Verhandeling 130 Paper 130
Op weg naar Rome On the Way to Rome
130:0.1 (1427.1) DE rondreis door de Romeinse wereld besloeg het grootste gedeelte van het achtentwintigste en het gehele negenentwintigste jaar van Jezus’ leven op aarde. Jezus en de twee mensen die uit India afkomstig waren — Gonod en zijn zoon Ganid — vertrokken uit Jeruzalem op zondagmorgen, 26 april, a.d. 22. Zij maakten hun reis overeenkomstig het plan dat zij hadden opgesteld, en Jezus zei de vader en zijn zoon vaarwel in de stad Charax aan de Perzische Golf, op de tiende december van het volgende jaar, a.d. 23. 130:0.1 (1427.1) THE tour of the Roman world consumed most of the twenty-eighth and the entire twenty-ninth year of Jesus’ life on earth. Jesus and the two natives from India—Gonod and his son Ganid—left Jerusalem on a Sunday morning, April 26, a.d. 22. They made their journey according to schedule, and Jesus said good-bye to the father and son in the city of Charax on the Persian Gulf on the tenth day of December the following year, a.d. 23.
130:0.2 (1427.2) Van Jeruzalem gingen ze via Joppe naar Caesarea. In Caesarea namen zij een schip naar Alexandrië. Vandaar voeren zij naar Lasea op Kreta. Van Kreta voeren zij naar Carthago, waarbij zij Cyrene aandeden. In Carthago vonden zij een schip dat hen naar Napels bracht, waarbij zij Malta, Syracuse, en Messsina aandeden. Van Napels gingen zij naar Capua, en van daar reisden zij over de Via Appia naar Rome. 130:0.2 (1427.2) From Jerusalem they went to Caesarea by way of Joppa. At Caesarea they took a boat for Alexandria. From Alexandria they sailed for Lasea in Crete. From Crete they sailed for Carthage, touching at Cyrene. At Carthage they took a boat for Naples, stopping at Malta, Syracuse, and Messina. From Naples they went to Capua, whence they traveled by the Appian Way to Rome.
130:0.3 (1427.3) Na hun verblijf in Rome gingen zij over land naar Tarentum, waar zij zich inscheepten naar Athene in Griekenland, met onderbrekingen te Nicopolis en Korinte. Van Athene gingen ze via Troas naar Efeze. Van Efeze voeren ze naar Cyprus, waarbij zij onderweg Rhodos aandeden. Hun bezoek aan Cyprus duurde geruime tijd en zij rustten er ook uit, waarna ze scheep gingen naar Antiochië in Syrië. Van Antiochië reisden ze zuidwaarts naar Sidon en sloegen toen af in de richting van Damascus. Vandaar reisden ze per karavaan naar Mesopotamië, waarbij zij door Thapsacus en Larissa kwamen. Ze brachten enige tijd in Babylon door, bezochten Ur en nog andere plaatsen, en gingen daarna naar Susa. Van Susa reisden ze naar Charax, en hier scheepten Gonod en Ganid zich in naar India. 130:0.3 (1427.3) After their stay in Rome they went overland to Tarentum, where they set sail for Athens in Greece, stopping at Nicopolis and Corinth. From Athens they went to Ephesus by way of Troas. From Ephesus they sailed for Cyprus, putting in at Rhodes on the way. They spent considerable time visiting and resting on Cyprus and then sailed for Antioch in Syria. From Antioch they journeyed south to Sidon and then went over to Damascus. From there they traveled by caravan to Mesopotamia, passing through Thapsacus and Larissa. They spent some time in Babylon, visited Ur and other places, and then went to Susa. From Susa they journeyed to Charax, from which place Gonod and Ganid embarked for India.
130:0.4 (1427.4) In de vier maanden dat Jezus in Damascus had gewerkt, had hij zich de eerste beginselen eigengemaakt van de taal die Gonod en Ganid spraken. Tijdens zijn verblijf aldaar had hij een groot gedeelte van zijn tijd besteed aan het maken van vertalingen uit het Grieks in een van de talen van India, waarbij hij werd geholpen door iemand die afkomstig was uit de streek waar Gonod woonde. 130:0.4 (1427.4) It was while working four months at Damascus that Jesus had picked up the rudiments of the language spoken by Gonod and Ganid. While there he had labored much of the time on translations from Greek into one of the languages of India, being assisted by a native of Gonod’s home district.
130:0.5 (1427.5) Op deze rondreis door het Middellandse Zee-gebied bracht Jezus ongeveer de helft van elke dag door met onderricht aan Ganid en het optreden als tolk tijdens de zakelijke besprekingen van Gonod en bij diens particuliere bezoeken. De rest van de dag, waarover hijzelf kon beschikken, wijdde hij aan de intieme persoonlijke contacten met zijn medemensen, de nauwe omgang met de stervelingen van dit gebied, die kenmerkend was voor zijn activiteiten in deze jaren die direct voorafgingen aan zijn optreden in het openbaar. 130:0.5 (1427.5) On this Mediterranean tour Jesus spent about half of each day teaching Ganid and acting as interpreter during Gonod’s business conferences and social contacts. The remainder of each day, which was at his disposal, he devoted to making those close personal contacts with his fellow men, those intimate associations with the mortals of the realm, which so characterized his activities during these years that just preceded his public ministry.
130:0.6 (1427.6) Door eigen waarneming en daadwerkelijk contact maakte Jezus zich vertrouwd met de hogere materiële en intellectuele beschaving van het Westen en de Levant; van Gonod en diens zeer begaafde zoon kwam hij zeer veel te weten omtrent de beschaving en cultuur van India en China, want Gonod, die zelf een inwoner van India was, had drie lange reizen gemaakt naar het rijk van het gele ras. 130:0.6 (1427.6) From firsthand observation and actual contact Jesus acquainted himself with the higher material and intellectual civilization of the Occident and the Levant; from Gonod and his brilliant son he learned a great deal about the civilization and culture of India and China, for Gonod, himself a citizen of India, had made three extensive trips to the empire of the yellow race.
130:0.7 (1427.7) De jongeman Ganid leerde veel van Jezus gedurende deze lange tijd dat ze in nauwe betrekking tot elkaar stonden. Er ontstond een grote genegenheid tussen de twee, en de vader van de jongen trachtte vele malen Jezus te overreden om met hen mee terug te gaan naar India, maar Jezus wees dit steeds af, waarbij hij als verontschuldiging aanvoerde dat het voor hem noodzakelijk was terug te keren naar zijn familie in Palestina. 130:0.7 (1427.7) Ganid, the young man, learned much from Jesus during this long and intimate association. They developed a great affection for each other, and the lad’s father many times tried to persuade Jesus to return with them to India, but Jesus always declined, pleading the necessity for returning to his family in Palestine.
1. In Joppe — gesprek over Jona ^top 1. At Joppa—Discourse on Jonah ^top
130:1.1 (1428.1) Tijdens hun verblijf in Joppe ontmoette Jezus Gadiah, een Filistijnse tolk die werkte voor een zekere Simon, een leerlooier. Gonods agenten in Mesopotamië hadden veel zaken gedaan met deze Simon, en daarom wilden Gonod en zijn zoon hem op weg naar Caesarea bezoeken. Gedurende hun verblijf te Joppe werden Jezus en Gadiah goede vrienden. Deze jonge Filistijn was een zoeker naar waarheid. Jezus was een schenker van waarheid; hij was de waarheid voor die generatie op Urantia. Wanneer een groot zoeker van waarheid en een groot schenker van waarheid elkaar ontmoeten, is het resultaat een grote, bevrijdende verlichting die wordt geboren uit het ervaren van nieuwe waarheid. 130:1.1 (1428.1) During their stay in Joppa, Jesus met Gadiah, a Philistine interpreter who worked for one Simon a tanner. Gonod’s agents in Mesopotamia had transacted much business with this Simon; so Gonod and his son desired to pay him a visit on their way to Caesarea. While they tarried at Joppa, Jesus and Gadiah became warm friends. This young Philistine was a truth seeker. Jesus was a truth giver; he was the truth for that generation on Urantia. When a great truth seeker and a great truth giver meet, the result is a great and liberating enlightenment born of the experience of new truth.
130:1.2 (1428.2) Op zekere dag na de avondmaaltijd wandelden Jezus en de jonge Filistijn langs de zee en Gadiah, die niet wist dat deze ‘schrijver uit Damascus’ zo goed thuis was in de overleveringen van de Hebreeërs, wees Jezus de aanlegplaats waar Jona zich volgens de overlevering had ingescheept voor zijn reis naar Tarsis, die zo slecht zou aflopen. Aan het eind van zijn verhaal stelde hij Jezus deze vraag: ‘Maar geloof je dat de grote vis Jona werkelijk opslokte?’ Jezus zag dat het leven van de jongeman enorm was beïnvloed door deze overlevering en dat het nadenken daarover hem duidelijk had gemaakt dat het dwaasheid is te trachten, zijn plichten uit de weg te gaan. Jezus zei daarom niets dat de grondslag van Gadiah’s motitivatie voor het praktische leven in die periode van zijn bestaan plotseling zou kunnen doen wankelen. In antwoord op zijn vraag zei Jezus: ‘Vriend, we zijn allemaal Jona’s en we moeten evenals hij een leven leiden dat in overeenstemming is met de wil van God. Iedere keer wanneer we trachten te ontkomen aan de plicht die het leven ons heden oplegt door weg te lopen naar iets dat ons in de verte lokt, brengen wij onszelf daardoor onmiddellijk in de macht van de invloeden die niet onder leiding staan van de macht der waarheid en de kracht der rechtschapenheid. Het wegvluchten voor verplichtingen betekent het opofferen van waarheid. Het ontvluchten van de dienst van licht en leven kan alleen maar uitlopen op benauwende conflicten met de moeizame walvissen der zelfzucht, die uiteindelijk leiden tot duisternis en de dood, tenzij deze Godverzakende Jona’s, zelfs in de grootste diepten der wanhoop, hun hart richten op het zoeken van God en zijn goedheid. En wanneer zulke ontmoedigde zielen oprecht naar God zoeken — hongeren naar waarheid en dorsten naar recht — dan is er niets dat hen nog langer gevangen kan houden. In welke grote diepten ze ook gevallen mogen zijn, wanneer ze van ganser harte het licht zoeken, zal de Geest van God, de Heer des hemels, hen uit hun gevangenschap verlossen; de kwade omstandigheden des levens zullen hen uitspuwen op het droge: nieuwe gelegenheden om opnieuw te dienen en wijzer te leven.’ 130:1.2 (1428.2) One day after the evening meal Jesus and the young Philistine strolled down by the sea, and Gadiah, not knowing that this “scribe of Damascus” was so well versed in the Hebrew traditions, pointed out to Jesus the ship landing from which it was reputed that Jonah had embarked on his ill-fated voyage to Tarshish. And when he had concluded his remarks, he asked Jesus this question: “But do you suppose the big fish really did swallow Jonah?” Jesus perceived that this young man’s life had been tremendously influenced by this tradition, and that its contemplation had impressed upon him the folly of trying to run away from duty; Jesus therefore said nothing that would suddenly destroy the foundations of Gadiah’s present motivation for practical living. In answering this question, Jesus said: “My friend, we are all Jonahs with lives to live in accordance with the will of God, and at all times when we seek to escape the present duty of living by running away to far-off enticements, we thereby put ourselves in the immediate control of those influences which are not directed by the powers of truth and the forces of righteousness. The flight from duty is the sacrifice of truth. The escape from the service of light and life can only result in those distressing conflicts with the difficult whales of selfishness which lead eventually to darkness and death unless such God-forsaking Jonahs shall turn their hearts, even when in the very depths of despair, to seek after God and his goodness. And when such disheartened souls sincerely seek for God—hunger for truth and thirst for righteousness—there is nothing that can hold them in further captivity. No matter into what great depths they may have fallen, when they seek the light with a whole heart, the spirit of the Lord God of heaven will deliver them from their captivity; the evil circumstances of life will spew them out upon the dry land of fresh opportunities for renewed service and wiser living.”
130:1.3 (1428.3) Gadiah werd zeer getroffen door Jezus’ onderricht en zij bleven daar bij de zee tot diep in de nacht met elkaar praten. En voordat zij naar hun logies teruggingen, baden zij samen en voor elkaar. Dit was dezelfde Gadiah die later luisterde naar de verkondiging van Petrus en daardoor een overtuigd gelovige werd in Jezus van Nazaret, en die op een avond een gedenkwaardige discussie had met Petrus in het huis van Dorcas. Gadiah had ook grote invloed op de uiteindelijke beslissing van Simon, de welgestelde leerhandelaar, om het Christendom te aanvaarden. 130:1.3 (1428.3) Gadiah was mightily moved by Jesus’ teaching, and they talked long into the night by the seaside, and before they went to their lodgings, they prayed together and for each other. This was the same Gadiah who listened to the later preaching of Peter, became a profound believer in Jesus of Nazareth, and held a memorable argument with Peter one evening at the home of Dorcas. And Gadiah had very much to do with the final decision of Simon, the wealthy leather merchant, to embrace Christianity.
130:1.4 (1428.4) (In dit relaas van het persoonlijke werk van Jezus ten behoeve van zijn medestervelingen tijdens deze rondreis door het Middellandse Zee-gebied zullen wij, in overeenstemming met hetgeen ons is toegestaan, zijn woorden vrij vertalen in moderne bewoordingen, zoals die op Urantia gebruikelijk zijn ten tijde van deze weergave.) 130:1.4 (1428.4) (In this narrative of the personal work of Jesus with his fellow mortals on this tour of the Mediterranean, we shall, in accordance with our permission, freely translate his words into modern phraseology current on Urantia at the time of this presentation.)
130:1.5 (1429.1) Bij het laatste bezoek van Jezus aan Gadiah kwam het onderwerp goed en kwaad ter sprake. De jonge Filistijn had veel problemen doordat het naar zijn gevoelen onrechtvaardig was dat naast het goede, ook het kwaad in de wereld bestond. Hij zei: ‘Hoe kan God, als hij oneindig goed is, toelaten dat wij het leed van het kwaad moeten ondergaan; wie schept per slot van rekening het kwaad?’ In die dagen geloofden nog steeds velen dat God zowel het goede als het kwade schept, maar Jezus leerde nimmer een dergelijke dwaling. Als antwoord op deze vraag zei Jezus: ‘Broeder, God is liefde; daarom moet hij goed zijn en zijn goedheid is zo groot en werkelijk dat ze niet de kleine, onwerkelijke dingen van het kwaad kan bevatten. God is zo positief goed, dat er absoluut geen plaats in hem is voor negatief kwaad. Het kwaad is de onrijpe keuze en de onbedachtzame misstap van hen die zich verzetten tegen goedheid, die schoonheid verwerpelijk achten en ontrouw zijn aan de waarheid. Het kwaad is slechts de verkeerde aanpassing van hen die onrijp zijn, of de verstorende en misvormende invloed van onwetendheid. Het kwaad is de onvermijdelijke duisternis die de onverstandige verwerping van het licht op de hielen volgt. Het kwaad is datgene wat duister is en onwaar en dat, wanneer het bewust wordt omhelsd en opzettelijk onderschreven, tot zonde wordt. 130:1.5 (1429.1) Jesus’ last visit with Gadiah had to do with a discussion of good and evil. This young Philistine was much troubled by a feeling of injustice because of the presence of evil in the world alongside the good. He said: “How can God, if he is infinitely good, permit us to suffer the sorrows of evil; after all, who creates evil?” It was still believed by many in those days that God creates both good and evil, but Jesus never taught such error. In answering this question, Jesus said: “My brother, God is love; therefore he must be good, and his goodness is so great and real that it cannot contain the small and unreal things of evil. God is so positively good that there is absolutely no place in him for negative evil. Evil is the immature choosing and the unthinking misstep of those who are resistant to goodness, rejectful of beauty, and disloyal to truth. Evil is only the misadaptation of immaturity or the disruptive and distorting influence of ignorance. Evil is the inevitable darkness which follows upon the heels of the unwise rejection of light. Evil is that which is dark and untrue, and which, when consciously embraced and willfully endorsed, becomes sin.
130:1.6 (1429.2) ‘Je Vader in de hemel heeft, door je de macht te verlenen om te kiezen tussen waarheid en dwaling, het potentiële negatief geschapen van de positieve weg van licht en leven; maar zulke dwalingen in het kwaad bestaan niet werkelijk, totdat een denkend wezen op een gegeven moment wil dat zij bestaan door een verkeerde keuze te doen inzake de levensweg. Later wordt dan dit kwaad tot zonde verheven door de welbewuste, opzettelijke keuze van dit eigenzinnige, opstandige schepsel. Dit is de reden waarom onze Vader in de hemel toelaat dat het goede en het kwade samengaan tot aan het einde van het leven, zoals ook de natuur toelaat dat de tarwe en het onkruid samen opgroeien tot aan de oogst.’ Gadiah was geheel tevredengesteld door het antwoord van Jezus op zijn vraag, nadat het gesprek dat erop volgde hem de werkelijke betekenis van deze gewichtige uitspraken duidelijk had gemaakt. 130:1.6 (1429.2) “Your Father in heaven, by endowing you with the power to choose between truth and error, created the potential negative of the positive way of light and life; but such errors of evil are really nonexistent until such a time as an intelligent creature wills their existence by mischoosing the way of life. And then are such evils later exalted into sin by the knowing and deliberate choice of such a willful and rebellious creature. This is why our Father in heaven permits the good and the evil to go along together until the end of life, just as nature allows the wheat and the tares to grow side by side until the harvest.” Gadiah was fully satisfied with Jesus’ answer to his question after their subsequent discussion had made clear to his mind the real meaning of these momentous statements.
2. In Caesarea ^top 2. At Caesarea ^top
130:2.1 (1429.3) Jezus en zijn vrienden bleven langer in Caesarea dan zij gedacht hadden, omdat men ontdekte dat een van de grote stuurriemen van het schip waarmee ze van plan waren te reizen, op het punt stond te splijten. De kapitein besloot in de haven te blijven totdat er een nieuwe was gemaakt. Er was een tekort aan geschoolde houtbewerkers voor dit karwei en daarom bood Jezus aan om te helpen. In de avonduren wandelden Jezus en zijn vrienden over de mooie kademuur die dienst deed als wandelweg rond de haven. Ganid genoot van de uitleg die Jezus gaf van de waterhuishouding van de stad en van de techniek om gebruik te maken van de getijden om de straten en riolen van de stad te spoelen. Deze jongeman uit India was zeer onder de indruk van de tempel van Augustus, die op een hoogte stond en bekroond werd door een kolossaal standbeeld van de Romeinse keizer. De tweede middag van hun verblijf woonden ze gedrieën een voorstelling bij in het enorme amfitheater met zijn twintigduizend zitplaatsen, en die avond gingen ze naar een Grieks toneelstuk in het theater. Dit waren de eerste voorstellingen van deze aard die Ganid ooit had bijgewoond, en hij stelde er Jezus vele vragen over. Op de morgen van de derde dag brachten zij een formeel bezoek aan het paleis van de gouverneur, want Caesarea was de hoofdstad van Palestina en de residentie van de Romeinse procurator. 130:2.1 (1429.3) Jesus and his friends tarried in Caesarea beyond the time expected because one of the huge steering paddles of the vessel on which they intended to embark was discovered to be in danger of cleaving. The captain decided to remain in port while a new one was being made. There was a shortage of skilled woodworkers for this task, so Jesus volunteered to assist. During the evenings Jesus and his friends strolled about on the beautiful wall which served as a promenade around the port. Ganid greatly enjoyed Jesus’ explanation of the water system of the city and the technique whereby the tides were utilized to flush the city’s streets and sewers. This youth of India was much impressed with the temple of Augustus, situated upon an elevation and surmounted by a colossal statue of the Roman emperor. The second afternoon of their stay the three of them attended a performance in the enormous amphitheater which could seat twenty thousand persons, and that night they went to a Greek play at the theater. These were the first exhibitions of this sort Ganid had ever witnessed, and he asked Jesus many questions about them. On the morning of the third day they paid a formal visit to the governor’s palace, for Caesarea was the capital of Palestine and the residence of the Roman procurator.
130:2.2 (1429.4) In hun herberg logeerde ook een koopman uit Mongolië en aangezien deze man uit het Verre Oosten tamelijk goed Grieks sprak, had Jezus verscheidene lange gesprekken met hem. Deze man kwam zeer onder de indruk van de levensbeschouwing van Jezus en vergat nooit diens wijze woorden over ‘het leiden van het hemelse leven terwijl men nog op aarde is, door dagelijkse overgave aan de wil van de hemelse Vader.’ Deze koopman was een Taoïst en hij was daardoor een overtuigd gelovige geworden in de leer van een universele Godheid. Na zijn terugkomst in Mongolië begon hij deze hogere waarheden te onderrichten aan zijn buren en zakelijke relaties, en als rechtstreeks gevolg van deze activiteiten besloot zijn oudste zoon Taoïstisch priester te worden. Deze jongeman oefende zijn hele leven lang een grote invloed uit op de verbreiding van hogere waarheid. Hij werd opgevolgd door een zoon en een kleinzoon die eveneens toegewijd waren aan de leer van de Ene God — de Allerhoogste Regeerder des Hemels. 130:2.2 (1429.4) At their inn there also lodged a merchant from Mongolia, and since this Far-Easterner talked Greek fairly well, Jesus had several long visits with him. This man was much impressed with Jesus’ philosophy of life and never forgot his words of wisdom regarding “the living of the heavenly life while on earth by means of daily submission to the will of the heavenly Father.” This merchant was a Taoist, and he had thereby become a strong believer in the doctrine of a universal Deity. When he returned to Mongolia, he began to teach these advanced truths to his neighbors and to his business associates, and as a direct result of such activities, his eldest son decided to become a Taoist priest. This young man exerted a great influence in behalf of advanced truth throughout his lifetime and was followed by a son and a grandson who likewise were devotedly loyal to the doctrine of the One God—the Supreme Ruler of Heaven.
130:2.3 (1430.1) Hoewel de oostelijke tak van de vroege Christelijke kerk, die zijn hoofdkwartier in Filadelfia had, zich trouwer aan de leer van Jezus hield dan de broeders in Jeruzalem, was het te betreuren dat er niet iemand zoals Petrus bij was om naar China te gaan, of als Paulus om India in te trekken, waar de geestelijke voedingsbodem toen zo gunstig was om er het zaad van het nieuwe evangelie van het koninkrijk te planten. Juist dit onderricht van Jezus, zoals het door de gelovigen in Filadelfia werd aangehangen, zou een even directe, doeltreffende aantrekkingskracht hebben uitgeoefend op het denken van de geestelijk hongerende Aziatische volkeren, als de verkondiging van Petrus en Paulus in het Westen. 130:2.3 (1430.1) While the eastern branch of the early Christian church, having its headquarters at Philadelphia, held more faithfully to the teachings of Jesus than did the Jerusalem brethren, it was regrettable that there was no one like Peter to go into China, or like Paul to enter India, where the spiritual soil was then so favorable for planting the seed of the new gospel of the kingdom. These very teachings of Jesus, as they were held by the Philadelphians, would have made just such an immediate and effective appeal to the minds of the spiritually hungry Asiatic peoples as did the preaching of Peter and Paul in the West.
130:2.4 (1430.2) Een van de jonge mannen die op zekere dag met Jezus aan de stuurriem werkten, raakte zeer geïnteresseerd in wat Jezus van tijd tot tijd zo terloops losliet terwijl zij hard aan het werk waren op de scheepswerf. Toen Jezus te verstaan gaf dat de Vader in de hemel belangstelt in het welzijn van zijn kinderen op aarde, zei deze jonge Griek, Anaxand genaamd: ‘Als de Goden belangstelling voor mij hebben, waarom verwijderen zij dan niet de wrede, onrechtvaardige voorman uit deze werkplaats?’ Hij was verrast toen Jezus antwoordde: ‘Omdat jij weet hoe je vriendelijk moet zijn en gerechtigheid op prijs stelt, hebben de Goden deze dwalende man wellicht hierheen geleid, opdat jij hem op het betere pad zou kunnen brengen. Misschien ben jij het zout dat deze broeder meer appetijtelijk moet maken voor alle andere mensen, indien jijzelf tenminste niet smakeloos geworden bent. Zoals het nu staat, is deze man jou de baas omdat zijn slechte gewoonten een ongunstige invloed op jou hebben. Waarom laat je niet zien dat jij het kwaad de baas kunt zijn door de kracht van goedheid, zodat je de meester wordt in de hele verhouding tussen julie tweeën? Ik voorspel je dat het goede in jou het kwade in hem zou kunnen overwinnen wanneer je het een eerlijke kans zou geven. Er is geen boeiender avontuur in het leven van een sterveling dan het ervaren van de vreugde dat men de materiële levenspartner wordt van geestelijke energie en goddelijke waarheid in een van hun triomfantelijke worstelingen met de dwaling en het kwaad. Het is een wonderbaarlijke, transformerende ervaring om het levende kanaal te worden van geestelijk licht voor de sterveling die in geestelijke duisternis verkeert. Indien jij meer gezegend bent met waarheid dan deze man, dan zou zijn nood voor jou een uitdaging moeten vormen. Jij bent vast niet de lafaard die aan het strand zou kunnen toekijken hoe een medemens die niet zwemmen kan verdrinkt! Van hoeveel grotere waarde is niet de ziel van deze man die rondploetert in duisternis, vergeleken met zijn lichaam dat in het water verdrinkt!’ 130:2.4 (1430.2) One of the young men who worked with Jesus one day on the steering paddle became much interested in the words which he dropped from hour to hour as they toiled in the shipyard. When Jesus intimated that the Father in heaven was interested in the welfare of his children on earth, this young Greek, Anaxand, said: “If the Gods are interested in me, then why do they not remove the cruel and unjust foreman of this workshop?” He was startled when Jesus replied, “Since you know the ways of kindness and value justice, perhaps the Gods have brought this erring man near that you may lead him into this better way. Maybe you are the salt which is to make this brother more agreeable to all other men; that is, if you have not lost your savor. As it is, this man is your master in that his evil ways unfavorably influence you. Why not assert your mastery of evil by virtue of the power of goodness and thus become the master of all relations between the two of you? I predict that the good in you could overcome the evil in him if you gave it a fair and living chance. There is no adventure in the course of mortal existence more enthralling than to enjoy the exhilaration of becoming the material life partner with spiritual energy and divine truth in one of their triumphant struggles with error and evil. It is a marvelous and transforming experience to become the living channel of spiritual light to the mortal who sits in spiritual darkness. If you are more blessed with truth than is this man, his need should challenge you. Surely you are not the coward who could stand by on the seashore and watch a fellow man who could not swim perish! How much more of value is this man’s soul floundering in darkness compared to his body drowning in water!”
130:2.5 (1430.3) Anaxand was ten zeerste getroffen door Jezus’ woorden. Kort daarna vertelde hij aan zijn baas wat Jezus gezegd had, en die avond kwamen beiden bij Jezus om hem raad te vragen aangaande het welzijn van hun ziel. En later, toen de Christelijke boodschap in Caesarea was verkondigd, geloofden deze beide mannen, de een een Griek, de andere een Romein, in de prediking van Filippus en werden zij vooraanstaande leden van de kerk die hij stichtte. Later werd deze jonge Griek aangesteld tot rentmeester van een Romeinse centurio, Cornelius, die tot het geloof kwam door de prediking van Petrus. Anaxand bleef het licht brengen aan hen die in duisternis wandelden, tot de dagen dat Paulus gevangen zat te Caesarea. Toen kwam hij per ongeluk om het leven in de grote slachting van twintigduizend Joden, terwijl hij de lijdenden en stervenden bijstond. 130:2.5 (1430.3) Anaxand was mightily moved by Jesus’ words. Presently he told his superior what Jesus had said, and that night they both sought Jesus’ advice as to the welfare of their souls. And later on, after the Christian message had been proclaimed in Caesarea, both of these men, one a Greek and the other a Roman, believed Philip’s preaching and became prominent members of the church which he founded. Later this young Greek was appointed the steward of a Roman centurion, Cornelius, who became a believer through Peter’s ministry. Anaxand continued to minister light to those who sat in darkness until the days of Paul’s imprisonment at Caesarea, when he perished, by accident, in the great slaughter of twenty thousand Jews while he ministered to the suffering and dying.
130:2.6 (1431.1) Ganid begon nu te merken hoe zijn leermeester zijn vrije tijd doorbracht met deze ongewone persoonlijke bijstand aan zijn medemensen, en de jongeman uit India trachtte het motief voor deze voortdurende activiteiten gewaar te worden. Hij vroeg: ‘Waarom bent u zo voortdurend bezig met deze gesprekken met vreemdelingen?’ Jezus antwoordde: ‘Ganid, voor iemand die God kent, is niemand een vreemdeling. In de ervaring van het vinden van de Vader in de hemel, ontdek je dat alle mensen je broeders zijn, en dan vind je het toch niet vreemd dat iemand genoegen schept in de vreugde een nieuw ontdekte broeder te ontmoeten? Het kennismaken met je broeders en zusters, het kennen van hun problemen en leren hen lief te hebben, is de allerhoogste ervaring in het leven.’ 130:2.6 (1431.1) Ganid was, by this time, beginning to learn how his tutor spent his leisure in this unusual personal ministry to his fellow men, and the young Indian set about to find out the motive for these incessant activities. He asked, “Why do you occupy yourself so continuously with these visits with strangers?” And Jesus answered: “Ganid, no man is a stranger to one who knows God. In the experience of finding the Father in heaven you discover that all men are your brothers, and does it seem strange that one should enjoy the exhilaration of meeting a newly discovered brother? To become acquainted with one’s brothers and sisters, to know their problems and to learn to love them, is the supreme experience of living.”
130:2.7 (1431.2) Dit was een gesprek dat tot diep in de nacht duurde; in de loop ervan vroeg de jongeman Jezus hem het verschil aan te geven tussen de wil van God en de menselijke bewustzijnsdaad van het kiezen, die ook wil genoemd wordt. Wat Jezus zei kwam hierop neer: de wil van God is de weg van God, deelgenootschap met de keuze van God, terwijl een andere keuze eveneens mogelijk zou zijn. Het doen van de wil van God is daarom de progressieve ervaring van het steeds meer worden zoals God, en God is de bron en bestemming van al wat goed en schoon en waar is. De wil van de mens is de weg van de mens, de som en de kern van wat de sterfelijke mens verkiest te zijn en te doen. De wil is de welbewuste keuze van een zelf-bewust wezen die leidt tot beslissingsgedrag gegrond op intelligente overweging. 130:2.7 (1431.2) This was a conference which lasted well into the night, in the course of which the young man requested Jesus to tell him the difference between the will of God and that human mind act of choosing which is also called will. In substance Jesus said: The will of God is the way of God, partnership with the choice of God in the face of any potential alternative. To do the will of God, therefore, is the progressive experience of becoming more and more like God, and God is the source and destiny of all that is good and beautiful and true. The will of man is the way of man, the sum and substance of that which the mortal chooses to be and do. Will is the deliberate choice of a self-conscious being which leads to decision-conduct based on intelligent reflection.
130:2.8 (1431.3) Die middag hadden Jezus en Ganid zich beiden vermaakt met het spelen met een zeer intelligente herdershond, en Ganid wilde weten of de hond een ziel had, of hij een wil had. In antwoord op zijn vragen zei Jezus: ‘De hond heeft een bewustzijn dat in staat is de materiële mens, zijn baas, te kennen, maar God, die geest is, niet kan kennen; daarom bezit de hond geen geestelijke natuur en kan hij geen geestelijke ervaring hebben. De hond kan wel een wil hebben die uit de natuur stamt en door training versterkt kan worden, maar dit vermogen van zijn bewustzijn is geen geestelijk vermogen en ook niet te vergelijken met de menselijke wil, aangezien het niet overdacht is — het is niet het resultaat van het onderscheiden van hogere morele bedoelingen of van het kiezen van geestelijke, eeuwige waarden. Juist het bezit van zulk een geestelijk onderscheidingsvermogen en zijn keuze voor de waarheid maakt de sterfelijke mens tot een moreel wezen, een schepsel dat in het bezit is van de attributen van geestelijke verantwoordelijkheid en het potentieel tot eeuwige overleving.’ Jezus legde verder nog uit dat de afwezigheid van zulke mentale vermogens in het dier, het onmogelijk maakte dat er zich in de dierenwereld in de tijd een taal ontwikkelt of dat zij in de eeuwigheid zoiets als de overleving van de persoonlijkheid zouden kunnen ervaren. Ten gevolge van het onderricht van deze dag geloofde Ganid nooit meer in de zielsverhuizing, het overgaan van de zielen van mensen in lichamen van dieren. 130:2.8 (1431.3) That afternoon Jesus and Ganid had both enjoyed playing with a very intelligent shepherd dog, and Ganid wanted to know whether the dog had a soul, whether it had a will, and in response to his questions Jesus said: “The dog has a mind which can know material man, his master, but cannot know God, who is spirit; therefore the dog does not possess a spiritual nature and cannot enjoy a spiritual experience. The dog may have a will derived from nature and augmented by training, but such a power of mind is not a spiritual force, neither is it comparable to the human will, inasmuch as it is not reflective—it is not the result of discriminating higher and moral meanings or choosing spiritual and eternal values. It is the possession of such powers of spiritual discrimination and truth choosing that makes mortal man a moral being, a creature endowed with the attributes of spiritual responsibility and the potential of eternal survival.” Jesus went on to explain that it is the absence of such mental powers in the animal which makes it forever impossible for the animal world to develop language in time or to experience anything equivalent to personality survival in eternity. As a result of this day’s instruction Ganid never again entertained belief in the transmigration of the souls of men into the bodies of animals.
130:2.9 (1431.4) De volgende dag besprak Ganid dit alles met zijn vader en het was in antwoord op een vraag van Gonod dat Jezus uitlegde dat ‘een menselijke wil die geheel gericht is op het nemen van beslissingen in wereldse zaken die te maken hebben met de materiële problemen van het dierlijke bestaan, mettertijd tot ondergang gedoemd is. Zij die met geheel hun hart morele beslissingen nemen en onvoorwaardelijke geestelijke keuzes doen, raken hierdoor steeds meer vereenzelvigd met de inwonende goddelijke geest, en daardoor worden zij steeds meer getransformeerd tot de waarden van de eeuwige overleving — eindeloze voortgang in goddelijke dienstbaarheid.’ 130:2.9 (1431.4) The next day Ganid talked all this over with his father, and it was in answer to Gonod’s question that Jesus explained that “human wills which are fully occupied with passing only upon temporal decisions having to do with the material problems of animal existence are doomed to perish in time. Those who make wholehearted moral decisions and unqualified spiritual choices are thus progressively identified with the indwelling and divine spirit, and thereby are they increasingly transformed into the values of eternal survival—unending progression of divine service.”
130:2.10 (1431.5) Diezelfde dag hoorden wij voor het eerst de gewichtige waarheid die in moderne bewoordingen uitgedrukt, luidt: ‘De wil is die manifestatie van het menselijk bewustzijn die de subjectieve bewustheid in staat stelt zich objectief uit te drukken en het verschijnsel te ervaren dat zij ernaar streeft te zijn zoals God.’ En in deze zelfde zin kan ieder mens die nadenkt en geestelijk gezind is, creatief worden. 130:2.10 (1431.5) It was on this same day that we first heard that momentous truth which, stated in modern terms, would signify: “Will is that manifestation of the human mind which enables the subjective consciousness to express itself objectively and to experience the phenomenon of aspiring to be Godlike.” And it is in this same sense that every reflective and spiritually minded human being can become creative.
3. In Alexandrië ^top 3. At Alexandria ^top
130:3.1 (1432.1) Het bezoek aan Caesarea was rijk aan gebeurtenissen geweest, en toen het schip gereed was, vertrokken Jezus en zijn twee vrienden op een dag rond het middaguur naar Alexandrië in Egypte. 130:3.1 (1432.1) It had been an eventful visit at Caesarea, and when the boat was ready, Jesus and his two friends departed at noon one day for Alexandria in Egypt.
130:3.2 (1432.2) De drie hadden een allergenoeglijkste overtocht naar Alexandrië. Ganid was opgetogen over de reis en Jezus had zijn handen vol met het beantwoorden van zijn vragen. Toen zij de haven van de stad naderden, raakte de jongeman vol geestdrift over de grote vuurtoren van Pharos, op het eiland dat Alexander door een dam met het vasteland had verbonden, waardoor hij twee prachtige havens had gecreëerd en waardoor Alexandrië het kruispunt was geworden van de maritieme handelsroutes tussen Afrika, Azië en Europa. Deze grote vuurtoren was een van de zeven wereldwonderen en de voorloper van alle latere vuurtorens. Ze stonden vroeg in de ochtend op om deze prachtige, menselijke, levensreddende uitvinding te kunnen zien, en onder de uitroepen van Ganid door zei Jezus: ‘En jij, mijn zoon, zult als deze vuurtoren zijn wanneer je terugkeert naar India, ook nadat je vader ter ruste is gelegd; je zult in je omgeving als het licht des levens worden voor hen die in duisternis gezeten zijn en aan allen die daarnaar verlangen de weg wijzen om de behouden haven te bereiken.’ Ganid drukte stevig Jezus’ hand en zei: ‘Dat zal ik.’ 130:3.2 (1432.2) The three enjoyed a most pleasant passage to Alexandria. Ganid was delighted with the voyage and kept Jesus busy answering questions. As they approached the city’s harbor, the young man was thrilled by the great lighthouse of Pharos, located on the island which Alexander had joined by a mole to the mainland, thus creating two magnificent harbors and thereby making Alexandria the maritime commercial crossroads of Africa, Asia, and Europe. This great lighthouse was one of the seven wonders of the world and was the forerunner of all subsequent lighthouses. They arose early in the morning to view this splendid lifesaving device of man, and amidst the exclamations of Ganid Jesus said: “And you, my son, will be like this lighthouse when you return to India, even after your father is laid to rest; you will become like the light of life to those who sit about you in darkness, showing all who so desire the way to reach the harbor of salvation in safety.” And as Ganid squeezed Jesus’ hand, he said, “I will.”
130:3.3 (1432.3) En nogmaals spreken wij hier uit dat de eerste leraren van de Christelijke religie een grote vergissing begingen toen zij hun aandacht zo uitsluitend richtten op de westerse beschaving van de Romeinse wereld. De leer van Jezus, zoals de gelovigen in Mesopotamië deze in de eerste eeuw kenden, zou door de verschillende religieuze groeperingen in Azië gaarne zijn aanvaard. 130:3.3 (1432.3) And again we remark that the early teachers of the Christian religion made a great mistake when they so exclusively turned their attention to the western civilization of the Roman world. The teachings of Jesus, as they were held by the Mesopotamian believers of the first century, would have been readily received by the various groups of Asiatic religionists.
130:3.4 (1432.4) Vier uur nadat ze waren geland, hadden ze onderdak gevonden bij het oosteinde van de lange brede weg, dertig meter breed en acht kilometer lang, die vandaar doorliep tot aan de westelijke rand van deze stad met haar miljoen inwoners. Na een eerste bezichtiging van de belangrijkste bezienswaardigheden van de stad — de universiteit (het museum), de bibliotheek, het koninklijke mausoleum van Alexander, het paleis, de tempel van Neptunus, het theater en het gymnasium — ging Gonod zich aan zijn zaken wijden, terwijl Jezus en Ganid naar de bibilotheek gingen, de grootste ter wereld. Hier waren bijna een miljoen handschriften uit de gehele beschaafde wereld bijeengebracht: uit Griekenland, Rome, Palestina, Parthië, India, China en zelfs uit Japan. In deze biliotheek zag Ganid de grootste verzameling Indiase literatuur ter wereld. Zolang zij in Alexandrië verbleven, brachten zij hier iedere dag enige tijd door. Jezus vertelde Ganid over de vertaling van de Hebreeuwse schrift in het Grieks, die hier had plaatsgevonden. En keer op keer bespraken zij alle wereldreligies, waarbij Jezus trachtte dit jonge verstand te wijzen op de waarheid in iedere godsdienst, waaraan hij steeds toevoegde: ‘Maar Jahweh is het Godsbegrip dat tot ontwikkeling is gekomen uit de openbaringen van Melchizedek en het verbond met Abraham. De Joden waren de afstammelingen van Abraham en bewoonden later hetzelfde land waar Melchizedek gewoond en onderricht had en vanwaar hij leraren uitzond over de hele wereld, en hun religie liet uiteindelijk duidelijker dan enig andere wereldreligie uitkomen, dat de Here God van Israel de Universele Vader in de hemel is.’ 130:3.4 (1432.4) By the fourth hour after landing they were settled near the eastern end of the long and broad avenue, one hundred feet wide and five miles long, which stretched on out to the western limits of this city of one million people. After the first survey of the city’s chief attractions—university (museum), library, the royal mausoleum of Alexander, the palace, temple of Neptune, theater, and gymnasium—Gonod addressed himself to business while Jesus and Ganid went to the library, the greatest in the world. Here were assembled nearly a million manuscripts from all the civilized world: Greece, Rome, Palestine, Parthia, India, China, and even Japan. In this library Ganid saw the largest collection of Indian literature in all the world; and they spent some time here each day throughout their stay in Alexandria. Jesus told Ganid about the translation of the Hebrew scriptures into Greek at this place. And they discussed again and again all the religions of the world, Jesus endeavoring to point out to this young mind the truth in each, always adding: “But Yahweh is the God developed from the revelations of Melchizedek and the covenant of Abraham. The Jews were the offspring of Abraham and subsequently occupied the very land wherein Melchizedek had lived and taught, and from which he sent teachers to all the world; and their religion eventually portrayed a clearer recognition of the Lord God of Israel as the Universal Father in heaven than any other world religion.”
130:3.5 (1432.5) Onder leiding van Jezus maakte Ganid een bloemlezing uit hetgeen geleerd werd door die religies in de wereld die een Universele Godheid erkenden, ook al erkenden ze tevens in meerdere of mindere mate godheden van lagere rang. Na lange gesprekken kwamen Jezus en Ganid tot de conclusie dat de religie van de Romeinen geen werkelijke God kende, dat hun religie eigenlijk niet meer was dan keizerverering. De Grieken, zo concludeerden zij, hadden wel een filosofie, maar eigenlijk geen religie met een persoonlijke God. De mysteriegodsdiensten lieten ze buiten beschouwing vanwege de verwarring van hun veelvoud, en ook omdat hun gevarieerde opvattingen van God ontleend leken te zijn aan andere, oudere religies. 130:3.5 (1432.5) Under Jesus’ direction Ganid made a collection of the teachings of all those religions of the world which recognized a Universal Deity, even though they might also give more or less recognition to subordinate deities. After much discussion Jesus and Ganid decided that the Romans had no real God in their religion, that their religion was hardly more than emperor worship. The Greeks, they concluded, had a philosophy but hardly a religion with a personal God. The mystery cults they discarded because of the confusion of their multiplicity, and because their varied concepts of Deity seemed to be derived from other and older religions.
130:3.6 (1433.1) Ofschoon deze vertalingen te Alexandrië werden gemaakt, rangschikte Ganid de uitgekozen stukken pas aan het eind van hun verblijf te Rome en voegde er toen ook zijn eigen persoonlijke gevolgtrekkingen aan toe. Hij was zeer verrast toen hij ontdekte dat de betere auteurs van de heilige geschriften van de wereld allen meer of minder duidelijk het bestaan van een eeuwige God erkenden, en dat zij een grote mate van overeenstemming vertoonden met betrekking tot zijn natuur en zijn verhouding tot de sterfelijke mens. 130:3.6 (1433.1) Although these translations were made at Alexandria, Ganid did not finally arrange these selections and add his own personal conclusions until near the end of their sojourn in Rome. He was much surprised to discover that the best of the authors of the world’s sacred literature all more or less clearly recognized the existence of an eternal God and were much in agreement with regard to his character and his relationship with mortal man.
130:3.7 (1433.2) Jezus en Ganid brachten gedurende hun verblijf te Alexandrië veel tijd door in het museum. Dit was geen verzameling van zeldzame voorwerpen, maar veeleer een universiteit der schone kunsten, wetenschappen en letteren. Hier gaven hoogleraren dagelijks colleges, en in die tijd was dit het wetenschappelijke centrum van de Westerse wereld. Dag aan dag vertaalde Jezus deze lezingen voor Ganid; op een dag in de tweede week van hun verblijf riep de jongeman: ‘Meester Joshua, u weet meer dan deze professoren; u zou moeten opstaan en hun de grote dingen meedelen die u mij gezegd hebt. Ze zijn het spoor bijster geraakt door hun vele denken. Ik zal er met mijn vader over spreken en zorgen dat hij het regelt.’ Jezus glimlachte en zei: ‘Jij bent een bewonderende leerling, maar deze leraren zijn er niet op gesteld dat jij en ik hun onderricht geven. De trots van geleerdheid waaraan het geestelijke element ontbreekt, is een verraderlijke zaak in de menselijke ervaring. De ware leraar behoudt zijn intellectuele integriteit door voortdurend te blijven leren.’ 130:3.7 (1433.2) Jesus and Ganid spent much time in the museum during their stay in Alexandria. This museum was not a collection of rare objects but rather a university of fine art, science, and literature. Learned professors here gave daily lectures, and in those times this was the intellectual center of the Occidental world. Day by day Jesus interpreted the lectures to Ganid; one day during the second week the young man exclaimed: “Teacher Joshua, you know more than these professors; you should stand up and tell them the great things you have told me; they are befogged by much thinking. I shall speak to my father and have him arrange it.” Jesus smiled, saying: “You are an admiring pupil, but these teachers are not minded that you and I should instruct them. The pride of unspiritualized learning is a treacherous thing in human experience. The true teacher maintains his intellectual integrity by ever remaining a learner.”
130:3.8 (1433.3) Alexandrië was de stad van de gemengde beschavingen van het Westen en op Rome na, de prachtigste stad ter wereld. Hier stond ook ’s werelds grootste Joodse synagoge, de zetel van bestuur van het Sanhedrin van Alexandrië, de zeventig regerende oudsten. 130:3.8 (1433.3) Alexandria was the city of the blended culture of the Occident and next to Rome the largest and most magnificent in the world. Here was located the largest Jewish synagogue in the world, the seat of government of the Alexandria Sanhedrin, the seventy ruling elders.
130:3.9 (1433.4) Onder de vele personen met wie Gonod zaken deed, bevond zich ook een Joodse bankier, Alexander, wiens broer Philo in die tijd een beroemd godsdienstfilosoof was. Philo had zich ten taak gesteld de Griekse filosofie en de Hebreeuwse theologie met elkaar in harmonie te brengen, een lofwaardige, maar buitengewoon moeilijke taak. Ganid en Jezus spraken veel met elkaar over de onderrichtingen van Philo en hoopten een paar lezingen van hem te kunnen bijwonen, maar tijdens hun hele verblijf in Alexandrië lag deze beroemde Hellenistische Jood ziek te bed. 130:3.9 (1433.4) Among the many men with whom Gonod transacted business was a certain Jewish banker, Alexander, whose brother, Philo, was a famous religious philosopher of that time. Philo was engaged in the laudable but exceedingly difficult task of harmonizing Greek philosophy and Hebrew theology. Ganid and Jesus talked much about Philo’s teachings and expected to attend some of his lectures, but throughout their stay at Alexandria this famous Hellenistic Jew lay sick abed.
130:3.10 (1433.5) Jezus liet zich tegenover Ganid lovend uit over veel in de Griekse filosofie en in de Stoïcijnse leer, maar hij hield de jongen de waarheid voor dat deze geloofsstelsels, evenals de onduidelijke leringen van sommigen van zijn eigen volk, slechts religies waren in de zin dat ze mensen ertoe brachten God te zoeken en een levende ervaring te krijgen van het kennen van de Eeuwige. 130:3.10 (1433.5) Jesus commended to Ganid much in the Greek philosophy and the Stoic doctrines, but he impressed upon the lad the truth that these systems of belief, like the indefinite teachings of some of his own people, were religions only in the sense that they led men to find God and enjoy a living experience in knowing the Eternal.
4. Een gesprek over de Werkelijkheid ^top 4. Discourse on Reality ^top
130:4.1 (1433.6) Op de vooravond van hun vertrek uit Alexandrië hadden Ganid en Jezus een lang onderhoud met een der door de staat aangestelde hoogleraren aan de universiteit, die college gaf in de leer van Plato. Jezus trad als tolk op voor de geleerde Griekse docent, maar introduceerde geen onderricht van zichzelf om de Griekse filosofie te weerleggen. Gonod was die avond voor zaken afwezig en dus hadden de leraar en zijn leerling, nadat de professor vertrokken was, een lang en openhartig gesprek over de leerstellingen van Plato. Ofschoon Jezus zich tot op zekere hoogte wel kon verenigen met bepaalde Griekse onderrichtingen die te maken hadden met de theorie dat de materiële dingen van de wereld schaduwachtige weerspiegelingen zijn van onzienlijke maar meer substantiële geestelijke werkelijkheden, trachtte hij toch een betrouwbaarder fundament te leggen voor het denken van de jongeman en dus begon hij een uitvoerige verhandeling over de natuur van de werkelijkheid in het universum. Wat Jezus tot Ganid zei, kwam, in moderne bewoordingen samengevat, op het volgende neer: 130:4.1 (1433.6) The night before they left Alexandria Ganid and Jesus had a long visit with one of the government professors at the university who lectured on the teachings of Plato. Jesus interpreted for the learned Greek teacher but injected no teaching of his own in refutation of the Greek philosophy. Gonod was away on business that evening; so, after the professor had departed, the teacher and his pupil had a long and heart-to-heart talk about Plato’s doctrines. While Jesus gave qualified approval of some of the Greek teachings which had to do with the theory that the material things of the world are shadowy reflections of invisible but more substantial spiritual realities, he sought to lay a more trustworthy foundation for the lad’s thinking; so he began a long dissertation concerning the nature of reality in the universe. In substance and in modern phraseology Jesus said to Ganid:
130:4.2 (1434.1) De bron van de universum-werkelijkheid is de Oneindige. De materiële dingen in de eindige schepping zijn de tijd-ruimte repercussies van het Paradijs-Patroon en het Universele Bewustzijn van de eeuwige God. Veroorzaking in de materiële wereld, zelf-bewustzijn in de verstandelijke wereld, en vorderende zelfheid in de geestelijke wereld — deze werkelijkheden geprojecteerd op een universele schaal, gecombineerd in eeuwige verwantschap, en ervaren met volmaaktheid van kwaliteit en goddelijkheid van waarde — vormen de werkelijkheid van de Allerhoogste. Maar in een steeds veranderend universum is de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van veroorzaking, intelligentie en geestelijke ervaring, onveranderlijk, absoluut. Alle dingen, zelfs in een eeuwig universum van onbeperkte waarden en goddelijke kwaliteiten, kunnen veranderen en veranderen ook dikwijls, behalve de Absoluten en datgene wat de fysische staat, verstandelijke omhelzing, of geestelijke identiteit heeft bereikt die absoluut is. 130:4.2 (1434.1) The source of universe reality is the Infinite. The material things of finite creation are the time-space repercussions of the Paradise Pattern and the Universal Mind of the eternal God. Causation in the physical world, self-consciousness in the intellectual world, and progressing selfhood in the spirit world—these realities, projected on a universal scale, combined in eternal relatedness, and experienced with perfection of quality and divinity of value—constitute the reality of the Supreme. But in an ever-changing universe the Original Personality of causation, intelligence, and spirit experience is changeless, absolute. All things, even in an eternal universe of limitless values and divine qualities, may, and oftentimes do, change except the Absolutes and that which has attained the physical status, intellectual embrace, or spiritual identity which is absolute.
130:4.3 (1434.2) Het hoogste niveau waartoe de vooruitgang van een eindig schepsel hem kan brengen, is de herkenning van de Universele Vader en het kennen van de Allerhoogste. En zelfs dan blijven dergelijke wezens die de volkomenheid als bestemming hebben, verandering ervaren in de bewegingen van de fysische wereld en in haar materiële verschijnselen. Zij blijven zich eveneens bewust van de vooruitgang van hun zelfheid in hun voortdurende opklimming in het geestelijke universum, en van groeiende bewustheid in hun steeds diepere waardering voor, en respons op, de intellectuele kosmos. Alleen in de volmaaktheid, harmonie en unanimiteit van wil kan het schepsel als één worden met de Schepper; en zulk een staat van goddelijkheid wordt alleen bereikt en gehandhaafd wanneer het schepsel in tijd en eeuwigheid blijft leven door zijn eindige persoonlijke wil consequent te voegen naar de goddelijke wil van de Schepper. Het verlangen om de wil van de Vader te doen moet altijd het allerhoogste verlangen zijn in de ziel en dominant zijn in het bewustzijn van een opklimmende zoon van God. 130:4.3 (1434.2) The highest level to which a finite creature can progress is the recognition of the Universal Father and the knowing of the Supreme. And even then such beings of finality destiny go on experiencing change in the motions of the physical world and in its material phenomena. Likewise do they remain aware of selfhood progression in their continuing ascension of the spiritual universe and of growing consciousness in their deepening appreciation of, and response to, the intellectual cosmos. Only in the perfection, harmony, and unanimity of will can the creature become as one with the Creator; and such a state of divinity is attained and maintained only by the creature’s continuing to live in time and eternity by consistently conforming his finite personal will to the divine will of the Creator. Always must the desire to do the Father’s will be supreme in the soul and dominant over the mind of an ascending son of God.
130:4.4 (1434.3) Een mens met maar één oog kan niet verwachten ooit perspectivische diepte te zullen zien. Evenmin kunnen eenogige materiële wetenschappers of eenogige geestelijke mystici en allegoristen zich een juiste voorstelling vormen van de ware diepten van de universum-realiteit en deze voldoende begrijpen. Alle ware waarden in de ervaring van het schepsel liggen verborgen in de diepte van zijn onderkenning. 130:4.4 (1434.3) A one-eyed person can never hope to visualize depth of perspective. Neither can single-eyed material scientists nor single-eyed spiritual mystics and allegorists correctly visualize and adequately comprehend the true depths of universe reality. All true values of creature experience are concealed in depth of recognition.
130:4.5 (1434.4) Veroorzaking zonder bewustijn kan het verfijnde en complexe niet doen evolueren uit het primitieve en eenvoudige, en evenmin kan ervaring zonder geest de goddelijke karakters der eeuwige overleving doen evolueren uit het materiële bewustzijn van de stervelingen in de tijd. Het enige attribuut van het universum dat uitsluitend de oneindige Godheid kenmerkt, is deze onophoudelijke, creatieve schenking van persoonlijkheid, die kan overleven door het stap voor stap bereiken van de Godheid. 130:4.5 (1434.4) Mindless causation cannot evolve the refined and complex from the crude and the simple, neither can spiritless experience evolve the divine characters of eternal survival from the material minds of the mortals of time. The one attribute of the universe which so exclusively characterizes the infinite Deity is this unending creative bestowal of personality which can survive in progressive Deity attainment.
130:4.6 (1434.5) Persoonlijkheid is die kosmische gave, die fase van universele werkelijkheid, die samen kan bestaan met onbeperkte verandering en terzelfdertijd haar identiteit kan bewaren bij al deze veranderingen, en immer daarna. 130:4.6 (1434.5) Personality is that cosmic endowment, that phase of universal reality, which can coexist with unlimited change and at the same time retain its identity in the very presence of all such changes, and forever afterward.
130:4.7 (1434.6) Het leven is een aanpassing van de oorspronkelijke kosmische veroorzaking aan de eisen en mogelijkheden van omstandigheden in het universum en het komt tot aanzijn door de actie van het Universele Bewustzijn en de activering van de geest-vonk van de God die geest is. De betekenis van het leven is zijn aanpasbaarheid; de waarde van het leven is zijn vermogen tot vooruitgang — zelfs tot de hoogten van Godsbewustzijn. 130:4.7 (1434.6) Life is an adaptation of the original cosmic causation to the demands and possibilities of universe situations, and it comes into being by the action of the Universal Mind and the activation of the spirit spark of the God who is spirit. The meaning of life is its adaptability; the value of life is its progressability—even to the heights of God-consciousness.
130:4.8 (1434.7) De onjuiste aanpassing van zelf-bewuste levensvormen aan het universum loopt uit op kosmische disharmonie. Het finale afwijken van de persoonlijkheidswil van de koers van de universa eindigt in intellectueel isolement, afscheiding van de persoonlijkheid. Het verlies van de inwonende geest-loods treedt op wanneer het geestelijke bestaan ophoudt. Intelligent en voortschrijdend leven wordt dus, in en uit zichzelf, een onweerlegbaar bewijs van het bestaan van een doelgericht universum, dat de wil van een goddelijke Schepper tot uitdrukking brengt. En dit leven, als totaliteit, worstelt omhoog naar hogere waarden, want als finaal doel heeft het de Universele Vader. 130:4.8 (1434.7) Misadaptation of self-conscious life to the universe results in cosmic disharmony. Final divergence of personality will from the trend of the universes terminates in intellectual isolation, personality segregation. Loss of the indwelling spirit pilot supervenes in spiritual cessation of existence. Intelligent and progressing life becomes then, in and of itself, an incontrovertible proof of the existence of a purposeful universe expressing the will of a divine Creator. And this life, in the aggregate, struggles toward higher values, having for its final goal the Universal Father.
130:4.9 (1435.1) De mens bezit alleen in graduele zin bewustzijn boven het dierlijke niveau, naast de hogere, half-geestelijke toedieningen van intellect. Om deze reden kunnen dieren (die geen godsverering en wijsheid kennen) geen bovenbewustheid ervaren, geen bewustheid van bewustheid. Het dierlijke bewustzijn is zich alleen bewust van het objectieve universum. 130:4.9 (1435.1) Only in degree does man possess mind above the animal level aside from the higher and quasi-spiritual ministrations of intellect. Therefore animals (not having worship and wisdom) cannot experience superconsciousness, consciousness of consciousness. The animal mind is only conscious of the objective universe.
130:4.10 (1435.2) Kennis is het terrein van het materiële of feiten-onderscheidende bewustzijn. Waarheid is het domein van het verstand dat begiftigd is met geest en zich bewust is God te kennen. Kennis is aantoonbaar; waarheid wordt ervaren. Kennis is een bezit van het bewustzijn; waarheid een ervaring van de ziel, het vorderende zelf. Kennis is een functie van het niet-geestelijke niveau; waarheid is een fase van het bewustzijn-geest-niveau in de universa. Het oog van het materiële bewustzijn ziet een wereld van feitelijke kennis; het oog van het vergeestelijkte verstand onderscheidt een wereld van ware waarden. Deze twee zienswijzen, gesynchroniseerd en geharmoniseerd, openbaren de wereld der werkelijkheid, waarin de wijsheid de verschijnselen van het universum interpreteert in termen van progressieve persoonlijke ervaring. 130:4.10 (1435.2) Knowledge is the sphere of the material or fact-discerning mind. Truth is the domain of the spiritually endowed intellect that is conscious of knowing God. Knowledge is demonstrable; truth is experienced. Knowledge is a possession of the mind; truth an experience of the soul, the progressing self. Knowledge is a function of the nonspiritual level; truth is a phase of the mind-spirit level of the universes. The eye of the material mind perceives a world of factual knowledge; the eye of the spiritualized intellect discerns a world of true values. These two views, synchronized and harmonized, reveal the world of reality, wherein wisdom interprets the phenomena of the universe in terms of progressive personal experience.
130:4.11 (1435.3) Dwaling (kwaad) is de straf voor onvolmaaktheid. De kwaliteiten van onvolmaaktheid, ofwel de feiten der verkeerde aanpassing, worden op het materiële niveau onthuld door kritische waarneming en door wetenschappelijke analyse; op het morele niveau door de menselijke ervaring. De aanwezigheid van het kwaad vormt het bewijs van de onnauwkeurigheden van het bewustzijn en de onrijpheid van het evoluerende zelf. Het kwaad vormt daarom ook een maatstaf voor onvolmaaktheid in de interpretatie van het universum. De mogelijkheid om vergissingen en fouten te maken is inherent in het verwerven van wijsheid, het plan om van het gedeeltelijke en tijdelijke door te gaan naar het volledige en eeuwige, van het relatieve en onvolmaakte naar het finale en vervolmaakte. Dwaling is de schaduw van relatieve onvolledigheid die noodzakelijkerwijs over het universum-pad van de mens moet vallen bij zijn opklimming naar de Paradijs-volmaaktheid. Dwaling (het kwaad) is niet een actuele universum-kwaliteit: het is eenvoudig de waarneming van een relativiteit in de samenhang tussen de onvolmaaktheid van het onvolledige eindige en de opgaande niveaus van de Allerhoogste en de Ultieme. 130:4.11 (1435.3) Error (evil) is the penalty of imperfection. The qualities of imperfection or facts of misadaptation are disclosed on the material level by critical observation and by scientific analysis; on the moral level, by human experience. The presence of evil constitutes proof of the inaccuracies of mind and the immaturity of the evolving self. Evil is, therefore, also a measure of imperfection in universe interpretation. The possibility of making mistakes is inherent in the acquisition of wisdom, the scheme of progressing from the partial and temporal to the complete and eternal, from the relative and imperfect to the final and perfected. Error is the shadow of relative incompleteness which must of necessity fall across man’s ascending universe path to Paradise perfection. Error (evil) is not an actual universe quality; it is simply the observation of a relativity in the relatedness of the imperfection of the incomplete finite to the ascending levels of the Supreme and Ultimate.
130:4.12 (1435.4) Ofschoon Jezus dit alles aan de jongen vertelde in bewoordingen die voor hem het best te begrijpen waren, kon Ganid aan het eind van het gesprek zijn ogen bijna niet open houden en hij viel spoedig in slaap. De volgende morgen stonden ze vroeg op om aan boord te gaan van de boot naar Lasea op het eiland Kreta. Maar voor zij zich inscheepten, wilde de jongen nog meer vragen over het probleem van het kwaad, en Jezus antwoordde hierop: 130:4.12 (1435.4) Although Jesus told all this to the lad in language best suited to his comprehension, at the end of the discussion Ganid was heavy of eye and was soon lost in slumber. They rose early the next morning to go aboard the boat bound for Lasea on the island of Crete. But before they embarked, the lad had still further questions to ask about evil, to which Jesus replied:
130:4.13 (1435.5) Het kwaad is een relativiteitsbegrip. Het ontstaat uit het waarnemen van de onvolmaaktheden die verschijnen in de schaduw die wordt geworpen door een eindig universum van dingen en wezens, voorzover zulk een kosmos het levende licht verduistert van de universele uitdrukking van de eeuwige werkelijkheden van de Oneindige. 130:4.13 (1435.5) Evil is a relativity concept. It arises out of the observation of the imperfections which appear in the shadow cast by a finite universe of things and beings as such a cosmos obscures the living light of the universal expression of the eternal realities of the Infinite One.
130:4.14 (1435.6) Het potentiële kwaad is inherent aan de noodzakelijke onvolledigheid van de openbaring van God als een tijd-ruimte-beperkte uitdrukking van oneindigheid en eeuwigheid. Het feit van het gedeeltelijke in aanwezigheid van het volledige vormt de relativiteit der werkelijkheid, schept de noodzaak tot het maken van verstandelijke keuzes, en vormt waarde-niveaus van geest-herkenning en -respons. Het onvolledige en eindige denkbeeld van de Oneindige dat het tijdelijke, beperkte schepsel-bewustzijn erop nahoudt, is in en uit zichzelf potentieel kwaad. Maar de dwaling die dit erger maakt, en die bestaat in een niet te rechtvaardigen tekortschieten in een redelijke mate van geestelijke rectificatie van deze oorspronkelijk inherente, verstandelijke disharmonieën en geestelijke insufficiënties, staat gelijk aan de verwerkelijking van actueel kwaad. 130:4.14 (1435.6) Potential evil is inherent in the necessary incompleteness of the revelation of God as a time-space-limited expression of infinity and eternity. The fact of the partial in the presence of the complete constitutes relativity of reality, creates necessity for intellectual choosing, and establishes value levels of spirit recognition and response. The incomplete and finite concept of the Infinite which is held by the temporal and limited creature mind is, in and of itself, potential evil. But the augmenting error of unjustified deficiency in reasonable spiritual rectification of these originally inherent intellectual disharmonies and spiritual insufficiencies, is equivalent to the realization of actual evil.
130:4.15 (1436.1) Alle statische, dode, begrippen zijn potentieel kwaad. De eindige schaduw van relatieve, levende waarheid beweegt voortdurend. Statische denkbeelden zijn altijd een rem op de wetenschap, de politiek, de maatschappij en de religie. Statische begrippen kunnen wel een zekere kennis vertegenwoordigen, maar zij schieten tekort in wijsheid en zijn verstoken van waarheid. Maar laat het idee van relativiteit je niet zo misleiden dat je de coördinatie van het universum onder leiding van het kosmische bewustzijn niet onderkent, en niet onderkent dat het onder de gestabiliseerde controle staat van de energie en geest van de Allerhoogste. 130:4.15 (1436.1) All static, dead, concepts are potentially evil. The finite shadow of relative and living truth is continually moving. Static concepts invariably retard science, politics, society, and religion. Static concepts may represent a certain knowledge, but they are deficient in wisdom and devoid of truth. But do not permit the concept of relativity so to mislead you that you fail to recognize the co-ordination of the universe under the guidance of the cosmic mind, and its stabilized control by the energy and spirit of the Supreme.
5. Op het eiland Kreta ^top 5. On the Island of Crete ^top
130:5.1 (1436.2) De reizigers hadden met hun reis naar Kreta maar één bedoeling, en dat was zich te vermaken, rond te wandelen over het eiland en de bergen te beklimmen. De Kretenzers uit die tijd hadden geen benijdenswaardige reputatie onder de volkeren in hun omgeving. Niettemin slaagden Jezus en Ganid erin vele zielen tot een hoger niveau van denken en leven te brengen en zo legden zij de grondslag voor de snelle aanvaarding van de latere evangelie-leringen toen de eerste predikers uit Jerusalem arriveerden. Jezus hield van de Kretenzers, niettegenstaande de scherpe uitspraken die Paulus later over hen deed toen hij Titus naar het eiland zond om hun kerken te reorganiseren. 130:5.1 (1436.2) The travelers had but one purpose in going to Crete, and that was to play, to walk about over the island, and to climb the mountains. The Cretans of that time did not enjoy an enviable reputation among the surrounding peoples. Nevertheless, Jesus and Ganid won many souls to higher levels of thinking and living and thus laid the foundation for the quick reception of the later gospel teachings when the first preachers from Jerusalem arrived. Jesus loved these Cretans, notwithstanding the harsh words which Paul later spoke concerning them when he subsequently sent Titus to the island to reorganize their churches.
130:5.2 (1436.3) In de bergen van Kreta had Jezus zijn eerste lange gesprek met Gonod over religie. De vader raakte zeer onder de indruk en zei: ‘Geen wonder dat de jongen alles gelooft wat ge hem vertelt, maar ik heb nooit geweten dat er zulk een religie bestond, zelfs niet in Jeruzalem, en nog veel minder in Damascus.’ Gedurende dit verblijf op het eiland stelde Gonod voor het eerst aan Jezus voor om met hen terug te gaan naar India, en Ganid was opgetogen bij de gedachte dat Jezus misschien wel met zulk een regeling zou instemmen. 130:5.2 (1436.3) On the mountainside in Crete Jesus had his first long talk with Gonod regarding religion. And the father was much impressed, saying: “No wonder the boy believes everything you tell him, but I never knew they had such a religion even in Jerusalem, much less in Damascus.” It was during the island sojourn that Gonod first proposed to Jesus that he go back to India with them, and Ganid was delighted with the thought that Jesus might consent to such an arrangement.
130:5.3 (1436.4) Toen Ganid op zekere dag aan Jezus vroeg waarom hij zich niet had gewijd aan het werk van openbaar leraar, antwoordde deze: ‘Mijn zoon, alles moet wachten tot de tijd ervoor gekomen is. Je bent op deze wereld geboren, maar angsten en manifestaties van ongeduld zullen je niet helpen op te groeien. In al deze dingen moet je wachten tot de tijd rijp is. Alleen de tijd zal de groene vruchten aan de boom doen rijpen. De jaargetijden volgen elkaar op en de zonsondergang volgt op de zonsopgang alleen door het voortschrijden van de tijd. Ik ben nu onderweg naar Rome met jou en je vader, en dat is genoeg voor vandaag. Mijn dag van morgen is geheel in de handen van mijn Vader in de hemel.’ En toen vertelde hij Ganid het verhaal van Mozes en de veertig jaren van waakzaam wachten en van voortdurende voorbereiding. 130:5.3 (1436.4) One day when Ganid asked Jesus why he had not devoted himself to the work of a public teacher, he said: “My son, everything must await the coming of its time. You are born into the world, but no amount of anxiety and no manifestation of impatience will help you to grow up. You must, in all such matters, wait upon time. Time alone will ripen the green fruit upon the tree. Season follows season and sundown follows sunrise only with the passing of time. I am now on the way to Rome with you and your father, and that is sufficient for today. My tomorrow is wholly in the hands of my Father in heaven.” And then he told Ganid the story of Moses and the forty years of watchful waiting and continued preparation.
130:5.4 (1436.5) Bij een bezoek aan Goede Rede gebeurde er iets dat Ganid nooit meer zou vergeten; de herinnering aan deze episode deed steeds weer de wens bij hem opkomen iets te mogen doen om het kastenstelsel in zijn geboorteland India te veranderen. Een dronken degeneré viel een slavinnetje aan op de openbare weg. Toen Jezus de benarde toestand van het meisje zag, snelde hij toe en trok haar bij de dolleman vandaan. Terwijl het angstige kind zich aan hem vastklampte, hield Jezus de woedende man met zijn krachtig gestrekte rechterarm op veilige afstand, totdat de arme kerel uitgeput raakte door het woedende om zich heen slaan in de lucht. Ganid voelde een sterke aandrang om Jezus te helpen de zaak te klaren, maar zijn vader verbood hem dit. Ofschoon zij de taal van het meisje niet konden spreken, kon zij hun daad van barmhartigheid verstaan en liet zij haar innige dankbaarheid duidelijk blijken toen zij haar gedrieën naar haar huis brachtten. In zijn hele leven in het vlees kwam Jezus waarschijnlijk nooit zo dicht in de buurt van een persoonlijke confrontatie met zijn medemensen. Maar het kostte hem die avond heel wat moeite om Ganid duidelijk te maken waarom hij de dronken man niet had geslagen. Ganid vond dat deze man minstens evenveel slaag had moeten krijgen als hij het meisje had gegeven. 130:5.4 (1436.5) One thing happened on a visit to Fair Havens which Ganid never forgot; the memory of this episode always caused him to wish he might do something to change the caste system of his native India. A drunken degenerate was attacking a slave girl on the public highway. When Jesus saw the plight of the girl, he rushed forward and drew the maiden away from the assault of the madman. While the frightened child clung to him, he held the infuriated man at a safe distance by his powerful extended right arm until the poor fellow had exhausted himself beating the air with his angry blows. Ganid felt a strong impulse to help Jesus handle the affair, but his father forbade him. Though they could not speak the girl’s language, she could understand their act of mercy and gave token of her heartfelt appreciation as they all three escorted her home. This was probably as near a personal encounter with his fellows as Jesus ever had throughout his entire life in the flesh. But he had a difficult task that evening trying to explain to Ganid why he did not smite the drunken man. Ganid thought this man should have been struck at least as many times as he had struck the girl.
6. De jongen die bang was ^top 6. The Young Man Who Was Afraid ^top
130:6.1 (1437.1) Op een keer toen zij in de bergen waren, had Jezus een lang gesprek met een jongeman die angstig en terneergeslagen was. Omdat hij geen troost en moed kon putten uit de omgang met zijn kameraden, had deze jongen de eenzaamheid van de bergen opgezocht: hij was opgegroeid met een gevoel van hulpeloosheid en minderwaardigheid. Deze natuurlijke neigingen waren versterkt door vele moeilijke omstandigheden die de knaap tijdens zijn opgroeien het hoofd had moeten bieden, vooral het verlies van zijn vader toen hij twaalf jaar was. Toen zij elkaar tegenkwamen, zei Jezus: ‘Gegroet, vriend! Waarom zo neerslachtig op zo’n prachtige dag? Als er iets is gebeurd dat je treurig heeft gemaakt, dan kan ik je misschien op een of andere manier helpen. In ieder geval doet het mij werkelijk genoegen mijn diensten te mogen aanbieden.’ 130:6.1 (1437.1) While they were up in the mountains, Jesus had a long talk with a young man who was fearful and downcast. Failing to derive comfort and courage from association with his fellows, this youth had sought the solitude of the hills; he had grown up with a feeling of helplessness and inferiority. These natural tendencies had been augmented by numerous difficult circumstances which the lad had encountered as he grew up, notably, the loss of his father when he was twelve years of age. As they met, Jesus said: “Greetings, my friend! why so downcast on such a beautiful day? If something has happened to distress you, perhaps I can in some manner assist you. At any rate it affords me real pleasure to proffer my services.”
130:6.2 (1437.2) De jongeman had geen zin om te praten, en daarom ondernam Jezus een tweede poging om zijn ziel te benaderen met de woorden: ‘Ik neem aan dat je naar deze heuvels bent gegaan om weg te komen van de mensen, daarom wil je natuurlijk ook niet met mij praten, maar ik zou toch graag willen weten of je deze heuvels kent. Weet je waar de paden heen leiden en zou je mij misschien de beste route naar Fenix kunnen wijzen?’ Nu was deze jongeling inderdaad goed bekend met de bergen en hij raakte werkelijk geïnteresseerd toen hij Jezus de weg naar Fenix wees, zozeer dat hij alle paden op de grond uittekende en hem alle details uitvoerig uitlegde. Maar hij was verbaasd en nieuwsgierig toen Jezus, na hem een goede dag gewenst te hebben, deed alsof hij weg zou gaan maar zich plotseling weer tot hem wendde en zei: ‘Ik weet best dat je alleen gelaten wilt worden met je mistroostigheid, maar het zou niet aardig en eerlijk van mij zijn om, terwijl ik zo’n uitvoerig advies van jou gekregen heb over de beste weg naar Fenix, zo maar bij je vandaan te gaan zonder ook maar de minste poging te doen een antwoord te geven op je smekend verzoek om hulp en advies inzake de beste weg naar het doel waarvoor je bestemd bent en waarnaar je in je hart op zoek bent, terwijl je hier in de bergen ronddoolt. Zo goed als jij de bergpaden naar Fenix kent omdat je er al vele malen langs bent gegaan, zo ken ik heel goed de weg naar de stad van je teleurgestelde verwachtingen en van je doorkruiste ambities. En aangezien je mij om hulp gevraagd hebt, wil ik je niet teleurstellen.’ De jongen was bijna overmand maar hij kon nog net stamelen: ‘Maar — ik heb u helemaal niets gevraagd... ’ En terwijl Jezus hem vriendelijk de hand op zijn schouder legde, zei hij: ‘Neen, vriend, niet met zoveel woorden, maar met het verlangen in je ogen heb je een beroep op mijn hart gedaan. Jongen, voor iemand die van zijn medemensen houdt, ligt er in je gelaatsuitdrukking van ontmoediging en wanhoop een welsprekend verzoek om hulp. Kom bij me zitten, zodat ik je iets kan vertellen over de paden van het dienstbetoon en de grote heerwegen van het geluk, die van het egocentrische verdriet naar de vreugden voeren van liefdevolle activiteiten in de broederschap der mensen en in dienst van de God des hemels.’ 130:6.2 (1437.2) The young man was disinclined to talk, and so Jesus made a second approach to his soul, saying: “I understand you come up in these hills to get away from folks; so, of course, you do not want to talk with me, but I would like to know whether you are familiar with these hills; do you know the direction of the trails? and, perchance, could you inform me as to the best route to Phenix?” Now this youth was very familiar with these mountains, and he really became much interested in telling Jesus the way to Phenix, so much so that he marked out all the trails on the ground and fully explained every detail. But he was startled and made curious when Jesus, after saying good-bye and making as if he were taking leave, suddenly turned to him, saying: “I well know you wish to be left alone with your disconsolation; but it would be neither kind nor fair for me to receive such generous help from you as to how best to find my way to Phenix and then unthinkingly to go away from you without making the least effort to answer your appealing request for help and guidance regarding the best route to the goal of destiny which you seek in your heart while you tarry here on the mountainside. As you so well know the trails to Phenix, having traversed them many times, so do I well know the way to the city of your disappointed hopes and thwarted ambitions. And since you have asked me for help, I will not disappoint you.” The youth was almost overcome, but he managed to stammer out, “But—I did not ask you for anything—” And Jesus, laying a gentle hand on his shoulder, said: “No, son, not with words but with longing looks did you appeal to my heart. My boy, to one who loves his fellows there is an eloquent appeal for help in your countenance of discouragement and despair. Sit down with me while I tell you of the service trails and happiness highways which lead from the sorrows of self to the joys of loving activities in the brotherhood of men and in the service of the God of heaven.”
130:6.3 (1437.3) Zo langzamerhand wilde de jongeman heel graag met Jezus spreken en hij knielde aan zijn voeten en smeekte Jezus hem te helpen, hem de weg te wijzen om te ontkomen aan zijn wereld van persoonlijk verdriet en wanhoop. Jezus zei: ‘Vriend, sta op! Sta op als een man! Je mag dan omringd zijn door onbelangrijke tegenstanders en opgehouden worden door vele hindernissen, maar de grote dingen en de werkelijke dingen van deze wereld en het universum zijn op je hand. De zon gaat iedere morgen op om jou te begroeten, precies zoals hij de machtigste en rijkste mens op aarde begroet. Kijk maar — je hebt een sterk lichaam en krachtige spieren — je bent lichamelijk beter toegerust dan de gemiddelde mens. Je hebt er vanzelfsprekend weinig profijt van zolang je hier buiten in de bergen blijft zitten treuren over je werkelijke en ingebeelde tegenslagen. Maar je zou belangrijk werk met je lichaam kunnen doen als je je zou haasten om daarheen te gaan waar belangrijk werk ligt te wachten om gedaan te worden. Je probeert je ongelukkige zelf te ontvluchten, maar dat gaat nu eenmaal niet. Jij en je problemen in het leven zijn een realiteit; je kunt er niet aan ontkomen zolang je leeft. Verder heb je ook een helder en goed verstand. Je sterke lichaam heeft een intelligent bewustzijn dat het kan besturen. Zet je verstand aan het werk om de problemen op te lossen; leer je denkvermogen voor je te werken: weiger nog langer door vrees te worden overheerst als een dier dat niet kan denken. Je denken moet je moedige bondgenoot zijn bij het oplosen van je levensprobemen, in plaats van jou tot een ellendige slaaf van angst, depressie en mislukking te maken, zoals tot nu toe is gebeurd. Maar het meest waardevolle van alles, je potentieel voor werkelijk succes, is de geest die in je woont en je bewustzijn zal stimuleren en inspireren om zich te beheersen, en je lichaam te activeren wanneer je het hebt bevrijd van de boeien van vrees; hierdoor stel je je geestelijke natuur in staat om je te gaan verlossen van het onheil van inactiviteit, door de kracht-tegenwoordigheid van levend geloof. En dan zal dit geloof meteen de vrees voor mensen overwinnen door de dwingende tegenwoordigheid van de nieuwe, alles overheersende liefde voor je medemensen, waarvan je ziel spoedig zal overvloeien doordat in je hart het besef wordt geboren dat je een kind van God bent. 130:6.3 (1437.3) By this time the young man very much desired to talk with Jesus, and he knelt at his feet imploring Jesus to help him, to show him the way of escape from his world of personal sorrow and defeat. Said Jesus: “My friend, arise! Stand up like a man! You may be surrounded with small enemies and be retarded by many obstacles, but the big things and the real things of this world and the universe are on your side. The sun rises every morning to salute you just as it does the most powerful and prosperous man on earth. Look—you have a strong body and powerful muscles—your physical equipment is better than the average. Of course, it is just about useless while you sit out here on the mountainside and grieve over your misfortunes, real and fancied. But you could do great things with your body if you would hasten off to where great things are waiting to be done. You are trying to run away from your unhappy self, but it cannot be done. You and your problems of living are real; you cannot escape them as long as you live. But look again, your mind is clear and capable. Your strong body has an intelligent mind to direct it. Set your mind at work to solve its problems; teach your intellect to work for you; refuse longer to be dominated by fear like an unthinking animal. Your mind should be your courageous ally in the solution of your life problems rather than your being, as you have been, its abject fear-slave and the bond servant of depression and defeat. But most valuable of all, your potential of real achievement is the spirit which lives within you, and which will stimulate and inspire your mind to control itself and activate the body if you will release it from the fetters of fear and thus enable your spiritual nature to begin your deliverance from the evils of inaction by the power-presence of living faith. And then, forthwith, will this faith vanquish fear of men by the compelling presence of that new and all-dominating love of your fellows which will so soon fill your soul to overflowing because of the consciousness which has been born in your heart that you are a child of God.
130:6.4 (1438.1) ‘Vandaag zul je herboren worden, mijn zoon, opnieuw bevestigd als een man met geloof en moed, die de mensen toegewijd wil dienen terwille van God. Wanneer je zo innerlijk weer op de juiste wijze ingesteld raakt op het leven, raak je ook op de juiste wijze ingesteld op het universum; je bent opnieuw geboren — geboren uit de geest — en voortaan zal je gehele leven gekenmerkt worden door overwinningen en succes. Zorgen zullen je sterker maken, teleurstellingen zullen je aansporen; moeilijkheden zullen een uitdaging voor je zijn en hindernissen zullen je stimuleren. Sta op, jongeman ! Zeg de dagen toen je van vrees ineenkromp en als een lafaard op de vlucht ging, vaarwel. Vat je plichten vlug weer op en leef je leven in het vlees als een zoon van God, een sterveling die zich wijdt aan de veredelende dienst van de mens op aarde en bestemd is voor de verheven, eeuwige dienst van God in de eeuwigheid.’ 130:6.4 (1438.1) “This day, my son, you are to be reborn, re-established as a man of faith, courage, and devoted service to man, for God’s sake. And when you become so readjusted to life within yourself, you become likewise readjusted to the universe; you have been born again—born of the spirit—and henceforth will your whole life become one of victorious accomplishment. Trouble will invigorate you; disappointment will spur you on; difficulties will challenge you; and obstacles will stimulate you. Arise, young man! Say farewell to the life of cringing fear and fleeing cowardice. Hasten back to duty and live your life in the flesh as a son of God, a mortal dedicated to the ennobling service of man on earth and destined to the superb and eternal service of God in eternity.”
130:6.5 (1438.2) Deze jongeman nu, Fortunus, werd later de leider van de Christenen op Kreta en werkte nauw samen met Titus voor de verheffing van de gelovige Kretenzers. 130:6.5 (1438.2) And this youth, Fortune, subsequently became the leader of the Christians in Crete and the close associate of Titus in his labors for the uplift of the Cretan believers.
130:6.6 (1438.3) De reizigers waren werkelijk uitgerust en verkwikt toen zij zich op een middag gereedmaakten om scheep te gaan naar Carthago in Noord-Afrika. Op deze reis bleven zij twee dagen in Cyrene. Hier verleenden Jezus en Ganid eerste hulp aan een jongen, Rufus genaamd, die gewond was door het defect raken van een geladen ossewagen. Ze droegen hem naar huis naar zijn moeder, en zijn vader, Simon, had er op dat moment geen flauw besef van dat de man, wiens kruis hij later droeg op bevel van een Romeins soldaat, de vreemdeling was die eens zijn zoon een vriendendienst had bewezen. 130:6.6 (1438.3) The travelers were truly rested and refreshed when they made ready about noon one day to sail for Carthage in northern Africa, stopping for two days at Cyrene. It was here that Jesus and Ganid gave first aid to a lad named Rufus, who had been injured by the breakdown of a loaded oxcart. They carried him home to his mother, and his father, Simon, little dreamed that the man whose cross he subsequently bore by orders of a Roman soldier was the stranger who once befriended his son.
7. In Carthago — gesprek over tijd en ruimte ^top 7. At Carthage—Discourse on Time and Space ^top
130:7.1 (1438.4) Onderweg naar Carthago praatte Jezus met zijn reisgenoten de meeste tijd over onderwerpen van sociale, politieke, en commerciële aard: er werd nauwelijks over religie gesproken. Voor het eerst ontdekten Gonod en Ganid dat Jezus een goed verteller was, en zij lieten hem voortdurend verhalen over zijn jeugd in Galilea. Zij hoorden zo ook dat hij was grootgebracht in Galilea, en niet in Jeruzalem of Damascus. 130:7.1 (1438.4) Most of the time en route to Carthage Jesus talked with his fellow travelers about things social, political, and commercial; hardly a word was said about religion. For the first time Gonod and Ganid discovered that Jesus was a good storyteller, and they kept him busy telling tales about his early life in Galilee. They also learned that he was reared in Galilee and not in either Jerusalem or Damascus.
130:7.2 (1438.5) Ganid had opgemerkt dat de meeste mensen die zij toevallig ontmoetten, zich tot Jezus voelden aangetrokken, en toen hij vroeg wat men kon doen om vrienden te maken, zei zijn leraar: ‘Ga je interesseren voor je medemensen; leer hoe je van hen moet houden en zoek de gelegenheid om iets voor hen te doen waarvan je zeker bent dat ze het graag gedaan willen hebben,’ en toen haalde hij het oude Joodse spreekwood aan: ‘Iemand die graag vrienden wil hebben, moet tonen dat hij zelf een vriend kan zijn.’ 130:7.2 (1438.5) When Ganid inquired what one could do to make friends, having noticed that the majority of persons whom they chanced to meet were attracted to Jesus, his teacher said: “Become interested in your fellows; learn how to love them and watch for the opportunity to do something for them which you are sure they want done,” and then he quoted the olden Jewish proverb—“A man who would have friends must show himself friendly.”
130:7.3 (1439.1) In Carthago had Jezus een lang, gedenkwaardig gesprek met een Mithras-priester over onsterfelijkheid, over tijd en eeuwigheid. Deze Pers was opgeleid in Alexandrië, en hij wilde werkelijk leren van Jezus. Samengevat in hedendaagse bewoordingen zei Jezus, in antwoord op zijn vele vragen, het volgende: 130:7.3 (1439.1) At Carthage Jesus had a long and memorable talk with a Mithraic priest about immortality, about time and eternity. This Persian had been educated at Alexandria, and he really desired to learn from Jesus. Put into the words of today, in substance Jesus said in answer to his many questions:
130:7.4 (1439.2) De tijd is de rivier van voortstromende, op elkaar volgende gebeurtenissen, zoals waargenomen door de bewustheid van het schepsel. Tijd is de naam die gegeven wordt aan de opeenvolging-rangschikking waardoor gebeurtenissen worden herkend en afzonderlijk worden onderscheiden. Het universum in de ruimte is een met de tijd verbonden verschijnsel als het wordt waargenomen vanuit een daarbinnen gelegen positie, buiten het vaste Paradijs, het verblijf van de existentiële Godheid. De beweging van de tijd wordt alleen onthuld in betrekking tot iets dat niet als een tijdsverschijnsel in de ruimte beweegt. In het universum van universa transcenderen het Paradijs en de Godheden zowel tijd als ruimte. Op de bewoonde werelden is de menselijke persoonlijkheid (waarin de geest van de Paradijs-Vader woont en de persoonlijkheid richting geeft) de enige met het fysische verbonden werkelijkheid die de materiële opeenvolging van gebeurtenissen in de tijd kan transcenderen. 130:7.4 (1439.2) Time is the stream of flowing temporal events perceived by creature consciousness. Time is a name given to the succession-arrangement whereby events are recognized and segregated. The universe of space is a time-related phenomenon as it is viewed from any interior position outside of the fixed abode of Paradise. The motion of time is only revealed in relation to something which does not move in space as a time phenomenon. In the universe of universes Paradise and its Deities transcend both time and space. On the inhabited worlds, human personality (indwelt and oriented by the Paradise Father’s spirit) is the only physically related reality which can transcend the material sequence of temporal events.
130:7.5 (1439.3) Dieren voelen de tijd niet zoals de mens, en zelfs aan de mens verschijnt de tijd, vanwege zijn lokale, begrensde blik, als een opeenvolging van gebeurtenissen; maar naarmate de mens opklimt, naarmate hij verder naar binnen gaat, is de steeds wijdere blik op deze processie van gebeurtenissen van dien aard, dat deze meer en meer in haar heelheid wordt onderscheiden. Dat wat eerder verscheen als een opeenvolging van gebeurtenisen, zal dan gezien worden als een volledige cyclus die volmaakt samenhangt; op deze wijze zal circulaire simultaneïteit steeds meer in de plaats komen van de vroegere bewustheid van de lineaire opeenvolging der gebeurtenissen. 130:7.5 (1439.3) Animals do not sense time as does man, and even to man, because of his sectional and circumscribed view, time appears as a succession of events; but as man ascends, as he progresses inward, the enlarging view of this event procession is such that it is discerned more and more in its wholeness. That which formerly appeared as a succession of events then will be viewed as a whole and perfectly related cycle; in this way will circular simultaneity increasingly displace the onetime consciousness of the linear sequence of events.
130:7.6 (1439.4) Er zijn zeven verschillende opvattingen van de ruimte zoals deze door tijd wordt bepaald. De ruimte wordt gemeten door tijd, niet tijd door ruimte. De verwarring van de wetenschapsbeoefenaar wordt veroorzaakt doordat hij niet inziet dat de ruimte een werkelijkheid is. De ruimte is niet alleen maar een verstandelijke voorstelling inzake de variatie in het verband tussen objecten in het universum. De ruimte is niet leeg, en het enige dat de mens kent dat zelfs maar gedeeltelijk de ruimte kan transcenderen, is bewustzijn. Bewustzijn kan onafhankelijk van het begrip van de ruimte-verbondenheid van materiële objecten functioneren. De ruimte is relatief en vergelijkenderwijs eindig voor alle wezens die de status van schepsel hebben. Hoe dichter de bewustheid het besef van zeven kosmische dimensies benadert, hoe meer het idee van de potentiële ruimte de ultimiteit benadert. Maar het ruimte-potentieel is pas echt ultiem op het absolute niveau. 130:7.6 (1439.4) There are seven different conceptions of space as it is conditioned by time. Space is measured by time, not time by space. The confusion of the scientist grows out of failure to recognize the reality of space. Space is not merely an intellectual concept of the variation in relatedness of universe objects. Space is not empty, and the only thing man knows which can even partially transcend space is mind. Mind can function independently of the concept of the space-relatedness of material objects. Space is relatively and comparatively finite to all beings of creature status. The nearer consciousness approaches the awareness of seven cosmic dimensions, the more does the concept of potential space approach ultimacy. But the space potential is truly ultimate only on the absolute level.
130:7.7 (1439.5) Het moet duidelijk zijn dat de universele werkelijkheid een steeds wijdere en altijd relatieve betekenis heeft op de hogere en volmaakter wordende niveaus van de kosmos. Uiteindelijk bereiken overlevende stervelingen identiteit in een zeven-dimensionaal universum. 130:7.7 (1439.5) It must be apparent that universal reality has an expanding and always relative meaning on the ascending and perfecting levels of the cosmos. Ultimately, surviving mortals achieve identity in a seven-dimensional universe.
130:7.8 (1439.6) Het tijd-ruimte-begrip in het denken van een mens van materiële oorsprong is voorbestemd om telkens weer een verruiming te ondergaan, terwijl die bewuste, zich begrippen vormende persoonlijkheid de opgaande niveaus van het universum doorloopt. Wanneer de mens het bewustzijn bereikt dat tussen de materiële en geestelijke niveaus van het bestaan in ligt, zullen zijn ideeën over tijd-ruimte enorm verruimd worden, zowel wat betreft de kwaliteit van waarneming als de kwantiteit van ervaring. De zich verruimende kosmische opvattingen van een vorderende geest-persoonlijkheid komen voort zowel uit een dieper inzicht als uit een toegenomen omvang van de bewustheid. En naarmate de persoonlijkheid verder gaat, opwaarts en inwaarts, naar de transcendentale niveaus van Godheid-gelijkenis, zal zijn tijd-ruimte-begrip steeds meer de tijdloze en ruimteloze begrippen van de Absoluten benaderen. In relatieve mate, en overeenkomstig hun transcendentale vorderingen, zullen deze begrippen van het absolute niveau tot de voorstelling gaan behoren van de kinderen met ultieme bestemming. 130:7.8 (1439.6) The time-space concept of a mind of material origin is destined to undergo successive enlargements as the conscious and conceiving personality ascends the levels of the universes. When man attains the mind intervening between the material and the spiritual planes of existence, his ideas of time-space will be enormously expanded both as to quality of perception and quantity of experience. The enlarging cosmic conceptions of an advancing spirit personality are due to augmentations of both depth of insight and scope of consciousness. And as personality passes on, upward and inward, to the transcendental levels of Deity-likeness, the time-space concept will increasingly approximate the timeless and spaceless concepts of the Absolutes. Relatively, and in accordance with transcendental attainment, these concepts of the absolute level are to be envisioned by the children of ultimate destiny.
8. Op weg naar Napels en Rome ^top 8. On the Way to Naples and Rome ^top
130:8.1 (1440.1) De eerste aanlegplaats op weg naar Italië was het eiland Malta. Hier had Jezus een lang gesprek met een terneergeslagen, ontmoedigde jongeman die Claudus heette. Deze jongen had erover gedacht zich van het leven te beroven, maar toen zijn gesprek met de schrijver uit Damascus was afgelopen, zei hij: ‘Ik zal het leven onder ogen zien als een man; ik heb er genoeg van om de lafaard uit te hangen. Ik zal naar mijn eigen mensen teruggaan en helemaal opnieuw beginnen.’ Kort daarop werd hij een enthousiast prediker van de leer der Cynici en nog later ging hij samenwerken met Petrus bij de verkondiging van het Christendom in Rome en Napels; na de dood van Petrus trok hij verder naar Spanje om het evangelie te prediken. Maar hij kwam nooit te weten dat de man die hem op Malta inspireerde, de Jezus was die hij later verkondigde als de Verlosser van de wereld. 130:8.1 (1440.1) The first stop on the way to Italy was at the island of Malta. Here Jesus had a long talk with a downhearted and discouraged young man named Claudus. This fellow had contemplated taking his life, but when he had finished talking with the scribe of Damascus, he said: “I will face life like a man; I am through playing the coward. I will go back to my people and begin all over again.” Shortly he became an enthusiastic preacher of the Cynics, and still later on he joined hands with Peter in proclaiming Christianity in Rome and Naples, and after the death of Peter he went on to Spain preaching the gospel. But he never knew that the man who inspired him in Malta was the Jesus whom he subsequently proclaimed the world’s Deliverer.
130:8.2 (1440.2) In Syracuse brachten ze een volle week door. De vermeldenswaardige gebeurtenis tijdens hun verblijf hier was het geestelijke herstel van Ezra, de afvallige Jood die de herberg dreef waar Jezus en zijn metgezellen logeerden. Ezra kwam onder de bekoring van Jezus’ benadering en vroeg zijn hulp om weer tot het geloof van Israel te komen. Hij bracht zijn hopeloosheid tot uidrukking toen hij zei: ‘Ik wil een ware zoon van Abraham zijn, maar ik kan God niet vinden.’ Waarop Jezus zei: ‘Indien ge waarlijk God wilt vinden, dan is dat verlangen in zichzelf al het bewijs dat ge hem reeds gevonden hebt. Uw moeilijkheid is niet dat ge God niet kunt vinden, want de Vader heeft u al gevonden; uw moeilijkheid is eenvoudig dat ge God niet kent. Hebt ge niet gelezen in de profeet Jeremia: “Ge zult mij zoeken en mij vinden wanneer ge mij met uw ganse hart zult zoeken”? en zegt deze zelfde profeet ook niet: “En ik zal u een hart geven om mij te kennen dat ik de Heer ben, en ge zult tot mijn volk behoren, en ik zal uw God zijn”? En hebt ge ook niet in de Schrift gelezen waar staat: “Hij slaat de mensen gade, en indien iemand zal zeggen: Ik heb gezondigd en verwrongen hetgeen recht was, en het heeft mij geen goed gedaan, dan zal God de ziel van zulk een mens verlossen uit de duisternis en hij zal het licht zien”?’ En Ezra vond God tot voldoening van zijn ziel. Later bouwde deze Jood, samen met een welgestelde Griekse bekeerling, de eerste Christelijke kerk in Syracuse. 130:8.2 (1440.2) At Syracuse they spent a full week. The notable event of their stop here was the rehabilitation of Ezra, the backslidden Jew, who kept the tavern where Jesus and his companions stopped. Ezra was charmed by Jesus’ approach and asked him to help him come back to the faith of Israel. He expressed his hopelessness by saying, “I want to be a true son of Abraham, but I cannot find God.” Said Jesus: “If you truly want to find God, that desire is in itself evidence that you have already found him. Your trouble is not that you cannot find God, for the Father has already found you; your trouble is simply that you do not know God. Have you not read in the Prophet Jeremiah, ‘You shall seek me and find me when you shall search for me with all your heart’? And again, does not this same prophet say: ‘And I will give you a heart to know me, that I am the Lord, and you shall belong to my people, and I will be your God’? And have you not also read in the Scriptures where it says: ‘He looks down upon men, and if any will say: I have sinned and perverted that which was right, and it profited me not, then will God deliver that man’s soul from darkness, and he shall see the light’?” And Ezra found God and to the satisfaction of his soul. Later, this Jew, in association with a well-to-do Greek proselyte, built the first Christian church in Syracuse.
130:8.3 (1440.3) In Messina bleven ze slechts één dag, maar dat was lang genoeg om het leven te veranderen van een kleine jongen die fruit ventte. Jezus kocht vruchten van hem en voedde hem op zijn beurt met het brood des levens. De jongen vergat nooit meer de woorden van Jezus en de vriendelijke blik waarmee deze vergezeld gingen, toen hij zei, terwijl hij zijn hand op de schouder van de jongen legde: ‘Vaarwel mijn jongen, heb goede moed terwijl je opgroeit en een man wordt, en leer nadat je het lichaam hebt gevoed ook hoe je de ziel moet voeden. En mijn Vader in de hemel zal met je zijn en voor je uit gaan.’ De jongen werd een aanhanger van de godsdienst van Mithras en ging later over naar het Christelijke geloof. 130:8.3 (1440.3) At Messina they stopped for only one day, but that was long enough to change the life of a small boy, a fruit vendor, of whom Jesus bought fruit and in turn fed with the bread of life. The lad never forgot the words of Jesus and the kindly look which went with them when, placing his hand on the boy’s shoulder, he said: “Farewell, my lad, be of good courage as you grow up to manhood and after you have fed the body learn how also to feed the soul. And my Father in heaven will be with you and go before you.” The lad became a devotee of the Mithraic religion and later on turned to the Christian faith.
130:8.4 (1440.4) Tenslotte bereikten zij Napels en voelden dat zij niet ver meer van Rome, hun einddoel, waren. Gonod had veel zaken af te handelen in Napels, en behalve wanneer Jezus nodig was als tolk, brachten hij en Ganid hun vrije tijd door met bezoeken en verkenningstochten in de stad. Ganid werd bedreven in het ontdekken van mensen die hulp nodig hadden. Ze troffen veel armoede aan in deze stad en gaven veel aalmoezen. Maar Ganid zou nooit de betekenis van Jezus’ woorden begrijpen toen hij een muntstuk aan een bedelaar had gegeven en weigerde stil te blijven staan en de man bemoedigend toe te spreken. Jezus zei: ‘Waarom woorden verspillen aan iemand die de betekenis van wat je zegt niet kan vatten? De geest van de Vader kan niet iemand onderrichten en redden die niet tot zoonschap in staat is.’ Wat Jezus bedoelde, was dat de man geen normaal verstand had, dat hij de capaciteit miste om gehoor te geven aan de leiding van de geest. 130:8.4 (1440.4) At last they reached Naples and felt they were not far from their destination, Rome. Gonod had much business to transact in Naples, and aside from the time Jesus was required as interpreter, he and Ganid spent their leisure visiting and exploring the city. Ganid was becoming adept at sighting those who appeared to be in need. They found much poverty in this city and distributed many alms. But Ganid never understood the meaning of Jesus’ words when, after he had given a coin to a street beggar, he refused to pause and speak comfortingly to the man. Said Jesus: “Why waste words upon one who cannot perceive the meaning of what you say? The spirit of the Father cannot teach and save one who has no capacity for sonship.” What Jesus meant was that the man was not of normal mind; that he lacked the ability to respond to spirit leading.
130:8.5 (1441.1) In Napels overkwam hun niets opmerkelijks. Jezus en de jongeman verkenden de stad grondig en verspreidden met hun glimlach opgewektheid bij honderden mannen, vrouwen en kinderen. 130:8.5 (1441.1) There was no outstanding experience in Naples; Jesus and the young man thoroughly canvassed the city and spread good cheer with many smiles upon hundreds of men, women, and children.
130:8.6 (1441.2) Van hier gingen ze naar Rome via Capua, waar ze drie dagen bleven. Over de Via Appia reisden ze lopend naast hun lastdieren verder naar Rome, want ze waren alledrie verlangend om deze meesteres van een wereldrijk en de grootste stad in de hele wereld te zien. 130:8.6 (1441.2) From here they went by way of Capua to Rome, making a stop of three days at Capua. By the Appian Way they journeyed on beside their pack animals toward Rome, all three being anxious to see this mistress of empire and the greatest city in all the world.