Verhandeling 73 Paper 73
De Hof van Eden The Garden of Eden
73:0.1 (821.1) HET culturele verval en de geestelijke armoede die het gevolg waren van de val van Caligastia en de sociale verwarring die eruit voortvloeide, hadden weinig uitwerking op de fysieke of biologische status van de volken op Urantia. De organische evolutie ging snel door, geheel onbeïnvloed door de culturele en morele terugval die zo snel op de afvalligheid van Caligastia en Daligastia volgde. Bijna veertigduizend jaar geleden kwam er dan ook een moment in de geschiedenis van de planeet, waarop de dienstdoende Levendragers vaststelden dat vanuit een zuiver biologisch standpunt gezien, de ontwikkeling van de rassen op Urantia zijn hoogtepunt naderde. De Melchizedek-curatoren deelden deze mening en stemden er zonder aarzeling in toe zich aan te sluiten bij een verzoek van de Levendragers aan de Meest Verhevenen van Edentia om een inspectie uit te voeren op Urantia, zodat er opdracht zou kunnen worden gegeven tot het zenden van een Materiële Zoon en Dochter, ten behoeve van de biologische verheffing van deze wereld. 73:0.1 (821.1) THE cultural decadence and spiritual poverty resulting from the Caligastia downfall and consequent social confusion had little effect on the physical or biologic status of the Urantia peoples. Organic evolution proceeded apace, quite regardless of the cultural and moral setback which so swiftly followed the disaffection of Caligastia and Daligastia. And there came a time in the planetary history, almost forty thousand years ago, when the Life Carriers on duty took note that, from a purely biologic standpoint, the developmental progress of the Urantia races was nearing its apex. The Melchizedek receivers, concurring in this opinion, readily agreed to join the Life Carriers in a petition to the Most Highs of Edentia asking that Urantia be inspected with a view to authorizing the dispatch of biologic uplifters, a Material Son and Daughter.
73:0.2 (821.2) Dit verzoek werd gericht tot de Meest Verhevenen van Edentia omdat zij na de val van Caligastia en gedurende de tijdelijke vacatie van het gezag op Jerusem, directe jurisdictie over vele zaken op Urantia hadden uitgeoefend. 73:0.2 (821.2) This request was addressed to the Most Highs of Edentia because they had exercised direct jurisdiction over many of Urantia’s affairs ever since Caligastia’s downfall and the temporary vacation of authority on Jerusem.
73:0.3 (821.3) Tabamantia, de soevereine supervisor van de reeks decimale of experimentele planeten, kwam de planeet inspecteren en toen hij de vooruitgang der rassen had bezien, adviseerde hij onverwijld Materiële Zonen aan Urantia te verlenen. Iets minder dan honderd jaar na het tijdstip van deze inspectie arriveerden Adam en Eva, een Materiële Zoon en Dochter van het plaatselijk stelsel, en namen de moeilijke taak ter hand om orde te gaan scheppen in de verwarde zaken van een planeet die door rebellie was achtergebleven en waarover de ban van geestelijk isolement was afgeroepen. 73:0.3 (821.3) Tabamantia, sovereign supervisor of the series of decimal or experimental worlds, came to inspect the planet and, after his survey of racial progress, duly recommended that Urantia be granted Material Sons. In a little less than one hundred years from the time of this inspection, Adam and Eve, a Material Son and Daughter of the local system, arrived and began the difficult task of attempting to untangle the confused affairs of a planet retarded by rebellion and resting under the ban of spiritual isolation.
1. De Nodieten en de Amadonieten ^top 1. The Nodites and the Amadonites ^top
73:1.1 (821.4) Op een normale planeet is de komst van de Materiële Zoon gewoonlijk de aankondiging van een tijd van grote uitvindingen, materiële vooruitgang en intellectuele verlichting. Het tijdperk na de komst van een Adam is op de meeste werelden de grote tijd voor de wetenschappen, maar zo was het niet op Urantia. Ofschoon de planeet was bevolkt door rassen die in goede lichamelijke conditie verkeerden, leidden de stammen een kwijnend bestaan op het laagst mogelijke peil van verwildering en morele stagnatie. 73:1.1 (821.4) On a normal planet the arrival of the Material Son would ordinarily herald the approach of a great age of invention, material progress, and intellectual enlightenment. The post-Adamic era is the great scientific age of most worlds, but not so on Urantia. Though the planet was peopled by races physically fit, the tribes languished in the depths of savagery and moral stagnation.
73:1.2 (821.5) Tienduizend jaar na de rebellie was praktisch alles uitgewist wat door het bestuur van de Vorst was gewonnen; de rassen op deze wereld waren weinig beter af dan wanneer deze verblinde Zoon nooit naar Urantia zou zijn gekomen. Alleen bij de Nodieten en de Amadonieten hielden de tradities van Dalamatia en de beschaving van de Planetaire Vorst stand. 73:1.2 (821.5) Ten thousand years after the rebellion practically all the gains of the Prince’s administration had been effaced; the races of the world were little better off than if this misguided Son had never come to Urantia. Only among the Nodites and the Amadonites was there persistence of the traditions of Dalamatia and the culture of the Planetary Prince.
73:1.3 (821.6) De Nodieten waren de afstammelingen van de rebellerende leden van de staf van de Vorst, die hun naam ontleenden aan hun eerste leider, Nod, de voormalige voorzitter van de raad voor handel en nijverheid in Dalamatia. De Amadonieten waren de nazaten van de Andonieten die hadden verkozen trouw te blijven aan Van en Amadon. ‘Amadoniet’ is meer een culturele en godsdienstige aanduiding dan een benaming van een ras; als ras beschouwd waren de Amadonieten in wezen Andonieten. ‘Nodiet’ is zowel een culturele als raciale term, want de Nodieten vormden zelf het achtste ras van Urantia. 73:1.3 (821.6) The Nodites were the descendants of the rebel members of the Prince’s staff, their name deriving from their first leader, Nod, onetime chairman of the Dalamatia commission on industry and trade. The Amadonites were the descendants of those Andonites who chose to remain loyal with Van and Amadon. “Amadonite” is more of a cultural and religious designation than a racial term; racially considered the Amadonites were essentially Andonites. “Nodite” is both a cultural and racial term, for the Nodites themselves constituted the eighth race of Urantia.
73:1.4 (822.1) Er bestond vanouds vijandschap tussen de Nodieten en de Amadonieten. Deze vete kwam voortdurend naar de oppervlakte wanneer het nageslacht van deze beide groepen ook maar trachtte gezamenlijk iets te ondernemen. Zelfs later, in de zaken van Eden, viel het hun buitengewoon moeilijk om vreedzaam samen te werken. 73:1.4 (822.1) There existed a traditional enmity between the Nodites and the Amadonites. This feud was constantly coming to the surface whenever the offspring of these two groups would try to engage in some common enterprise. Even later, in the affairs of Eden, it was exceedingly difficult for them to work together in peace.
73:1.5 (822.2) Kort na de verwoesting van Dalamatia raakten de volgelingen van Nod in drie hoofdgroepen verdeeld. De centrale groep bleef in de directe omgeving van het gebied waar zij oorspronkelijk hadden gewoond, dichtbij de bovenloop van de rivieren die in de Perzische Golf uitkomen. De oostelijke groep trok naar de hoogvlakte van Elam, vlak ten oosten van de vallei van de Eufraat. De westelijke groep bevond zich aan de noordoostelijke Syrische kust van de Middellandse Zee en in het aangrenzende gebied. 73:1.5 (822.2) Shortly after the destruction of Dalamatia the followers of Nod became divided into three major groups. The central group remained in the immediate vicinity of their original home near the headwaters of the Persian Gulf. The eastern group migrated to the highland regions of Elam just east of the Euphrates valley. The western group was situated on the northeastern Syrian shores of the Mediterranean and in adjacent territory.
73:1.6 (822.3) Deze Nodieten hadden zich vrijelijk met de Sangik-rassen vermengd en hadden een gezond nageslacht nagelaten. Sommige afstammelingen van de opstandige Dalamatiërs sloten zich later aan bij Van en zijn getrouwe volgelingen in de landstreken ten noorden van Mesopotamië. Hier, in de nabijheid van het Van-meer en het zuidelijke Kaspische Zee-gebied, kwamen de Nodieten in contact met de Amadonieten en vermengden zich met hen, en zij behoorden tot ‘de geweldigen uit de voortijd.’ 73:1.6 (822.3) These Nodites had freely mated with the Sangik races and had left behind an able progeny. And some of the descendants of the rebellious Dalamatians subsequently joined Van and his loyal followers in the lands north of Mesopotamia. Here, in the vicinity of Lake Van and the southern Caspian Sea region, the Nodites mingled and mixed with the Amadonites, and they were numbered among the “mighty men of old.”
73:1.7 (822.4) Vóór de komst van Adam en Eva waren deze groepen — de Nodieten en de Amadonieten — de meest ontwikkelde en beschaafde rassen op aarde. 73:1.7 (822.4) Prior to the arrival of Adam and Eve these groups—Nodites and Amadonites—were the most advanced and cultured races on earth.
2. De plannen voor de Hof ^top 2. Planning for the Garden ^top
73:2.1 (822.5) Bijna honderd jaar lang vóór de inspectie van Tabamantia hadden Van en zijn metgezellen vanuit hun in de hooglanden gelegen hoofdkwartier van wereld-ethiek en cultuur, de komst verkondigd van een beloofde Zoon van God, die de rassen zou verheffen, die een leraar der waarheid zou zijn en de waardige opvolger van de verraderlijke Caligastia. Ofschoon de meerderheid van de toenmalige bewoners der wereld weinig of geen belangstelling toonde in zulk een voorspelling, namen degenen die in direct contact stonden met Van en Amadon dit onderricht ernstig op en begonnen plannen te maken voor de feitelijke ontvangst van de beloofde Zoon. 73:2.1 (822.5) For almost one hundred years prior to Tabamantia’s inspection, Van and his associates, from their highland headquarters of world ethics and culture, had been preaching the advent of a promised Son of God, a racial uplifter, a teacher of truth, and the worthy successor of the traitorous Caligastia. Though the majority of the world’s inhabitants of those days exhibited little or no interest in such a prediction, those who were in immediate contact with Van and Amadon took such teaching seriously and began to plan for the actual reception of the promised Son.
73:2.2 (822.6) Van vertelde zijn naaste metgezellen het verhaal van de Materiële Zonen op Jerusem, wat hij van hen wist nog voordat hij ooit naar Urantia was gekomen. Hij wist heel goed dat deze Adamische Zonen altijd in eenvoudige doch sierlijke, door tuinen omgeven huizen woonden, en stelde voor, drieëntachtig jaar vóór de komst van Adam en Eva, dat zij zich zouden wijden aan de verkondiging van hun naderende komst en aan het gereedmaken van een huis met een hof om hen te ontvangen. 73:2.2 (822.6) Van told his nearest associates the story of the Material Sons on Jerusem; what he had known of them before ever he came to Urantia. He well knew that these Adamic Sons always lived in simple but charming garden homes and proposed, eighty-three years before the arrival of Adam and Eve, that they devote themselves to the proclamation of their advent and to the preparation of a garden home for their reception.
73:2.3 (822.7) Uit hun hoofdkwartier in de hooglanden en uit eenenzestig wijdverspreide nederzettingen verzamelden Van en Amadon een korps van meer dan drieduizend bereidwillige, enthousiaste werkers die zich tijdens een plechtige bijeenkomst wijdden aan de opdracht om voorbereidingen te treffen voor de beloofde — althans verwachte — Zoon. 73:2.3 (822.7) From their highland headquarters and from sixty-one far-scattered settlements, Van and Amadon recruited a corps of over three thousand willing and enthusiastic workers who, in solemn assembly, dedicated themselves to this mission of preparing for the promised—at least expected—Son.
73:2.4 (822.8) Van deelde zijn vrijwilligers in honderd compagnieën in, met aan het hoofd van elk een kapitein en een medewerker die in zijn persoonlijke staf dienstdeed als verbindingsofficier, terwijl hij Amadon als zijn eigen medewerker aanhield. Deze commissies begonnen alle ernstig aan hun voorbereidend werk en de commissie voor de plaatsbepaling van de Hof trok erop uit om de ideale plaats te zoeken. 73:2.4 (822.8) Van divided his volunteers into one hundred companies with a captain over each and an associate who served on his personal staff as a liaison officer, keeping Amadon as his own associate. These commissions all began in earnest their preliminary work, and the committee on location for the Garden sallied forth in search of the ideal spot.
73:2.5 (822.9) Hoewel Caligastia en Daligastia veel van hun macht om kwaad te stichten was ontnomen, deden zij al het mogelijke om het voorbereidingswerk voor de Hof te verijdelen en te belemmeren. Hun boze samenzweringen werden echter grotendeels geneutraliseerd door de getrouwe activiteiten van de bijna tienduizend loyale middenwezens die zich onvermoeibaar inzetten om de onderneming vooruit te helpen. 73:2.5 (822.9) Although Caligastia and Daligastia had been deprived of much of their power for evil, they did everything possible to frustrate and hamper the work of preparing the Garden. But their evil machinations were largely offset by the faithful activities of the almost ten thousand loyal midway creatures who so tirelessly labored to advance the enterprise.
3. De plaats voor de Hof ^top 3. The Garden Site ^top
73:3.1 (823.1) De commissie voor de locatie bleef bijna drie jaar weg. Zij bracht een gunstig rapport uit over drie mogelijke locaties: de eerste was een eiland in de Perzische Golf; de tweede was de aan een rivier gelegen plaats waar de tweede hof werd aangelegd; de derde, een lang smal schiereiland — bijna een eiland — dat aan uit de oostkust van de Middellandse Zee in westelijke richting uitstak in zee. 73:3.1 (823.1) The committee on location was absent for almost three years. It reported favorably concerning three possible locations: The first was an island in the Persian Gulf; the second, the river location subsequently occupied as the second garden; the third, a long narrow peninsula—almost an island—projecting westward from the eastern shores of the Mediterranean Sea.
73:3.2 (823.2) De commissie gaf met bijna algemene stemmen de voorkeur aan de derde locatie. Deze plek werd gekozen en het kostte twee jaar om het culturele hoofdkwartier van de wereld, inclusief de boom des levens, over te brengen naar dit schiereiland in de Middellandse Zee. Behalve één enkele groep, verlieten alle bewoners op vreedzame wijze het schiereiland toen Van en zijn gezelschap arriveerden. 73:3.2 (823.2) The committee almost unanimously favored the third selection. This site was chosen, and two years were occupied in transferring the world’s cultural headquarters, including the tree of life, to this Mediterranean peninsula. All but a single group of the peninsula dwellers peaceably vacated when Van and his company arrived.
73:3.3 (823.3) Dit schiereiland in de Middellandse Zee had een gezond klimaat en een gelijkmatige temperatuur; het bestendige weer was te danken aan de omringende bergen en aan het feit dat dit terrein nagenoeg een eiland in een binnenzee was. Terwijl het overvloedig regende op de omliggende hooglanden, viel er zelden regen in het eigenlijke Eden. Maar iedere nacht ging er vanuit het uitgebreide netwerk van kunstmatige irrigatiekanalen ‘een damp op uit de aarde’ om de plantengroei in de Hof te verfrissen. 73:3.3 (823.3) This Mediterranean peninsula had a salubrious climate and an equable temperature; this stabilized weather was due to the encircling mountains and to the fact that this area was virtually an island in an inland sea. While it rained copiously on the surrounding highlands, it seldom rained in Eden proper. But each night, from the extensive network of artificial irrigation channels, a “mist would go up” to refresh the vegetation of the Garden.
73:3.4 (823.4) De kustlijn van deze landmassa was behoorlijk hoog en de landengte die het met het vasteland verbond, was op het smalste punt slechts iets meer dan veertig kilometer breed. De grote rivier die de Hof bevloeide, kwam van de hoger gelegen gebieden van het schiereiland naar beneden en stroomde in oostelijke richting door de hals van het schiereiland naar het vasteland en vandaar door het Mesopotamische laagland naar de zee daarachter. Deze rivier werd ook gevoed door vier zijrivieren die ontsprongen in de heuvels aan de kust van het schiereiland van Eden, en dit zijn de ‘vier hoofden’ van de rivier ‘voortgaande uit Eden’, die later werden verward met de riviertakken die de tweede hof omgaven. 73:3.4 (823.4) The coast line of this land mass was considerably elevated, and the neck connecting with the mainland was only twenty-seven miles wide at the narrowest point. The great river that watered the Garden came down from the higher lands of the peninsula and flowed east through the peninsular neck to the mainland and thence across the lowlands of Mesopotamia to the sea beyond. It was fed by four tributaries which took origin in the coastal hills of the Edenic peninsula, and these are the “four heads” of the river which “went out of Eden,” and which later became confused with the branches of the rivers surrounding the second garden.
73:3.5 (823.5) De bergen rond de Hof waren rijk aan edelgesteenten en metalen, hoewel hieraan zeer weinig aandacht werd geschonken. De overheersende gedachte zou zijn de verheerlijking van de tuinbouw en de verheffing van de landbouw. 73:3.5 (823.5) The mountains surrounding the Garden abounded in precious stones and metals, though these received very little attention. The dominant idea was to be the glorification of horticulture and the exaltation of agriculture.
73:3.6 (823.6) De voor de Hof gekozen plaats was waarschijnlijk de schoonste plek in zijn soort op de gehele wereld, en het klimaat was er toentertijd ideaal. Nergens elders was er een locatie die zich er zo bij uitstek toe leende zulk een paradijs van botanische expressie te worden. In deze ontmoetingsplaats kwam de keur van de civilisatie op Urantia bijeen. Daarbuiten en nog verder verkeerde de wereld in duisternis, onwetendheid en primitiviteit. Eden was de enige lichte plek op Urantia; het was van nature een droom van schoonheid en spoedig werd het een gedicht van verfijnde, vervolmaakte landschappelijke pracht. 73:3.6 (823.6) The site chosen for the Garden was probably the most beautiful spot of its kind in all the world, and the climate was then ideal. Nowhere else was there a location which could have lent itself so perfectly to becoming such a paradise of botanic expression. In this rendezvous the cream of the civilization of Urantia was forgathering. Without and beyond, the world lay in darkness, ignorance, and savagery. Eden was the one bright spot on Urantia; it was naturally a dream of loveliness, and it soon became a poem of exquisite and perfected landscape glory.
4. De aanleg van de Hof ^top 4. Establishing the Garden ^top
73:4.1 (823.7) Wanneer Materiële Zonen, de biologische verheffers, hun verblijf op een evolutionaire wereld aanvangen, wordt hun verblijfplaats dikwijls de Hof van Eden genoemd, omdat deze gekenmerkt wordt door de bloemenpracht en de botanische schoonheid van Edentia, de hoofdwereld van de constellatie. Van wist veel over deze gebruiken en bepaalde dienovereenkomstig dat het gehele schiereiland bestemd zou worden voor de Hof. Het grasland en de veeteelt werden geprojecteerd op het aangrenzende vasteland. Van de dieren werden er alleen vogels en de verschillende gedomesticeerde dieren binnen het park aangetroffen. Vans instructies waren dat Eden een hof moest zijn, en alleen een hof. Binnen het grondgebied werden er nimmer dieren geslacht. Het vlees dat gedurende alle jaren van de aanleg door de werkers aan de Hof werd gegeten, was altijd afkomstig van de kudden die op het vasteland bewaakt werden. 73:4.1 (823.7) When Material Sons, the biologic uplifters, begin their sojourn on an evolutionary world, their place of abode is often called the Garden of Eden because it is characterized by the floral beauty and the botanic grandeur of Edentia, the constellation capital. Van well knew of these customs and accordingly provided that the entire peninsula be given over to the Garden. Pasturage and animal husbandry were projected for the adjoining mainland. Of animal life, only the birds and the various domesticated species were to be found in the park. Van’s instructions were that Eden was to be a garden, and only a garden. No animals were ever slaughtered within its precincts. All flesh eaten by the Garden workers throughout all the years of construction was brought in from the herds maintained under guard on the mainland.
73:4.2 (824.1) De eerste taak was het bouwen van de bakstenen muur dwars over de engte van het schiereiland. Toen deze eenmaal klaar was, kon het eigenlijke werk van de verfraaiing van het landschap en het bouwen van huizen ongestoord voortgaan. 73:4.2 (824.1) The first task was the building of the brick wall across the neck of the peninsula. This once completed, the real work of landscape beautification and home building could proceed unhindered.
73:4.3 (824.2) Er werd een zoölogische tuin gemaakt door het bouwen van een kleinere muur vlak bui- ten de grote muur; de tussenliggende ruimte, die door allerlei soorten wilde dieren werd bevolkt, diende als extra beveiliging tegen vijandelijke aanvallen. Deze menagerie was in twaalf hoofdafdelingen verdeeld en bemuurde paden leidden tussen deze afdelingen door naar de twaalf poorten van de Hof, met de rivier en de weilanden in het midden van dit gebied. 73:4.3 (824.2) A zoological garden was created by building a smaller wall just outside the main wall; the intervening space, occupied by all manner of wild beasts, served as an additional defense against hostile attacks. This menagerie was organized in twelve grand divisions, and walled paths led between these groups to the twelve gates of the Garden, the river and its adjacent pastures occupying the central area.
73:4.4 (824.3) Het gereedmaken van de Hof werden alleen door vrijwilligers gedaan: er werden nooit huurlingen ingezet. De vrijwilligers cultiveerden de Hof en verzorgden hun kudden om in hun levensbehoeften te voorzien; er werden ook voedselbijdragen ontvangen van naburige gelovigen. En deze grote onderneming werd tot voltooiing gebracht ondanks de moeilijkheden die gepaard gingen met de verwarde staat waarin de wereld zich gedurende deze benarde tijden bevond. 73:4.4 (824.3) In the preparation of the Garden only volunteer laborers were employed; no hirelings were ever used. They cultivated the Garden and tended their herds for support; contributions of food were also received from near-by believers. And this great enterprise was carried through to completion in spite of the difficulties attendant upon the confused status of the world during these troublous times.
73:4.5 (824.4) Grote teleurstelling ontstond echter toen Van, niet wetend hoe spoedig de verwachte Zoon en Dochter zouden komen, voorstelde om ook de jongere generatie op te leiden om de onderneming voort te kunnen zetten, voor het geval dat de komst van de Materiële Zoon en Dochter nog op zich zou laten wachten. Hierdoor leek Van te bekennen dat hij er weinig vertrouwen in had, en dit veroorzaakte veel moeilijkheden en leidde tot veel desertie. Van zette zijn plan om voorbereid te zijn echter door en vulde in de tussentijd de plaatsen van de deserteurs op met jongere vrijwilligers. 73:4.5 (824.4) But it was a cause for great disappointment when Van, not knowing how soon the expected Son and Daughter might come, suggested that the younger generation also be trained in the work of carrying on the enterprise in case their arrival should be delayed. This seemed like an admission of lack of faith on Van’s part and made considerable trouble, caused many desertions; but Van went forward with his plan of preparedness, meantime filling the places of the deserters with younger volunteers.
5. De hof als woonplaats ^top 5. The Garden Home ^top
73:5.1 (824.5) In het midden van het schiereiland van Eden stond de verfijnde stenen tempel van de Universele Vader, het heiligdom van de Hof. In het noorden werd het bestuurscentrum gegrondvest; in het zuiden werden de huizen voor de werkers en hun gezinnen gebouwd; in het westen werden de percelen gereedgemaakt voor de geplande scholen van de onderwijsinstellingen van de verwachte Zoon, terwijl in ‘het oosten van Eden’ de woningen werden gebouwd die bestemd waren voor de beloofde Zoon en zijn directe nakomelingen. De bouwkundige plannen voor Eden voorzagen in behuizing en een overvloed aan land voor een miljoen mensen. 73:5.1 (824.5) At the center of the Edenic peninsula was the exquisite stone temple of the Universal Father, the sacred shrine of the Garden. To the north the administrative headquarters was established; to the south were built the homes for the workers and their families; to the west was provided the allotment of ground for the proposed schools of the educational system of the expected Son, while in the “east of Eden” were built the domiciles intended for the promised Son and his immediate offspring. The architectural plans for Eden provided homes and abundant land for one million human beings.
73:5.2 (824.6) Ofschoon de Hof op het tijdstip van Adams aankomst pas voor een kwart klaar was, waren er duizenden kilometers aan irrigatiekanalen aangelegd en lagen er meer dan achttienduizend kilometers geplaveide paden en wegen. Er stonden iets meer dan vijfduizend bakstenen gebouwen in de verschillende sectoren, en de bomen en planten waren bijna niet te tellen. De groepen huizen in het park telden nooit meer dan zeven. En hoewel de bouwwerken in de Hof eenvoudig waren, waren ze zeer artistiek. De wegen en paden waren goed aangelegd en de landschapsarchitectuur was zeer verfijnd. 73:5.2 (824.6) At the time of Adam’s arrival, though the Garden was only one-fourth finished, it had thousands of miles of irrigation ditches and more than twelve thousand miles of paved paths and roads. There were a trifle over five thousand brick buildings in the various sectors, and the trees and plants were almost beyond number. Seven was the largest number of houses composing any one cluster in the park. And though the structures of the Garden were simple, they were most artistic. The roads and paths were well built, and the landscaping was exquisite.
73:5.3 (824.7) De sanitaire voorzieningen in de Hof waren veel geavanceerder dan alle vroegere pogingen die daartoe op Urantia waren gedaan. Het drinkwater van Eden werd gezond gehouden door strikte naleving van de sanitaire voorschriften die waren opgesteld om het zuiver te houden. In deze begintijd ontstonden er veel moeilijkheden door veronachtzaming van deze regels, maar geleidelijk bracht Van zijn metgezellen bij hoe belangrijk het was om niets te laten vallen in de watervoorziening van de Hof. 73:5.3 (824.7) The sanitary arrangements of the Garden were far in advance of anything that had been attempted theretofore on Urantia. The drinking water of Eden was kept wholesome by the strict observance of the sanitary regulations designed to conserve its purity. During these early times much trouble came about from neglect of these rules, but Van gradually impressed upon his associates the importance of allowing nothing to fall into the water supply of the Garden.
73:5.4 (825.1) Voordat er later een rioolstelsel voor het afvalwater werd aangelegd, hadden de Edenieten de gewoonte alle afval of rottend materiaal zorgvuldig te begraven. De inspecteurs van Amadon deden iedere dag hun ronde om mogelijke ziektebronnen op te sporen. De Urantianen zijn zich pas in de latere perioden van de negentiende en twintigste eeuw opnieuw bewust geworden van het belang van de preventie van ziekten bij de mens. Voordat het Adamische regime werd ontwricht, was er reeds een stelsel van overdekte stenen afvoerkanalen aangelegd dat onder de muren doorliep en uitkwam in de rivier van Eden, bijna anderhalve kilometer voorbij de buitenste of kleine muur van de Hof. 73:5.4 (825.1) Before the later establishment of a sewage-disposal system the Edenites practiced the scrupulous burial of all waste or decomposing material. Amadon’s inspectors made their rounds each day in search for possible causes of sickness. Urantians did not again awaken to the importance of the prevention of human diseases until the later times of the nineteenth and twentieth centuries. Before the disruption of the Adamic regime a covered brick-conduit disposal system had been constructed which ran beneath the walls and emptied into the river of Eden almost a mile beyond the outer or lesser wall of the Garden.
73:5.5 (825.2) Tegen de tijd dat Adam arriveerde, groeiden in Eden de meeste planten uit dat deel van de wereld. Vele vruchten, granen en noten waren reeds sterk verbeterd. Veel van de huidige groenten en granen werden voor het eerst hier gekweekt, doch tientallen soorten voedselplanten gingen later voor de wereld verloren. 73:5.5 (825.2) By the time of Adam’s arrival most of the plants of that section of the world were growing in Eden. Already had many of the fruits, cereals, and nuts been greatly improved. Many modern vegetables and cereals were first cultivated here, but scores of varieties of food plants were subsequently lost to the world.
73:5.6 (825.3) Ongeveer vijf procent van de Hof werd intensief gecultiveerd, vijftien procent werd gedeeltelijk in cultuur gebracht en de rest werd in afwachting van de komst van Adam in min of meer natuurlijke staat gelaten, omdat men vond dacht dat het park het best in overeenstemming met zijn ideeën kon worden voltooid. 73:5.6 (825.3) About five per cent of the Garden was under high artificial cultivation, fifteen per cent partially cultivated, the remainder being left in a more or less natural state pending the arrival of Adam, it being thought best to finish the park in accordance with his ideas.
73:5.7 (825.4) En zo werd de Hof van Eden in gereedheid gebracht voor de ontvangst van de beloofde Adam en zijn gemalin. Deze Hof zou een wereld onder een vervolmaakt bestuur en normaal toezicht tot eer hebben gestrekt. Adam en Eva waren zeer tevreden met het algemene ontwerp van Eden, hoewel ze vele veranderingen aanbrachten in de inrichting van hun eigen persoonlijke verblijfplaats. 73:5.7 (825.4) And so was the Garden of Eden made ready for the reception of the promised Adam and his consort. And this Garden would have done honor to a world under perfected administration and normal control. Adam and Eve were well pleased with the general plan of Eden, though they made many changes in the furnishings of their own personal dwelling.
73:5.8 (825.5) Hoewel de verfraaiing van de Hof nog maar nauwelijks voltooid was toen Adam aankwam, was hij reeds een juweel van botanische schoonheid; gedurende de eerste tijd van Adams verblijf in Eden kreeg de gehele Hof een nieuwe vorm en bereikte nieuwe hoogten van schoonheid en grandeur. Nimmer tevoren of daarna heeft Urantia zo’n pracht aan tuinbouw en landbouw, zo overvloedig tentoongespreid. 73:5.8 (825.5) Although the work of embellishment was hardly finished at the time of Adam’s arrival, the place was already a gem of botanic beauty; and during the early days of his sojourn in Eden the whole Garden took on new form and assumed new proportions of beauty and grandeur. Never before this time nor after has Urantia harbored such a beautiful and replete exhibition of horticulture and agriculture.
6. De boom des levens ^top 6. The Tree of Life ^top
73:6.1 (825.6) In het midden van de tempel in de Hof plantte Van de lang bewaakte boom des levens, wiens bladeren voor de ‘genezing der volkeren’ waren en wiens vruchten hemzelf zo lang hadden staande gehouden op aarde. Van wist heel goed dat Adam en Eva ook van deze gave van Edentia afhankelijk zouden zijn voor de instandhouding van hun leven, wanneer ze eenmaal in materiële vorm op Urantia zouden zijn verschenen. 73:6.1 (825.6) In the center of the Garden temple Van planted the long-guarded tree of life, whose leaves were for the “healing of the nations,” and whose fruit had so long sustained him on earth. Van well knew that Adam and Eve would also be dependent on this gift of Edentia for their life maintenance after they once appeared on Urantia in material form.
73:6.2 (825.7) De Materiële Zonen op de hoofdwerelden der stelsels hebben de boom des levens niet nodig als voedsel. Alleen wanneer zij op de planeten gerepersonaliseerd worden, zijn zij afhankelijk van deze toevoeging aan hun lichamelijke onsterfelijkheid. 73:6.2 (825.7) The Material Sons on the system capitals do not require the tree of life for sustenance. Only in the planetary repersonalization are they dependent on this adjunct to physical immortality.
73:6.3 (825.8) De ‘boom der kennis van goed en kwaad’ moge een stijlfiguur zijn, een symbolische benaming die een menigte van menselijke ervaringen aanduidt, doch ‘de boom des levens’ was geen mythe: hij was echt en is lange tijd op Urantia aanwezig geweest. Toen de Meest Verhevenen van Edentia de benoeming van Caligastia als Planetair Vorst van Urantia en die van de honderd burgers van Jerusem als zijn bestuurlijke staf goedkeurden, stuurden zij door bemiddeling van de Melchizedeks, een struik van Edentia naar de planeet en deze plant groeide uit tot de boom des levens op Urantia. Deze vorm van niet-intelligent leven is inheems op de hoofdkwartierwerelden van de constellaties en wordt ook aangetroffen op de hoofdwerelden van de plaatselijke universa en de superuniversa, evenals op de Havona-werelden, maar niet op de hoofdwerelden der stelsels. 73:6.3 (825.8) The “tree of the knowledge of good and evil” may be a figure of speech, a symbolic designation covering a multitude of human experiences, but the “tree of life” was not a myth; it was real and for a long time was present on Urantia. When the Most Highs of Edentia approved the commission of Caligastia as Planetary Prince of Urantia and those of the one hundred Jerusem citizens as his administrative staff, they sent to the planet, by the Melchizedeks, a shrub of Edentia, and this plant grew to be the tree of life on Urantia. This form of nonintelligent life is native to the constellation headquarters spheres, being also found on the headquarters worlds of the local and superuniverses as well as on the Havona spheres, but not on the system capitals.
73:6.4 (826.1) Deze superplant sloeg bepaalde ruimte-energieën op die een tegengif vormden tegen de elementen die de ouderdom in het dierlijk bestaan veroorzaken. De vrucht van de boom des levens was als een superchemische accumulatorenbatterij die wanneer zij werd gegeten, op mysterieuze wijze de kracht van het universum, die het leven verlengt, vrijgaf. Deze vorm van voeding was volkomen nutteloos voor de gewone evolutionaire wezens op Urantia, maar met name nuttig voor de honderd gematerialiseerde leden van de staf van Caligastia en voor de honderd gemodificeerde Andonieten die iets van hun levensplasma aan de stafleden van de Vorst hadden afgestaan en op hun beurt in het bezit waren gesteld van het levenscomplement dat hen in staat stelde gebruik te maken van de vrucht van de boom des levens teneinde hun overigens sterfelijke bestaan voor onbepaalde tijd te verlengen. 73:6.4 (826.1) This superplant stored up certain space-energies which were antidotal to the age-producing elements of animal existence. The fruit of the tree of life was like a superchemical storage battery, mysteriously releasing the life-extension force of the universe when eaten. This form of sustenance was wholly useless to the ordinary evolutionary beings on Urantia, but specifically it was serviceable to the one hundred materialized members of Caligastia’s staff and to the one hundred modified Andonites who had contributed of their life plasm to the Prince’s staff, and who, in return, were made possessors of that complement of life which made it possible for them to utilize the fruit of the tree of life for an indefinite extension of their otherwise mortal existence.
73:6.5 (826.2) Gedurende de tijd dat de Vorst regeerde, groeide de boom in de grond van de centrale ronde binnenhof van de tempel van de Vader. Bij het uitbreken van de opstand werd hij door Van en zijn metgezellen in hun tijdelijke kamp opnieuw opgekweekt uit de binnenste kern. Later werd deze struik van Edentia meegenomen naar hun toevluchtsoord in het hoogland, waar hij zowel Van als Amadon meer dan honderdvijftigduizend jaar ten dienste stond. 73:6.5 (826.2) During the days of the Prince’s rule the tree was growing from the earth in the central and circular courtyard of the Father’s temple. Upon the outbreak of the rebellion it was regrown from the central core by Van and his associates in their temporary camp. This Edentia shrub was subsequently taken to their highland retreat, where it served both Van and Amadon for more than one hundred and fifty thousand years.
73:6.6 (826.3) Toen Van en zijn metgezellen de Hof voor Adam en Eva in gereedheid brachten, plantten zij de boom uit Edentia over naar de Hof van Eden, waar hij opnieuw in een centrale ronde binnenhof van een tweede tempel voor de Vader groeide. En Adam en Eva aten periodiek van zijn vruchten om hun tweevoudige vorm van lichamelijk leven in stand te houden. 73:6.6 (826.3) When Van and his associates made ready the Garden for Adam and Eve, they transplanted the Edentia tree to the Garden of Eden, where, once again, it grew in a central, circular courtyard of another temple to the Father. And Adam and Eve periodically partook of its fruit for the maintenance of their dual form of physical life.
73:6.7 (826.4) Toen de plannen van de Materiële Zoon misliepen, kregen Adam en zijn familie geen toestemming de kern van de boom uit de Hof mee te nemen. Toen de Nodieten Eden binnenvielen, werd hun verteld dat zij zouden worden als ‘goden, wanneer zij van de vruchten van de boom aten.’ Tot hun grote verbazing troffen zij de boom onbewaakt aan. Jarenlang aten ze vrijelijk van de vruchten, maar het baatte hun niets; zij waren allen materiële stervelingen van dit gebied; zij misten de eigenschap die als complement voor de vrucht van de boom functioneerde. Zij werden woedend dat zij niet in staat waren van de boom des levens te profiteren en in een van hun onderlinge oorlogen werden de tempel en de boom door vuur verwoest; alleen de stenen muur bleef staan tot de Hof later onder water raakte. Dit was de tweede tempel van de Vader die verging. 73:6.7 (826.4) When the plans of the Material Son went astray, Adam and his family were not permitted to carry the core of the tree away from the Garden. When the Nodites invaded Eden, they were told that they would become as “gods if they partook of the fruit of the tree.” Much to their surprise they found it unguarded. They ate freely of the fruit for years, but it did nothing for them; they were all material mortals of the realm; they lacked that endowment which acted as a complement to the fruit of the tree. They became enraged at their inability to benefit from the tree of life, and in connection with one of their internal wars, the temple and the tree were both destroyed by fire; only the stone wall stood until the Garden was subsequently submerged. This was the second temple of the Father to perish.
73:6.8 (826.5) En nu moet alle vlees op Urantia de natuurlijke loop van leven en dood volgen. Adam, Eva, hun kinderen en kleinkinderen en al hun metgezellen zijn in de loop der tijd gestorven, en vielen aldus onder het opklimmingsplan van het plaatselijk universum, waarin de opstanding op de woningwerelden volgt op de materiële dood. 73:6.8 (826.5) And now must all flesh on Urantia take the natural course of life and death. Adam, Eve, their children, and their children’s children, together with their associates, all perished in the course of time, thus becoming subject to the ascension scheme of the local universe wherein mansion world resurrection follows material death.
7. Het lot van Eden ^top 7. The Fate of Eden ^top
73:7.1 (826.6) Nadat de eerste hof door Adam was ontruimd, werd hij afwisselend door de Nodieten, de Cutieten en de Suntieten bezet. Later werd hij de verblijfplaats van de Nodieten uit het noorden die zich verzetten tegen samenwerking met de Adamieten. Het schiereiland was al bijna vierduizend jaar door deze inferieure Nodieten bezet, toen in verband met de hevige activiteit van de omringende vulkanen en het onder water verdwijnen van de Siciliaanse landbrug naar Afrika, de oostelijke bodem van de Middellandse Zee zakte en het gehele Edense schiereiland onder water deed verdwijnen. In samenhang met deze uitgestrekte overstroming kwam de oostkust van de Middellandse Zee sterk omhoog. Dit nu was het einde van de prachtigste natuurlijke creatie die Urantia ooit heeft gekend. Het wegzinken vond niet plotseling plaats, het duurde verscheidene honderden jaren voordat het gehele schiereiland onder water was verdwenen. 73:7.1 (826.6) After the first garden was vacated by Adam, it was occupied variously by the Nodites, Cutites, and the Suntites. It later became the dwelling place of the northern Nodites who opposed co-operation with the Adamites. The peninsula had been overrun by these lower-grade Nodites for almost four thousand years after Adam left the Garden when, in connection with the violent activity of the surrounding volcanoes and the submergence of the Sicilian land bridge to Africa, the eastern floor of the Mediterranean Sea sank, carrying down beneath the waters the whole of the Edenic peninsula. Concomitant with this vast submergence the coast line of the eastern Mediterranean was greatly elevated. And this was the end of the most beautiful natural creation that Urantia has ever harbored. The sinking was not sudden, several hundred years being required completely to submerge the entire peninsula.
73:7.2 (827.1) Wij kunnen dit verdwijnen van de Hof op geen enkele wijze beschouwen als een gevolg van het mislukken van de goddelijke plannen of als een gevolg van de fouten van Adam en Eva. Wij beschouwen de overstroming van Eden als niets anders dan een natuurlijke gebeurtenis; het komt ons echter wel voor dat er werd geregeld dat het verzinken van de Hof zou plaatsvinden ongeveer ten tijde dat de reserves van het violette ras aangroeiden om het werk van het rehabiliteren der volkeren van de wereld te kunnen ondernemen. 73:7.2 (827.1) We cannot regard this disappearance of the Garden as being in any way a result of the miscarriage of the divine plans or as a result of the mistakes of Adam and Eve. We do not regard the submergence of Eden as anything but a natural occurrence, but it does seem to us that the sinking of the Garden was timed to occur at just about the date of the accumulation of the reserves of the violet race for undertaking the work of rehabilitating the world peoples.
73:7.3 (827.2) De Melchizedeks adviseerden Adam om pas met de uitvoering van het programma tot verheffing en vermenging der rassen te beginnen, wanneer zijn familie tot een half miljoen zou zijn uitgegroeid. Het heeft nooit in de bedoeling gelegen dat de Hof de permanente verblijfplaats van de Adamieten zou worden. Zij moesten de boden worden van nieuw leven in de gehele wereld: zij moesten zich inzetten om zich onzelfzuchtig te schenken aan de noodlijdende rassen op aarde. 73:7.3 (827.2) The Melchizedeks counseled Adam not to initiate the program of racial uplift and blending until his own family had numbered one-half million. It was never intended that the Garden should be the permanent home of the Adamites. They were to become emissaries of a new life to all the world; they were to mobilize for unselfish bestowal upon the needy races of earth.
73:7.4 (827.3) De instructies die Adam van de Melchizedeks had gekregen, hielden in dat hij voor ieder ras, continent en district een hoofdkwartier moest stichten dat onder de verantwoordelijkheid van zijn directe zonen en dochters zou komen, terwijl hij en Eva hun tijd moesten verdelen tussen deze verschillende hoofdsteden in de wereld als adviseurs en coördinatoren van het zich over de gehele wereld uitstrekkende dienstbetoon om de volkeren biologisch te verheffen, intellectueel vooruit te brengen en in moreel opzicht te rehabiliteren. 73:7.4 (827.3) The instructions given Adam by the Melchizedeks implied that he was to establish racial, continental, and divisional headquarters to be in charge of his immediate sons and daughters, while he and Eve were to divide their time between these various world capitals as advisers and co-ordinators of the world-wide ministry of biologic uplift, intellectual advancement, and moral rehabilitation.
73:7.5 (827.4) [Aangeboden door Solonia, de serafijnse ‘stem in de Hof.’] 73:7.5 (827.4) [Presented by Solonia, the seraphic “voice in the Garden.”]