3 (1059.4) Desperately Joshua sought to hold the concept of a supreme Yahweh in the minds of the tribesmen, causing it to be proclaimed: “As I was with Moses, so will I be with you; I will not fail you nor forsake you.” Joshua found it necessary to preach a stern gospel to his disbelieving people, people all too willing to believe their old and native religion but unwilling to go forward in the religion of faith and righteousness. The burden of Joshua’s teaching became: “Yahweh is a holy God; he is a jealous God; he will not forgive your transgressions nor your sins.” The highest concept of this age pictured Yahweh as a “God of power, judgment, and justice.”
96:6.4 (1059.5) Maar zelfs in dit duistere tijdperk stond er af en toe een enkele leraar op die het Mozaïsche denkbeeld van goddelijkheid verkondigde: ‘Gij kinderen der goddeloosheid kunt de Heer niet dienen, want hij is een heilige God.’ ‘Zou een sterveling rechtvaardiger zijn dan God? Zal een man reiner zijn dan zijn Maker?’ ‘Kunt gij de geheimen Gods doorgronden, de Almachtige doorgronden ten einde toe? Ziet, God is groot en wij begrijpen hem niet. Wat betreft de Almachtige, wij begrijpen hem niet.’   96:6.4 (1059.5) But even in this dark age, every now and then a solitary teacher would arise proclaiming the Mosaic concept of divinity: “You children of wickedness cannot serve the Lord, for he is a holy God.” “Shall mortal man be more just than God? shall a man be more pure than his Maker?” “Can you by searching find out God? Can you find out the Almighty to perfection? Behold, God is great and we know him not. Touching the Almighty, we cannot find him out.”
7. De Psalmen en het Boek Job ^top   7. Psalms and the Book of Job ^top
96:7.1 (1060.1) Onder het leiderschap van hun sheiks en priesters schoten de Hebreeërs min of meer wortel in Palestina. Maar al spoedig dreven ze terug naar de achterlijke opvattingen van de woestijn en raakten besmet met de minder vooruitstrevende Kanaänitische religieuze praktijken. Ze gingen over tot afgoderij en werden losbandig, en hun idee over de Godheid zakte tot een niveau ver beneden dat van de Egyptische en Mesopotamische Godsvoorstellingen die nog werden onderhouden door bepaalde overgebleven Salem-groepen, en die zijn vastgelegd in sommige Psalmen en in het zogenoemde Boek Job.   96:7.1 (1060.1) Under the leadership of their sheiks and priests the Hebrews became loosely established in Palestine. But they soon drifted back into the benighted beliefs of the desert and became contaminated with the less advanced Canaanite religious practices. They became idolatrous and licentious, and their idea of Deity fell far below the Egyptian and Mesopotamian concepts of God that were maintained by certain surviving Salem groups, and which are recorded in some of the Psalms and in the so-called Book of Job.
96:7.2 (1060.2) De Psalmen zijn het werk van meer dan twintig auteurs; vele zijn geschreven door Egyptische en Mesopotamische leraren. In deze tijden, toen er in de Levant natuurgoden werden vereerd, leefde er nog een aanzienlijk aantal mensen dat geloofde in de oppermacht van El Elyon, de Allerhoogste.   96:7.2 (1060.2) The Psalms are the work of a score or more of authors; many were written by Egyptian and Mesopotamian teachers. During these times when the Levant worshiped nature gods, there were still a goodly number who believed in the supremacy of El Elyon, the Most High.
96:7.3 (1060.3) Geen enkele andere verzameling religieuze geschriften geeft uitdrukking aan zulk een rijkdom aan devotie en inspirerende ideeën over God als het Boek der Psalmen. Het zou zeer dienstig zijn indien ge, bij het doorlezen van deze schitterende verzameling vrome literatuur, aandacht zoudt willen geven aan de bron en de chronologie van iedere aparte zang van lofprijzing en adoratie, en daarbij in gedachten wilt houden dat geen enkele andere verzameling zo’n groot tijdsbestek omvat. Dit Boek der Psalmen is het verslag van de wisselende denkbeelden over God zoals deze leefden bij de gelovigen in de religie van Salem in de hele Levant, en omvat de gehele periode van Amenemope tot Jesaja. In de Psalmen wordt God uitgebeeld in alle fasen van opvatting, van het primitieve idee van een stamgod tot het zeer ver ontwikkelde ideaal van de latere Hebreeërs, waar Jahweh wordt beschreven als een liefhebbend heerser en barmhartige Vader.   96:7.3 (1060.3) No collection of religious writings gives expression to such a wealth of devotion and inspirational ideas of God as the Book of Psalms. And it would be very helpful if, in the perusal of this wonderful collection of worshipful literature, consideration could be given to the source and chronology of each separate hymn of praise and adoration, bearing in mind that no other single collection covers such a great range of time. This Book of Psalms is the record of the varying concepts of God entertained by the believers of the Salem religion throughout the Levant and embraces the entire period from Amenemope to Isaiah. In the Psalms God is depicted in all phases of conception, from the crude idea of a tribal deity to the vastly expanded ideal of the later Hebrews, wherein Yahweh is pictured as a loving ruler and merciful Father.
96:7.4 (1060.4) Op deze wijze beschouwd, vormt deze groep Psalmen de meest waardevolle en nuttige verzameling van uitingen van religieuze gevoelens die de mens tot aan de dagen van de twintigste eeuw heeft bijeengebracht. De eerbiedige geest van deze verzameling hymnen gaat die van alle andere heilige boeken van de wereld te boven.   96:7.4 (1060.4) And when thus regarded, this group of Psalms constitutes the most valuable and helpful assortment of devotional sentiments ever assembled by man up to the times of the twentieth century. The worshipful spirit of this collection of hymns transcends that of all other sacred books of the world.
96:7.5 (1060.5) Het gevarieerde beeld van de Godheid dat in het Boek Job wordt gegeven, is gedurende een periode van bijna driehonderd jaar voortgebracht door meer dan twintig Mesopotamische religieuze leraren. En wanneer ge het verheven denkbeeld van goddelijkheid leest dat in deze verzameling Mesopotamische geloofsopvattingen wordt geboden, zult ge inzien dat het in de nabijheid van Ur der Chaldeeën was, dat het idee van een echte God het best bleef bewaard gedurende de donkere dagen in Palestina.   96:7.5 (1060.5) The variegated picture of Deity presented in the Book of Job was the product of more than a score of Mesopotamian religious teachers extending over a period of almost three hundred years. And when you read the lofty concept of divinity found in this compilation of Mesopotamian beliefs, you will recognize that it was in the neighborhood of Ur of Chaldea that the idea of a real God was best preserved during the dark days in Palestine.
96:7.6 (1060.6) In Palestina werden Gods wijsheid en alomtegenwoordigheid wel dikwijls begrepen, maar zelden zijn liefde en barmhartigheid. De Jahweh van deze tijden ‘zendt boze geesten om de zielen van zijn vijanden te overheersen,’ hij doet zijn eigen, gehoorzame kinderen in voorspoed leven, terwijl hij alle anderen vervloekt en met afschrikwekkende oordelen treft. ‘Hij verbreekt de raadslagen der listigen; hij vangt de wijzen in hun eigen bedrog.’   96:7.6 (1060.6) In Palestine the wisdom and all-pervasiveness of God was often grasped but seldom his love and mercy. The Yahweh of these times “sends evil spirits to dominate the souls of his enemies”; he prospers his own and obedient children, while he curses and visits dire judgments upon all others. “He disappoints the devices of the crafty; he takes the wise in their own deceit.”
96:7.7 (1060.7) Alleen in Ur ging er een stem op die de barmhartigheid Gods uitriep, zeggende: ‘Hij zal tot God bidden en door hem begunstigd worden en zal zijn aangezicht met vreugde zien, want God zal aan de mens goddelijke gerechtigheid schenken.’ Aldus wordt er vanuit Ur redding gepredikt, goddelijke gunst door geloof: ‘Hij erbarmt zich over de berouwvolle en zegt, “Bevrijd hem, dat hij niet in de groeve dale, want ik heb een losprijs gevonden.” Als iemand zegt, “ik heb gezondigd en het recht gebogen, en het bracht mij geen nut,” zal God zijn ziel terugbrengen van de groeve, en hij zal het licht zien.’ Sinds de dagen van Melchizedek had de Levantijnse wereld niet meer zo’n luide, opwekkende boodschap over het behoud der mensen gehoord als dit buitengewone onderricht van Elihu, de profeet van Ur en priester der gelovigen te Salem, dat wil zeggen, wat er over was van de kolonie in Mesopotamië die Melchizedek eens had gesticht.   96:7.7 (1060.7) Only at Ur did a voice arise to cry out the mercy of God, saying: “He shall pray to God and shall find favor with him and shall see his face with joy, for God will give to man divine righteousness.” Thus from Ur there is preached salvation, divine favor, by faith: “He is gracious to the repentant and says, ‘Deliver him from going down in the pit, for I have found a ransom.’ If any say, ‘I have sinned and perverted that which was right, and it profited me not,’ God will deliver his soul from going into the pit, and he shall see the light.” Not since the times of Melchizedek had the Levantine world heard such a ringing and cheering message of human salvation as this extraordinary teaching of Elihu, the prophet of Ur and priest of the Salem believers, that is, the remnant of the onetime Melchizedek colony in Mesopotamia.
96:7.8 (1061.1) En zo hielden de overlevenden der zendelingen uit Salem in Mesopotamië het licht der waarheid brandende gedurende de periode dat de Hebreeuwse volken in wanorde verkeerden, tot aan de verschijning van de eerste uit de lange lijn leraren van Israel, die ononderbroken doorbouwden, begrip op begrip stapelend, totdat zij het besef bereikt hadden van het ideaal van de Universele Schepper-Vader van allen, het hoogtepunt van de evolutie van het begrip Jahweh.   96:7.8 (1061.1) And thus did the remnants of the Salem missionaries in Mesopotamia maintain the light of truth during the period of the disorganization of the Hebrew peoples until the appearance of the first of that long line of the teachers of Israel who never stopped as they built, concept upon concept, until they had achieved the realization of the ideal of the Universal and Creator Father of all, the acme of the evolution of the Yahweh concept.
96:7.9 (1061.2) [Aangeboden door een Melchizedek van Nebadon].   96:7.9 (1061.2) [Presented by a Melchizedek of Nebadon.]