Verhandeling 137   Paper 137
De wachttijd in Galilea   Tarrying Time in Galilee
137:0.1 (1524.1) IN de vroege ochtend van zaterdag, 23 februari, a.d. 26, daalde Jezus af uit de heuvels om zich weer bij het gezelschap van Johannes te voegen, dat zijn tenten bij Pella had opgeslagen. Gedurende die gehele dag mengde Jezus zich onder de menigte. Hij verzorgde een jongeman die bij een val gewond was geraakt en ging met hem naar het nabijgelegen dorp Pella om de jongen veilig bij zijn ouders af te leveren.   137:0.1 (1524.1) EARLY on Saturday morning, February 23, a.d. 26, Jesus came down from the hills to rejoin John’s company encamped at Pella. All that day Jesus mingled with the multitude. He ministered to a lad who had injured himself in a fall and journeyed to the near-by village of Pella to deliver the boy safely into the hands of his parents.
1. De keuze van de eerste vier apostelen ^top   1. Choosing the First Four Apostles ^top
137:1.1 (1524.2) Op deze Sabbatdag brachten twee van de vooraanstaande discipelen van Johannes lange tijd met Jezus door. Van alle volgelingen van Johannes was een zekere Andreas het sterkst van Jezus onder de indruk gekomen; hij vergezelde hem ook op de tocht met de gewonde jongen naar Pella. Op de terugweg naar de verzamelplaats van Johannes stelde hij Jezus vele vragen en voordat zij hun bestemming bereikten, hielden de twee even stil voor een kort gesprek, waarin Andreas zei: ‘Ik heb je gadegeslagen sinds je naar Kafarnaüm bent gekomen, en ik geloof dat je de nieuwe Leraar bent; hoewel ik niet al hetgeen je onderricht kan begrijpen, heb ik definitief besloten je te volgen. Ik zou graag aan je voeten willen zitten en de volle waarheid over het nieuwe koninkrijk willen horen.’ Met hartelijke zekerheid verwelkomde Jezus Andreas als de eerste van zijn apostelen, de groep van twaalf die samen met hem zou- den arbeiden in het werk om het nieuwe koninkrijk Gods op te richten in de harten der mensen.   137:1.1 (1524.2) During this Sabbath two of John’s leading disciples spent much time with Jesus. Of all John’s followers one named Andrew was the most profoundly impressed with Jesus; he accompanied him on the trip to Pella with the injured boy. On the way back to John’s rendezvous he asked Jesus many questions, and just before reaching their destination, the two paused for a short talk, during which Andrew said: “I have observed you ever since you came to Capernaum, and I believe you are the new Teacher, and though I do not understand all your teaching, I have fully made up my mind to follow you; I would sit at your feet and learn the whole truth about the new kingdom.” And Jesus, with hearty assurance, welcomed Andrew as the first of his apostles, that group of twelve who were to labor with him in the work of establishing the new kingdom of God in the hearts of men.
137:1.2 (1524.3) Andreas observeerde in stilte het werk van Johannes en geloofde oprecht in hem; hij had een zeer begaafde, enthousiaste broer die Simon heette en een van Johannes’ voornaamste volgelingen was. Het zou niet onjuist zijn te zeggen dat Simon een van de belangrijkste medestanders was van Johannes.   137:1.2 (1524.3) Andrew was a silent observer of, and sincere believer in, John’s work, and he had a very able and enthusiastic brother, named Simon, who was one of John’s foremost disciples. It would not be amiss to say that Simon was one of John’s chief supporters.
137:1.3 (1524.4) Spoedig nadat Jezus en Andreas in het kamp waren teruggekeerd, zocht Andreas zijn broer Simon op, nam hem apart en vertelde hem dat hij bij zichzelf tot de conclusie was gekomen dat Jezus de grote Leraar was, en dat hij beloofd had zijn discipel te worden. Hij zei verder dat Jezus zijn aanbod om hem te dienen had aanvaard, en stelde voor dat hij (Simon) eveneens naar Jezus zou gaan en zou aanbieden toe te treden tot de dienst voor het nieuwe koninkrijk. Simon zei: ‘Sinds deze man in de werkplaats van Zebedeüs is komen werken, heb ik steeds geloofd dat hij door God gezonden was, maar wat doen we met Johannes? Moeten wij hem in de steek laten? Is dat wel juist?’ Hierop spraken zij af onmiddellijk samen naar Johannes te gaan om met hem te overleggen. Johannes was bedroefd bij de gedachte twee van zijn bekwame raadgevers en veelbelovende discipelen te verliezen, maar dapper beantwoordde hij hun vragen en zei: ‘Dit is pas het begin: mijn werk zal weldra ten einde lopen en dan zullen wij allen zijn discipelen worden.’ Daarna wenkte Andreas Jezus terzijde en vertelde hem dat zijn broer zich bij hen wenste aan te sluiten om in het nieuwe koninkrijk te dienen. En toen Jezus Simon verwelkomde als zijn tweede apostel, zei hij: ‘Simon, je enthousiasme is prijzenswaardig, maar het is gevaarlijk voor de arbeid voor het koninkrijk. Ik vermaan je bedachtzamer te worden in je spreken. Ik zou je naam willen veranderen in Petrus.’   137:1.3 (1524.4) Soon after Jesus and Andrew returned to the camp, Andrew sought out his brother, Simon, and taking him aside, informed him that he had settled in his own mind that Jesus was the great Teacher, and that he had pledged himself as a disciple. He went on to say that Jesus had accepted his proffer of service and suggested that he (Simon) likewise go to Jesus and offer himself for fellowship in the service of the new kingdom. Said Simon: “Ever since this man came to work in Zebedee’s shop, I have believed he was sent by God, but what about John? Are we to forsake him? Is this the right thing to do?” Whereupon they agreed to go at once to consult John. John was saddened by the thought of losing two of his able advisers and most promising disciples, but he bravely answered their inquiries, saying: “This is but the beginning; presently will my work end, and we shall all become his disciples.” Then Andrew beckoned to Jesus to draw aside while he announced that his brother desired to join himself to the service of the new kingdom. And in welcoming Simon as his second apostle, Jesus said: “Simon, your enthusiasm is commendable, but it is dangerous to the work of the kingdom. I admonish you to become more thoughtful in your speech. I would change your name to Peter.”
137:1.4 (1525.1) De ouders van de gewonde knaap die in Pella woonden, hadden er bij Jezus op aangedrongen de nacht bij hen thuis door te brengen, om hun huis als het zijne te beschouwen, en hij had dit beloofd. Voordat Jezus van Andreas en zijn broer afscheid nam, zei hij: ‘Morgenochtend vroeg gaan wij naar Galilea.’   137:1.4 (1525.1) The parents of the injured lad who lived at Pella had besought Jesus to spend the night with them, to make their house his home, and he had promised. Before leaving Andrew and his brother, Jesus said, “Early on the morrow we go into Galilee.”
137:1.5 (1525.2) Toen Jezus naar Pella was teruggegaan om daar de nacht door te brengen, en Andreas en Simon nog de aard van hun dienst bij de vestiging van het komende koninkrijk bespraken, verschenen de zonen van Zebedeüs, Jakobus en Johannes, ten tonele, die juist uit de bergen waren teruggekeerd van hun lange, vergeefse speurtocht naar Jezus. Toen zij Simon Petrus hoorden vertellen hoe hij en zijn broer Andreas de eerste aangenomen raadslieden van het nieuwe koninkrijk waren geworden, en dat zij de volgende dag met hun nieuwe Meester naar Galilea zouden vertrekken, waren Jakobus en Johannes beiden verdrietig. Zij kenden Jezus al een tijd en hielden van hem. Zij hadden vele dagen in de bergen naar hem gezocht, en nu ze terug waren, moesten ze horen dat anderen waren verkozen vóór hen. Zij informeerden waar Jezus heen was gegaan en haastten zich om hem te gaan opzoeken.   137:1.5 (1525.2) After Jesus had returned to Pella for the night, and while Andrew and Simon were yet discussing the nature of their service in the establishment of the forthcoming kingdom, James and John the sons of Zebedee arrived upon the scene, having just returned from their long and futile searching in the hills for Jesus. When they heard Simon Peter tell how he and his brother, Andrew, had become the first accepted counselors of the new kingdom, and that they were to leave with their new Master on the morrow for Galilee, both James and John were sad. They had known Jesus for some time, and they loved him. They had searched for him many days in the hills, and now they returned to learn that others had been preferred before them. They inquired where Jesus had gone and made haste to find him.
137:1.6 (1525.3) Jezus sliep toen zij bij zijn verblijf aankwamen, maar zij maakten hem wakker en zeiden: ‘Hoe komt het dat je, terwijl wij die al zo lang met je hebben opgetrokken en in de bergen naar je hebben lopen zoeken, aan anderen de voorkeur hebt gegeven en Andreas en Simon als je eerste metgezellen in het nieuwe koninkrijk hebt uitgekozen?’ Jezus antwoordde hun: ‘Kalmeer je hart en vraag je af “wie heeft je opdracht gegeven om de Zoon des Mensen te gaan zoeken toen hij bezig was met de zaken van zijn Vader?”’ Nadat zij tot in details verslag hadden gedaan van hun lange speurtocht in de bergen, vervolgde Jezus met de raadgeving: ‘Jullie moeten leren het geheim van het nieuwe koninkrijk in je hart te zoeken, en niet in de bergen. Datgene wat jullie zochten was reeds in jullie ziel aanwezig. Jullie zijn inderdaad mijn broeders — het was niet nodig dat jullie door mij aangenomen zouden worden — jullie hoorden al bij het koninkrijk; weest welgemoed en maken jullie je ook gereed om morgen met ons mee te gaan naar Galilea.’ Daarop verstoutte Johannes zich om te vragen: ‘Maar Meester, zullen Jakobus en ik dan je medewerkers zijn in het nieuwe koninkrijk net als Andreas en Simon?’ Jezus legde zijn handen op hun beider schouders en zei: ‘Broeders, jullie waren reeds met mij in de geest van het koninkrijk, zelfs voordat de anderen verzochten om te worden opgenomen. Broeders, jullie behoeven niet te vragen tot het koninkrijk te worden toegelaten; jullie zijn vanaf het begin met mij in het koninkrijk geweest. In de ogen der mensen mogen anderen misschien eerder zijn geweest dan jullie, maar in mijn hart rekende ik jullie ook tot de leden van de raadsvergaderingen van het koninkrijk, zelfs vóór jullie er nog aan dachten mij dit te vragen. En zelfs tegenover de buitenwereld zouden jullie de eersten hebben kunnen zijn, ware het niet dat jullie afwezig waren vanwege jullie goedbedoelde, maar zelf opgelegde taak om iemand te gaan zoeken die niet verdwaald was. Richt in het komende koninkrijk je aandacht niet op dingen die je bezorgdheid voeden, maar zet je liever altijd in voor het doen van de wil van de Vader die in de hemel is.’   137:1.6 (1525.3) Jesus was asleep when they reached his abode, but they awakened him, saying: “How is it that, while we who have so long lived with you are searching in the hills for you, you prefer others before us and choose Andrew and Simon as your first associates in the new kingdom?” Jesus answered them, “Be calm in your hearts and ask yourselves, ‘who directed that you should search for the Son of Man when he was about his Father’s business?’” After they had recited the details of their long search in the hills, Jesus further instructed them: “You should learn to search for the secret of the new kingdom in your hearts and not in the hills. That which you sought was already present in your souls. You are indeed my brethren—you needed not to be received by me—already were you of the kingdom, and you should be of good cheer, making ready also to go with us tomorrow into Galilee.” John then made bold to ask, “But, Master, will James and I be associates with you in the new kingdom, even as Andrew and Simon?” And Jesus, laying a hand on the shoulder of each of them, said: “My brethren, you were already with me in the spirit of the kingdom, even before these others made request to be received. You, my brethren, have no need to make request for entrance into the kingdom; you have been with me in the kingdom from the beginning. Before men, others may take precedence over you, but in my heart did I also number you in the councils of the kingdom, even before you thought to make this request of me. And even so might you have been first before men had you not been absent engaged in a well-intentioned but self-appointed task of seeking for one who was not lost. In the coming kingdom, be not mindful of those things which foster your anxiety but rather at all times concern yourselves only with doing the will of the Father who is in heaven.”
137:1.7 (1525.4) Jakobus en Johannes vatten de berisping op de goede manier op: nadien waren zij nooit meer jaloers op Andreas en Simon. Samen met hun twee medeapostelen maakten zij zich gereed om de volgende morgen naar Galilea te vertrekken. Van deze dag af aan werd de benaming apostel gebruikt om onderscheid te maken tussen de familie van adviseurs die Jezus had uitgekozen en de enorme menigte gelovige discipelen die hem later volgde.   137:1.7 (1525.4) James and John received the rebuke in good grace; never more were they envious of Andrew and Simon. And they made ready, with their two associate apostles, to depart for Galilee the next morning. From this day on the term apostle was employed to distinguish the chosen family of Jesus’ advisers from the vast multitude of believing disciples who subsequently followed him.
137:1.8 (1525.5) Die avond laat hadden Jakobus, Johannes, Andreas, en Simon nog een bespreking met Johannes de Doper, en met tranen in zijn ogen, doch met vaste stem stond de dappere profeet uit Judea twee van zijn vooraanstaande discipelen af om apostelen te worden van de Galilese Vorst van het komende koninkrijk.   137:1.8 (1525.5) Late that evening, James, John, Andrew, and Simon held converse with John the Baptist, and with tearful eye but steady voice the stalwart Judean prophet surrendered two of his leading disciples to become the apostles of the Galilean Prince of the coming kingdom.
2. Filippus en Natanael worden gekozen ^top   2. Choosing Philip and Nathaniel ^top
137:2.1 (1526.1) Op zondagmorgen, 24 februari, a.d. 26, nam Jezus aan de rivier bij Pella afscheid van Johannes de Doper, om hem nooit meer terug te zien in het vlees.   137:2.1 (1526.1) Sunday morning, February 24, a.d. 26, Jesus took leave of John the Baptist by the river near Pella, never again to see him in the flesh.
137:2.2 (1526.2) Die dag, toen Jezus en zijn vier discipelen-apostelen naar Galilea vertrokken, ontstond er grote opschudding in het kamp van de volgelingen van Johannes. De eerste grote afscheiding stond te gebeuren. Daags tevoren had Johannes positief verklaard aan Andreas en Ezra dat Jezus de Verlosser was. Andreas besloot Jezus te volgen, maar Ezra verwierp de timmerman uit Nazaret met zijn zachtaardige manieren en verkondigde aan zijn metgezellen: ‘De Profeet Daniël zegt dat de Zoon des Mensen zal komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid. Deze timmerman uit Galilea, deze botenbouwer uit Kafarnaüm, kan de Verlosser niet zijn. Kan zo’n geschenk Gods uit Nazaret komen? Deze Jezus is een familielid van Johannes, en vanwege zijn grote vriendelijkheid des harten is onze leraar misleid. Laten wij ons verre houden van deze valse Messias.’ Toen Johannes Ezra berispte om deze woorden, trok deze samen met vele discipelen weg en haastte zich naar het zuiden. Deze groep ging voort te dopen in de naam van Johannes en stichtte uiteindelijk een secte die wel geloofde in Johannes, maar weigerde Jezus te aanvaarden. Een overblijfsel van deze groep bestaat in Mesopotamië nog tot op de dag van vandaag.   137:2.2 (1526.2) That day, as Jesus and his four disciple-apostles departed for Galilee, there was a great tumult in the camp of John’s followers. The first great division was about to take place. The day before, John had made his positive pronouncement to Andrew and Ezra that Jesus was the Deliverer. Andrew decided to follow Jesus, but Ezra rejected the mild-mannered carpenter of Nazareth, proclaiming to his associates: “The Prophet Daniel declares that the Son of Man will come with the clouds of heaven, in power and great glory. This Galilean carpenter, this Capernaum boatbuilder, cannot be the Deliverer. Can such a gift of God come out of Nazareth? This Jesus is a relative of John, and through much kindness of heart has our teacher been deceived. Let us remain aloof from this false Messiah.” When John rebuked Ezra for these utterances, he drew away with many disciples and hastened south. And this group continued to baptize in John’s name and eventually founded a sect of those who believed in John but refused to accept Jesus. A remnant of this group persists in Mesopotamia even to this day.
137:2.3 (1526.3) Terwijl deze onrust onder de volgelingen van Johannes broeide, waren Jezus en zijn vier discipel-apostelen reeds een eind onderweg naar Galilea. Vóór ze de Jordaan overstaken om via Naïn naar Nazaret te gaan, zag Jezus op de weg een zekere Filippus van Betsaïda, die hen tegemoet kwam met een vriend. Jezus had Filippus reeds eerder leren kennen en ook de nieuwe apostelen kenden hem alle vier goed. Hij was met zijn vriend Natanael op weg om Johannes te Pella bezoeken, om meer te weten te komen omtrent de komst van het koninkrijk Gods waarvan zoveel sprake was, en hij was opgetogen Jezus te kunnen begroeten. Filippus was al vanaf het begin dat Jezus naar Kafarnaüm was gekomen, een bewonderaar van hem geweest. Maar Natanael die te Kana in Galilea woonde, kende Jezus niet. Filippus ging naar zijn vrienden toe om hen te begroeten, terwijl Natanael uitrustte in de schaduw van een boom langs de weg.   137:2.3 (1526.3) While this trouble was brewing among John’s followers, Jesus and his four disciple-apostles were well on their way toward Galilee. Before they crossed the Jordan, to go by way of Nain to Nazareth, Jesus, looking ahead and up the road, saw one Philip of Bethsaida with a friend coming toward them. Jesus had known Philip aforetime, and he was also well known to all four of the new apostles. He was on his way with his friend Nathaniel to visit John at Pella to learn more about the reported coming of the kingdom of God, and he was delighted to greet Jesus. Philip had been an admirer of Jesus ever since he first came to Capernaum. But Nathaniel, who lived at Cana of Galilee, did not know Jesus. Philip went forward to greet his friends while Nathaniel rested under the shade of a tree by the roadside.
137:2.4 (1526.4) Petrus nam Filippus terzijde en begon hem uit te leggen dat zij allen, hijzelf, Andreas, Jacobus, en Johannes, medewerkers van Jezus waren geworden in het nieuwe koninkrijk, en hij drong er bij Filippus sterk op aan zich ook aan te bieden voor deze dienst. Filippus stond voor een dilemma. Wat moest hij doen? Hier, zonder dat het ook maar een enkel ogenblik tevoren was aangekondigd — langs de weg bij de Jordaan — zag hij zich tegenover de allergewichtigste vraag van zijn gehele leven gesteld, en moest hij direct een beslissing nemen. Hij was op dat ogenblik in ernstig gesprek geraakt met Petrus, Andreas, en Johannes, terwijl Jezus de hoofdlijnen van de tocht door Galilea en verder naar Kafarnaüm aangaf aan Jakobus. Ten slotte stelde Andreas aan Filippus voor: ‘Waarom vraag je het de Leraar niet?’   137:2.4 (1526.4) Peter took Philip to one side and proceeded to explain that they, referring to himself, Andrew, James, and John, had all become associates of Jesus in the new kingdom and strongly urged Philip to volunteer for service. Philip was in a quandary. What should he do? Here, without a moment’s warning—on the roadside near the Jordan—there had come up for immediate decision the most momentous question of a lifetime. By this time he was in earnest converse with Peter, Andrew, and John while Jesus was outlining to James the trip through Galilee and on to Capernaum. Finally, Andrew suggested to Philip, “Why not ask the Teacher?”
137:2.5 (1526.5) Plotseling daagde het besef bij Filippus dat Jezus werkelijk een groot man was, misschien wel de Messias, en hij besloot zich te houden aan de beslissing van Jezus in deze zaak; zonder meer liep hij dan ook naar hem toe en vroeg: ‘Leraar, zal ik verder gaan naar Johannes of zal ik mij bij mijn vrienden aansluiten die u volgen?’ En Jezus antwoordde: ‘Volg mij.’ En Filippus was in vervoering door de zekerheid dat hij de Verlosser gevonden had.   137:2.5 (1526.5) It suddenly dawned on Philip that Jesus was a really great man, possibly the Messiah, and he decided to abide by Jesus’ decision in this matter; and he went straight to him, asking, “Teacher, shall I go down to John or shall I join my friends who follow you?” And Jesus answered, “Follow me.” Philip was thrilled with the assurance that he had found the Deliverer.
137:2.6 (1526.6) Filippus gebaarde nu de groep te blijven waar ze waren, terwijl hij haastig terugliep om het nieuws van zijn besluit te vertellen aan zijn vriend Natanael die nog steeds wachtte onder de moerbeiboom, waar hij zijn gedachten liet gaan over de vele dingen die hij gehoord had over Johannes de Doper, het komende koninkrijk en de verwachte Messias. Filippus onderbrak zijn overpeinzingen met de uitroep: ‘Ik heb de Verlosser gevonden, hij over wie Mozes en de profeten geschreven hebben en die Johannes heeft aangekondigd.’ Natanael keek op en vroeg: ‘Waar komt deze leraar vandaan?’ Filippus antwoordde: ‘Het is Jezus van Nazaret, de zoon van Jozef, de timmerman, die de laatste tijd in Kafarnaüm woont.’ Waarop Natanael, enigszins geschokt vroeg: ‘Kan zoiets goeds uit Nazaret komen?’ Maar Filippus nam hem bij de arm en zei: ‘Kom kijken.’   137:2.6 (1526.6) Philip now motioned to the group to remain where they were while he hurried back to break the news of his decision to his friend Nathaniel, who still tarried behind under the mulberry tree, turning over in his mind the many things which he had heard concerning John the Baptist, the coming kingdom, and the expected Messiah. Philip broke in upon these meditations, exclaiming, “I have found the Deliverer, him of whom Moses and the prophets wrote and whom John has proclaimed.” Nathaniel, looking up, inquired, “Whence comes this teacher?” And Philip replied, “He is Jesus of Nazareth, the son of Joseph, the carpenter, more recently residing at Capernaum.” And then, somewhat shocked, Nathaniel asked, “Can any such good thing come out of Nazareth?” But Philip, taking him by the arm, said, “Come and see.”
137:2.7 (1527.1) Filippus bracht Natanael naar Jezus, die de oprechte twijfelaar welwillend aankeek en zei: ‘Ziedaar een echte Israeliet, in wie geen bedrog is. Volg mij.’ Natanael keerde zich tot Filippus en zei: ‘Je hebt gelijk. Hij is inderdaad een meester der mensen. Ik zal hem ook volgen, indien ik waardig ben dat te doen.’ En Jezus knikte Natanael toe en zei opnieuw: ‘Volg mij.’   137:2.7 (1527.1) Philip led Nathaniel to Jesus, who, looking benignly into the face of the sincere doubter, said: “Behold a genuine Israelite, in whom there is no deceit. Follow me.” And Nathaniel, turning to Philip, said: “You are right. He is indeed a master of men. I will also follow, if I am worthy.” And Jesus nodded to Nathaniel, again saying, “Follow me.”
137:2.8 (1527.2) Jezus had nu de helft van zijn toekomstige korps van nauw met hem verbonden medewerkers bijeengebracht, vijf die hem al enige tijd kenden en één vreemdeling, Natanael. Zonder verder uitstel staken ze de Jordaan over en bereikten, via het dorp Naïn, laat in de avond Nazaret.   137:2.8 (1527.2) Jesus had now assembled one half of his future corps of intimate associates, five who had for some time known him and one stranger, Nathaniel. Without further delay they crossed the Jordan and, going by the village of Nain, reached Nazareth late that evening.
137:2.9 (1527.3) Ze overnachtten allen bij Jozef in het huis waar Jezus zijn jongenstijd had doorgebracht. De metgezellen van Jezus hadden er geen idee van waarom hun nieuw gevonden leraar er zo op gebrand was ieder spoor te vernietigen van teksten die hij had opgeschreven en die nog op verschillende plaatsen in het huis hingen, zoals de Tien Geboden en andere motto’s en gezegden. Doch deze handeling, gevoegd bij het feit dat zij hem later nooit zagen schrijven — behalve in het stof of in het zand — maakte een diepe indruk op hen.   137:2.9 (1527.3) They all remained overnight with Joseph in Jesus’ boyhood home. The associates of Jesus little understood why their new-found teacher was so concerned with completely destroying every vestige of his writing which remained about the home in the form of the ten commandments and other mottoes and sayings. But this proceeding, together with the fact that they never saw him subsequently write—except upon the dust or in the sand—made a deep impression upon their minds.
3. Het bezoek aan Kafarnaüm ^top   3. The Visit to Capernaum ^top
137:3.1 (1527.4) De volgende dag zond Jezus zijn apostelen verder naar Kana, aangezien ze allen waren uitgenodigd voor de bruiloft van een vooraanstaande jonge vrouw in die stad, terwijl hij zich zelf gereedmaakte om een haastig bezoek te brengen aan zijn moeder te Kafarnaüm, en onderweg in Magdala zijn broer Judas op te zoeken.   137:3.1 (1527.4) The next day Jesus sent his apostles on to Cana, since all of them were invited to the wedding of a prominent young woman of that town, while he prepared to pay a hurried visit to his mother at Capernaum, stopping at Magdala to see his brother Jude.
137:3.2 (1527.5) Voor hun vertrek uit Nazaret vertelden de nieuwe metgezellen van Jezus aan Jozef en andere leden van Jezus’ familie over de wonderlijke gebeurtenissen die toen zo kortgeleden hadden plaatsgevonden, en gaven zij vrijelijk uiting aan hun geloof dat Jezus de lang verwachte verlosser was. Deze leden van Jezus’ familie bespraken dit alles en Jozef zei: ‘Misschien had Moeder per slot van rekening toch gelijk — misschien is onze vreemde broer de komende koning.’   137:3.2 (1527.5) Before leaving Nazareth, the new associates of Jesus told Joseph and other members of Jesus’ family about the wonderful events of the then recent past and gave free expression to their belief that Jesus was the long-expected deliverer. And these members of Jesus’ family talked all this over, and Joseph said: “Maybe, after all, Mother was right—maybe our strange brother is the coming king.”
137:3.3 (1527.6) Judas was aanwezig geweest bij de doop van Jezus, en hij, en zijn broer Jakobus, waren vast gaan geloven in de zending van Jezus op aarde. Ofschoon Jakobus en Judas beiden in grote verwarring verkeerden over de aard van de missie van hun broer, was bij hun moeder haar vroegere hoop herleefd dat Jezus de Messias, de zoon van David zou zijn, en zij moedigde haar zoons aan om in hun broer te geloven als de bevrijder van Israel.   137:3.3 (1527.6) Jude was present at Jesus’ baptism and, with his brother James, had become a firm believer in Jesus’ mission on earth. Although both James and Jude were much perplexed as to the nature of their brother’s mission, their mother had resurrected all her early hopes of Jesus as the Messiah, the son of David, and she encouraged her sons to have faith in their brother as the deliverer of Israel.
137:3.4 (1527.7) Jezus kwam maandagavond in Kafarnaüm aan, maar hij ging niet naar zijn eigen huis, waar Jakobus en zijn moeder woonden: hij ging rechtstreeks naar het huis van Zebedeüs. Al zijn vrienden in Kafarnaüm merkten een grote en prettige verandering in hem. Hij leek weer tamelijk opgewekt en meer zoals hij gedurende zijn vroegere jaren te Nazaret was geweest. Jaren voor zijn doop en de perioden van afzondering vlak daarvoor en daarna, was hij steeds ernstiger geworden en meer in zichzelf gekeerd. Nu vonden allen dat hij weer geheel de oude was. Hij had iets van majestueus gewicht over zich en een verheven voorkomen, maar hij was weer onbezorgd en blij.   137:3.4 (1527.7) Jesus arrived in Capernaum Monday night, but he did not go to his own home, where lived James and his mother; he went directly to the home of Zebedee. All his friends at Capernaum saw a great and pleasant change in him. Once more he seemed to be comparatively cheerful and more like himself as he was during the earlier years at Nazareth. For years previous to his baptism and the isolation periods just before and just after, he had grown increasingly serious and self-contained. Now he seemed quite like his old self to all of them. There was about him something of majestic import and exalted aspect, but he was once again lighthearted and joyful.
137:3.5 (1528.1) Maria was ontroerd en vol verwachting. Ze had een voorgevoel dat de belofte van Gabriël spoedig in vervulling zou gaan. Ze verwachtte dat geheel Palestina spoedig zou opschrikken en versteld zou staan door de wonderbaarlijke openbaring van haar zoon als de bovennatuurlijke koning der Joden. Maar op de vele vragen van zijn moeder, Jacobus, Judas, en Zebedeüs, antwoordde Jezus alleen glimlachend: ‘Het is beter dat ik nog een poosje hier blijf; ik moet doen wat mijn Vader in de hemel wil.’   137:3.5 (1528.1) Mary was thrilled with expectation. She anticipated that the promise of Gabriel was nearing fulfillment. She expected all Palestine soon to be startled and stunned by the miraculous revelation of her son as the supernatural king of the Jews. But to all of the many questions which his mother, James, Jude, and Zebedee asked, Jesus only smilingly replied: “It is better that I tarry here for a while; I must do the will of my Father who is in heaven.”
137:3.6 (1528.2) De volgende dag, dinsdag, reisden ze allen naar Kana voor de bruiloft van Naomi, die de volgende dag zou plaatsvinden. En ondanks de herhaalde waarschuwingen van Jezus dat ze met niemand over hem moesten spreken ‘totdat het uur van de Vader gekomen zou zijn,’ stonden zij erop om heimelijk het nieuws te verspreiden dat ze de Verlosser gevonden hadden. Ieder van hen verwachtte vol vertrouwen dat Jezus op de aanstaande bruiloft te Kana het tijdperk zou inluiden waarin hij het Messiaanse gezag zou gaan uitoefenen, en dat hij dit met grote kracht en verheven grootsheid zou doen. Ze dachten aan wat hun verteld was over de verschijnselen die zich hadden voorgedaan bij zijn doop, en ze geloofden dat zijn verdere loopbaan op aarde gekenmerkt zou worden door steeds meer manifestaties van bovennatuurlijke wonderen en mirakuleuze tekenen. En dus maakte de hele streek zich gereed om te Kana bijeen te komen voor de bruiloft van Naomi en Joab, de zoon van Natan.   137:3.6 (1528.2) On the next day, Tuesday, they all journeyed over to Cana for the wedding of Naomi, which was to take place on the following day. And in spite of Jesus’ repeated warnings that they tell no man about him “until the Father’s hour shall come,” they insisted on quietly spreading the news abroad that they had found the Deliverer. They each confidently expected that Jesus would inaugurate his assumption of Messianic authority at the forthcoming wedding at Cana, and that he would do so with great power and sublime grandeur. They remembered what had been told them about the phenomena attendant upon his baptism, and they believed that his future course on earth would be marked by increasing manifestations of supernatural wonders and miraculous demonstrations. Accordingly, the entire countryside was preparing to gather together at Cana for the wedding feast of Naomi and Johab the son of Nathan.
137:3.7 (1528.3) Maria was in jaren niet zo vreugdevol geweest. Ze reisde naar Kana in de gemoedsstemming van een koningin-moeder die op weg is om de kroning van haar zoon bij te wonen. De familie en vrienden van Jezus hadden hem sedert zijn dertiende jaar nog nooit zo onbezorgd en gelukkig gezien, met zoveel aandacht en begrip voor de wensen en verlangens van zijn metgezellen, zo roerend meevoelend. Zo stonden ze in kleine groepjes met elkaar te fluisteren en vroegen zich af wat er zou gaan gebeuren. Wat zou de volgende daad van deze ongewone mens zijn? Hoe zou hij de heerlijkheid van het komende koninkrijk inluiden? Allen waren opgewonden bij de gedachte dat zij aanwezig zouden zijn om de openbaring van de macht en kracht van Israels God te aanschouwen.   137:3.7 (1528.3) Mary had not been so joyous in years. She journeyed to Cana in the spirit of the queen mother on the way to witness the coronation of her son. Not since he was thirteen years old had Jesus’ family and friends seen him so carefree and happy, so thoughtful and understanding of the wishes and desires of his associates, so touchingly sympathetic. And so they all whispered among themselves, in small groups, wondering what was going to happen. What would this strange person do next? How would he usher in the glory of the coming kingdom? And they were all thrilled with the thought that they were to be present to see the revelation of the might and power of Israel’s God.
4. De bruiloft te Kana ^top   4. The Wedding at Cana ^top
137:4.1 (1528.4) Woensdag, tegen het middaguur, waren er bijna duizend gasten te Kana aangekomen, meer dan viermaal het aantal dat was uitgenodigd voor het huwelijksfeest. Het was een Joods gebruik om huwelijksfeesten op woensdag te houden, en de uitnodigingen voor de bruiloft waren een maand tevoren uitgezonden. In de voormiddag en het begin van de namiddag leek het er meer op dat er een openbare receptie voor Jezus gegeven werd dan een bruiloft. Iedereen wilde deze bijna-beroemde Galileeër begroeten, en hij was allerhartelijkst voor allen, jong en oud, Jood en niet-Jood. En iedereen was verheugd toen Jezus erin toestemde voorop te gaan in de stoet die aan de huwelijksvoltrekking voorafging.   137:4.1 (1528.4) By noon on Wednesday almost a thousand guests had arrived in Cana, more than four times the number bidden to the wedding feast. It was a Jewish custom to celebrate weddings on Wednesday, and the invitations had been sent abroad for the wedding one month previously. In the forenoon and early afternoon it appeared more like a public reception for Jesus than a wedding. Everybody wanted to greet this near-famous Galilean, and he was most cordial to all, young and old, Jew and gentile. And everybody rejoiced when Jesus consented to lead the preliminary wedding procession.
137:4.2 (1528.5) Jezus was zich nu terdege bewust van zijn bestaan als mens, van zijn goddelijke voor-bestaan, en van de status van zijn gecombineerde, of gefuseerde, menselijke en goddelijke naturen. Op volmaakt beheerste wijze kon hij het ene moment optreden als mens, en ogenblikkelijk daarna de persoonlijkheids-prerogatieven van zijn goddelijke natuur laten gelden.   137:4.2 (1528.5) Jesus was now thoroughly self-conscious regarding his human existence, his divine pre-existence, and the status of his combined, or fused, human and divine natures. With perfect poise he could at one moment enact the human role or immediately assume the personality prerogatives of the divine nature.
137:4.3 (1528.6) Naarmate de dag verstreek, werd Jezus zich steeds meer bewust dat de mensen van hem verwachtten dat hij een wonder zou doen; meer in het bijzonder zag hij dat zijn familie en zijn zes discipel-apostelen hoopten dat hij op gepaste wijze zijn nabije koninkrijk zou aankondigen door middel van een of andere verbazingwekkende en bovennatuurlijke manifestatie.   137:4.3 (1528.6) As the day wore on, Jesus became increasingly conscious that the people were expecting him to perform some wonder; more especially he recognized that his family and his six disciple-apostles were looking for him appropriately to announce his forthcoming kingdom by some startling and supernatural manifestation.
137:4.4 (1529.1) In het begin van de middag riep Maria Jakobus bij zich en samen verstoutten ze zich Jezus te benaderen en te vragen of hij hen zover in zijn vertrouwen wilde nemen, dat hij hun zou vertellen op welk uur en op welk punt in verband met de huwelijksplechtigheden hij besloten had zichzelf te openbaren als de ‘bovennatuurlijke’. Nauwelijks hadden ze deze zaken bij Jezus aangeroerd of ze zagen dat zij zijn karakteristieke verontwaardiging hadden opgewekt. Hij zei alleen: ‘Indien jullie mij liefhebben, wees dan bereid met mij te wachten zolang ik wacht op de wil van mijn Vader die in de hemel is.’ Maar de welsprekendheid van zijn berisping lag in de uitdrukking van zijn gelaat.   137:4.4 (1529.1) Early in the afternoon Mary summoned James, and together they made bold to approach Jesus to inquire if he would admit them to his confidence to the extent of informing them at what hour and at what point in connection with the wedding ceremonies he had planned to manifest himself as the “supernatural one.” No sooner had they spoken of these matters to Jesus than they saw they had aroused his characteristic indignation. He said only: “If you love me, then be willing to tarry with me while I wait upon the will of my Father who is in heaven.” But the eloquence of his rebuke lay in the expression of his face.
137:4.5 (1529.2) Deze stap van zijn moeder was een grote teleurstelling voor de mens Jezus, en hij werd zeer ernstig gestemd door zijn reactie op haar suggestieve voorstel dat hij zich zou veroorloven zich over te geven aan de een of andere uiterlijke demonstratie van zijn goddelijkheid. Dit was nu juist een van de dingen die hij besloten had niet te doen, toen hij zich nog zo kort geleden had afgezonderd in de bergen. Een paar uur lang was Maria zeer terneergeslagen. Zij zei tegen Jakobus: ‘Ik kan hem niet begrijpen; wat mag dit alles te betekenen hebben? Komt er dan geen einde aan zijn vreemde gedrag?’ Jakobus en Judas probeerden hun moeder te troosten, terwijl Jezus zich terugtrok om een uur alleen te zijn. Maar hij kwam weer terug bij het gezelschap en was opnieuw opgewekt en vrolijk.   137:4.5 (1529.2) This move of his mother was a great disappointment to the human Jesus, and he was much sobered by his reaction to her suggestive proposal that he permit himself to indulge in some outward demonstration of his divinity. That was one of the very things he had decided not to do when so recently isolated in the hills. For several hours Mary was much depressed. She said to James: “I cannot understand him; what can it all mean? Is there no end to his strange conduct?” James and Jude tried to comfort their mother, while Jesus withdrew for an hour’s solitude. But he returned to the gathering and was once more lighthearted and joyous.
137:4.6 (1529.3) De huwelijksvoltrekking verliep in een verwachtingsvolle stilte, maar de gehele ceremonie kwam ten einde en nog steeds had de geëerde gast niets gedaan, niets gezegd. Toen werd er rondgefluisterd dat de timmerman en botenbouwer, door Johannes aangekondigd als ‘de Verlosser,’ tijdens de feestelijkheden in de avond opening van zaken zou geven, misschien wel tijdens het bruiloftsmaal. Maar alle hoop op zo’n demonstratie werd bij zijn zes discipel-apostelen de bodem ingeslagen toen hij hen juist voor het bruiloftsmaal bij elkaar riep en met grote ernst zei: ‘Denk niet dat ik hierheen ben gekomen om een wonder te verrichten om de nieuwsgierigen te bevredigen of hen die twijfelen te overtuigen. Wij zijn hier veeleer om de wil van onze Vader die in de hemelen is af te wachten.’ Maar toen Maria en de anderen hem zagen beraadslagen met zijn metgezellen, waren ze voor zichzelf geheel overtuigd dat er iets buitengewoons stond te gebeuren. En ze gingen allen zitten om van het bruiloftsmaal en van de avond van feestelijke gezelligheid te genieten.   137:4.6 (1529.3) The wedding proceeded with a hush of expectancy, but the entire ceremony was finished and not a move, not a word, from the honored guest. Then it was whispered about that the carpenter and boatbuilder, announced by John as “the Deliverer,” would show his hand during the evening festivities, perhaps at the wedding supper. But all expectance of such a demonstration was effectually removed from the minds of his six disciple-apostles when he called them together just before the wedding supper and, in great earnestness, said: “Think not that I have come to this place to work some wonder for the gratification of the curious or for the conviction of those who doubt. Rather are we here to wait upon the will of our Father who is in heaven.” But when Mary and the others saw him in consultation with his associates, they were fully persuaded in their own minds that something extraordinary was about to happen. And they all sat down to enjoy the wedding supper and the evening of festive good fellowship.
137:4.7 (1529.4) De vader van de bruidegom had ervoor gezorgd dat er meer dan voldoende wijn was voor alle gasten die waren uitgenodigd voor het bruiloftsfeest, maar hoe kon hij weten dat het huwelijk van zijn zoon een gebeurtenis zou worden die zo nauw verbonden werd met de verwachte manifestatie van Jezus als de Messiaanse verlosser? Hij was er zeer mee ingenomen dat hij de eer genoot de gevierde Galileeër onder zijn gasten te mogen tellen, maar voordat het bruiloftsmaal ten einde was, kwamen de bedienden hem het ontstellende nieuws brengen dat de wijn opraakte. Toen de officiële maaltijd voorbij was en de gasten zich vertraden in de tuin, vertrouwde de moeder van de bruidegom Maria toe dat de voorraad wijn op was. En Maria zei vol vertrouwen: ‘Maakt u zich geen zorgen — ik zal met mijn zoon spreken. Hij zal ons helpen.’ Zo durfde zij inderdaad te spreken, ondanks de berisping een paar uur eerder.   137:4.7 (1529.4) The father of the bridegroom had provided plenty of wine for all the guests bidden to the marriage feast, but how was he to know that the marriage of his son was to become an event so closely associated with the expected manifestation of Jesus as the Messianic deliverer? He was delighted to have the honor of numbering the celebrated Galilean among his guests, but before the wedding supper was over, the servants brought him the disconcerting news that the wine was running short. By the time the formal supper had ended and the guests were strolling about in the garden, the mother of the bridegroom confided to Mary that the supply of wine was exhausted. And Mary confidently said: “Have no worry—I will speak to my son. He will help us.” And thus did she presume to speak, notwithstanding the rebuke of but a few hours before.
137:4.8 (1529.5) Vele jaren lang had Maria zich altijd tot Jezus gewend om hulp in iedere crisis in hun huiselijk leven in Nazaret, en dus was het heel gewoon voor haar om nu ook aan hem te denken. Maar deze ambitieuze moeder had nog andere motieven om bij deze gelegenheid een beroep te doen op haar oudste zoon. Terwijl Jezus alleen in een hoek van de tuin stond, ging zijn moeder naar hem toe en zei: ‘Zoon, zij hebben geen wijn meer.’ Jezus antwoordde: ‘Lieve vrouw, wat heb ik daar mee te maken?’ Maria zei: ‘Maar ik geloof dat je uur gekomen is; kun je ons niet helpen?’ Jezus antwoordde: ‘Ik zeg nogmaals dat ik niet gekomen ben om de dingen op deze manier te doen. Waarom val je mij opnieuw lastig met zulke zaken?’ Toen barstte Maria in tranen uit en smeekte ze hem: ‘Maar, zoon, ik heb hun beloofd dat je ons zou helpen; zou je niet iets voor mij willen doen, alsjeblieft?’ Waarop Jezus sprak: ‘Vrouw, hoe kom je erbij zulke beloften te doen? Zorg dat je het niet weer doet. We moeten in alle dingen de wil van de Vader in de hemel afwachten.’   137:4.8 (1529.5) Throughout a period of many years, Mary had always turned to Jesus for help in every crisis of their home life at Nazareth so that it was only natural for her to think of him at this time. But this ambitious mother had still other motives for appealing to her eldest son on this occasion. As Jesus was standing alone in a corner of the garden, his mother approached him, saying, “My son, they have no wine.” And Jesus answered, “My good woman, what have I to do with that?” Said Mary, “But I believe your hour has come; cannot you help us?” Jesus replied: “Again I declare that I have not come to do things in this wise. Why do you trouble me again with these matters?” And then, breaking down in tears, Mary entreated him, “But, my son, I promised them that you would help us; won’t you please do something for me?” And then spoke Jesus: “Woman, what have you to do with making such promises? See that you do it not again. We must in all things wait upon the will of the Father in heaven.”
137:4.9 (1530.1) Maria, de moeder van Jezus was verpletterd, ze was sprakeloos! Terwijl ze daar zo voor hem stond, bewegingloos, de tranen stromend over haar gelaat, werd het menselijke hart van Jezus overmand door medelijden met de vrouw die hem in het vlees gedragen had; hij boog zich naar haar toe, legde zijn hand teder op haar hoofd en zei: ‘Kom, kom, Moeder Maria, wees niet bedroefd om mijn schijnbaar harde woorden, want heb ik je niet vele malen gezegd dat ik aleen gekomen ben om de wil van mijn hemelse Vader te doen? Ik zou met het grootste genoegen doen wat je van me vraagt, als het deel zou uitmaken van de wil van mijn Vader-’ en Jezus hield plotseling op, hij aarzelde. Maria scheen te voelen dat er iets gebeurde. Ze sprong op, sloeg haar armen om Jezus’ hals, kuste hem, snelde naar het bediendenverblijf, en zei: ‘Alles wat mijn zoon zegt, moeten jullie doen.’ Doch Jezus zei niets. Hij besefte nu dat hij reeds te veel gezegd had, of althans vol verlangen had gedacht.   137:4.9 (1530.1) Mary the mother of Jesus was crushed; she was stunned! As she stood there before him motionless, with the tears streaming down her face, the human heart of Jesus was overcome with compassion for the woman who had borne him in the flesh; and bending forward, he laid his hand tenderly upon her head, saying: “Now, now, Mother Mary, grieve not over my apparently hard sayings, for have I not many times told you that I have come only to do the will of my heavenly Father? Most gladly would I do what you ask of me if it were a part of the Father’s will—” and Jesus stopped short, he hesitated. Mary seemed to sense that something was happening. Leaping up, she threw her arms around Jesus’ neck, kissed him, and rushed off to the servants’ quarters, saying, “Whatever my son says, that do.” But Jesus said nothing. He now realized that he had already said—or rather desirefully thought—too much.
137:4.10 (1530.2) Maria danste van blijdschap. Ze wist niet hoe de wijn te voorschijn gebracht zou worden, maar ze was er geheel zeker van dat zij haar eerstgeboren zoon eindelijk had overgehaald zijn gezag te laten gelden, naar voren te durven treden en aanspraak te maken op zijn positie, en zijn Messiaanse kracht te doen blijken. En vanwege de aanwezigheid en samenwerking van bepaalde universum-krachten en-persoonlijkheden, waarvan alle aanwezigen geheel onkundig waren, zou ze niet teleurgesteld worden. De wijn die Maria verlangde en die Jezus, de God-mens, zich als mens en uit medegevoel had gewenst, was in aantocht.   137:4.10 (1530.2) Mary was dancing with glee. She did not know how the wine would be produced, but she confidently believed that she had finally persuaded her first-born son to assert his authority, to dare to step forth and claim his position and exhibit his Messianic power. And, because of the presence and association of certain universe powers and personalities, of which all those present were wholly ignorant, she was not to be disappointed. The wine Mary desired and which Jesus, the God-man, humanly and sympathetically wished for, was forthcoming.
137:4.11 (1530.3) Dichtbij stonden zes stenen watervaten, die elk gevuld waren met ongeveer vijfenzeventig liter water. Dit water was bedoeld voor later gebruik in de laatste reinigingsceremoniën van de huwelijksviering. De drukte van de bedienden bij deze grote stenen vaten, onder de bezige leiding van zijn moeder, trok de aandacht van Jezus, en toen hij erheen ging, zag hij dat er met kruiken vol wijn uit werd getapt.   137:4.11 (1530.3) Near at hand stood six waterpots of stone, filled with water, holding about twenty gallons apiece. This water was intended for subsequent use in the final purification ceremonies of the wedding celebration. The commotion of the servants about these huge stone vessels, under the busy direction of his mother, attracted Jesus’ attention, and going over, he observed that they were drawing wine out of them by the pitcherful.
137:4.12 (1530.4) Geleidelijk ging het Jezus dagen wat er gebeurd was. Van alle personen die op het huwelijksfeest te Kana aanwezig waren, was het Jezus die het meest verrast was. De anderen hadden verwacht dat hij een wonder zou doen, maar dat was nu juist wat hijzelf niet van plan was geweest. Toen herinnerde de Zoon des Mensen zich de waarschuwing van zijn Gepersonaliseerde Gedachtenrichter in de bergen. Hij herinnerde zich hoe de Richter hem gewaarschuwd had dat geen enkele macht of persoonlijkheid in staat was hem zijn scheppersprerogatief van onafhankelijkheid van de tijd af te nemen. Bij deze gelegenheid hadden zich krachttransformatoren, middenwezens en alle andere persoonlijkheden die daarvoor nodig waren, verzameld bij het water en andere noodzakelijke elementen, en gezien de wens die de Schepper-Soeverein van het Universum had geuit, was het niet te vermijden dat er ogenblikkelijk wijn verscheen. Het was dubbel zeker dat dit voorval zou plaatsvinden, aangezien de Gepersonaliseerde Richter te kennen had gegeven dat de uitvoering van het verlangen van de Zoon in geen enkel opzicht een inbreuk was op de wil van de Vader.   137:4.12 (1530.4) It was gradually dawning upon Jesus what had happened. Of all persons present at the marriage feast of Cana, Jesus was the most surprised. Others had expected him to work a wonder, but that was just what he had purposed not to do. And then the Son of Man recalled the admonition of his Personalized Thought Adjuster in the hills. He recounted how the Adjuster had warned him about the inability of any power or personality to deprive him of the creator prerogative of independence of time. On this occasion power transformers, midwayers, and all other required personalities were assembled near the water and other necessary elements, and in the face of the expressed wish of the Universe Creator Sovereign, there was no escaping the instantaneous appearance of wine. And this occurrence was made doubly certain since the Personalized Adjuster had signified that the execution of the Son’s desire was in no way a contravention of the Father’s will.
137:4.13 (1530.5) Dit voorval was echter geenszins een wonder. Geen enkele natuurwet werd gemodificeerd, uitgeschakeld, of zelfs getranscendeerd. Er vond niets anders plaats dan de uitschakeling van de tijd samen met de hemelse samenvoeging van de chemische elementen die noodzakelijk waren voor de voortbrenging van de wijn. Bij deze gelegenheid te Kana maakten de vertegenwoordigers van de Schepper wijn, precies zoals zij dit doen door middel van de gewone natuurlijke processen, behalve dat zij het onafhankelijk van de tijd deden en door de tussenkomst van bovenmenselijke instanties inzake van het in de ruimte samenvoegen van de noodzakelijke chemische ingrediënten.   137:4.13 (1530.5) But this was in no sense a miracle. No law of nature was modified, abrogated, or even transcended. Nothing happened but the abrogation of time in association with the celestial assembly of the chemical elements requisite for the elaboration of the wine. At Cana on this occasion the agents of the Creator made wine just as they do by the ordinary natural processes except that they did it independently of time and with the intervention of superhuman agencies in the matter of the space assembly of the necessary chemical ingredients.
137:4.14 (1531.1) Bovendien was het duidelijk dat het verrichten van dit zogenaamde wonder niet tegen de wil van de Paradijs-Vader inging, anders zou het niet hebben plaatsgevonden; Jezus had zich immers reeds in alle dingen onderworpen aan de wil van de Vader.   137:4.14 (1531.1) Furthermore it was evident that the enactment of this so-called miracle was not contrary to the will of the Paradise Father, else it would not have transpired, since Jesus had already subjected himself in all things to the Father’s will.
137:4.15 (1531.2) Toen de bedienden deze nieuwe wijn uit de vaten hadden getapt en naar de bruidsjonker hadden gedragen, de ‘leider van het feest’, en deze de wijn had geproefd, riep hij de bruidegom en zei: ‘Het is gewoonte eerst de goede wijn op te dienen en daarna, als de gasten goed gedronken hebben, de minder goede vrucht van de wijnstok op tafel te brengen; maar jij hebt de beste wijn tot het laatst van het feest bewaard.’   137:4.15 (1531.2) When the servants drew this new wine and carried it to the best man, the “ruler of the feast,” and when he had tasted it, he called to the bridegroom, saying: “It is the custom to set out first the good wine and, when the guests have well drunk, to bring forth the inferior fruit of the vine; but you have kept the best of the wine until the last of the feast.”
137:4.16 (1531.3) Maria en de discipelen van Jezus waren zeer verblijd door dit vermeende wonder dat Jezus, naar zij dachten met vooropgezette bedoeling, verricht had, maar Jezus trok zich in een beschutte hoek van de tuin terug en dacht enkele ogenblikken ernstig na. Hij kwam ten slotte tot het besluit dat deze gebeurtenis in de gegeven omstandigheden buiten zijn persoonlijke macht had gestaan en onvermijdelijk was geweest omdat zij niet tegen de wil van de Vader inging. Toen hij naar de mensen terugkeerde, zagen ze hem met ontzag aan: ze geloofden allen in hem als de Messias. Doch Jezus verkeerde in ernstige verwarring, want hij wist dat zij alleen maar in hem geloofden vanwege de ongewone gebeurtenis die zij zojuist onbedoeld hadden meegemaakt. En opnieuw trok Jezus zich een tijdje terug op het dak van het huis om over dit alles na te denken.   137:4.16 (1531.3) Mary and the disciples of Jesus were greatly rejoiced at the supposed miracle which they thought Jesus had intentionally performed, but Jesus withdrew to a sheltered nook of the garden and engaged in serious thought for a few brief moments. He finally decided that the episode was beyond his personal control under the circumstances and, not being adverse to his Father’s will, was inevitable. When he returned to the people, they regarded him with awe; they all believed in him as the Messiah. But Jesus was sorely perplexed, knowing that they believed in him only because of the unusual occurrence which they had just inadvertently beheld. Again Jesus retired for a season to the housetop that he might think it all over.
137:4.17 (1531.4) Jezus begreep nu ten volle dat hij voortdurend op zijn hoede moest zijn om te voorkomen dat hij door toe te geven aan sympathie en medelijden verantwoordelijk zou worden voor herhaaldelijke voorvallen van deze aard. Niettemin vonden er veel van dergelijke gebeurtenissen plaats, voordat de Zoon des Mensen ten slotte afscheid nam van zijn leven als sterveling in het vlees.   137:4.17 (1531.4) Jesus now fully comprehended that he must constantly be on guard lest his indulgence of sympathy and pity become responsible for repeated episodes of this sort. Nevertheless, many similar events occurred before the Son of Man took final leave of his mortal life in the flesh.
5. Terug in Kafarnaüm ^top   5. Back in Capernaum ^top
137:5.1 (1531.5) Ofschoon vele gasten de hele week van de huwelijksplechtigheden bleven, vertrokken Jezus en zijn pas gekozen discipel-apostelen — Jacobus, Johannes, Andreas, Petrus, Filippus, en Natanael — de volgende morgen zeer vroeg naar Kafarnaüm, zonder van iemand afscheid te nemen. De familie van Jezus en al zijn vrienden in Kana waren heel verdrietig dat hij hen zo plotseling had verlaten, en Judas, de jongste broer van Jezus, ging op weg om hem te zoeken. Jezus en zijn apostelen gingen rechtstreeks naar het huis van Zebedeüs in Betsaïda. Op deze tocht besprak Jezus met zijn pas gekozen medewerkers vele zaken die van belang waren voor het komende koninkrijk, en waarschuwde hij hen in het bijzonder om de verandering van water in wijn niet ter sprake te brengen. Hij ried hen ook aan de steden Sepforis en Tiberias te mijden bij hun toekomstige werk.   137:5.1 (1531.5) Though many of the guests remained for the full week of wedding festivities, Jesus, with his newly chosen disciple-apostles—James, John, Andrew, Peter, Philip, and Nathaniel—departed very early the next morning for Capernaum, going away without taking leave of anyone. Jesus’ family and all his friends in Cana were much distressed because he so suddenly left them, and Jude, Jesus’ youngest brother, set out in search of him. Jesus and his apostles went directly to the home of Zebedee at Bethsaida. On this journey Jesus talked over many things of importance to the coming kingdom with his newly chosen associates and especially warned them to make no mention of the turning of the water into wine. He also advised them to avoid the cities of Sepphoris and Tiberias in their future work.
137:5.2 (1531.6) Na de maaltijd die avond, in het huis van Zebedeüs en Salome, vond er een van de belangrijkste besprekingen plaats in het gehele aardse leven van Jezus. Alleen de zes apostelen waren tegenwoordig bij deze bijeenkomst: Judas arriveerde pas toen zij op het punt stonden uiteen te gaan. Deze zes uitgekozen mannen hadden de tocht met Jezus van Kana naar Betsaïda als het ware in de wolken gemaakt. Ze waren boordevol verwachting, en in vervoering door de gedachte dat zij uitgekozen waren om nauw met de Zoon des Mensen samen te werken. Maar toen Jezus hun duidelijk begon te maken wie hij was en wat zijn missie op aarde zou zijn, en hoe deze mogelijk zou eindigen, waren ze met stomheid geslagen. Zij konden niet bevatten wat hij hun vertelde. Ze waren sprakeloos: zelfs Petrus was verslagen en wist niets meer te zeggen. Alleen Andreas, die diep nadacht, waagde het te antwoorden op de raadgevingen van Jezus. Toen Jezus zag dat zij zijn boodschap niet begrepen, toen hij zag dat hun ideeën ten aanzien van de Joodse Messias zo volledig gestold waren, zond hij hen naar bed terwijl hijzelf met zijn broer Judas wandelde en praatte. En voordat Judas afscheid nam van Jezus, zei hij op gevoelvolle toon: ‘Vader-broer, ik heb je nooit begrepen. Ik weet niet met zekerheid of je bent wat onze moeder ons geleerd heeft, en ik begrijp het komende koninkrijk ook niet helemaal, maar ik weet wel dat je een machtig man Gods bent. Ik heb in de Jordaan de stem gehoord, en ik geloof in je, wie je ook moogt zijn.’ Na dit gezegd te hebben, vertrok hij en ging naar zijn eigen huis te Magdala.   137:5.2 (1531.6) After supper that evening, in this home of Zebedee and Salome, there was held one of the most important conferences of all Jesus’ earthly career. Only the six apostles were present at this meeting; Jude arrived as they were about to separate. These six chosen men had journeyed from Cana to Bethsaida with Jesus, walking, as it were, on air. They were alive with expectancy and thrilled with the thought of having been selected as close associates of the Son of Man. But when Jesus set out to make clear to them who he was and what was to be his mission on earth and how it might possibly end, they were stunned. They could not grasp what he was telling them. They were speechless; even Peter was crushed beyond expression. Only the deep-thinking Andrew dared to make reply to Jesus’ words of counsel. When Jesus perceived that they did not comprehend his message, when he saw that their ideas of the Jewish Messiah were so completely crystallized, he sent them to their rest while he walked and talked with his brother Jude. And before Jude took leave of Jesus, he said with much feeling: “My father-brother, I never have understood you. I do not know of a certainty whether you are what my mother has taught us, and I do not fully comprehend the coming kingdom, but I do know you are a mighty man of God. I heard the voice at the Jordan, and I am a believer in you, no matter who you are.” And when he had spoken, he departed, going to his own home at Magdala.
137:5.3 (1532.1) Die nacht sliep Jezus niet. Hij sloeg zijn warme omslagdoeken om, begaf zich naar de oever van het meer en ging daar zitten nadenken, nadenken tot aan de dageraad van de volgende dag. In de lange uren van die nachtelijke overpeinzing werd het Jezus volkomen duidelijk dat hij er nooit in zou kunnen slagen zijn volgelingen hem in een ander licht te doen zien dan van de langverwachte Messias. Eindelijk zag hij in dat er geen andere manier was om zijn boodschap van het koninkrijk te brengen dan als de vervulling van de voorzegging van Johannes, en als degene naar wie de Joden uitzagen. Ofschoon hij niet het Davidische type Messias was, was hij ten slotte de vervulling van de profetische uitspraken van de meer geestelijk ingestelde zieners uit vroegere tijden. Hij zou nooit meer geheel ontkennen dat hij de Messias was. Hij besloot de uiteindelijke ontwarring van deze gecompliceerde situatie over te laten aan de uitwerking van de wil van de Vader.   137:5.3 (1532.1) That night Jesus did not sleep. Donning his evening wraps, he sat out on the lake shore thinking, thinking until the dawn of the next day. In the long hours of that night of meditation Jesus came clearly to comprehend that he never would be able to make his followers see him in any other light than as the long-expected Messiah. At last he recognized that there was no way to launch his message of the kingdom except as the fulfillment of John’s prediction and as the one for whom the Jews were looking. After all, though he was not the Davidic type of Messiah, he was truly the fulfillment of the prophetic utterances of the more spiritually minded of the olden seers. Never again did he wholly deny that he was the Messiah. He decided to leave the final untangling of this complicated situation to the outworking of the Father’s will.
137:5.4 (1532.2) De volgende morgen voegde Jezus zich bij zijn vrienden aan het ontbijt, maar zij vormden geen opgewekte groep. Hij praatte met hen en aan het einde van de maaltijd verzamelde hij hen om zich heen en zei: ‘Het is de wil van mijn Vader dat wij hier in de buurt nog een tijdje blijven. Jullie hebben Johannes horen zeggen dat hij was gekomen om de weg te bereiden voor het koninkrijk; derhalve betaamt het ons de voltooiing van de prediking van Johannes af te wachten. Wanneer de voorloper van de Zoon des Mensen zijn werk beëindigd zal hebben, zullen wij beginnen aan de verkondiging van het goede nieuws van het koninkrijk.’ Hij zei dat zijn apostelen naar hun netten terug moesten keren terwijl hij zich gereedmaakte om met Zebedeüs naar de werf te gaan, en beloofde hen de volgende dag te zien in de synagoge waar hij zou spreken, en ook sprak hij met hen af dat zij die Sabbatmiddag een bespreking zouden hebben.   137:5.4 (1532.2) The next morning Jesus joined his friends at breakfast, but they were a cheerless group. He visited with them and at the end of the meal gathered them about him, saying: “It is my Father’s will that we tarry hereabouts for a season. You have heard John say that he came to prepare the way for the kingdom; therefore it behooves us to await the completion of John’s preaching. When the forerunner of the Son of Man shall have finished his work, we will begin the proclamation of the good tidings of the kingdom.” He directed his apostles to return to their nets while he made ready to go with Zebedee to the boatshop, promising to see them the next day at the synagogue, where he was to speak, and appointing a conference with them that Sabbath afternoon.
6. De gebeurtenissen op een Sabbatdag ^top   6. The Events of a Sabbath Day ^top
137:6.1 (1532.3) Het eerste openbare optreden van Jezus na zijn doop vond plaats op 2 maart, a.d. 26, in de synagoge van Kafarnaüm. De synagoge was overvol. Aan het verhaal over de doop in de Jordaan was nu het nieuws uit Kana toegevoegd over het water en de wijn. Jezus gaf ereplaatsen aan zijn zes apostelen en zijn broers in het vlees, Jakobus en Judas, zaten ook bij hen. Zijn moeder, die de avond tevoren met Jacobus naar Kafarnaüm was teruggekeerd, was ook aanwezig; zij zat in het voor vrouwen bestemde gedeelte van de synagoge. Het gehele gehoor was in spanning; men verwachtte een of andere buitengewone manifestatie van bovennatuurlijke kracht te zullen aanschouwen, die een passend getuigenis zou zijn van de natuur en het gezag van hem die op deze dag tot hen zou spreken. Maar er stond hen een teleurstelling te wachten.   137:6.1 (1532.3) Jesus’ first public appearance following his baptism was in the Capernaum synagogue on Sabbath, March 2, a.d. 26. The synagogue was crowded to overflowing. The story of the baptism in the Jordan was now augmented by the fresh news from Cana about the water and the wine. Jesus gave seats of honor to his six apostles, and seated with them were his brothers in the flesh James and Jude. His mother, having returned to Capernaum with James the evening before, was also present, being seated in the women’s section of the synagogue. The entire audience was on edge; they expected to behold some extraordinary manifestation of supernatural power which would be a fitting testimony to the nature and authority of him who was that day to speak to them. But they were destined to disappointment.
137:6.2 (1532.4) Toen Jezus opstond, overhandigde het hoofd van de synagoge hem de rol van de Heilige Schrift, en hij las uit de Profeet Jesaja: ‘Zo zegt de Heer: “De hemel is mijn troon, en de aarde is mijn voetbank. Waar is het huis dat gij voor mij gebouwd hebt? En waar is mijn woonstede? Mijn handen hebben dit alles gemaakt”, spreekt de Heer. “Doch op deze mens sla ik acht, op de arme en de boetvaardige van geest en wie voor mijn woord beeft.” Hoort het woord des Heren, gij die beeft en bevreesd zijt: “Uw broeders hebben u gehaat en hebben u om mijns naams wil uitgeworpen.” Maar laat de Heer verheerlijkt worden. Hij zal tot u in vreugde verschijnen, en alle anderen zullen beschaamd worden. Een stem uit de stad, een stem uit de tempel, een stem van de Heer zegt: “Voordat zij smarten kreeg, heeft zij gebaard; voordat de weeën haar overvielen, heeft zij een zoon ter wereld gebracht.” Wie heeft zo iets gehoord? Zal de aarde in één dag vrucht kunnen voortbrengen? Of kan een natie ineens geboren worden? Maar zo zegt de Heer: “Ziet, ik zal vrede verlenen als een rivier, en de heerlijkheid van de niet-Joden zal zelfs als een stromende rivier zijn. Zoals iemands moeder hem troost, zo zal ik u troosten. En zelfs in Jeruzalem zult ge getroost worden. En wanneer gij deze dingen ziet, zal uw hart zich verblijden.”’   137:6.2 (1532.4) When Jesus stood up, the ruler of the synagogue handed him the Scripture roll, and he read from the Prophet Isaiah: “Thus says the Lord: ‘The heaven is my throne, and the earth is my footstool. Where is the house that you built for me? And where is the place of my dwelling? All these things have my hands made,’ says the Lord. ‘But to this man will I look, even to him who is poor and of a contrite spirit, and who trembles at my word.’ Hear the word of the Lord, you who tremble and fear: ‘Your brethren hated you and cast you out for my name’s sake.’ But let the Lord be glorified. He shall appear to you in joy, and all others shall be ashamed. A voice from the city, a voice from the temple, a voice from the Lord says: ‘Before she travailed, she brought forth; before her pain came, she was delivered of a man child.’ Who has heard such a thing? Shall the earth be made to bring forth in one day? Or can a nation be born at once? But thus says the Lord: ‘Behold I will extend peace like a river, and the glory of even the gentiles shall be like a flowing stream. As one whom his mother comforts, so will I comfort you. And you shall be comforted even in Jerusalem. And when you see these things, your heart shall rejoice.’”
137:6.3 (1533.1) Toen Jezus deze voorlezing beëindigd had, gaf hij de rol terug aan de bewaarder. Voordat hij ging zitten, zei hij eenvoudig: ‘Hebt geduld, en ge zult de heerlijkheid Gods zien; zo zal het ook zijn met allen die met mij blijven wachten en op deze wijze leren de wil te doen van mijn Vader die in de hemel is.’ De mensen gingen naar huis en vroegen zich af wat dit alles mocht betekenen.   137:6.3 (1533.1) When he had finished this reading, Jesus handed the roll back to its keeper. Before sitting down, he simply said: “Be patient and you shall see the glory of God; even so shall it be with all those who tarry with me and thus learn to do the will of my Father who is in heaven.” And the people went to their homes, wondering what was the meaning of all this.
137:6.4 (1533.2) Die namiddag namen Jezus en zijn apostelen, samen met Jakobus en Judas, een boot en roeiden een eindje uit de kust, waar zij voor anker bleven terwijl hij tot hen sprak over het komende koninkrijk. Zij begrepen er nu meer van dan op de donderdagavond.   137:6.4 (1533.2) That afternoon Jesus and his apostles, with James and Jude, entered a boat and pulled down the shore a little way, where they anchored while he talked to them about the coming kingdom. And they understood more than they had on Thursday night.
137:6.5 (1533.3) Jezus droeg hun op hun gewone werkzaamheden weer op te vatten totdat ‘het uur van het koninkrijk zou aanbreken.’ En om hen aan te moedigen, gaf hij hun het voorbeeld door terug te gaan naar de werf en daar weer geregeld aan het werk te gaan. Terwijl hij hun uitlegde dat zij iedere avond drie uur moesten besteden aan studie en voorbereiding voor hun toekomstige arbeid, zei Jezus voorts: ‘Wij zullen allen hier in de buurt blijven totdat de Vader mij te kennen geeft jullie te roepen. Een ieder van jullie moet nu weer zijn gewone werk gaan doen alsof er niets is gebeurd. Praat met niemand over mij en bedenkt dat mijn koninkrijk niet zal komen met lawaai en betovering, maar dat het veeleer moet komen door de grote verandering die mijn Vader in jullie hart zal hebben teweeggebracht en in de harten van hen die geroepen zullen worden met jullie deel te nemen in de raadsvergaderingen van het koninkrijk. Jullie zijn nu mijn vrienden, ik vertrouw jullie en heb jullie lief; weldra zullen jullie mijn persoonlijke medewerkers worden. Hebt geduld, weest zachtmoedig. Geeft steeds gehoor aan de wil van de Vader. Maak je gereed voor de roep van het koninkrijk. Hoewel jullie grote vreugde zult beleven in de dienst van mijn Vader, dienen jullie je ook voor te bereiden op moeite en verdriet, want ik waarschuw jullie dat velen slechts na vele beproevingen het koninkrijk zullen binnengaan. Maar voor hen die het koninkrijk hebben gevonden, zal de vreugde volkomen zijn, en zij zullen de gezegenden van de ganse aarde genoemd worden. Maar koester geen valse hoop, de wereld zal aanstoot nemen aan mijn woorden. Zelfs jullie, mijn vrienden, zien nog niet duidelijk in wat ik ontvouw aan jullie verwarde denken. Vergissen jullie je niet, wij gaan uit om te arbeiden voor een generatie van mensen die op wonderen en tekenen uit zijn. Zij zullen verlangen dat ik wonderen doe als bewijs dat ik door mijn Vader gezonden ben, en zullen in de openbaring van de liefde van mijn Vader niet snel de geloofsbrieven van mijn missie herkennen.’   137:6.5 (1533.3) Jesus instructed them to take up their regular duties until “the hour of the kingdom comes.” And to encourage them, he set an example by going back regularly to work in the boatshop. In explaining that they should spend three hours every evening in study and preparation for their future work, Jesus further said: “We will all remain hereabout until the Father bids me call you. Each of you must now return to his accustomed work just as if nothing had happened. Tell no man about me and remember that my kingdom is not to come with noise and glamor, but rather must it come through the great change which my Father will have wrought in your hearts and in the hearts of those who shall be called to join you in the councils of the kingdom. You are now my friends; I trust you and I love you; you are soon to become my personal associates. Be patient, be gentle. Be ever obedient to the Father’s will. Make yourselves ready for the call of the kingdom. While you will experience great joy in the service of my Father, you should also be prepared for trouble, for I warn you that it will be only through much tribulation that many will enter the kingdom. But those who have found the kingdom, their joy will be full, and they shall be called the blest of all the earth. But do not entertain false hope; the world will stumble at my words. Even you, my friends, do not fully perceive what I am unfolding to your confused minds. Make no mistake; we go forth to labor for a generation of sign seekers. They will demand wonder-working as the proof that I am sent by my Father, and they will be slow to recognize in the revelation of my Father’s love the credentials of my mission.”
137:6.6 (1533.4) Die avond, toen zij weer aan land waren, bad Jezus, staande aan de waterkant voordat ieder zijns weegs ging: ‘Vader, ik dank u voor deze kleinen die, in weerwil van hun twijfel, zelfs nu geloven. Om hunnentwil heb ik mij afgezonderd om uw wil te doen. En mogen zij nu leren één te zijn zoals wij één zijn.’   137:6.6 (1533.4) That evening, when they had returned to the land, before they went their way, Jesus, standing by the water’s edge, prayed: “My Father, I thank you for these little ones who, in spite of their doubts, even now believe. And for their sakes have I set myself apart to do your will. And now may they learn to be one, even as we are one.”
7. Vier maanden in opleiding ^top   7. Four Months of Training ^top
137:7.1 (1533.5) Vier lange maanden — maart, april, mei, en juni — duurde deze tijd van wachten; Jezus had meer dan honderd lange, ernstige, ofschoon opgewekte en vreugdevolle bijeenkomsten met deze zes metgezellen en zijn eigen broer Jakobus. Judas was door ziekte in zijn gezin zelden in de gelegenheid deze lessen bij te wonen. Jakobus, de broer van Jezus, verloor zijn geloof in hem niet, maar gedurende deze maanden van uitstel en dadeloosheid ging Maria bijna wanhopen aan haar zoon. Haar geloof, dat te Kana zo’n hoogtepunt had bereikt, daalde nu tot een nieuw laagtepunt. Ze kon alleen maar terugvallen op haar zo dikwijls herhaalde uitroep: ‘Ik kan hem niet begrijpen. Ik kan er niet achter komen wat dit allemaal betekent.’ Maar de vrouw van Jakobus hielp Maria goed om moed te houden.   137:7.1 (1533.5) For four long months—March, April, May, and June—this tarrying time continued; Jesus held over one hundred long and earnest, though cheerful and joyous, sessions with these six associates and his own brother James. Owing to sickness in his family, Jude seldom was able to attend these classes. James, Jesus’ brother, did not lose faith in him, but during these months of delay and inaction Mary nearly despaired of her son. Her faith, raised to such heights at Cana, now sank to new low levels. She could only fall back on her so oft-repeated exclamation: “I cannot understand him. I cannot figure out what it all means.” But James’s wife did much to bolster Mary’s courage.
137:7.2 (1534.1) Tijdens deze vier maanden leerden deze zeven gelovigen, van wie één de natuurlijke broer van Jezus, hem kennen: ze raakten vertrouwd met de gedachte samen te leven met deze God-mens. Ofschoon ze hem Rabbi noemden, leerden ze geleidelijk om niet bang voor hem te zijn. Jezus bezat zo’n onvergelijkelijke gratie van persoonlijkheid, dat hij temidden van hen kon leven zonder dat zij ontmoedigd werden door zijn goddelijkheid. Zij vonden het werkelijk gemakkelijk om ‘bevriend met God’ te zijn, God geïncarneerd in de gelijkenis van het vlees van stervelingen. Deze tijd van wachten stelde de hele groep gelovigen zwaar op de proef. Er vond niets, maar dan ook niets wonderbaarlijks plaats. Dag in dag uit waren zij bezig met hun gewone werk, en avond na avond zaten zij aan de voeten van Jezus. Ze werden bijeengehouden door zijn onvergelijkelijke persoonlijkheid en door de genadige woorden die hij avond na avond tot hen sprak.   137:7.2 (1534.1) Throughout these four months these seven believers, one his own brother in the flesh, were getting acquainted with Jesus; they were getting used to the idea of living with this God-man. Though they called him Rabbi, they were learning not to be afraid of him. Jesus possessed that matchless grace of personality which enabled him so to live among them that they were not dismayed by his divinity. They found it really easy to be “friends with God,” God incarnate in the likeness of mortal flesh. This time of waiting severely tested the entire group of believers. Nothing, absolutely nothing, miraculous happened. Day by day they went about their ordinary work, while night after night they sat at Jesus’ feet. And they were held together by his matchless personality and by the gracious words which he spoke to them evening upon evening.
137:7.3 (1534.2) Deze periode van wachten en onderricht viel speciaal Simon Petrus zwaar. Herhaaldelijk trachtte hij Jezus over te halen om vast met de verkondiging van het koninkrijk te beginnen in Galilea, terwijl Johannes nog predikte in Judea. Maar steeds luidde het antwoord van Jezus aan Petrus: ‘Heb geduld, Simon. Zorg dat je vooruitgang maakt. We zullen heus nog niet geheel klaar zijn wanneer de Vader ons roept.’ Andreas kalmeerde Petrus ook zo nu en dan met zijn rijpere en meer filosofische raadgevingen. Andreas was sterk onder de indruk geraakt van de menselijke natuurlijkheid van Jezus. Steeds opnieuw dacht hij erover na hoe iemand die zo dicht bij God leefde, zo vriendelijk en zorgzaam voor de mensen kon zijn.   137:7.3 (1534.2) This period of waiting and teaching was especially hard on Simon Peter. He repeatedly sought to persuade Jesus to launch forth with the preaching of the kingdom in Galilee while John continued to preach in Judea. But Jesus’ reply to Peter ever was: “Be patient, Simon. Make progress. We shall be none too ready when the Father calls.” And Andrew would calm Peter now and then with his more seasoned and philosophic counsel. Andrew was tremendously impressed with the human naturalness of Jesus. He never grew weary of contemplating how one who could live so near God could be so friendly and considerate of men.
137:7.4 (1534.3) In deze gehele periode sprak Jezus slechts tweemaal in de synagoge. Tegen het einde van vele weken van wachten, waren de verhalen over zijn doop en de wijn van Kana iets naar de achtergrond verschoven. En Jezus zorgde ervoor dat er gedurende deze tijd niet meer van deze schijnbare wonderen plaatsvonden. Hoewel zij zo rustig leefden te Betsaïda, hadden Herodes Antipas echter toch berichten bereikt over het vreemde doen en laten van Jezus, en op zijn beurt zond hij daarop spionnen uit om te weten te komen wat Jezus van plan was. Herodes maakte zich echter meer zorgen over de prediking van Johannes. Hij besloot Jezus, wiens werk te Kafarnaüm zo rustig verliep, niet lastig te vallen.   137:7.4 (1534.3) Throughout this entire period Jesus spoke in the synagogue but twice. By the end of these many weeks of waiting the reports about his baptism and the wine of Cana had begun to quiet down. And Jesus saw to it that no more apparent miracles happened during this time. But even though they lived so quietly at Bethsaida, reports of the strange doings of Jesus had been carried to Herod Antipas, who in turn sent spies to ascertain what he was about. But Herod was more concerned about the preaching of John. He decided not to molest Jesus, whose work continued along so quietly at Capernaum.
137:7.5 (1534.4) Gedurende deze tijd van wachten trachtte Jezus zijn metgezellen te leren wat hun instelling diende te zijn ten opzichte van de verschillende religieuze groeperingen en politieke partijen in Palestina. Jezus zei steeds: ‘Wij proberen hen allen te winnen, maar wij behoren tot geen van hen.’   137:7.5 (1534.4) In this time of waiting Jesus endeavored to teach his associates what their attitude should be toward the various religious groups and the political parties of Palestine. Jesus’ words always were, “We are seeking to win all of them, but we are not of any of them.”
137:7.6 (1534.5) De schriftgeleerden en rabbi’s, als één groep beschouwd, werden de Farizeeën genoemd. Zij duidden zichzelf aan als de ‘metgezellen.’ In vele opzichten vormden zij de progressieve groep onder de Joden, want zij hadden vele leringen aanvaard die niet duidelijk in de Hebreeuwse geschriften te vinden waren, zoals het geloof in de wederopstanding der doden, een leer die alleen door de latere profeet Daniël vermeld was.   137:7.6 (1534.5) The scribes and rabbis, taken together, were called Pharisees. They referred to themselves as the “associates.” In many ways they were the progressive group among the Jews, having adopted many teachings not clearly found in the Hebrew scriptures, such as belief in the resurrection of the dead, a doctrine only mentioned by a later prophet, Daniel.
137:7.7 (1534.6) De Sadduceeën bestonden uit het priesterdom en bepaalde welgestelde Joden. Dezen hechtten niet zo’n overdreven belang aan de nauwgezette naleving van de wet. De Farizeeën en Sadduceeën waren in werkelijkheid veeleer religieuze partijen dan secten.   137:7.7 (1534.6) The Sadducees consisted of the priesthood and certain wealthy Jews. They were not such sticklers for the details of law enforcement. The Pharisees and Sadducees were really religious parties, rather than sects.
137:7.8 (1534.7) De Essenen waren een echte godsdienstige secte, ontstaan tijdens de opstand onder de Maccabeeën; zij stelden eisen die in bepaalde opzichten strenger waren dan die der Farizeeën. Zij hadden veel van de geloofsovertuigingen en gebruiken van de Perzen overgenomen, woonden als een broederschap in kloosters, onthielden zich van het huwelijk, en hadden alle dingen gemeen. Zij specialiseerden zich in leringen over engelen.   137:7.8 (1534.7) The Essenes were a true religious sect, originating during the Maccabean revolt, whose requirements were in some respects more exacting than those of the Pharisees. They had adopted many Persian beliefs and practices, lived as a brotherhood in monasteries, refrained from marriage, and had all things in common. They specialized in teachings about angels.
137:7.9 (1535.1) De Zeloten waren een groep sterk patriottische Joden. Zij verdedigden de opvatting dat alle methoden, zonder uitzondering, gerechtvaardigd waren om aan het juk der Romeinen te ontkomen.   137:7.9 (1535.1) The Zealots were a group of intense Jewish patriots. They advocated that any and all methods were justified in the struggle to escape the bondage of the Roman yoke.
137:7.10 (1535.2) De Herodianen waren een zuiver politieke partij die voorstond zich van de rechtstreekse Romeinse overheersing vrij te maken door het herstel van de Herodiaanse dynastie.   137:7.10 (1535.2) The Herodians were a purely political party that advocated emancipation from the direct Roman rule by a restoration of the Herodian dynasty.
137:7.11 (1535.3) Pal in het midden van Palestina woonden de Samaritanen, met wie ‘de Joden niets te maken wilden hebben’, ondanks het feit dat hun inzichten in vele opzichten overeenkwamen met de Joodse leer.   137:7.11 (1535.3) In the very midst of Palestine there lived the Samaritans, with whom “the Jews had no dealings,” notwithstanding that they held many views similar to the Jewish teachings.
137:7.12 (1535.4) Al deze partijen en secten, de tamelijk kleine broederschap der Nazireeërs inbegrepen, geloofden dat eens de Messias zou komen. Ze zagen allen uit naar een nationale bevrijder. Maar Jezus was zeer beslist wanneer het erom ging duidelijk te maken dat hij en zijn discipelen zich niet zouden verbinden aan een van deze scholen van denken of handelen. De Zoon des Mensen zou noch een Nazireeër, noch een Esseen zijn.   137:7.12 (1535.4) All of these parties and sects, including the smaller Nazarite brotherhood, believed in the sometime coming of the Messiah. They all looked for a national deliverer. But Jesus was very positive in making it clear that he and his disciples would not become allied to any of these schools of thought or practice. The Son of Man was to be neither a Nazarite nor an Essene.
137:7.13 (1535.5) Toen Jezus later aanwijzingen gaf dat de apostelen moesten uitgaan, zoals ook Johannes had gedaan, om het evangelie te verkondigen en gelovigen te onderrichten, legde hij de nadruk op de verkondiging van de ‘goede boodschap van het koninkrijk des hemels.’ Steeds weer drukte hij zijn medewerkers op het hart dat zij ‘liefde, medelijden, en sympathie moesten laten blijken.’ Reeds vroeg leerde hij zijn volgelingen dat het koninkrijk des hemels een geestelijke ervaring was, die te maken had met het ten troon verheffen van God in de harten der mensen.   137:7.13 (1535.5) While Jesus later directed that the apostles should go forth, as John had, preaching the gospel and instructing believers, he laid emphasis on the proclamation of the “good tidings of the kingdom of heaven.” He unfailingly impressed upon his associates that they must “show forth love, compassion, and sympathy.” He early taught his followers that the kingdom of heaven was a spiritual experience having to do with the enthronement of God in the hearts of men.
137:7.14 (1535.6) Terwijl zij aldus wachtten voordat ze hun actieve publieke prediking aanvingen, brachten Jezus en de zeven apostelen twee avonden per week in de synagoge door met het bestuderen van de Hebreeuwse geschriften. In latere jaren na perioden van ingespannen werk in het openbaar, zagen de apostelen op deze vier maanden terug als de meest waardevolle, nuttige tijd in hun hele omgang met de Meester. Jezus leerde deze mannen alles wat ze konden verwerken. Hij maakte niet de vergissing hen teveel te onderrichten. Hij bracht hen niet in verwarring door hun waarheid voor te leggen die hun begripsvermogen ver te boven ging.   137:7.14 (1535.6) As they thus tarried before embarking on their active public preaching, Jesus and the seven spent two evenings each week at the synagogue in the study of the Hebrew scriptures. In later years after seasons of intense public work, the apostles looked back upon these four months as the most precious and profitable of all their association with the Master. Jesus taught these men all they could assimilate. He did not make the mistake of overteaching them. He did not precipitate confusion by the presentation of truth too far beyond their capacity to comprehend.
8. De prediking over het koninkrijk ^top   8. Sermon on the Kingdom ^top
137:8.1 (1535.7) Op de Sabbatdag van 22 juni, kort voordat zij hun eerste prediktocht gingen maken en ongeveer tien dagen nadat Johannes gevangen was genomen, beklom Jezus voor de tweede keer nadat hij zijn apostelen naar Kafarnaüm had meegebracht, de kansel van de synagoge.   137:8.1 (1535.7) On Sabbath, June 22, shortly before they went out on their first preaching tour and about ten days after John’s imprisonment, Jesus occupied the synagogue pulpit for the second time since bringing his apostles to Capernaum.
137:8.2 (1535.8) Enkele dagen voor deze prediking over ‘Het Koninkrijk’, had Petrus aan Jezus, terwijl deze aan het werk was op de scheepswerf, het nieuws gebracht van de arrestatie van Johannes. Hierop legde Jezus opnieuw zijn gereedschap neer, deed zijn voorschoot af en zei tegen Petrus: ‘Het uur van de Vader is aangebroken. Laten wij ons gereedmaken om het evangelie van het koninkrijk te gaan verkondigen.’   137:8.2 (1535.8) A few days before the preaching of this sermon on “The Kingdom,” as Jesus was at work in the boatshop, Peter brought him the news of John’s arrest. Jesus laid down his tools once more, removed his apron, and said to Peter: “The Father’s hour has come. Let us make ready to proclaim the gospel of the kingdom.”
137:8.3 (1535.9) Jezus werkte op deze dinsdag, 18 juni, a.d. 26, voor het laatst aan de timmermanswerkbank. Petrus holde de werkplaats uit en had omstreeks het middaguur al zijn metgezellen verzameld in een bosschage bij de kust, waar hij hen achterliet om Jezus te zoeken. Hij kon hem echter niet vinden, want de Meester was naar een andere bosschage gegaan om te bidden. Ze zagen hem pas ’s avonds laat, toen hij terugkwam naar het huis van Zebedeüs en om eten vroeg. De volgende dag stuurde hij zijn broer Jakobus om te vragen of hij het voorrecht mocht hebben de komende Sabbatdag in de synagoge te spreken. De overste der synagoge was er zeer mee ingenomen dat Jezus opnieuw bereid was de dienst te leiden.   137:8.3 (1535.9) Jesus did his last work at the carpenter bench on this Tuesday, June 18, a.d. 26. Peter rushed out of the shop and by midafternoon had rounded up all of his associates, and leaving them in a grove by the shore, he went in quest of Jesus. But he could not find him, for the Master had gone to a different grove to pray. And they did not see him until late that evening when he returned to Zebedee’s house and asked for food. The next day he sent his brother James to ask for the privilege of speaking in the synagogue the coming Sabbath day. And the ruler of the synagogue was much pleased that Jesus was again willing to conduct the service.
137:8.4 (1536.1) Voordat Jezus deze gedenkwaardige prediking over het koninkrijk Gods hield, de eerste daad in zijn publieke loopbaan die in het oog liep, las hij uit de Schrift de volgende teksten: ‘Gij zult mij een koninkrijk van priesters zijn, een heilig volk. Jahweh is onze rechter, Jahweh is onze wetgever, Jahweh is onze koning; hij zal ons verlossen. Jahweh is mijn koning en mijn God. Hij is een groot koning over de ganse aarde. Goedertierenheid is er over Israel in dit koninkrijk. Gezegend zij de heerlijkheid van de Heer, want hij is onze Koning.’   137:8.4 (1536.1) Before Jesus preached this memorable sermon on the kingdom of God, the first pretentious effort of his public career, he read from the Scriptures these passages: “You shall be to me a kingdom of priests, a holy people. Yahweh is our judge, Yahweh is our lawgiver, Yahweh is our king; he will save us. Yahweh is my king and my God. He is a great king over all the earth. Loving-kindness is upon Israel in this kingdom. Blessed be the glory of the Lord for he is our King.”
137:8.5 (1536.2) Toen hij zijn voorlezing beëindigd had, sprak Jezus:   137:8.5 (1536.2) When he had finished reading, Jesus said:
137:8.6 (1536.3) ‘Ik ben gekomen om de vestiging van het koninkrijk van de Vader uit te roepen. En dit koninkrijk zal de Godlovende zielen omvatten van Joden en niet-Joden, van rijken en armen, van vrijen en niet-vrijen, want mijn Vader kent geen aanzien des persoons; zijn liefde en zijn barmhartigheid gaan uit tot allen.   137:8.6 (1536.3) “I have come to proclaim the establishment of the Father’s kingdom. And this kingdom shall include the worshiping souls of Jew and gentile, rich and poor, free and bond, for my Father is no respecter of persons; his love and his mercy are over all.
137:8.7 (1536.4) ‘De Vader in de hemel zendt zijn geest uit om in het bewustzijn der mensen te wonen, en wanneer ik mijn werk op aarde ten einde zal hebben gebracht, zal de Geest der Waarheid eveneens worden uitgestort over alle vlees. En de geest van mijn Vader en de Geest der Waarheid zullen u bevestigen in het komende koninkrijk van geestelijk inzicht en goddelijke rechtvaardigheid. Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. De Zoon des Mensen zal geen legers aanvoeren in een strijd om een machtstroon of een koninkrijk van wereldlijke glorie op te richten. Wanneer mijn koninkrijk gekomen zal zijn, zult ge de Zoon des Mensen kennen als de Vredevorst, de openbaring van de eeuwige Vader. De kinderen van deze wereld strijden voor de vestiging en uitbreiding van de koninkrijken van deze wereld, maar mijn discipelen zullen het koninkrijk des hemels binnengaan door hun morele beslissingen en hun geest-overwinningen; en wanneer zij daar eenmaal binnengaan, zullen zij er vreugde vinden, rechtschapenheid, en eeuwig leven.   137:8.7 (1536.4) “The Father in heaven sends his spirit to indwell the minds of men, and when I shall have finished my work on earth, likewise shall the Spirit of Truth be poured out upon all flesh. And the spirit of my Father and the Spirit of Truth shall establish you in the coming kingdom of spiritual understanding and divine righteousness. My kingdom is not of this world. The Son of Man will not lead forth armies in battle for the establishment of a throne of power or a kingdom of worldly glory. When my kingdom shall have come, you shall know the Son of Man as the Prince of Peace, the revelation of the everlasting Father. The children of this world fight for the establishment and enlargement of the kingdoms of this world, but my disciples shall enter the kingdom of heaven by their moral decisions and by their spirit victories; and when they once enter therein, they shall find joy, righteousness, and eternal life.
137:8.8 (1536.5) ‘Zij die vóór alles trachten het koninkrijk binnen te gaan, en aldus beginnen te streven naar een adeldom van karakter zoals van mijn Vader, zullen weldra alles bezitten wat zij nodig hebben. Maar ik zeg u in alle oprechtheid: tenzij ge tracht het koninkrijk binnen te gaan met het geloof en de vertrouwende afhankelijkheid van een klein kind, zult ge geenszins toegang verkrijgen.   137:8.8 (1536.5) “Those who first seek to enter the kingdom, thus beginning to strive for a nobility of character like that of my Father, shall presently possess all else that is needful. But I say to you in all sincerity: Unless you seek entrance into the kingdom with the faith and trusting dependence of a little child, you shall in no wise gain admission.
137:8.9 (1536.6) ‘Laat u niet misleiden door hen die komen en zeggen, hier is het koninkrijk of daar is het, want het koninkrijk van mijn Vader heeft niet te maken met zichtbare en materiële zaken. En dit koninkrijk is nu reeds onder u, want waar de geest van God de ziel des mensen onderricht en leidt, daar is in werkelijkheid het koninkrijk des hemels. En dit koninkrijk van God is rechtschapenheid, vrede, en vreugde in de Heilige Geest.   137:8.9 (1536.6) “Be not deceived by those who come saying here is the kingdom or there is the kingdom, for my Father’s kingdom concerns not things visible and material. And this kingdom is even now among you, for where the spirit of God teaches and leads the soul of man, there in reality is the kingdom of heaven. And this kingdom of God is righteousness, peace, and joy in the Holy Spirit.
137:8.10 (1536.7) ‘Johannes doopte u inderdaad ten teken van berouw en voor de vergeving van uw zonden, doch wanneer ge het hemelse koninkrijk binnengaat, zult ge gedoopt worden met de Heilige Geest.   137:8.10 (1536.7) “John did indeed baptize you in token of repentance and for the remission of your sins, but when you enter the heavenly kingdom, you will be baptized with the Holy Spirit.
137:8.11 (1536.8) ‘In het koninkrijk van mijn Vader zal geen Jood zijn of niet-Jood, maar slechts zij die volmaaktheid zoeken door dienstbaarheid, want ik zeg u dat hij die groot wil zijn in mijns Vaders koninkrijk, eerst een dienaar van allen moet worden. Indien ge bereid zijt om uw medemensen te dienen, zult ge met mij aanzitten in mijn koninkrijk, evenals ik, door te dienen in de gelijkenis van een mens, weldra zal aanzitten bij mijn Vader in zijn koninkrijk.   137:8.11 (1536.8) “In my Father’s kingdom there shall be neither Jew nor gentile, only those who seek perfection through service, for I declare that he who would be great in my Father’s kingdom must first become server of all. If you are willing to serve your fellows, you shall sit down with me in my kingdom, even as, by serving in the similitude of the creature, I shall presently sit down with my Father in his kingdom.
137:8.12 (1536.9) ‘Dit nieuwe koninkrijk is als een zaad dat groeit in de goede grond van een akker. Het komt niet snel tot het dragen van de rijpe vrucht. Er is een tussentijd tussen het vestigen van het koninkrijk in de ziel des mensen en het uur waarop het koninkrijk rijpt en de volle vrucht voortbrengt van eeuwige rechtschapenheid en eeuwig heil.   137:8.12 (1536.9) “This new kingdom is like a seed growing in the good soil of a field. It does not attain full fruit quickly. There is an interval of time between the establishment of the kingdom in the soul of man and that hour when the kingdom ripens into the full fruit of everlasting righteousness and eternal salvation.
137:8.13 (1536.10) ‘En dit koninkrijk dat ik u verkondig, is niet een rijk van macht en overvloed. Het koninkrijk des hemels is niet een zaak van eten en drinken, maar veeleer een leven van vooruitgang in rechtvaardigheid en toenemende vreugde in de tot volmaaktheid leidende dienst van mijn Vader die in de hemel is. Want heeft de Vader niet gezegd over de kinderen van de wereld: “Het is mijn wil dat zij uiteindelijk volmaakt zullen zijn, evenals ik volmaakt ben?”   137:8.13 (1536.10) “And this kingdom which I declare to you is not a reign of power and plenty. The kingdom of heaven is not a matter of meat and drink but rather a life of progressive righteousness and increasing joy in the perfecting service of my Father who is in heaven. For has not the Father said of his children of the world, ‘It is my will that they should eventually be perfect, even as I am perfect.’
137:8.14 (1537.1) ‘Ik ben gekomen om het blijde nieuws van het koninkrijk te prediken. Ik ben niet gekomen om de zware lasten van hen die dit koninkrijk willen binnengaan, nog zwaarder te maken. Ik verkondig de nieuwe, betere weg, en zij die in staat zijn het komende koninkrijk binnen te gaan, zullen de goddelijke rust genieten. En wat het u ook moge kosten aan dingen van deze wereld, welke prijs ge ook betaalt om het koninkrijk des hemels binnen te gaan, ge zult het veelvoud daarvan terugontvangen aan vreugde en geestelijke vooruitgang in deze wereld, en in het toekomende tijdperk het eeuwige leven.   137:8.14 (1537.1) “I have come to preach the glad tidings of the kingdom. I have not come to add to the heavy burdens of those who would enter this kingdom. I proclaim the new and better way, and those who are able to enter the coming kingdom shall enjoy the divine rest. And whatever it shall cost you in the things of the world, no matter what price you may pay to enter the kingdom of heaven, you shall receive manyfold more of joy and spiritual progress in this world, and in the age to come eternal life.
137:8.15 (1537.2) ‘Het binnengaan van het koninkrijk van de Vader gaat niet gepaard met marcherende legers, met de omverwerping van koninkrijken van deze wereld, noch met het verbreken van een juk van gevangenschap. Het koninkrijk des hemels is dichtbij, en allen die het binnengaan, zullen overvloedige vrijheid vinden en vreugdevolle verlossing.   137:8.15 (1537.2) “Entrance into the Father’s kingdom waits not upon marching armies, upon overturned kingdoms of this world, nor upon the breaking of captive yokes. The kingdom of heaven is at hand, and all who enter therein shall find abundant liberty and joyous salvation.
137:8.16 (1537.3) ‘Dit koninkrijk is een eeuwigdurende heerschappij. Zij die het koninkrijk binnengaan, zullen opklimmen naar mijn Vader; zij zullen zekerlijk de rechterhand van zijn heerlijkheid in het Paradijs bereiken. En allen die het koninkrijk des hemels binnengaan, zullen de zonen van God worden, en in het toekomende tijdperk zullen zij zo de weg omhoog gaan naar de Vader. En ik ben niet gekomen om de zogenoemde rechtvaardigen te roepen, maar zondaren, en allen die hongeren en dorsten naar de rechtvaardigheid van de goddelijke volmaaktheid.   137:8.16 (1537.3) “This kingdom is an everlasting dominion. Those who enter the kingdom shall ascend to my Father; they will certainly attain the right hand of his glory in Paradise. And all who enter the kingdom of heaven shall become the sons of God, and in the age to come so shall they ascend to the Father. And I have not come to call the would-be righteous but sinners and all who hunger and thirst for the righteousness of divine perfection.
137:8.17 (1537.4) ‘Johannes kwam als boetprediker om u voor te bereiden op het koninkrijk; nu ben ik gekomen om u te verkondigen dat geloof, de gave Gods, de prijs is voor het binnengaan van het koninkrijk des hemels. Indien ge maar wilt geloven dat mijn Vader u liefheeft met een oneindige liefde, dan zijt ge in het koninkrijk Gods.’   137:8.17 (1537.4) “John came preaching repentance to prepare you for the kingdom; now have I come proclaiming faith, the gift of God, as the price of entrance into the kingdom of heaven. If you would but believe that my Father loves you with an infinite love, then you are in the kingdom of God.”
137:8.18 (1537.5) Toen hij aldus gesproken had, ging hij zitten. Allen die hem aanhoorden, waren verbaasd over zijn woorden. Zijn discipelen verwonderden zich. Maar de mensen waren niet klaar om het goede nieuws uit de mond van deze God-mens te ontvangen. Ongeveer een derde van zijn gehoor geloofde de boodschap, ook al konden zij deze niet ten volle begrijpen; ongeveer een derde deel bereidde er zich in hun hart op voor zo’n louter geestelijke voorstelling van het verwachte koninkrijk te verwerpen, terwijl het resterende derde deel zijn onderricht niet kon bevatten, en velen van hen geloofden dat hij ‘buiten zichzelf was.’   137:8.18 (1537.5) When he had thus spoken, he sat down. All who heard him were astonished at his words. His disciples marveled. But the people were not prepared to receive the good news from the lips of this God-man. About one third who heard him believed the message even though they could not fully comprehend it; about one third prepared in their hearts to reject such a purely spiritual concept of the expected kingdom, while the remaining one third could not grasp his teaching, many truly believing that he “was beside himself.”