Verhandeling 140 |
|
Paper 140 |
De bevestiging van de Twaalf |
|
The Ordination of the Twelve |
140:0.1 (1568.1) OP zondag, 12 januari a.d.27, kort voor het middaguur, riep Jezus de apostelen bijeen om hen te bevestigen als openbare predikers van het evangelie van het koninkrijk. De twaalf hadden vrijwel iedere dag verwacht te worden opgeroepen; zij gingen dus die ochtend niet te ver uit de kust vissen. Verscheidenen van hen bleven bij de oever om hun netten te herstellen en hun visgerei op te knappen. |
|
140:0.1 (1568.1) JUST before noon on Sunday, January 12, a.d. 27, Jesus called the apostles together for their ordination as public preachers of the gospel of the kingdom. The twelve were expecting to be called almost any day; so this morning they did not go out far from the shore to fish. Several of them were lingering near the shore repairing their nets and tinkering with their fishing paraphernalia. |
140:0.2 (1568.2) Toen Jezus naar de oever van het meer afdaalde om de apostelen te roepen, riep hij eerst Andreas en Petrus aan, die onder de kust aan het vissen waren; vervolgens gaf hij een teken aan Jakobus en Johannes die dichtbij in een boot bezig waren hun netten te herstellen en met hun vader Zebedeüs zaten te praten. De andere apostelen werden ook twee aan twee bijeengeroepen en toen hij alle twaalf verzameld had, trok hij met hen naar de bergen ten noorden van Kafarnaüm, waar hij hen begon te onderrichten ter voorbereiding op hun formele bevestiging. |
|
140:0.2 (1568.2) As Jesus started down the seashore calling the apostles, he first hailed Andrew and Peter, who were fishing near the shore; next he signaled to James and John, who were in a boat near by, visiting with their father, Zebedee, and mending their nets. Two by two he gathered up the other apostles, and when he had assembled all twelve, he journeyed with them to the highlands north of Capernaum, where he proceeded to instruct them in preparation for their formal ordination. |
140:0.3 (1568.3) Ditmaal zwegen alle twaalf apostelen: zelfs Petrus was nadenkend gestemd. Eindelijk was het lang verbeide uur aangebroken! Zij zonderden zich nu af met de Meester om deel te nemen aan de een of andere plechtige ceremonie van persoonlijke inzegening en gezamenlijke wijding aan het heilige werk om hun Meester te vertegenwoordigen in de verkondiging van de komst van het koninkrijk van zijn Vader. |
|
140:0.3 (1568.3) For once all twelve of the apostles were silent; even Peter was in a reflective mood. At last the long-waited-for hour had come! They were going apart with the Master to participate in some sort of solemn ceremony of personal consecration and collective dedication to the sacred work of representing their Master in the proclamation of the coming of his Father’s kingdom. |
1. Voorafgaande instructie ^top |
|
1. Preliminary Instruction ^top |
140:1.1 (1568.4) Vóór de formele dienst van bevestiging, sprak Jezus tot de twaalf zoals zij daar om hem heen zaten: ‘Broeders, het uur van het koninkrijk is nu aangebroken. Ik heb jullie hierheen meegenomen om jullie als ambassadeurs van het koninkrijk aan de Vader voor te stellen. Enkelen van jullie hebben mij in de synagoge over dit koninkrijk horen spreken toen jullie voor het eerst werd geroepen. Ieder van jullie heeft meer over het koninkrijk van de Vader geleerd sinds jullie met mij in de steden rond het meer van Galilea zijn gaan werken. Maar op dit ogenblik moet ik jullie iets meer vertellen over dit koninkrijk. |
|
140:1.1 (1568.4) Before the formal ordination service Jesus spoke to the twelve as they were seated about him: “My brethren, this hour of the kingdom has come. I have brought you apart here with me to present you to the Father as ambassadors of the kingdom. Some of you heard me speak of this kingdom in the synagogue when you first were called. Each of you has learned more about the Father’s kingdom since you have been with me working in the cities around about the Sea of Galilee. But just now I have something more to tell you concerning this kingdom. |
140:1.2 (1568.5) ‘Het nieuwe koninkrijk dat mijn Vader nu in de harten van zijn kinderen op aarde gaat oprichten, zal een eeuwigdurende heerschappij zijn. Deze heerschappij van mijn Vader in het hart van hen die verlangen zijn goddelijke wil te doen, zal geen einde kennen. Ik zeg jullie dat mijn Vader niet de God van de Joden is, noch van de niet-Joden. Velen zullen uit het oosten en uit het westen komen om met ons aan te zitten in het koninkrijk van de Vader, terwijl velen van de kinderen Abrahams zullen weigeren toe te treden tot deze nieuwe broederschap van de heerschappij van de geest van de Vader in het hart van de mensenkinderen. |
|
140:1.2 (1568.5) “The new kingdom which my Father is about to set up in the hearts of his earth children is to be an everlasting dominion. There shall be no end of this rule of my Father in the hearts of those who desire to do his divine will. I declare to you that my Father is not the God of Jew or gentile. Many shall come from the east and from the west to sit down with us in the Father’s kingdom, while many of the children of Abraham will refuse to enter this new brotherhood of the rule of the Father’s spirit in the hearts of the children of men. |
140:1.3 (1568.6) ‘De macht van dit koninkrijk zal niet bestaan in de sterkte van legers, noch in de macht van rijkdom, maar veeleer in de glorie van de goddelijke geest die zal komen om het bewustzijn te onderrichten, en te heersen in het hart van de wedergeboren burgers van dit hemelse koninkrijk, de zonen van God. Dit is de broederschap van de liefde waar rechtvaardigheid heerst en waar de strijdkreet zal zijn: Vrede op aarde en welgezindheid jegens alle mensen. Dit koninkrijk, dat jullie heel spoedig zullen gaan verkondigen, is het verlangen van de goede mensen van alle tijden, de hoop van de hele aarde, en de vervulling van de wijze beloften van alle profeten. |
|
140:1.3 (1568.6) “The power of this kingdom shall consist, not in the strength of armies nor in the might of riches, but rather in the glory of the divine spirit that shall come to teach the minds and rule the hearts of the reborn citizens of this heavenly kingdom, the sons of God. This is the brotherhood of love wherein righteousness reigns, and whose battle cry shall be: Peace on earth and good will to all men. This kingdom, which you are so soon to go forth proclaiming, is the desire of the good men of all ages, the hope of all the earth, and the fulfillment of the wise promises of all the prophets. |
140:1.4 (1569.1) ‘Maar jullie, kinderen, en alle anderen die jullie in dit koninkrijk willen volgen, zullen nog een zware proef moeten doorstaan. Het geloof alleen zal jullie door de poort van dit koninkrijk voeren, maar jullie moeten de vruchten van de geest van mijn Vader voortbrengen indien je omhoog wilt blijven gaan in het progressieve leven van de goddelijke gemeenschap. Voorwaar, voorwaar zeg ik jullie, niet een ieder die zegt: “Here, Here,” zal het koninkrijk des hemels binnengaan, maar veeleer hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is. |
|
140:1.4 (1569.1) “But for you, my children, and for all others who would follow you into this kingdom, there is set a severe test. Faith alone will pass you through its portals, but you must bring forth the fruits of my Father’s spirit if you would continue to ascend in the progressive life of the divine fellowship. Verily, verily, I say to you, not every one who says, ‘Lord, Lord,’ shall enter the kingdom of heaven; but rather he who does the will of my Father who is in heaven. |
140:1.5 (1569.2) ‘Jullie boodschap aan de wereld zal zijn: Zoek eerst het koninkrijk Gods en de rechtvaardigheid daarvan, en wanneer deze worden gevonden, zal al het andere dat voor de eeuwige overleving noodzakelijk is, daarmee ook zijn verworven. En nu wil ik jullie graag duidelijk maken dat dit koninkrijk van mijn Vader niet met een uiterlijk vertoon van macht of kracht zal komen of met ongepaste demonstraties. Jullie moeten hier niet vandaan gaan om het koninkrijk te gaan verkondigen met de woorden: “het is hier” of “het is daar”, want dit koninkrijk waarover jullie prediken, is God binnen jullie. |
|
140:1.5 (1569.2) “Your message to the world shall be: Seek first the kingdom of God and his righteousness, and in finding these, all other things essential to eternal survival shall be secured therewith. And now would I make it plain to you that this kingdom of my Father will not come with an outward show of power or with unseemly demonstration. You are not to go hence in the proclamation of the kingdom, saying, ‘it is here’ or ‘it is there,’ for this kingdom of which you preach is God within you. |
140:1.6 (1569.3) ‘Een ieder die groot wil worden in het koninkrijk van mijn Vader, zal een dienaar van allen worden; en een ieder die de eerste onder jullie wil zijn, hij worde de dienstknecht van zijn broeders. Maar wanneer jullie eenmaal waarlijk als burgers bent opgenomen in het hemelse koninkrijk, zijn jullie niet langer dienaren, maar zonen, zonen van de levende God. En zo zal dit koninkrijk voortgang maken in de wereld, totdat het iedere barrière zal afbreken en alle mensen ertoe zal brengen mijn Vader te kennen en te geloven in de verlossende waarheid die ik ben komen verkondigen. Nu reeds is dit koninkrijk nabij, en sommigen van jullie zullen niet sterven voordat jullie de heerschappij van God met grote kracht hebt zien komen. |
|
140:1.6 (1569.3) “Whosoever would become great in my Father’s kingdom shall become a minister to all; and whosoever would be first among you, let him become the server of his brethren. But when you are once truly received as citizens in the heavenly kingdom, you are no longer servants but sons, sons of the living God. And so shall this kingdom progress in the world until it shall break down every barrier and bring all men to know my Father and believe in the saving truth which I have come to declare. Even now is the kingdom at hand, and some of you will not die until you have seen the reign of God come in great power. |
140:1.7 (1569.4) ‘En datgene wat jullie ogen nu aanschouwen, dit onaanzienlijke begin van twaalf gewone mannen, zal zich vermenigvuldigen en groeien, totdat uiteindelijk de ganse aarde vervuld zal zijn van lofzegging voor mijn Vader. En het zullen niet zozeer de woorden zijn die jullie spreken, als wel het leven dat jullie leiden, waardoor de mensen zullen weten dat jullie met mij verkeerd hebt en de realiteiten van het koninkrijk hebt leren kennen. Hoewel ik jullie geen drukkende lasten wil opleggen, ga ik jullie ziel nu toch de plechtige verantwoordelijkheid opleggen om mij in de wereld te vertegenwoordigen wanneer ik jullie na korte tijd ga verlaten, evenals ik nu mijn Vader vertegenwoordig in dit leven in het vlees.’ En toen hij was uitgesproken, stond hij op. |
|
140:1.7 (1569.4) “And this which your eyes now behold, this small beginning of twelve commonplace men, shall multiply and grow until eventually the whole earth shall be filled with the praise of my Father. And it will not be so much by the words you speak as by the lives you live that men will know you have been with me and have learned of the realities of the kingdom. And while I would lay no grievous burdens upon your minds, I am about to put upon your souls the solemn responsibility of representing me in the world when I shall presently leave you as I now represent my Father in this life which I am living in the flesh.” And when he had finished speaking, he stood up. |
2. De bevestiging ^top |
|
2. The Ordination ^top |
140:2.1 (1569.5) Jezus zei de twaalf stervelingen die zojuist naar zijn verklaring over het koninkrijk hadden geluisterd, om nu in een kring om hem heen neer te knielen. Daarna legde de Meester zijn handen op het hoofd van iedere apostel, beginnend bij Judas Iskariot en eindigend bij Andreas. Nadat hij hen gezegend had, strekte hij zijn handen uit en bad: |
|
140:2.1 (1569.5) Jesus now instructed the twelve mortals who had just listened to his declaration concerning the kingdom to kneel in a circle about him. Then the Master placed his hands upon the head of each apostle, beginning with Judas Iscariot and ending with Andrew. When he had blessed them, he extended his hands and prayed: |
140:2.2 (1569.6) ‘Vader, ik breng nu deze mannen, mijn boodschappers, tot u. Ik heb uit onze kinderen op aarde deze twaalf gekozen om uit te gaan en mij te vertegenwoordigen, zoals ik uitgegaan ben om u te vertegenwoordigen. Heb hen lief en wees met hen, zoals gij mij hebt liefgehad en met mij geweest zijt. En, Vader, geef deze mannen wijsheid nu ik hun alle aangelegenheden van het komende koninkrijk in handen geef. En ik zou, indien het uw wil is, nog enige tijd op aarde willen blijven om hen te helpen bij hun arbeid voor het koninkrijk. Ik dank u nogmaals, Vader, voor deze mannen, en ik draag ze aan uw hoede op terwijl ik het werk ga afmaken dat u mij hebt opgedragen.’ |
|
140:2.2 (1569.6) “My Father, I now bring to you these men, my messengers. From among our children on earth I have chosen these twelve to go forth to represent me as I came forth to represent you. Love them and be with them as you have loved and been with me. And now, my Father, give these men wisdom as I place all the affairs of the coming kingdom in their hands. And I would, if it is your will, tarry on earth a time to help them in their labors for the kingdom. And again, my Father, I thank you for these men, and I commit them to your keeping while I go on to finish the work you have given me to do.” |
140:2.3 (1570.1) Toen Jezus zijn gebed had beëindigd, bleven alle apostelen met gebogen hoofden op hun plaats geknield. En het duurde enige minuten voordat zelfs Petrus het waagde zijn ogen naar de Meester op te slaan. Een voor een omarmden zij Jezus, maar niemand zei iets. Grote stilte heerste er op deze plek, terwijl een grote menigte hemelse wezens neerzag op dit plechtige, heilige schouwspel — de Schepper van een universum die de aangelegenheden van de goddelijke broederschap der mensen onder de leiding plaatste van het bewustzijn van mensen. |
|
140:2.3 (1570.1) When Jesus had finished praying, the apostles remained each man bowed in his place. And it was many minutes before even Peter dared lift up his eyes to look upon the Master. One by one they embraced Jesus, but no man said aught. A great silence pervaded the place while a host of celestial beings looked down upon this solemn and sacred scene—the Creator of a universe placing the affairs of the divine brotherhood of man under the direction of human minds. |
3. De bevestigingsrede ^top |
|
3. The Ordination Sermon ^top |
140:3.1 (1570.2) Toen sprak Jezus en zei: ‘Nu jullie ambassadeurs zijn van het koninkrijk van mijn Vader, zijn jullie daardoor mensen geworden van een klasse die afzonderlijk en onderscheiden is van alle andere mensen op aarde. Jullie zijn nu niet als mensen onder mensen, maar als de verlichte burgers van een ander, hemels land onder de onwetende schepselen van deze duistere wereld. Het is niet voldoende dat jullie leeft zoals jullie voor dit uur waren, maar voortaan moeten jullie leven als zij die de heerlijkheden van een beter leven hebben gesmaakt en die naar de aarde zijn teruggezonden als ambassadeurs van de Soeverein van die nieuwe, betere wereld. Van de leraar wordt meer verlangd dan van de leerling; van de meester wordt meer geëist dan van de dienaar. Van de burgers van het hemelse koninkrijk wordt meer gevraagd dan van de burgers onder een aardse regering. Sommige dingen die ik jullie nu ga zeggen, mogen moeilijk lijken, maar jullie hebt verkozen om mij te vertegenwoordigen in de wereld, evenals ik nu de Vader vertegenwoordig; en als degenen die voor mij op aarde optreden, zullen jullie verplicht zijn je te houden aan die leringen en gebruiken die een weerspiegeling zijn van mijn idealen ten aanzien van het leven van stervelingen op de werelden in de ruimte, de idealen die ik toelicht in mijn aardse leven, waarin ik de Vader in de hemel openbaar. |
|
140:3.1 (1570.2) Then Jesus spoke, saying: “Now that you are ambassadors of my Father’s kingdom, you have thereby become a class of men separate and distinct from all other men on earth. You are not now as men among men but as the enlightened citizens of another and heavenly country among the ignorant creatures of this dark world. It is not enough that you live as you were before this hour, but henceforth must you live as those who have tasted the glories of a better life and have been sent back to earth as ambassadors of the Sovereign of that new and better world. Of the teacher more is expected than of the pupil; of the master more is exacted than of the servant. Of the citizens of the heavenly kingdom more is required than of the citizens of the earthly rule. Some of the things which I am about to say to you may seem hard, but you have elected to represent me in the world even as I now represent the Father; and as my agents on earth you will be obligated to abide by those teachings and practices which are reflective of my ideals of mortal living on the worlds of space, and which I exemplify in my earth life of revealing the Father who is in heaven. |
140:3.2 (1570.3) ‘Ik zend jullie uit om vrijheid te verkondigen aan hen die geestelijk gevangen zijn, vreugde aan hen die in de slavernij der vrees verkeren, en om de zieken te genezen overeenkomstig de wil van mijn Vader in de hemel. Wanneer jullie mijn kinderen in zorg en droefheid aantreft, spreek hen dan bemoedigend toe en zeg: |
|
140:3.2 (1570.3) “I send you forth to proclaim liberty to the spiritual captives, joy to those in the bondage of fear, and to heal the sick in accordance with the will of my Father in heaven. When you find my children in distress, speak encouragingly to them, saying: |
140:3.3 (1570.4) ‘Gelukkig zijn de armen van geest, de nederigen, want hunner zijn de schatten van het koninkrijk der hemelen. |
|
140:3.3 (1570.4) “Happy are the poor in spirit, the humble, for theirs are the treasures of the kingdom of heaven. |
140:3.4 (1570.5) ‘Gelukkig zijn zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. |
|
140:3.4 (1570.5) “Happy are they who hunger and thirst for righteousness, for they shall be filled. |
140:3.5 (1570.6) ‘Gelukkig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. |
|
140:3.5 (1570.6) “Happy are the meek, for they shall inherit the earth. |
140:3.6 (1570.7) ‘Gelukkig zijn zij die rein van hart zijn, want zij zullen God zien.’ |
|
140:3.6 (1570.7) “Happy are the pure in heart, for they shall see God. |
140:3.7 (1570.8) ‘En spreek evenzo tot mijn kinderen deze volgende woorden van geestelijke vertroosting en belofte: |
|
140:3.7 (1570.8) “And even so speak to my children these further words of spiritual comfort and promise: |
140:3.8 (1570.9) ‘Gelukkig zijn zij die treuren, want zij zullen getroost worden. Gelukkig zijn zij die wenen, want zij zullen de geest van vreugde ontvangen. |
|
140:3.8 (1570.9) “Happy are they who mourn, for they shall be comforted. Happy are they who weep, for they shall receive the spirit of rejoicing. |
140:3.9 (1570.10) ‘Gelukkig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden. |
|
140:3.9 (1570.10) “Happy are the merciful, for they shall obtain mercy. |
140:3.10 (1570.11) ‘Gelukkig zijn de vredestichters, want zij zullen de zonen van God genaamd worden. |
|
140:3.10 (1570.11) “Happy are the peacemakers, for they shall be called the sons of God. |
140:3.11 (1570.12) ‘Gelukkig zijn zij die vervolgd worden om der gerechtigheid wil, want hunner is het koninkrijk der hemelen. Gelukkig zijt gij wanneer de mensen u zullen smaden en u vervolgen en ten onrechte allerlei kwaad van u zullen spreken. Wees blij en verheug u ten zeerste, want groot is uw beloning in de hemel. |
|
140:3.11 (1570.12) “Happy are they who are persecuted for righteousness’ sake, for theirs is the kingdom of heaven. Happy are you when men shall revile you and persecute you and shall say all manner of evil against you falsely. Rejoice and be exceedingly glad, for great is your reward in heaven. |
140:3.12 (1570.13) ‘Broeders, zoals ik jullie uitzend, zijn jullie het zout der aarde, zout met een behoudende smaak. Doch indien dit zout zijn smaak verloren heeft, waarmede zal het dan gezouten worden? Het deugt dan nergens meer voor dan om weggeworpen en onder de voeten der mensen vertreden te worden. |
|
140:3.12 (1570.13) “My brethren, as I send you forth, you are the salt of the earth, salt with a saving savor. But if this salt has lost its savor, wherewith shall it be salted? It is henceforth good for nothing but to be cast out and trodden under foot of men. |
140:3.13 (1570.14) ‘Jullie zijn het licht der wereld. Een stad die op een heuvel is gelegen, kan niet verborgen blijven. Evenmin steken de mensen een kaars aan om deze onder een korenmaat te plaatsen, maar op een kandelaar; dan geeft hij licht voor allen die in het huis zijn. Laat jullie licht zo schijnen voor de mensen dat zij je goede werken mogen zien en ertoe gebracht worden jullie Vader, die in de hemel is, te verheerlijken. |
|
140:3.13 (1570.14) “You are the light of the world. A city set upon a hill cannot be hid. Neither do men light a candle and put it under a bushel, but on a candlestick; and it gives light to all who are in the house. Let your light so shine before men that they may see your good works and be led to glorify your Father who is in heaven. |
140:3.14 (1571.1) ‘Ik zend jullie uit in de wereld om mij te vertegenwoordigen en op te treden als ambassadeurs van het koninkrijk van mijn Vader, en wanneer jullie uitgaat om de blijde boodschap te verkondigen, stelt dan je vertrouwen in de Vader wiens boodschappers jullie zijt. Wederstaat onrecht niet met geweld; stelt geen vertrouwen op de arm van het vlees. Wanneer je naaste je op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe. Weest liever bereid om onrecht te lijden dan elkaar voor de rechter te dagen. Staat in vriendelijkheid en barmhartigheid allen bij die in ellende en nood verkeren. |
|
140:3.14 (1571.1) “I am sending you out into the world to represent me and to act as ambassadors of my Father’s kingdom, and as you go forth to proclaim the glad tidings, put your trust in the Father whose messengers you are. Do not forcibly resist injustice; put not your trust in the arm of the flesh. If your neighbor smites you on the right cheek, turn to him the other also. Be willing to suffer injustice rather than to go to law among yourselves. In kindness and with mercy minister to all who are in distress and in need. |
140:3.15 (1571.2) ‘Ik zeg jullie: hebt je vijanden lief, doet wel degenen die je haten, zegent hen die jou vervloeken, en bidt voor hen die je met minachting behandelen. En zoals jullie denkt dat ik zou handelen jegens de mensen, handelen jullie evenzo jegens hen. |
|
140:3.15 (1571.2) “I say to you: Love your enemies, do good to those who hate you, bless those who curse you, and pray for those who despitefully use you. And whatsoever you believe that I would do to men, do you also to them. |
140:3.16 (1571.3) ‘Jullie Vader in de hemel doet de zon schijnen zowel over de bozen als over de goeden; evenzo laat hij het regenen over de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen. Jullie bent de zonen van God; zelfs meer dan dat, jullie bent nu ambassadeurs van het koninkrijk van mijn Vader. Weest barmhartig zoals God barmhartig is, en in de eeuwige toekomst van het koninkrijk zul je volmaakt zijn, evenals jullie hemelse Vader volmaakt is. |
|
140:3.16 (1571.3) “Your Father in heaven makes the sun to shine on the evil as well as upon the good; likewise he sends rain on the just and the unjust. You are the sons of God; even more, you are now the ambassadors of my Father’s kingdom. Be merciful, even as God is merciful, and in the eternal future of the kingdom you shall be perfect, even as your heavenly Father is perfect. |
140:3.17 (1571.4) ‘Jullie opdracht is om de mensen te redden, niet om hen te oordelen. Aan het eind van jullie aardse leven zullen jullie allen barmhartigheid verwachten; daarom verlang ik van jullie dat je tijdens je leven als sterveling barmhartigheid betoont aan al jullie broeders in het vlees. Maakt niet de fout dat je tracht een splinter uit het oog van je broeder te halen als er een balk in je eigen oog zit. Wanneer je eerst de balk uit je eigen oog hebt verwijderd, kun je des te beter zien om de splinter uit het oog van je broeder te verwijderen. |
|
140:3.17 (1571.4) “You are commissioned to save men, not to judge them. At the end of your earth life you will all expect mercy; therefore do I require of you during your mortal life that you show mercy to all of your brethren in the flesh. Make not the mistake of trying to pluck a mote out of your brother’s eye when there is a beam in your own eye. Having first cast the beam out of your own eye, you can the better see to cast the mote out of your brother’s eye. |
140:3.18 (1571.5) ‘Onderkent de waarheid duidelijk, leeft het rechtvaardige leven zonder vrees, en zo zullen jullie mijn apostelen en de ambassadeurs van mijn Vader zijn. Jullie hebt gehoord dat gezegd is: “Indien de blinde de blinde leidt, vallen ze beiden in de kuil.” Indien jullie anderen het koninkrijk wilt binnenleiden, dien je zelf in het heldere licht van de levende waarheid te wandelen. Ik roep jullie dringend op om met betrekking tot alle zaken van het koninkrijk blijk te geven van juist oordeel en scherpzinnige wijsheid. Legt het heilige niet aan honden voor, en werpt jullie parels niet voor de zwijnen, opdat zij jullie kleinodiën niet vertrappen en zich omkeren en jullie verscheuren. |
|
140:3.18 (1571.5) “Discern the truth clearly; live the righteous life fearlessly; and so shall you be my apostles and my Father’s ambassadors. You have heard it said: ‘If the blind lead the blind, they both shall fall into the pit.’ If you would guide others into the kingdom, you must yourselves walk in the clear light of living truth. In all the business of the kingdom I exhort you to show just judgment and keen wisdom. Present not that which is holy to dogs, neither cast your pearls before swine, lest they trample your gems under foot and turn to rend you. |
140:3.19 (1571.6) ‘Ik waarschuw jullie tegen de valse profeten die tot jullie zullen komen in schaapsklederen, terwijl zij van binnen als roofzuchtige wolven zijn. Aan hun vruchten zullen jullie hen kennen. Oogsten mensen druiven van doornstruiken of vijgen van distels? Zo ook zal iedere goede boom goede vruchten voortbrengen, maar de rotte boom brengt slechte vruchten voort. Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen, en evenmin kan een rotte boom goede vruchten voortbrengen. Iedere boom die geen goede vruchten voortbrengt, wordt spoedig omgehouwen en in het vuur geworpen. Om toegang te verkrijgen tot het koninkrijk des hemels komt het op de beweegreden aan. Mijn Vader doorschouwt het hart der mensen en beoordeelt hen naar hun innerlijke verlangens en ware bedoelingen. |
|
140:3.19 (1571.6) “I warn you against false prophets who will come to you in sheep’s clothing, while on the inside they are as ravening wolves. By their fruits you shall know them. Do men gather grapes from thorns or figs from thistles? Even so, every good tree brings forth good fruit, but the corrupt tree bears evil fruit. A good tree cannot yield evil fruit, neither can a corrupt tree produce good fruit. Every tree that does not bring forth good fruit is presently hewn down and cast into the fire. In gaining an entrance into the kingdom of heaven, it is the motive that counts. My Father looks into the hearts of men and judges by their inner longings and their sincere intentions. |
140:3.20 (1571.7) ‘Op de grote dag van de beoordeling van het koninkrijk zullen velen tot mij zeggen: “Hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en door uw naam vele wonderbaarlijke werken gedaan?’ Maar ik zal genoodzaakt zijn tot hen te zeggen: “Ik heb u nooit gekend; gaat heen van mij, gij die valse leraren zijt.” Maar een ieder die deze instructie hoort en zijn opdracht om mij bij de mensen te vertegenwoordigen oprecht uitvoert, zoals ik ook mijn Vader bij jullie heb vertegenwoordigd, zal overvloedige gelegenheid krijgen om in mijn dienst te treden en het koninkrijk van mijn hemelse Vader binnen te gaan.’ |
|
140:3.20 (1571.7) “In the great day of the kingdom judgment, many will say to me, ‘Did we not prophesy in your name and by your name do many wonderful works?’ But I will be compelled to say to them, ‘I never knew you; depart from me you who are false teachers.’ But every one who hears this charge and sincerely executes his commission to represent me before men even as I have represented my Father to you, shall find an abundant entrance into my service and into the kingdom of the heavenly Father.” |
140:3.21 (1571.8) Nimmer tevoren hadden de apostelen Jezus op deze wijze horen spreken, want hij had tot hen gesproken als iemand die met het allerhoogste gezag was bekleed. Ze daalden tegen zonsondergang de berg af, maar niemand stelde Jezus een vraag. |
|
140:3.21 (1571.8) Never before had the apostles heard Jesus speak in this way, for he had talked to them as one having supreme authority. They came down from the mountain about sundown, but no man asked Jesus a question. |
4. Jullie bent het zout der aarde ^top |
|
4. You Are the Salt of the Earth ^top |
140:4.1 (1572.1) De zogeheten ‘Bergrede’ is niet het evangelie van Jezus. Zij bevat wel veel nuttig onderricht, maar was de opdracht van Jezus aan de twaalf apostelen bij hun bevestiging. Het was de persoonlijke commissie van de Meester aan hen die door zouden gaan met de verkondiging van het evangelie en ernaar zouden streven hem te vertegenwoordigen in de wereld der mensen, zoals hij ook zo welsprekend en volmaakt zijn Vader vertegenwoordigde. |
|
140:4.1 (1572.1) The so-called “Sermon on the Mount” is not the gospel of Jesus. It does contain much helpful instruction, but it was Jesus’ ordination charge to the twelve apostles. It was the Master’s personal commission to those who were to go on preaching the gospel and aspiring to represent him in the world of men even as he was so eloquently and perfectly representative of his Father. |
140:4.2 (1572.2) ‘Jullie bent het zout der aarde, zout van een behoudende smaak. Maar indien dit zout zijn smaak heeft verloren, waarmee kan het dan gezouten worden? Het deugt dan nergens meer voor dan om weggeworpen en onder de voeten der mensen vertreden te worden.’ |
|
140:4.2 (1572.2) “You are the salt of the earth, salt with a saving savor. But if this salt has lost its savor, wherewith shall it be salted? It is henceforth good for nothing but to be cast out and trodden under foot of men.” |
140:4.3 (1572.3) In de tijd van Jezus was zout kostbaar. Het werd zelfs als geld gebruikt. Het moderne woord ‘salaris’ is afgeleid van het woord voor zout. Zout geeft niet alleen smaak aan het voedsel, maar het is ook een conserveringsmiddel. Het maakt andere dingen smakelijker, en zo dient het door verbruikt te worden. |
|
140:4.3 (1572.3) In Jesus’ time salt was precious. It was even used for money. The modern word “salary” is derived from salt. Salt not only flavors food, but it is also a preservative. It makes other things more tasty, and thus it serves by being spent. |
140:4.4 (1572.4) ‘Jullie bent het licht der wereld. Een stad die op een heuvel is gelegen, kan niet verborgen blijven. Evenmin steken mensen een kaars aan om die onder een korenmaat te plaatsen, maar op een kandelaar; en hij geeft licht voor allen die in het huis zijn. Laat jullie licht zo schijnen voor de mensen dat zij jullie goede werken mogen zien en ertoe gebracht worden om jullie Vader die in de hemel is te verheerlijken.’ |
|
140:4.4 (1572.4) “You are the light of the world. A city set on a hill cannot be hid. Neither do men light a candle and put it under a bushel, but on a candlestick; and it gives light to all who are in the house. Let your light so shine before men that they may see your good works and be led to glorify your Father who is in heaven.” |
140:4.5 (1572.5) Hoewel licht de duisternis verdrijft, kan het ook zo ‘verblindend’ zijn, dat het verwart en frustreert. Wij worden aangespoord ons licht zo te laten schijnen, dat onze medemensen ertoe geleid zullen worden nieuwe, godvruchtige paden van hoger leven in te slaan. Ons licht dient zo te schijnen, dat het geen aandacht vestigt op ons zelf. Zelfs ons beroep kan benut worden als een doeltreffende ‘reflector’ voor de verspreiding van dit licht des leven. |
|
140:4.5 (1572.5) While light dispels darkness, it can also be so “blinding” as to confuse and frustrate. We are admonished to let our light so shine that our fellows will be guided into new and godly paths of enhanced living. Our light should so shine as not to attract attention to self. Even one’s vocation can be utilized as an effective “reflector” for the dissemination of this light of life. |
140:4.6 (1572.6) Sterke karakters ontstaan niet door het niet doen van het verkeerde, maar veeleer door het werkelijk doen van het goede. Onbaatzuchtigheid is het kenteken van menselijke grootheid. De hoogste niveaus van zelfverwerkelijking worden bereikt door godsverering en dienstbaarheid. De gelukkige, opmerkelijke mens wordt niet gemotiveerd door angst om kwaad te doen, maar door liefde voor het doen van het goede. |
|
140:4.6 (1572.6) Strong characters are not derived from not doing wrong but rather from actually doing right. Unselfishness is the badge of human greatness. The highest levels of self-realization are attained by worship and service. The happy and effective person is motivated, not by fear of wrongdoing, but by love of right doing. |
140:4.7 (1572.7) ‘Aan hun vruchten zullen jullie hen kennen.’ Persoonlijkheid is fundamenteel onveranderlijk; wat verandert — groeit — is het morele karakter. De voornaamste dwaling van moderne religies is negativisme. De boom die geen vrucht draagt, wordt ‘omgehouwen en in het vuur geworpen.’ Morele waardigheid kan niet worden ontleend aan blote repressie —gehoorzaamheid aan het gebod ‘Gij zult niet.’ Vrees en schaamte zijn onwaaridge beweegredenen om religieus te leven. Religie is alleen deugdelijk wanneer zij het vaderschap van God openbaart en de broederschap der mensen verhoogt. |
|
140:4.7 (1572.7) “By their fruits you shall know them.” Personality is basically changeless; that which changes—grows—is the moral character. The major error of modern religions is negativism. The tree which bears no fruit is “hewn down and cast into the fire.” Moral worth cannot be derived from mere repression—obeying the injunction “Thou shalt not.” Fear and shame are unworthy motivations for religious living. Religion is valid only when it reveals the fatherhood of God and enhances the brotherhood of men. |
140:4.8 (1572.8) Men vormt zich een effectieve levensopvatting door een combinatie van kosmisch inzicht en het totaal der emotionele reacties op de sociale en economische omgeving. Onthoudt dat ofschoon overgeërfde neigingen niet fundamenteel gemodificeerd kunnen worden, emotionele reacties op zulke neigingen wel kunnen worden veranderd; daarom kan de morele natuur gemodificeerd worden, het karakter kan worden verbeterd. In een sterk karakter zijn de emotionele reacties geïntegreerd en gecoördineerd, en zo wordt een verenigde persoonlijkheid voortgebracht. Onvoldoende unificatie verzwakt de morele natuur en maakt ongelukkig. |
|
140:4.8 (1572.8) An effective philosophy of living is formed by a combination of cosmic insight and the total of one’s emotional reactions to the social and economic environment. Remember: While inherited urges cannot be fundamentally modified, emotional responses to such urges can be changed; therefore the moral nature can be modified, character can be improved. In the strong character emotional responses are integrated and co-ordinated, and thus is produced a unified personality. Deficient unification weakens the moral nature and engenders unhappiness. |
140:4.9 (1572.9) Zonder een waardig doel wordt het leven zinloos en onnuttig, hetgeen veel ongeluk tot gevolg heeft. De toespraak van Jezus bij de bevestiging van de twaalf vormt een superieure levensfilosofie. Jezus riep zijn volgelingen op tot experiëntiële geloofsbeleving. Hij spoorde hen aan zich niet te verlaten op louter intellectuele instemming, lichtgelovigheid, en gevestigd gezag. |
|
140:4.9 (1572.9) Without a worthy goal, life becomes aimless and unprofitable, and much unhappiness results. Jesus’ discourse at the ordination of the twelve constitutes a master philosophy of life. Jesus exhorted his followers to exercise experiential faith. He admonished them not to depend on mere intellectual assent, credulity, and established authority. |
140:4.10 (1573.1) De opvoeding dient een techniek te zijn om de beste methoden te leren (te ontdekken) om onze natuurlijke overgeërfde neigingen te bevredigen, en geluk is het totale resultaat van deze hogere methoden om vormen van emotionele voldoening te vinden. Geluk is maar in geringe mate afhankelijk van de omgeving, ofschoon eeen prettige omgeving er in hoge mate aan kan bijdragen. |
|
140:4.10 (1573.1) Education should be a technique of learning (discovering) the better methods of gratifying our natural and inherited urges, and happiness is the resulting total of these enhanced techniques of emotional satisfactions. Happiness is little dependent on environment, though pleasing surroundings may greatly contribute thereto. |
140:4.11 (1573.2) Iedere sterveling hunkert er werkelijk naar een compleet mens te zijn, volmaakt te zijn evenals de Vader in de hemel volmaakt is, en het is mogelijk dit te bereiken omdat uiteindelijk het ‘universum waarlijk vaderlijk is.’ |
|
140:4.11 (1573.2) Every mortal really craves to be a complete person, to be perfect even as the Father in heaven is perfect, and such attainment is possible because in the last analysis the “universe is truly fatherly.” |
5. Vaderlijke en broederlijke liefde ^top |
|
5. Fatherly and Brotherly Love ^top |
140:5.1 (1573.3) Van de Bergrede tot en met de toespraak bij het Laatste Avondmaal leerde Jezus zijn volgelingen om vaderlijke liefde veeleer dan broederlijke liefde te betonen. In broederlijke liefde hebt ge uw naaste lief als uzelf, hetgeen een adequate naleving zou zijn van de ‘gulden regel.’ Maar vaderlijke liefde vraagt dat ge uw medestervelingen liefhebt zoals Jezus u liefheeft. |
|
140:5.1 (1573.3) From the Sermon on the Mount to the discourse of the Last Supper, Jesus taught his followers to manifest fatherly love rather than brotherly love. Brotherly love would love your neighbor as you love yourself, and that would be adequate fulfillment of the “golden rule.” But fatherly affection would require that you should love your fellow mortals as Jesus loves you. |
140:5.2 (1573.4) Jezus heeft de mensheid op tweeërlei wijze lief. Hij leefde op aarde als een tweevoudige persoonlijkheid —menselijk en goddelijk. Als de Zoon van God bemint hij de mens met een vaderlijke liefde — hij is ‘s mensen Schepper, zijn universum-Vader. Als de Zoon des Mensen bemint Jezus stervelingen als een broeder — hij was waarlijk een mens onder de mensen. |
|
140:5.2 (1573.4) Jesus loves mankind with a dual affection. He lived on earth as a twofold personality—human and divine. As the Son of God he loves man with a fatherly love—he is man’s Creator, his universe Father. As the Son of Man, Jesus loves mortals as a brother—he was truly a man among men. |
140:5.3 (1573.5) Jezus verwachtte niet dat zijn volgelingen een onmogelijke manifestatie van broederlijke liefde zouden bereiken, maar wel dat zij er zo naar zouden streven om zoals God te zijn — volmaakt, evenals de Vader in de hemel volmaakt is — dat zij de mens zouden kunnen gaan zien zoals God zijn schepselen ziet, en daarom de mensen zouden kunnen gaan liefhebben zoals God hen liefheeft — om het prille begin van vaderlijke liefde te vertonen. In de loop van deze aansporingen aan de twaalf apostelen trachtte Jezus dit nieuwe begrip van vaderlijke liefde te onthullen in het verband met bepaalde emotionele attitudes die een rol spelen bij vele sociale verbeteringen in de omgeving. |
|
140:5.3 (1573.5) Jesus did not expect his followers to achieve an impossible manifestation of brotherly love, but he did expect them to so strive to be like God—to be perfect even as the Father in heaven is perfect—that they could begin to look upon man as God looks upon his creatures and therefore could begin to love men as God loves them—to show forth the beginnings of a fatherly affection. In the course of these exhortations to the twelve apostles, Jesus sought to reveal this new concept of fatherly love as it is related to certain emotional attitudes concerned in making numerous environmental social adjustments. |
140:5.4 (1573.6) De Meester leidde dit gewichtige betoog in door de aandacht te vestigen op vier geloofsattitudes, als voorspel op de daarop volgende beschrijving van zijn vier transcendente, allerhoogste reacties van vaderlijke liefde, in tegenstelling tot de beperkingen van louter broederlijke liefde. |
|
140:5.4 (1573.6) The Master introduced this momentous discourse by calling attention to four faith attitudes as the prelude to the subsequent portrayal of his four transcendent and supreme reactions of fatherly love in contrast to the limitations of mere brotherly love. |
140:5.5 (1573.7) Hij sprak eerst over hen die arm waren van geest, hongerden naar gerechtigheid, volhardden in zachtmoedigheid, en die rein van hart waren. Van dergelijke geest-onderscheidende stervelingen zou verwacht kunnen worden dat zij zulke niveaus van goddelijke onbaatzuchtigheid bereiken, dat zij in staat zijn de verbazingwekkende betrachting van vaderlijke liefde na te streven; dat zij zelfs als treurenden kracht zouden vinden om barmhartigheid te betonen, vrede te bevorderen en vervolgingen te verduren en in al deze moeilijke situaties zelfs de onbeminnelijke mensheid lief te hebben met een vaderlijke liefde. Vaderliefde kan hoogten van toewijding bereiken die broederliefde onmetelijk ver te boven gaan. |
|
140:5.5 (1573.7) He first talked about those who were poor in spirit, hungered after righteousness, endured meekness, and who were pure in heart. Such spirit-discerning mortals could be expected to attain such levels of divine selflessness as to be able to attempt the amazing exercise of fatherly affection; that even as mourners they would be empowered to show mercy, promote peace, and endure persecutions, and throughout all of these trying situations to love even unlovely mankind with a fatherly love. A father’s affection can attain levels of devotion that immeasurably transcend a brother’s affection. |
140:5.6 (1573.8) Het geloof en de liefde van deze zaligsprekingen versterken het morele karakter en scheppen geluk. Vrees en boosheid verzwakken het karakter en vernietigen het geluk. Deze gewichtige toespraak begon in de toonaard van geluk. |
|
140:5.6 (1573.8) The faith and the love of these beatitudes strengthen moral character and create happiness. Fear and anger weaken character and destroy happiness. This momentous sermon started out upon the note of happiness. |
140:5.7 (1573.9) 1. Gelukkig zijn de armen van geest — de nederigen. Voor een kind betekent geluk de bevrediging van het verlangen naar ogenblikkelijk genot. De volwassene is bereid het zaad van zelfverloochening te zaaien om daarna groter geluk te oogsten. In de tijd van Jezus en daarna is geluk al te dikwijls verbonden geweest met de idee van het bezit van rijkdom. In het verhaal van de Farizeeër en de tollenaar die in de tempel baden, voelde de een zich rijk van geest — vol eigenwaan; de ander voelde zich ‘arm van geest’ — nederig. De een was zelfgenoegzaam; de ander was leergierig en zocht naar waarheid. De armen van geest zoeken naar doeleinden van geestelijke rijkdom — naar God. En zulke zoekers naar waarheid behoeven niet te wachten op een beloning in de verre toekomst; zij worden nu beloond. Zij vinden het koninkrijk des hemels in hun eigen hart, en zij ervaren dit geluk nu. |
|
140:5.7 (1573.9) 1. “Happy are the poor in spirit—the humble.” To a child, happiness is the satisfaction of immediate pleasure craving. The adult is willing to sow seeds of self-denial in order to reap subsequent harvests of augmented happiness. In Jesus’ times and since, happiness has all too often been associated with the idea of the possession of wealth. In the story of the Pharisee and the publican praying in the temple, the one felt rich in spirit—egotistical; the other felt “poor in spirit”—humble. One was self-sufficient; the other was teachable and truth-seeking. The poor in spirit seek for goals of spiritual wealth—for God. And such seekers after truth do not have to wait for rewards in a distant future; they are rewarded now. They find the kingdom of heaven within their own hearts, and they experience such happiness now. |
140:5.8 (1574.1) 2. ‘Gelukkig zijn zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.’ Alleen zij die zich arm van geest voelen, zullen ooit hongeren naar gerechtigheid. Alleen de nederigen zoeken goddelijke sterkte en hunkeren naar geestelijke kracht. Maar het is zeer gevaarlijk om welbewust geestelijk te vasten om meer begeerte te krijgen naar geestelijke gaven. Lichamelijk vasten wordt gevaarlijk na vier of vijf dagen; men verliest gemakkelijk alle verlangen naar voedsel. Lang vasten, lichamelijk of geestelijk, vernietigt meestal het hongergevoel. |
|
140:5.8 (1574.1) 2. “Happy are they who hunger and thirst for righteousness, for they shall be filled.” Only those who feel poor in spirit will ever hunger for righteousness. Only the humble seek for divine strength and crave spiritual power. But it is most dangerous to knowingly engage in spiritual fasting in order to improve one’s appetite for spiritual endowments. Physical fasting becomes dangerous after four or five days; one is apt to lose all desire for food. Prolonged fasting, either physical or spiritual, tends to destroy hunger. |
140:5.9 (1574.2) Experiëntiële rechtvaardigheid is een genoegen, niet een plicht. De rechtvaardigheid van Jezus is een dynamische liefde — vaderlijk-broederlijke liefde. Zij is niet het negatieve, ‘gij zult niet’ type rechtvaardigheid. |
|
140:5.9 (1574.2) Experiential righteousness is a pleasure, not a duty. Jesus’ righteousness is a dynamic love—fatherly-brotherly affection. It is not the negative or thou-shalt-not type of righteousness. How could one ever hunger for something negative—something “not to do”? |
140:5.10 (1574.3) Het is niet zo eenvoudig om deze eerste twee zaligsprekingen te onderrichten aan een kind, maar een volwassen bewustzijn zou hun betekenis wel moeten kunnen vatten. |
|
140:5.10 (1574.3) It is not so easy to teach a child mind these first two of the beatitudes, but the mature mind should grasp their significance. |
140:5.11 (1574.4) 3 ‘Gelukkig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.’ Echte zachtmoedigheid heeft geen verband met vrees. Zij is veeleer een instelling van de mens die samenwerkt met God — ‘Uw wil geschiede.’ Zij behelst geduld en verdraagzaamheid en wordt gedreven door een onwankelbaar geloof in een wetmatig en vriendelijk universum. Zij overwint alle verleiding om in opstand te komen tegen de goddelijke leiding. Jezus was de ideale zachtmoedige mens van Urantia en hij beërfde een enorm universum. |
|
140:5.11 (1574.4) 3. “Happy are the meek, for they shall inherit the earth.” Genuine meekness has no relation to fear. It is rather an attitude of man co-operating with God—“Your will be done.” It embraces patience and forbearance and is motivated by an unshakable faith in a lawful and friendly universe. It masters all temptations to rebel against the divine leading. Jesus was the ideal meek man of Urantia, and he inherited a vast universe. |
140:5.12 (1574.5) 4. ‘Gelukkig zijn zij die rein van hart zijn, want zij zullen God zien.’ Geestelijke reinheid is geen negatieve eigenschap, behalve in de zin dat zij wantrouwen en wraakzucht ontbeert. Bij zijn bespreken van reinheid had Jezus niet de bedoeling uitsluitend menselijke attitutdes ten opzichte van de seksualiteit te behandelen. Hij doelde meer op het geloof dat de mens in zijn medemens moet hebben: het geloof dat een ouder heeft in zijn kind en dat hem in staat stelt zijn medemensen lief te hebben zoals een vader dat zou doen. De liefde van een vader behoeft geen verwennerij te zijn en ze vergoelijkt het kwaad niet, maar zij is altijd anti-cynisch. Vaderlijke liefde is maar op één doel gericht en zoekt altijd het beste in de mens: dit is de instelling van de ware ouder. |
|
140:5.12 (1574.5) 4. “Happy are the pure in heart, for they shall see God.” Spiritual purity is not a negative quality, except that it does lack suspicion and revenge. In discussing purity, Jesus did not intend to deal exclusively with human sex attitudes. He referred more to that faith which man should have in his fellow man; that faith which a parent has in his child, and which enables him to love his fellows even as a father would love them. A father’s love need not pamper, and it does not condone evil, but it is always anticynical. Fatherly love has singleness of purpose, and it always looks for the best in man; that is the attitude of a true parent. |
140:5.13 (1574.6) God te zien — door geloof — betekent dat men echt geestelijk inzicht krijgt. En geestelijk inzicht verhoogt de leiding van de Richter, en samen vergroten deze uiteindelijk het Godsbewustzijn. En als ge de Vader kent, wordt ge bevestigd in de zekerheid van uw goddelijk zoonschap en kunt elk van uw broeders in het vlees steeds meer liefhebben, niet alleen als een broeder — met broederlijke liefde — maar ook als een vader — met vaderlijke genegenheid. |
|
140:5.13 (1574.6) To see God—by faith—means to acquire true spiritual insight. And spiritual insight enhances Adjuster guidance, and these in the end augment God-consciousness. And when you know the Father, you are confirmed in the assurance of divine sonship, and you can increasingly love each of your brothers in the flesh, not only as a brother—with brotherly love—but also as a father—with fatherly affection. |
140:5.14 (1574.7) Deze aansporing is zelfs aan een kind gemakkelijk uit te leggen. Kinderen zijn van nature vol vertrouwen, en ouders dienen erop te letten dat zij dit eenvoudige geloof niet verliezen. Wanneer ge met kinderen omgaat, vermijdt dan iedere misleiding en praat hen geen wantrouwen aan. Helpt hen op verstandige wijze bij de keuze van hun helden en hun levenswerk. |
|
140:5.14 (1574.7) It is easy to teach this admonition even to a child. Children are naturally trustful, and parents should see to it that they do not lose that simple faith. In dealing with children, avoid all deception and refrain from suggesting suspicion. Wisely help them to choose their heroes and select their lifework. |
140:5.15 (1574.8) Daaarna ging Jezus verder zijn volgelingen te onderrichten over de verwezenlijking van het voornaamste doel van alle menselijke worsteling — volmaaktheid, zelfs het verwerven van goddelijkheid. Steeds maande hij hen: ‘Weest gijlieden volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.’ Hij riep de twaalf niet op hun naasten lief te hebben zoals zij zichzelf liefhadden. Dit zou wel een waardevolle prestatie zijn geweest: het zou het bewijs zijn geweest dat zij zich broederlijke liefde eigen hadden gemaakt. Maar hij spoorde zijn apostelen veeleer aan om de mensen lief te hebben zoals hij hen had liefgehad — lief te hebben met zowel vaderlijke als broederlijke genegenheid. En hij lichtte dit toe door te wijze op vier allerhoogste reacties van vaderlijke liefde: |
|
140:5.15 (1574.8) And then Jesus went on to instruct his followers in the realization of the chief purpose of all human struggling—perfection—even divine attainment. Always he admonished them: “Be you perfect, even as your Father in heaven is perfect.” He did not exhort the twelve to love their neighbors as they loved themselves. That would have been a worthy achievement; it would have indicated the achievement of brotherly love. He rather admonished his apostles to love men as he had loved them—to love with a fatherly as well as a brotherly affection. And he illustrated this by pointing out four supreme reactions of fatherly love: |
140:5.16 (1575.1) 1. ‘Gelukkig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden.’ Noch het zogenoemde gezonde verstand, noch de beste logica zou ooit kunnen aanvoeren dat geluk ontleend kan worden aan treurnis. Maar Jezus doelde niet op uiterlijk of ostentatief treuren; hij zinspeelde op de emotionele instelling van teerhartigheid. Het is een grote dwaling om jongens en jonge mannen te leren dat het onmannelijk is om teder te zijn of anderszins blijk te geven van gevoelsaandoeningen of lichamelijk lijden. Medegevoel is een waardige eigenschap van zowel de man als de vrouw. Het is niet noodzakelijk om ongevoelig te zijn teneinde mannelijk te zijn. Dit is de verkeerde manier om dappere mannen voor te brengen. De grote mannen op aarde zijn niet bang geweest om te treuren. Mozes, hij die treurde, was een groter mens dan Simson of Goliat. Mozes was een schitterend leider, maar hij was ook een zachtmoedig mens. Gevoeligheid en ontvankelijkheid voor menselijke nood schept echt en blijvend geluk, terwijl dergelijke mildheid de ziel beschermt tegen de destructieve invloed van boosheid, haat en achterdocht. |
|
140:5.16 (1575.1) 1. “Happy are they who mourn, for they shall be comforted.” So-called common sense or the best of logic would never suggest that happiness could be derived from mourning. But Jesus did not refer to outward or ostentatious mourning. He alluded to an emotional attitude of tenderheartedness. It is a great error to teach boys and young men that it is unmanly to show tenderness or otherwise to give evidence of emotional feeling or physical suffering. Sympathy is a worthy attribute of the male as well as the female. It is not necessary to be calloused in order to be manly. This is the wrong way to create courageous men. The world’s great men have not been afraid to mourn. Moses, the mourner, was a greater man than either Samson or Goliath. Moses was a superb leader, but he was also a man of meekness. Being sensitive and responsive to human need creates genuine and lasting happiness, while such kindly attitudes safeguard the soul from the destructive influences of anger, hate, and suspicion. |
140:5.17 (1575.2) 2. ‘Gelukkig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden.’ Barmhartigheid geeft hier de hoogte, diepte en breedte aan van de meest oprechte vriendschap — goedertierenheid. Barmhartigheid kan soms passief zijn, maar hier is ze actief en dynamisch, allerhoogste vaderlijkheid. Een liefdevolle ouder heeft er weinig moeite mee zijn kind te vergeven, zelfs vele malen. En in een onbedorvan kind is de impuls om lijden te verlichten natuurlijk. Kinderen zijn normaal gesproken vriendelijk en meevoelend, als zij oud genoeg zijn om de feitelijke omstandigheden te beseffen. |
|
140:5.17 (1575.2) 2. “Happy are the merciful, for they shall obtain mercy.” Mercy here denotes the height and depth and breadth of the truest friendship—loving-kindness. Mercy sometimes may be passive, but here it is active and dynamic—supreme fatherliness. A loving parent experiences little difficulty in forgiving his child, even many times. And in an unspoiled child the urge to relieve suffering is natural. Children are normally kind and sympathetic when old enough to appreciate actual conditions. |
140:5.18 (1575.3) 3. ‘Gelukkig zijn de vredestichters, want zij zullen de zonen van God genaamd worden.’ De toehoorders van Jezus verlangden naar een militaire bevrijding, niet naar vredestichters. Maar de vrede van Jezus is niet van de pacifistische en negatieve soort. Oog in oog met beproeving en vervolging zei hij: ‘Mijn vrede laat ik u.’ ‘Laat uw hart niet verontrust zijn, noch bevreesd.’ Dit is de vrede die rampzalige conflicten voorkomt. Persoonlijke vrede integreert de persoonlijkhieid. Sociale vrede voorkomt vrees, hebzucht en boosheid. Politieke vrede voorkomt rassentegenstellingen, nationaal wantrouwen en oorlog. Het stichten van vrede is de genezing van wantrouwen en achterdocht. |
|
140:5.18 (1575.3) 3. “Happy are the peacemakers, for they shall be called the sons of God.” Jesus’ hearers were longing for military deliverance, not for peacemakers. But Jesus’ peace is not of the pacific and negative kind. In the face of trials and persecutions he said, “My peace I leave with you.” “Let not your heart be troubled, neither let it be afraid.” This is the peace that prevents ruinous conflicts. Personal peace integrates personality. Social peace prevents fear, greed, and anger. Political peace prevents race antagonisms, national suspicions, and war. Peacemaking is the cure of distrust and suspicion. |
140:5.19 (1575.4) Kinderen kunnen gemakkelijk leren om vredestichters te worden. Zij houden ervan iets in een teamverband te doen; ze vinden het prettig om met elkaar te spelen. Bij een andere gelegenheid zei de Meester: ‘Wie zijn leven zal willen behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven zal willen verliezen, die zal het vinden.’ |
|
140:5.19 (1575.4) Children can easily be taught to function as peacemakers. They enjoy team activities; they like to play together. Said the Master at another time: “Whosoever will save his life shall lose it, but whosoever will lose his life shall find it.” |
140:5.20 (1575.5) 4. ‘Gelukkig zijn zij die vervolgd worden om der gerechtigheid wil, want hunner is het koninkrijk des hemels. Gelukkig zijt gij wanneer de mensen u zullen smaden en vervolgen, en ten onrechte allerlei kwaad van u zullen spreken. Wees blij en verheug u ten zeerste, want groot is uw beloning in de hemel.’ |
|
140:5.20 (1575.5) 4. “Happy are they who are persecuted for righteousness’ sake, for theirs is the kingdom of heaven. Happy are you when men shall revile you and persecute you and shall say all manner of evil against you falsely. Rejoice and be exceedingly glad, for great is your reward in heaven.” |
140:5.21 (1575.6) Zeer dikwijls wordt vrede inderdaad vervolgd. Maar jonge mensen en dappere volwassenen schuwen nooit moeilijkheden en gevaren. ‘Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden.’ En een vaderlijke liefde kan dit alles vrijelijk doen — dingen die broederlijke liefde nauwelijks kan omvatten. En vooruitgang is altijd de uiteindelijke oogst van vervolging geweest. |
|
140:5.21 (1575.6) So often persecution does follow peace. But young people and brave adults never shun difficulty or danger. “Greater love has no man than to lay down his life for his friends.” And a fatherly love can freely do all these things—things which brotherly love can hardly encompass. And progress has always been the final harvest of persecution. |
140:5.22 (1575.7) Kinderen reageren altijd wanneer hun moed wordt uitgedaagd. De jeugd is altijd bereid ‘het erop te wagen.’ En ieder kind moet al vroeg leren zich iets te kunnen ontzeggen. |
|
140:5.22 (1575.7) Children always respond to the challenge of courage. Youth is ever willing to “take a dare.” And every child should early learn to sacrifice. |
140:5.23 (1575.8) En zo wordt onthuld dat de zaligsprekingen van de Bergrede gegrond zijn op geloof en liefde, en niet op wetten — ethiek en plicht. |
|
140:5.23 (1575.8) And so it is revealed that the beatitudes of the Sermon on the Mount are based on faith and love and not on law—ethics and duty. |
140:5.24 (1575.9) Vaderlijke liefde schept er genoegen in kwaad met goed te vergelden — goed te doen als vergelding voor onrecht. |
|
140:5.24 (1575.9) Fatherly love delights in returning good for evil—doing good in retaliation for injustice. |
6. De avond van de bevestiging ^top |
|
6. The Evening of the Ordination ^top |
140:6.1 (1576.1) Toen ze die zondagavond uit de hooglanden ten noorden van Kafarnaüm bij Zebedeüs thuis kwamen, gebruikten Jezus en de twaalf een eenvoudige maaltijd. Daarna ging Jezus een wandeling langs het strand maken, en praatten de twaalf met elkaar. Na een korte bespreking, terwijl de tweelingbroers een vuurtje aanmaakten om hun warmte en meer licht te verschaffen, ging Andreas erop uit om Jezus te zoeken. Toen hij Jezus had ingehaald zei hij: ‘Meester, mijn broeders kunnen niet begrijpen wat u over het koninkrijk hebt gezegd. Wij voelen ons niet in staat aan dit werk te beginnen voordat u ons verder onderricht hebt gegeven. Ik kom u vragen bij ons te komen in de tuin en ons te helpen de bedoeling van uw woorden te begrijpen.’ Hierop ging Jezus met Andreas mee om zich bij de apostelen te voegen. |
|
140:6.1 (1576.1) Sunday evening, on reaching the home of Zebedee from the highlands north of Capernaum, Jesus and the twelve partook of a simple meal. Afterward, while Jesus went for a walk along the beach, the twelve talked among themselves. After a brief conference, while the twins built a small fire to give them warmth and more light, Andrew went out to find Jesus, and when he had overtaken him, he said: “Master, my brethren are unable to comprehend what you have said about the kingdom. We do not feel able to begin this work until you have given us further instruction. I have come to ask you to join us in the garden and help us to understand the meaning of your words.” And Jesus went with Andrew to meet with the apostles. |
140:6.2 (1576.2) Toen hij de tuin was ingegaan, verzamelde hij de apostelen om zich heen en onderrichtte hen verder, zeggende: ‘Jullie vinden het moeilijk mijn boodschap op te nemen, omdat jullie de nieuwe leer rechtstreeks op de oude willen gronden, maar ik zeg jullie dat je opnieuw geboren moet worden. Jullie moet helemaal opnieuw, als kleine kinderen, beginnen en bereid zijn op mijn onderricht te vertrouwen en in God te geloven. Het nieuwe evangelie van het koninkrijk kan niet aangepast worden aan het bestaande. Jullie houden er verkeerde ideeën op na over de Zoon des Mensen en zijn missie op aarde. Maar maak niet de fout te denken dat ik gekomen ben om de wet en de profeten aan de kant te zetten: ik ben niet gekomen om teniet te doen, doch om te vervullen, te verruimen en te verlichten. Ik kom niet om de wet te overtreden, maar veeleer om deze nieuwe geboden in de tafels van jullie hart te griffen. |
|
140:6.2 (1576.2) When he had entered the garden, he gathered the apostles around him and taught them further, saying: “You find it difficult to receive my message because you would build the new teaching directly upon the old, but I declare that you must be reborn. You must start out afresh as little children and be willing to trust my teaching and believe in God. The new gospel of the kingdom cannot be made to conform to that which is. You have wrong ideas of the Son of Man and his mission on earth. But do not make the mistake of thinking that I have come to set aside the law and the prophets; I have not come to destroy but to fulfill, to enlarge and illuminate. I come not to transgress the law but rather to write these new commandments on the tablets of your hearts. |
140:6.3 (1576.3) ‘Ik vraag van jullie een rechtvaardigheid die de rechtvaardigheid te boven moet gaan van hen die trachten de gunst van de Vader te winnen door aalmoezen, gebed, en vasten. Indien jullie het koninkrijk binnen wilt gaan, dienen jullie een rechtvaardigheid te bezitten die bestaat uit liefde, barmhartigheid, en waarheid — het oprechte verlangen om de wil van mijn Vader in de hemel te doen.’ |
|
140:6.3 (1576.3) “I demand of you a righteousness that shall exceed the righteousness of those who seek to obtain the Father’s favor by almsgiving, prayer, and fasting. If you would enter the kingdom, you must have a righteousness that consists in love, mercy, and truth—the sincere desire to do the will of my Father in heaven.” |
140:6.4 (1576.4) Daarop zei Simon Petrus: ‘Meester, indien ge een nieuw gebod hebt, willen we het graag horen. Onthul ons de nieuwe weg.’ Jezus antwoordde Petrus: ‘Je hebt gehoord dat door hen die de wet onderrichten, is gezegd: “Gij zult niet doden; dat een ieder die doodt onder het oordeel zal komen” Maar ik zie verder dan de daad zelf om de beweegreden daarvan bloot te leggen. Ik zeg jullie dat een ieder die boos is op zijn broeder, gevaar loopt veroordeeld te worden. Hij die voedsel geeft aan de haat in zijn hart en wraak beraamt in zijn denken, loopt gevaar veroordeeld te worden. Jullie moeten jullie medemensen beoordelen naar hun daden; de Vader in de hemel oordeelt naar de bedoeling. |
|
140:6.4 (1576.4) Then said Simon Peter: “Master, if you have a new commandment, we would hear it. Reveal the new way to us.” Jesus answered Peter: “You have heard it said by those who teach the law: ‘You shall not kill; that whosoever kills shall be subject to judgment.’ But I look beyond the act to uncover the motive. I declare to you that every one who is angry with his brother is in danger of condemnation. He who nurses hatred in his heart and plans vengeance in his mind stands in danger of judgment. You must judge your fellows by their deeds; the Father in heaven judges by the intent. |
140:6.5 (1576.5) ‘Jullie hebt de leraren der wet horen zeggen: “Gij zult geen overspel bedrijven.” Maar ik zeg jullie dat iedere man die naar een vrouw kijkt met de bedoeling haar te begeren, in zijn hart reeds overspel met haar gepleegd heeft. Jullie kunt de mensen alleen maar beoordelen naar hun daden, maar mijn Vader ziet in het hart van zijn kinderen en oordeelt hen in barmhartigheid naar hun bedoelingen en werkelijke verlangens.’ |
|
140:6.5 (1576.5) “You have heard the teachers of the law say, ‘You shall not commit adultery.’ But I say to you that every man who looks upon a woman with intent to lust after her has already committed adultery with her in his heart. You can only judge men by their acts, but my Father looks into the hearts of his children and in mercy adjudges them in accordance with their intents and real desires.” |
140:6.6 (1576.6) Jezus was van zins door te gaan met het bespreken van de andere geboden, toen Jakobus Zebedeüs hem onderbrak met de vraag: ‘Meester, wat zullen wij de mensen leren inzake echtscheiding? Moeten we een man toestaan van zijn vrouw te scheiden, zoals Mozes heeft aangegeven?’ Toen Jezus deze vraag hoorde, zei hij: ‘Ik ben niet gekomen om wetten uit te vaardigen, maar om te verlichten. Ik ben niet gekomen om de koninkrijken dezer wereld te hervormen, maar veeleer om het koninkrijk des hemels te vestigen. Het is niet de wil van de Vader dat ik toegeef aan de verleiding om jullie regels van bestuur te leren, of van handel of maatschappelijk gedrag, die, hoewel ze juist zouden kunnen zijn voor de dag van heden, verre van passend zouden zijn voor de maatschappij van een ander tijdperk. Ik ben alleen op aarde om het bewustzijn der mensen te vertroosten, hun geest te bevrijden, en hun ziel te redden. Maar ten aanzien van deze vraag inzake echtscheiding wil ik wel zeggen dat, hoewel Mozes dergelijke zaken goedkeurde, het anders was in de dagen van Adam en in de Hof.’ |
|
140:6.6 (1576.6) Jesus was minded to go on discussing the other commandments when James Zebedee interrupted him, asking: “Master, what shall we teach the people regarding divorcement? Shall we allow a man to divorce his wife as Moses has directed?” And when Jesus heard this question, he said: “I have not come to legislate but to enlighten. I have come not to reform the kingdoms of this world but rather to establish the kingdom of heaven. It is not the will of the Father that I should yield to the temptation to teach you rules of government, trade, or social behavior, which, while they might be good for today, would be far from suitable for the society of another age. I am on earth solely to comfort the minds, liberate the spirits, and save the souls of men. But I will say, concerning this question of divorcement, that, while Moses looked with favor upon such things, it was not so in the days of Adam and in the Garden.” |
140:6.7 (1577.1) Toen de apostelen een korte tijd onder elkaar hadden gepraat, sprak Jezus verder: ‘Jullie moeten altijd de twee gezichtspunten onderkennen van waaruit alle menselijk gedrag beschouwd kan worden — het menselijke en het goddelijke; de wegen van het vlees en de weg van de geest, het oordeel van de tijd en het gezichtspunt van de eeuwigheid.’ En ofschoon de twaalf niet alles konden begrijpen wat hij hun leerde, werden ze door dit onderricht echt geholpen. |
|
140:6.7 (1577.1) After the apostles had talked among themselves for a short time, Jesus went on to say: “Always must you recognize the two viewpoints of all mortal conduct—the human and the divine; the ways of the flesh and the way of the spirit; the estimate of time and the viewpoint of eternity.” And though the twelve could not comprehend all that he taught them, they were truly helped by this instruction. |
140:6.8 (1577.2) En toen zei Jezus: ‘Jullie zult echter struikelen over mijn leer omdat jullie gewend bent mijn boodschap letterlijk te interpreteren; jullie onderscheiden de geest van mijn leer niet snel. Nogmaals, jullie moeten je herinneren dat jullie mijn boodschappers zijn: jullie bent verschuldigd jullie leven te leiden zoals ik in de geest mijn leven geleid heb. Jullie zijn mijn persoonlijke vertegenwoordigers: maar maak niet de vergissing dat je verwacht dat alle mensen in alle details zullen leven zoals jullie. Ook moeten jullie onthouden dat ik schapen heb die niet tot deze kudde behoren, en dat ik ook verplichtingen heb jegens hen, namelijk om hun het patroon te verschaffen van het doen van de wil van God terwijl ik het leven van de sterfelijke natuur leid.’ |
|
140:6.8 (1577.2) And then said Jesus: “But you will stumble over my teaching because you are wont to interpret my message literally; you are slow to discern the spirit of my teaching. Again must you remember that you are my messengers; you are beholden to live your lives as I have in spirit lived mine. You are my personal representatives; but do not err in expecting all men to live as you do in every particular. Also must you remember that I have sheep not of this flock, and that I am beholden to them also, to the end that I must provide for them the pattern of doing the will of God while living the life of the mortal nature.” |
140:6.9 (1577.3) Toen vroeg Natanael: ‘Meester, moeten we geen plaats geven aan het recht? De wet van Mozes zegt: “Oog om oog, en tand om tand.” Wat zullen wij zeggen?’ Jezus antwoordde: ‘Jullie moeten kwaad met goed vergelden. Mijn boodschappers moeten niet twisten met de mensen, doch zachtmoedig zijn jegens allen. Leer om leer moet niet jullie regel zijn. De regeerders der mensen hebben dan wel zulke wetten, maar zo gaat het niet in het koninkrijk: barmhartigheid dient altijd ten grondslag te liggen aan jullie oordeel en liefde aan jullie optreden. En indien dit lastige uitspraken zijn, kunnen jullie nu nog teruggaan. Als jullie de eisen van het apostelschap te zwaar vindt, mogen jullie terugkeren naar het minder strenge pad van het discipelschap.’ |
|
140:6.9 (1577.3) Then asked Nathaniel: “Master, shall we give no place to justice? The law of Moses says, ‘An eye for an eye, and a tooth for a tooth.’ What shall we say?” And Jesus answered: “You shall return good for evil. My messengers must not strive with men, but be gentle toward all. Measure for measure shall not be your rule. The rulers of men may have such laws, but not so in the kingdom; mercy always shall determine your judgments and love your conduct. And if these are hard sayings, you can even now turn back. If you find the requirements of apostleship too hard, you may return to the less rigorous pathway of discipleship.” |
140:6.10 (1577.4) Toen de apostelen deze alarmerende woorden hoorden, trokken zij zich een poosje onder elkaar terug, maar zij kwamen al snel terug en Petrus zei: ‘Meester, wij willen graag met u verder gaan; niemand van ons wil terug. Wij zijn geheel bereid de extra prijs te betalen; wij zullen de drinkbeker drinken. Wij willen graag apostelen zijn, niet alleen discipelen.’ |
|
140:6.10 (1577.4) On hearing these startling words, the apostles drew apart by themselves for a while, but they soon returned, and Peter said: “Master, we would go on with you; not one of us would turn back. We are fully prepared to pay the extra price; we will drink the cup. We would be apostles, not merely disciples.” |
140:6.11 (1577.5) Toen Jezus dit hoorde zei hij: ‘Wees dan bereid om jullie verantwoordelijkheden op je te nemen en volg mij. Doe je goede werken in het verborgene: wanneer jullie aalmoezen geeft, laat je linkerhand dan niet weten wat je rechterhand doet. En wanneer je bidt, zonder je dan af en gebruik geen ijdele herhalingen en zinnen zonder betekenis. Bedenkt steeds dat de Vader weet wat je nodig hebt, zelfs voordat je het hem vraagt. En maakt er geen gewoonte van te vasten met een droevig gelaat om door de mensen gezien te worden. Verzamel je, als mijn uitverkoren apostelen, speciaal bestemd voor de dienst van het koninkrijk, geen schatten op aarde, maar verzamel je door jullie onzelfzuchtige dienstbaarheid schatten in de hemel, want waar jullie schat is, daar zal ook je hart zijn. |
|
140:6.11 (1577.5) When Jesus heard this, he said: “Be willing, then, to take up your responsibilities and follow me. Do your good deeds in secret; when you give alms, let not the left hand know what the right hand does. And when you pray, go apart by yourselves and use not vain repetitions and meaningless phrases. Always remember that the Father knows what you need even before you ask him. And be not given to fasting with a sad countenance to be seen by men. As my chosen apostles, now set apart for the service of the kingdom, lay not up for yourselves treasures on earth, but by your unselfish service lay up for yourselves treasures in heaven, for where your treasures are, there will your hearts be also. |
140:6.12 (1577.6) ‘De lamp van het lichaam is het oog; als jullie oog edelmoedig is, zal derhalve je hele lichaam verlicht zijn. Maar indien jullie oog zelfzuchtig is, zal jullie hele lichaam vol duisternis zijn. Indien zelfs het licht dat in jullie is tot duisternis wordt, hoe groot is dan die duisternis!’ |
|
140:6.12 (1577.6) “The lamp of the body is the eye; if, therefore, your eye is generous, your whole body will be full of light. But if your eye is selfish, the whole body will be filled with darkness. If the very light which is in you is turned to darkness, how great is that darkness!” |
140:6.13 (1577.7) Daarop vroeg Tomas aan Jezus of zij ‘moesten doorgaan alles gemeen te hebben.’ Waarop de Meester antwoordde: ‘Ja, broeders, ik zou willen dat we samenleven als één familie, in onderling begrip. Jullie is een groot werk toevertrouwd, en ik vraag jullie om onverdeelde dienstbaarheid. Jullie weet dat terecht gezegd is: “Niemand kan twee heren dienen.” Je kunt niet oprecht God vereren en tegelijkertijd van ganser harte de mammon dienen. Nu jullie zonder voorbehoud dienst hebt genomen bij het werk van het koninkrijk, moeten jullie niet in zorg zijn over jullie leven; nog veel minder over wat je zult eten of wat je zult drinken; en evenmin over je lichaam, welke kleding je zult dragen. Jullie hebt al geleerd dat bereidwillige handen en vurige harten geen honger zullen lijden. En nu jullie je opmaakt om al je energie aan het werk van het koninkrijk te wijden, kunnen jullie ervan verzekerd zijn dat de Vader niet zonder aandacht zal zijn voor jullie behoeften. Zoekt eerst het koninkrijk Gods en wanneer je daar toegang hebt gevonden, zullen jullie alle dingen waaraan je behoefte hebt, toegevoegd worden. Wees daarom niet onnodig bezorgd over de dag van morgen. Iedere dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.’ |
|
140:6.13 (1577.7) And then Thomas asked Jesus if they should “continue having everything in common.” Said the Master: “Yes, my brethren, I would that we should live together as one understanding family. You are intrusted with a great work, and I crave your undivided service. You know that it has been well said: ‘No man can serve two masters.’ You cannot sincerely worship God and at the same time wholeheartedly serve mammon. Having now enlisted unreservedly in the work of the kingdom, be not anxious for your lives; much less be concerned with what you shall eat or what you shall drink; nor yet for your bodies, what clothing you shall wear. Already have you learned that willing hands and earnest hearts shall not go hungry. And now, when you prepare to devote all of your energies to the work of the kingdom, be assured that the Father will not be unmindful of your needs. Seek first the kingdom of God, and when you have found entrance thereto, all things needful shall be added to you. Be not, therefore, unduly anxious for the morrow. Sufficient for the day is the trouble thereof.” |
140:6.14 (1578.1) Toen Jezus zag dat zij de gehele nacht op wilden blijven om vragen te stellen, zei hij tot hen: ‘Broeders, jullie zijn aarden vaten; het is het beste voor jullie dat je gaat slapen om gereed te zijn voor het werk van morgen.’ Maar de slaap was van hen geweken. Petrus vond de vrijmoedigheid zijn Meester te vragen ‘even een kort gesprekje onder vier ogen met hem te mogen hebben. Niet dat ik geheimen voor mijn broeders zou hebben, maar mijn geest is verontrust en indien ik bijgeval een berisping van mijn Meester verdien, zou ik deze beter kunnen verdragen wanneer ik alleen met u ben.’ Jezus zei: ‘Kom met me mee, Petrus’ — en ging hem voor, het huis binnen. Toen Petrus veel opgewekter en zeer bemoedigd van zijn Meester terugkwam, besloot Jakobus ook naar binnen te gaan om met Jezus te praten. En zo ging het de gehele nacht door, de andere apostelen gingen ook één voor één naar binnen om met de Meester te praten. Toen ze allen hun persoonlijke gesprek met de Meester gehad hadden, behalve de tweelingbroers die in slaap waren gevallen, ging Andreas naar binnen en zeitot de Meester: ‘Meester, de tweelingbroers zijn in de tuin bij het vuur in slaap gevallen: zal ik hen wakker maken om te vragen of zij ook met u willen spreken?’ En Jezus zei glimlachend tegen Andreas: ‘Daar doen ze goed aan — val hen niet lastig.’ En nu was de nacht bijna voorbij: het licht van de nieuwe dag begon te dagen. |
|
140:6.14 (1578.1) When Jesus saw they were disposed to stay up all night to ask questions, he said to them: “My brethren, you are earthen vessels; it is best for you to go to your rest so as to be ready for the morrow’s work.” But sleep had departed from their eyes. Peter ventured to request of his Master that “I have just a little private talk with you. Not that I would have secrets from my brethren, but I have a troubled spirit, and if, perchance, I should deserve a rebuke from my Master, I could the better endure it alone with you.” And Jesus said, “Come with me, Peter”—leading the way into the house. When Peter returned from the presence of his Master much cheered and greatly encouraged, James decided to go in to talk with Jesus. And so on through the early hours of the morning, the other apostles went in one by one to talk with the Master. When they had all held personal conferences with him save the twins, who had fallen asleep, Andrew went in to Jesus and said: “Master, the twins have fallen asleep in the garden by the fire; shall I arouse them to inquire if they would also talk with you?” And Jesus smilingly said to Andrew, “They do well—trouble them not.” And now the night was passing; the light of another day was dawning. |
7. De week na de bevestiging ^top |
|
7. The Week Following the Ordination ^top |
140:7.1 (1578.2) Na een paar uur slaap, toen de twaalf bij elkaar zaten voor een laat ontbijt met Jezus, zei deze: ‘Nu moeten jullie beginnen met jullie werk, de prediking van de blijde boodschap en het onderricht van de gelovigen. Maak je klaar om naar Jeruzalem te gaan.’ Toen Jezus gesproken had, raapte Tomas zijn moed bijeen en zei: ‘Ik weet, Meester, dat we nu gereed zouden moeten zijn om met ons werk te beginnen, maar ik ben bang dat wij nog niet in staat zijn om deze grote onderneming te volbrengen. Vindt u het goed dat we nog enkele dagen hier in de buurt blijven voordat we aan het werk van het koninkrijk beginnen?’ Toen Jezus zag dat al zijn apostelen door deze zelfde vrees waren bevangen, zei hij: ‘Wat jullie gevraagd hebt zal gebeuren; we zullen hier tot na de Sabbatdag blijven.’ |
|
140:7.1 (1578.2) After a few hours’ sleep, when the twelve were assembled for a late breakfast with Jesus, he said: “Now must you begin your work of preaching the glad tidings and instructing believers. Make ready to go to Jerusalem.” After Jesus had spoken, Thomas mustered up courage to say: “I know, Master, that we should now be ready to enter upon the work, but I fear we are not yet able to accomplish this great undertaking. Would you consent for us to stay hereabouts for just a few days more before we begin the work of the kingdom?” And when Jesus saw that all of his apostles were possessed by this same fear, he said: “It shall be as you have requested; we will remain here over the Sabbath day.” |
140:7.2 (1578.3) Al vele weken lang waren er telkens kleine groepjes ernstige waarheidzoekers, evenals nieuwsgierige toeschouwers, naar Betsaïda gekomen om Jezus te zien. Geruchten over hem hadden zich reeds door het land verspreid; er waren zelfs groepen om inlichtingen komen vragen uit vergelegen steden als Tyrus, Sidon, Damascus, Caesarea en Jeruzalem. Tot dusver waren deze mensen door Jezus ontvangen en had hij hen onderricht over het koninkrijk, maar de Meester droeg dit werk nu over aan de twaalf. Andreas koos nu telkens een van de apostelen uit en wees deze toe aan een groep bezoekers, en soms waren ze alle twaalf zo bezig. |
|
140:7.2 (1578.3) For weeks and weeks small groups of earnest truth seekers, together with curious spectators, had been coming to Bethsaida to see Jesus. Already word about him had spread over the countryside; inquiring groups had come from cities as far away as Tyre, Sidon, Damascus, Caesarea, and Jerusalem. Heretofore, Jesus had greeted these people and taught them concerning the kingdom, but the Master now turned this work over to the twelve. Andrew would select one of the apostles and assign him to a group of visitors, and sometimes all twelve of them were so engaged. |
140:7.3 (1578.4) Twee dagen lang werkten ze op deze manier, overdag onderrichtend en privébesprekingen houdend tot laat in de avond. Op de derde dag bracht Jezus een bezoek aan Zebedeüs en Salome, terwijl hij zijn apostelen erop uitzond om ‘te gaan vissen, of een andere zorgeloze afwisseling te bedenken, of misschien een bezoek aan jullie gezin of familie te brengen.’ Op donderdag kwamen ze terug om nog drie dagen onderricht te geven. |
|
140:7.3 (1578.4) For two days they worked, teaching by day and holding private conferences late into the night. On the third day Jesus visited with Zebedee and Salome while he sent his apostles off to “go fishing, seek carefree change, or perchance visit your families.” On Thursday they returned for three more days of teaching. |
140:7.4 (1578.5) Tijdens deze week van oefening, herhaalde Jezus voor zijn apostelen de twee grote motieven van zijn missie op aarde na het tijdstip van zijn doop: |
|
140:7.4 (1578.5) During this week of rehearsing, Jesus many times repeated to his apostles the two great motives of his postbaptismal mission on earth: |
140:7.5 (1578.6) 1. de Vader aan de mensen te openbaren; |
|
140:7.5 (1578.6) 1. To reveal the Father to man. |
140:7.6 (1578.7) 2. de mensen ertoe te brengen zoon-bewust te worden — om zich door geloof bewust te worden dat zij de kinderen van de Allerhoogste zijn. |
|
140:7.6 (1578.7) 2. To lead men to become son-conscious—to faith-realize that they are the children of the Most High. |
140:7.7 (1579.1) Eén week van deze gevarieerde ervaring deed de twaalf veel goed; sommigen ontwikkelden zelfs een overmaat aan zelfvertrouwen. Tijdens de laatste bespreking, op de avond na de Sabbat, kwamen Petrus en Jakobus bij Jezus en zeiden: ‘Wij zijn gereed — laten wij er nu op uittrekken om het koninkrijk te veroveren.’ Waarop Jezus antwoordde: ‘Moge jullie ijver geëvenaard worden door jullie wijsheid en moge jullie moed jullie onwetendheid goedmaken.’ |
|
140:7.7 (1579.1) One week of this varied experience did much for the twelve; some even became over self-confident. At the last conference, the night after the Sabbath, Peter and James came to Jesus, saying, “We are ready—let us now go forth to take the kingdom.” To which Jesus replied, “May your wisdom equal your zeal and your courage atone for your ignorance.” |
140:7.8 (1579.2) Ofschoon de apostelen niet veel van zijn leer konden begrijpen, ontging hun niet de betekenis van het leven dat hij op zulk een bekoorlijk schone wijze met hen leidde. |
|
140:7.8 (1579.2) Though the apostles failed to comprehend much of his teaching, they did not fail to grasp the significance of the charmingly beautiful life he lived with them. |
8. Donderdagmiddag op het meer ^top |
|
8. Thursday Afternoon on the Lake ^top |
140:8.1 (1579.3) Jezus wist heel goed dat zijn apostelen zijn leer niet volledig verwerkten. Hij besloot enig speciaal onderricht te geven aan Petrus, Jakobus, en Johannes, in de hoop dat zij in staat zouden zijn de ideeën van hun metgezellen te verhelderen. Hij zag dat hoewel sommige aspecten van de idee van een geestelijk koninkrijk door de twaalf wel werden begrepen, zij hardnekkig doorgingen rechtstreeks verband te leggen tussen deze nieuwe geestelijke leer en hun oude, stevig verankerde, letterlijke opvatting van het koninkrijk des hemels als een wederoprichting van de troon van David en het herstel van Israel als een wereldlijke macht op aarde. Dus ging Jezus die donderdagmiddag in een boot met Petrus, Jakobus en Johannes het meer op om over de aangelegenheden van het koninkrijk te spreken. Dit was een onderricht-bespreking van vier uur waarin tientallen vragen gesteld en beantwoord werden, en wij kunnen er hier op de meest nuttige wijze verslag van geven door de samenvatting van deze gewichtige middag, die Simon Petrus de volgende morgen aan zijn broer Andreas gaf, hier opnieuw te ordenen: |
|
140:8.1 (1579.3) Jesus well knew that his apostles were not fully assimilating his teachings. He decided to give some special instruction to Peter, James, and John, hoping they would be able to clarify the ideas of their associates. He saw that, while some features of the idea of a spiritual kingdom were being grasped by the twelve, they steadfastly persisted in attaching these new spiritual teachings directly onto their old and entrenched literal concepts of the kingdom of heaven as a restoration of David’s throne and the re-establishment of Israel as a temporal power on earth. Accordingly, on Thursday afternoon Jesus went out from the shore in a boat with Peter, James, and John to talk over the affairs of the kingdom. This was a four hours’ teaching conference, embracing scores of questions and answers, and may most profitably be put in this record by reorganizing the summary of this momentous afternoon as it was given by Simon Peter to his brother, Andrew, the following morning: |
140:8.2 (1579.4) 1. Het doen van de wil van de Vader. Jezus’ onderricht om te vertrouwen op de alzorg van de hemelse Vader was geen blind, passief fatalisme. Hij citeerde deze middag met instemming een oud Hebreeuws gezegde: ‘Hij die niet wil werken zal ook niet eten.’ Hij verwees naar zijn eigen ervaring als voldoende toelichting op zijn onderricht. Zijn voorschriften aangaande het vertrouwen op de Vader dienen niet beoordeeld te worden naar de sociale en economische toestanden van de moderne tijd of van enige andere tijd. Zijn instructie omvat de ideale beginselen van het dichtbij-God-leven in alle eeuwen en op alle werelden. |
|
140:8.2 (1579.4) 1. Doing the Father’s will. Jesus’ teaching to trust in the overcare of the heavenly Father was not a blind and passive fatalism. He quoted with approval, on this afternoon, an old Hebrew saying: “He who will not work shall not eat.” He pointed to his own experience as sufficient commentary on his teachings. His precepts about trusting the Father must not be adjudged by the social or economic conditions of modern times or any other age. His instruction embraces the ideal principles of living near God in all ages and on all worlds. |
140:8.3 (1579.5) Jezus maakte aan deze drie het verschil duidelijk tussen de vereisten voor het apostelschap en het discipelschap. En ook toen verbood hij de twaalf niet om voorzichtigheid te betrachten en voorzorgen te nemen. Waar hij tegen predikte was niet voorzorg, maar ongerustheid, het zich zorgen maken. Hij leerde de actieve, alerte onderwerping aan Gods wil. In antwoord op veel van hun vragen met betrekking tot soberheid en spaarzaamheid, vestigde hij eenvoudig hun aandacht op zijn eigen leven als timmerman, botenbouwer en visser, en op zijn zorgvuldige organisatie van de twaalf. Hij trachtte duidelijk te maken dat de wereld niet als een vijand gezien moest worden; dat de levensomstandigheden een goddelijke dispensatie vormen, die met de kinderen van God meewerkt. |
|
140:8.3 (1579.5) Jesus made clear to the three the difference between the requirements of apostleship and discipleship. And even then he did not forbid the exercise of prudence and foresight by the twelve. What he preached against was not forethought but anxiety, worry. He taught the active and alert submission to God’s will. In answer to many of their questions regarding frugality and thriftiness, he simply called attention to his life as carpenter, boatmaker, and fisherman, and to his careful organization of the twelve. He sought to make it clear that the world is not to be regarded as an enemy; that the circumstances of life constitute a divine dispensation working along with the children of God. |
140:8.4 (1579.6) Het viel Jezus heel moeilijk hen zover te krijgen dat zij zijn persoonlijke praktijk van geweldloosheid begrepen. Hij weigerde absoluut zichzelf te verdedigen, en het bleek de apostelen dat het hem genoegen zou doen indien zij dezelfde gedragslijn zouden volgen. Hij leerde hun het kwaad niet te weerstaan, onrechtvaardigheid en onrecht niet te bestrijden, maar hij onderrichtte niet een passief gedogen van wandaden. En hij maakte deze middag duidelijk dat hij de maatschappelijke bestraffing van boosdoeners en misdadigers goedkeurde, en dat de burgerlijke regering soms dwang moet gebruiken bij de handhaving van de maatschappelijke orde en in de tenuitvoerlegging van het recht. |
|
140:8.4 (1579.6) Jesus had great difficulty in getting them to understand his personal practice of nonresistance. He absolutely refused to defend himself, and it appeared to the apostles that he would be pleased if they would pursue the same policy. He taught them not to resist evil, not to combat injustice or injury, but he did not teach passive tolerance of wrongdoing. And he made it plain on this afternoon that he approved of the social punishment of evildoers and criminals, and that the civil government must sometimes employ force for the maintenance of social order and in the execution of justice. |
140:8.5 (1579.7) Steeds bleef hij zijn discipelen waarschuwen tegen het kwalijke gebruik van vergelding: hij wilde geen rekening houden met wraak, de idee dat men elkaar de dingen betaald moet of mag zetten. Hij betreurde het koesteren van rancunes. Hij verwierp de idee van oog om oog en tand om tand. Hij veroordeelde het hele denkbeeld van persoonlijke, particuliere wraakneming en verwees deze zaken naar de burgerlijke regering enerzijds, en anderzijds naar het oordeel Gods. Hij maakte het de drie duidelijk dat zijn leer van toepassing was op de individuele mens, niet op de staat. Zijn instructies met betrekking tot deze zaken, zoals hij deze tot aan dat moment had gegeven, vatte hij als volgt samen: |
|
140:8.5 (1579.7) He never ceased to warn his disciples against the evil practice of retaliation; he made no allowance for revenge, the idea of getting even. He deplored the holding of grudges. He disallowed the idea of an eye for an eye and a tooth for a tooth. He discountenanced the whole concept of private and personal revenge, assigning these matters to civil government, on the one hand, and to the judgment of God, on the other. He made it clear to the three that his teachings applied to the individual, not the state. He summarized his instructions up to that time regarding these matters, as: |
140:8.6 (1580.1) Heb je vijanden lief — denk aan de morele eisen van de menselijke broederschap. |
|
140:8.6 (1580.1) Love your enemies—remember the moral claims of human brotherhood. |
140:8.7 (1580.2) De nutteloosheid van het kwaad: geleden onrecht wordt niet goedgemaakt door wraak. Bega niet de fout het kwaad met zijn eigen wapens te bestrijden. |
|
140:8.7 (1580.2) The futility of evil: A wrong is not righted by vengeance. Do not make the mistake of fighting evil with its own weapons. |
140:8.8 (1580.3) Heb geloof — vertrouwen in de uiteindelijke triomf van de goddelijke rechtvaardigheid en eeuwige goedheid. |
|
140:8.8 (1580.3) Have faith—confidence in the eventual triumph of divine justice and eternal goodness. |
140:8.9 (1580.4) 2. De politieke instelling. Hij waarschuwde zijn apostelen tactvol te zijn in hun opmerkingen over de gespannen verhouding die toen tussen het Joodse volk en de Romeinse regering bestond; hij verbood hun op enigerlei wijze verwikkeld te raken in deze moeilijkheden. Hij paste altijd op dat zijn vijanden hem niet konden vangen in hun politieke valstrikken, door hen steeds ten antwoord te geven: ‘Geef aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt.’ Hij weigerde zijn aandacht af te laten leiden van zijn missie om een nieuwe heilsweg te openen; hij stond zichzelf niet toe zich met iets anders bezig te houden. In zijn persoonlijk leven nam hij altijd naar behoren alle burgerlijke wetten en verordeningen in acht; in al zijn openbare onderricht liet hij het burgerlijke, sociale en economische terrein buiten beschouwing. Hij vertelde de drie apostelen dat hij zich alleen maar bekommerde om de principes van ’s mensen innerlijke en persoonlijke geestelijke leven. |
|
140:8.9 (1580.4) 2. Political attitude. He cautioned his apostles to be discreet in their remarks concerning the strained relations then existing between the Jewish people and the Roman government; he forbade them to become in any way embroiled in these difficulties. He was always careful to avoid the political snares of his enemies, ever making reply, “Render to Caesar the things which are Caesar’s and to God the things which are God’s.” He refused to have his attention diverted from his mission of establishing a new way of salvation; he would not permit himself to be concerned about anything else. In his personal life he was always duly observant of all civil laws and regulations; in all his public teachings he ignored the civic, social, and economic realms. He told the three apostles that he was concerned only with the principles of man’s inner and personal spiritual life. |
140:8.10 (1580.5) Jezus was dus geen politieke hervormer. Hij was niet gekomen om de wereld te reorganiseren: zelfs als hij dat wel gedaan zou hebben, zou dat immers alleen voor die tijd en generatie toepasselijk zijn geweest. Desniettemin toonde hij de mens de beste levenswijze, en geen enkele generatie is vrijgesteld van het werk om te ontdekken hoe het leven van Jezus het beste kan worden toegepast op haar eigen problemen. Bega echter nooit de vergissing dat ge Jezus’ onderricht identificeert met enige politieke of economische theorie, met enig sociaal of industrieel systeem. |
|
140:8.10 (1580.5) Jesus was not, therefore, a political reformer. He did not come to reorganize the world; even if he had done this, it would have been applicable only to that day and generation. Nevertheless, he did show man the best way of living, and no generation is exempt from the labor of discovering how best to adapt Jesus’ life to its own problems. But never make the mistake of identifying Jesus’ teachings with any political or economic theory, with any social or industrial system. |
140:8.11 (1580.6) 3. De sociale instelling. De Joodse rabbijnen hadden lang gediscussieerd over de vraag: Wie is mijn naaste? Jezus kwam met de idee van actieve en spontane vriendelijkheid, een liefde voor de medemens die zo echt was, dat zij het begrip van de naaste verruimde tot het de gehele wereld omvatte, waardoor alle mensen elkaars naasten werden. Maar ondanks dit alles was Jezus alleen maar geïnteresseerd in de individuele mens, niet in de massa. Jezus was geen socioloog, maar hij verrichtte veel arbeid om alle vormen van zelfzuchtige isolatie te doorbreken. Hij onderrichtte zuivere sympathie, compassie. Michael van Nebadon is een door barmhartigheid beheerste Zoon; compassie is de kern van zijn natuur. |
|
140:8.11 (1580.6) 3. Social attitude. The Jewish rabbis had long debated the question: Who is my neighbor? Jesus came presenting the idea of active and spontaneous kindness, a love of one’s fellow men so genuine that it expanded the neighborhood to include the whole world, thereby making all men one’s neighbors. But with all this, Jesus was interested only in the individual, not the mass. Jesus was not a sociologist, but he did labor to break down all forms of selfish isolation. He taught pure sympathy, compassion. Michael of Nebadon is a mercy-dominated Son; compassion is his very nature. |
140:8.12 (1580.7) De Meester zei niet dat de mensen hun vrienden nooit ten eten mochten vragen, maar hij zei wel dat zijn volgelingen feestmalen moesten aanrichten voor de armen en de misdeelden. Jezus had een sterk gevoel voor rechtvaardigheid, doch dit werd altijd getemperd met barmhartigheid. Hij leerde zijn apostelen niet dat zij zich moesten laten misbruiken door sociale parasieten en beroepsbedelaars. Hij kwam het dichtst in de buurt van sociologische uitspraken toen hij zei: ‘Oordeelt niet, opdat ge niet geoordeeld wordt.’ |
|
140:8.12 (1580.7) The Master did not say that men should never entertain their friends at meat, but he did say that his followers should make feasts for the poor and the unfortunate. Jesus had a firm sense of justice, but it was always tempered with mercy. He did not teach his apostles that they were to be imposed upon by social parasites or professional alms-seekers. The nearest he came to making sociological pronouncements was to say, “Judge not, that you be not judged.” |
140:8.13 (1580.8) Hij maakte hun duidelijk dat ongenuanceerde vriendelijkheid verantwoordelijk kan worden gesteld voor vele sociale misstanden. De volgende dag gaf Jezus duidelijke instructies aan Judas dat er geen geld van de apostelen uitgegeven mocht worden aan aalmoezen, tenzij op zijn verzoek of op het gezamenlijke verzoek van twee apostelen. In al zulke zaken placht Jezus te zeggen: ‘Wees wijs als de slangen en onschuldig als de duiven.’ Het scheen in alle sociale omstandigheden zijn bedoeling te zijn geduld, verdraagzaamheid en vergevensgezindheid te onderrichten. |
|
140:8.13 (1580.8) He made it clear that indiscriminate kindness may be blamed for many social evils. The following day Jesus definitely instructed Judas that no apostolic funds were to be given out as alms except upon his request or upon the joint petition of two of the apostles. In all these matters it was the practice of Jesus always to say, “Be as wise as serpents but as harmless as doves.” It seemed to be his purpose in all social situations to teach patience, tolerance, and forgiveness. |
140:8.14 (1581.1) In de levensfilosofie van Jezus had het gezin de centrale plaats — zowel hier als hiernamaals. Hij grondde zijn onderricht over God op de familie, ook al trachtte hij de neiging van de Joden om hun voorouders overmatig te vereren, te corrigeren. Hij verhief het gezinsleven tot de hoogste menselijke plicht, doch maakte duidelijk dat familiebetrekkingen niet in de weg mogen staan van religieuze verplichtingen. Hij vestigde de aandacht op het feit dat het gezin een tijdelijke instelling is; dat zij de dood niet overleeft. Jezus aarzelde niet zijn familie op te geven toen deze tegen de wil van de Vader inging. Hij onderrichtte de nieuwe, grotere broederschap der mensen — de zonen van God. In de tijd van Jezus bestonden er losse echtscheidingspraktijken in Palestina en in het gehele Romeinse Rijk. Hij weigerde herhaaldelijk voorschriften te geven inzake huwelijk en echtscheiding, maar veel van de eerste volgelingen van Jezus hadden uitgesproken meningen over echtscheiding en aarzelden niet deze aan hem toe te schrijven. Alle schrijvers van het Nieuwe Testament hingen deze striktere, hogere ideeën inzake echtscheiding aan, met uitzondering van Johannes Marcus. |
|
140:8.14 (1581.1) The family occupied the very center of Jesus’ philosophy of life—here and hereafter. He based his teachings about God on the family, while he sought to correct the Jewish tendency to overhonor ancestors. He exalted family life as the highest human duty but made it plain that family relationships must not interfere with religious obligations. He called attention to the fact that the family is a temporal institution; that it does not survive death. Jesus did not hesitate to give up his family when the family ran counter to the Father’s will. He taught the new and larger brotherhood of man—the sons of God. In Jesus’ time divorce practices were lax in Palestine and throughout the Roman Empire. He repeatedly refused to lay down laws regarding marriage and divorce, but many of Jesus’ early followers had strong opinions on divorce and did not hesitate to attribute them to him. All of the New Testament writers held to these more stringent and advanced ideas about divorce except John Mark. |
140:8.15 (1581.2) 4. De economische instelling. Jezus werkte, leefde, en handelde in de wereld zoals hij haar had aangetroffen. Hij was geen economisch hervormer, ofschoon hij dikwijls de aandacht vestigde op de onrechtvaardigheid van de ongelijke verdeling van rijkdom. Maar hij deed geen enkele suggestie ter remedie. Hij maakte het de drie duidelijk dat, hoewel zijn apostelen er geen bezittingen op na moesten houden, hij niet predikte tegen rijkdom en bezit als zodanig, maar alleen tegen de ongelijke en onbillijke verdeling ervan. Hij erkende de noodzaak van sociale gerechtigheid en industriële billijkheid, maar hij gaf geen voorschriften om deze te bereiken. |
|
140:8.15 (1581.2) 4. Economic attitude. Jesus worked, lived, and traded in the world as he found it. He was not an economic reformer, although he did frequently call attention to the injustice of the unequal distribution of wealth. But he did not offer any suggestions by way of remedy. He made it plain to the three that, while his apostles were not to hold property, he was not preaching against wealth and property, merely its unequal and unfair distribution. He recognized the need for social justice and industrial fairness, but he offered no rules for their attainment. |
140:8.16 (1581.3) Hij leerde zijn volgelingen nimmer dat zij aards bezit moesten vermijden, behalve zijn twaalf apostelen. Lucas, de arts, was een warm voorstander van sociale gelijkheid, en hij gaf zich veel moeite om de uitspraken van Jezus te interpreteren in overeenstemming met zijn eigen persoonlijke overtuigingen. Jezus gaf zijn volgelingen nimmer persoonlijk aanwijzingen om een communale levenswijze aan te nemen; hij deed geen enkele uitspraak met betrekking tot deze zaken. |
|
140:8.16 (1581.3) He never taught his followers to avoid earthly possessions, only his twelve apostles. Luke, the physician, was a strong believer in social equality, and he did much to interpret Jesus’ sayings in harmony with his personal beliefs. Jesus never personally directed his followers to adopt a communal mode of life; he made no pronouncement of any sort regarding such matters. |
140:8.17 (1581.4) Jezus waarschuwde zijn toehoorders veelvuldig tegen inhaligheid, waarbij hij de uitspraak deed dat ‘het geluk van een mens niet bestaat in de overvloed van zijn materiële bezittingen.’ Hij herhaalde voortdurend: ‘Wat baat het een mens indien hij de gehele wereld wint en zijn eigen ziel verliest?’ Hij deed geen rechtstreekse aanval op het hebben van bezittingen, maar hij legde er wel de nadruk op dat het in alle eeuwigheid van wezenlijk belang is om geestelijke waarden op de eerste plaats te laten komen. In zijn latere onderricht trachtte hij vele verkeerde levensopvattingen op Urantia te corrigeren door de vele gelijkenissen die hij in de loop van zijn openbaar dienstbetoon vertelde. Jezus had nooit de bedoeling economische theorieën te formuleren; hij wist heel goed dat ieder tijdperk zijn eigen remedies moet ontwikkelen voor de bestaande moeilijkheden. En indien Jezus vandaag op aarde zou zijn en zijn leven in het vlees zou leiden, zou hij voor de meeste goede mannen en vrouwen een teleurstelling zijn, om de eenvoudige reden dat hij geen partij zou kiezen in de huidige politieke, sociale en economische geschillen. Hij zou zich op grootse wijze afzijdig houden en u leren hoe gij uw innerlijke geestelijke leven kunt vervolmaken, waardoor ge in vele opzichten bekwamer zoudt worden om de oplossing van uw zuiver menselijke problemen aan te pakken. |
|
140:8.17 (1581.4) Jesus frequently warned his listeners against covetousness, declaring that “a man’s happiness consists not in the abundance of his material possessions.” He constantly reiterated, “What shall it profit a man if he gain the whole world and lose his own soul?” He made no direct attack on the possession of property, but he did insist that it is eternally essential that spiritual values come first. In his later teachings he sought to correct many erroneous Urantia views of life by narrating numerous parables which he presented in the course of his public ministry. Jesus never intended to formulate economic theories; he well knew that each age must evolve its own remedies for existing troubles. And if Jesus were on earth today, living his life in the flesh, he would be a great disappointment to the majority of good men and women for the simple reason that he would not take sides in present-day political, social, or economic disputes. He would remain grandly aloof while teaching you how to perfect your inner spiritual life so as to render you manyfold more competent to attack the solution of your purely human problems. |
140:8.18 (1581.5) Jezus zou alle mensen Godgelijkend willen maken en hun dan met medegevoel steunen, terwijl deze zonen van God hun eigen politieke, sociale en economische problemen oplossen. Het was niet de rijkdom die hij afkeurde, maar wat de rijkdom de meesten van degenen die deze najagen aandoet. Op deze donderdagmiddag zei Jezus voor de eerste keer tegen zijn metgezellen dat ‘het zaliger is te geven dan te ontvangen’. |
|
140:8.18 (1581.5) Jesus would make all men Godlike and then stand by sympathetically while these sons of God solve their own political, social, and economic problems. It was not wealth that he denounced, but what wealth does to the majority of its devotees. On this Thursday afternoon Jesus first told his associates that “it is more blessed to give than to receive.” |
140:8.19 (1581.6) 5. Persoonlijke religie. Evenals zijn apostelen, moet ook gij het onderricht van Jezus beter begrijpen door zijn leven. Hij leidde een vervolmaakt leven op Urantia, en zijn unieke onderricht kan alleen worden begrepen wanneer het gezien wordt tegen de onmiddellijke achtergrond daarvan. Het is zijn leven, en niet de lessen die hij de twaalf gaf, of zijn toespraken tot de scharen, dat het meeste zal bijdragen tot het openbaren van het goddelijke karakter en de liefdevolle persoonlijkheid van de Vader. |
|
140:8.19 (1581.6) 5. Personal religion. You, as did his apostles, should the better understand Jesus’ teachings by his life. He lived a perfected life on Urantia, and his unique teachings can only be understood when that life is visualized in its immediate background. It is his life, and not his lessons to the twelve or his sermons to the multitudes, that will assist most in revealing the Father’s divine character and loving personality. |
140:8.20 (1582.1) Jezus viel de leringen van de Hebreeuwse profeten of de Griekse ethici niet aan. De Meester erkende de vele goede dingen waar deze grote leraren voor stonden, maar hij was naar de aarde afgedaald om iets te onderrichten als aanvulling, ‘de vrijwillige onderwerping van’s mensen wil aan Gods wil.’ Jezus wilde niet eenvoudigweg een religieuze mens tevoorschijn roepen, een sterveling die geheel in beslag wordt genomen door religieuze gevoelens en alleen wordt aangedreven door geestelijke impulsen. Indien ge maar één blik op hem had kunnen werpen, zoudt ge geweten hebben dat Jezus een echte man was, met een grote ervaring in de zaken dezer wereld. Het onderricht van Jezus is in dit opzicht flagrant verdraaid en zeer verkeerd weergegeven in alle eeuwen van het Christelijke tijdvak; bovendien hebt ge er ook verkeerde ideeën op na gehouden over de zachtmoedigheid en nederigheid van de Meester. Het levensdoel dat hem voor ogen stond schijnt een luisterrijk zelfrespect geweest te zijn. Hij raadde de mens alleen aan zich te verootmoedigen opdat hij waarlijk verhoogd zou kunnen worden: waar hij werkelijk naar streefde was ware nederigheid tegenover God. Hij hechtte grote waarde aan oprechtheid — een zuiver hart. In zijn waardebepaling van het karakter was loyaliteit een kardinale deugd, terwijl moed het hart van zijn onderricht vormde. ‘Vrees niet’ was zijn wachtwoord, en geduldig uithoudingsvermogen was zijn ideale sterkte van karakter. Het onderricht van Jezus vormt een religie van dapperheid, moed en heldendom. En dit is nu juist waarom hij als zijn persoonlijke vertegenwoordigers twaalf gewone mannen uitkoos, het merendeel stoere, viriele en mannelijke vissers. |
|
140:8.20 (1582.1) Jesus did not attack the teachings of the Hebrew prophets or the Greek moralists. The Master recognized the many good things which these great teachers stood for, but he had come down to earth to teach something additional, “the voluntary conformity of man’s will to God’s will.” Jesus did not want simply to produce a religious man, a mortal wholly occupied with religious feelings and actuated only by spiritual impulses. Could you have had but one look at him, you would have known that Jesus was a real man of great experience in the things of this world. The teachings of Jesus in this respect have been grossly perverted and much misrepresented all down through the centuries of the Christian era; you have also held perverted ideas about the Master’s meekness and humility. What he aimed at in his life appears to have been a superb self-respect. He only advised man to humble himself that he might become truly exalted; what he really aimed at was true humility toward God. He placed great value upon sincerity—a pure heart. Fidelity was a cardinal virtue in his estimate of character, while courage was the very heart of his teachings. “Fear not” was his watchword, and patient endurance his ideal of strength of character. The teachings of Jesus constitute a religion of valor, courage, and heroism. And this is just why he chose as his personal representatives twelve commonplace men, the majority of whom were rugged, virile, and manly fishermen. |
140:8.21 (1582.2) Jezus liet zich niet vaak uit over de sociale ondeugden van zijn tijd; zelden maakte hij toespelingen op morele delicten. Hij was een positieve leraar van ware deugd. Hij vermeed weloverwogen de negatieve methode van onderricht: hij weigerde ruchtbaarheid te geven aan het kwaad. Hij was zelfs geen hervormer op moreel gebied. Hij wist zeer wel, en leerde dit ook zijn apostelen, dat de zinnelijke driften van de mensheid niet onderdrukt worden door religieuze berispingen of door wettelijke verboden. De weinige malen dat hij openlijk iets veroordeelde, ging het grotendeels om trots, wreedheid, onderdrukking en hypocrisie. |
|
140:8.21 (1582.2) Jesus had little to say about the social vices of his day; seldom did he make reference to moral delinquency. He was a positive teacher of true virtue. He studiously avoided the negative method of imparting instruction; he refused to advertise evil. He was not even a moral reformer. He well knew, and so taught his apostles, that the sensual urges of mankind are not suppressed by either religious rebuke or legal prohibitions. His few denunciations were largely directed against pride, cruelty, oppression, and hypocrisy. |
140:8.22 (1582.3) Jezus hekelde zelfs de Farizeeën niet hevig, wat Johannes wel deed. Hij wist dat vele schriftgeleerden en Farizeeën een eerlijke inborst hadden: hij begreep hun knechtende onderworpenheid aan religieuze tradities. Jezus legde grote nadruk op het ‘eerst goed maken van de boom.’ Hij hield de drie voor dat hij aan het gehele leven waarde toekende, niet slechts aan enkele bepaalde speciale deugden. |
|
140:8.22 (1582.3) Jesus did not vehemently denounce even the Pharisees, as did John. He knew many of the scribes and Pharisees were honest of heart; he understood their enslaving bondage to religious traditions. Jesus laid great emphasis on “first making the tree good.” He impressed the three that he valued the whole life, not just a certain few special virtues. |
140:8.23 (1582.4) Wat Johannes in het bijzonder leerde uit het onderricht van deze dag, was dat de kern van de religie van Jezus bestond uit het verwerven van een barmhartig karakter en een persoonlijkheid die gemotiveerd is om de de wil van de Vader in de hemel te doen. |
|
140:8.23 (1582.4) The one thing which John gained from this day’s teaching was that the heart of Jesus’ religion consisted in the acquirement of a compassionate character coupled with a personality motivated to do the will of the Father in heaven. |
140:8.24 (1582.5) Petrus vatte het idee dat het evangelie dat zij zouden gaan verkondigen, werkelijk een nieuw begin voor de gehele mensheid inhield. Hij bracht deze indruk later aan Paulus over, die daaruit zijn leerstuk van Christus als ‘de tweede Adam’ formuleerde. |
|
140:8.24 (1582.5) Peter grasped the idea that the gospel they were about to proclaim was really a fresh beginning for the whole human race. He conveyed this impression subsequently to Paul, who formulated therefrom his doctrine of Christ as “the second Adam.” |
140:8.25 (1582.6) Jakobus begreep de aangrijpende waarheid dat Jezus wilde dat zijn kinderen op aarde zouden leven alsof zij reeds burgers waren van het voltooide hemelse koninkrijk. |
|
140:8.25 (1582.6) James grasped the thrilling truth that Jesus wanted his children on earth to live as though they were already citizens of the completed heavenly kingdom. |
140:8.26 (1582.7) Jezus wist dat de mensen verschillend waren, en leerde dit ook aan zijn apostelen. Hij vermaande hen voortdurend dat zij niet moesten trachten de discipelen en gelovigen naar een of ander vast patroon te modelleren. Hij wilde het iedere ziel mogelijk maken zich op haar eigen wijze te ontwikkelen, als een zich vervolmakende, afzonderlijke, individuele mens voor God. In antwoord op een van de vele vragen van Petrus, zei de Meester: ‘Ik wil de mensen bevrijden, zodat zij als kleine kinderen helemaal opnieuw kunnen beginnen met het nieuwe, betere leven.’ Jezus hield altijd vol dat ware goedheid onbewust moet zijn, dat bij het betonen van liefdadigheid de linkerhand niet mag weten wat de rechterhand doet. |
|
140:8.26 (1582.7) Jesus knew men were different, and he so taught his apostles. He constantly exhorted them to refrain from trying to mold the disciples and believers according to some set pattern. He sought to allow each soul to develop in its own way, a perfecting and separate individual before God. In answer to one of Peter’s many questions, the Master said: “I want to set men free so that they can start out afresh as little children upon the new and better life.” Jesus always insisted that true goodness must be unconscious, in bestowing charity not allowing the left hand to know what the right hand does. |
140:8.27 (1583.1) De drie apostelen waren deze middag geschokt toen zij zich realiseerden dat de religie van hun Meester geen bepalingen inhield ten aanzien van geestelijk zelfonderzoek. Alle religies vóór en na de tijd van Jezus, zelfs het Christendom, kennen zorgvuldige bepalingen ten aanzien van gewetensvol zelfonderzoek. Dit is echter niet het geval met de religie van Jezus van Nazaret. De levensfilosofie van Jezus kent geen religieuze introspectie. De timmermanszoon heeft nooit onderricht dat het karakter opgebouwd moest worden; hij leerde karakter- groei, verklarende dat het koninkrijk des hemels als een mosterdzaad is. Maar Jezus heeft niets gezegd dat zelfonderzoek ter voorkoming van verwaand egocentrisme verbiedt. |
|
140:8.27 (1583.1) The three apostles were shocked this afternoon when they realized that their Master’s religion made no provision for spiritual self-examination. All religions before and after the times of Jesus, even Christianity, carefully provide for conscientious self-examination. But not so with the religion of Jesus of Nazareth. Jesus’ philosophy of life is without religious introspection. The carpenter’s son never taught character building; he taught character growth, declaring that the kingdom of heaven is like a mustard seed. But Jesus said nothing which would proscribe self-analysis as a prevention of conceited egotism. |
140:8.28 (1583.2) Het recht om het koninkrijk binnen te gaan is afhankelijk van geloof, persoonlijk geloof. De prijs die men betaalt om op de progressieve opwaartse weg van het koninkrijk te blijven, is de parel van grote waarde, en voor het bezit daarvan verkoopt een mens alles wat hij heeft. |
|
140:8.28 (1583.2) The right to enter the kingdom is conditioned by faith, personal belief. The cost of remaining in the progressive ascent of the kingdom is the pearl of great price, in order to possess which a man sells all that he has. |
140:8.29 (1583.3) De leer van Jezus is een religie voor iedereen, niet alleen voor zwakkelingen en slaven. Zijn religie nam (in zijn dagen) nooit vaste vorm aan als geloofsbelijdenissen en theologische wetten; hij liet nog geen regel schrift na. Zijn leven en leer werden aan het universum geschonken als een inspirerende, idealistische erfenis, geschikt om geestelijke leiding en morele instructie te geven in alle tijden en op alle werelden. En zelfs vandaag staat de leer van Jezus los van alle andere religies, als zodanig, ook al is zij de levende hoop voor elk van deze. |
|
140:8.29 (1583.3) The teaching of Jesus is a religion for everybody, not alone for weaklings and slaves. His religion never became crystallized (during his day) into creeds and theological laws; he left not a line of writing behind him. His life and teachings were bequeathed the universe as an inspirational and idealistic inheritance suitable for the spiritual guidance and moral instruction of all ages on all worlds. And even today, Jesus’ teaching stands apart from all religions, as such, albeit it is the living hope of every one of them. |
140:8.30 (1583.4) Jezus leerde zijn apostelen niet dat religie het enige is dat de mens op aarde moet najagen: dit was de Joodse idee van het dienen van God. Doch hij hield wel vol dat religie de zaak was waaraan de twaalf zich uitsluitend moesten wijden. Jezus onderrichtte niets dat zijn gelovigen ervan zou weerhouden om zich met echte cultuur bezig te houden: hij liet zich alleen geringschattend uit over de religieuze scholen in Jeruzalem, die vastgeklonken zaten aan de traditie. Hij was ruimdenkend, grootmoedig, ontwikkeld en verdraagzaam. Voor gedwongen vroomheid was geen ruimte in zijn filosofie van het rechtschapen leven. |
|
140:8.30 (1583.4) Jesus did not teach his apostles that religion is man’s only earthly pursuit; that was the Jewish idea of serving God. But he did insist that religion was the exclusive business of the twelve. Jesus taught nothing to deter his believers from the pursuit of genuine culture; he only detracted from the tradition-bound religious schools of Jerusalem. He was liberal, big-hearted, learned, and tolerant. Self-conscious piety had no place in his philosophy of righteous living. |
140:8.31 (1583.5) De Meester deed geen oplossingen aan de hand voor de niet-religieuze problemen van zijn eigen tijd, noch voor die van volgende tijden. Jezus wenste geestelijk inzicht in eeuwige werkelijkheden te ontwikkelen en het initiatief tot oorspronkelijkheid van leven te stimuleren: hij bemoeide zich uitsluitend met de fundamentele, blijvende, geestelijke behoeften van de mensheid. Hij openbaarde een goedheid die Gode gelijk was. Hij verhief de liefde — waarheid, schoonheid, en goedheid — als het goddelijke ideaal en de eeuwige werkelijkheid. |
|
140:8.31 (1583.5) The Master offered no solutions for the nonreligious problems of his own age nor for any subsequent age. Jesus wished to develop spiritual insight into eternal realities and to stimulate initiative in the originality of living; he concerned himself exclusively with the underlying and permanent spiritual needs of the human race. He revealed a goodness equal to God. He exalted love—truth, beauty, and goodness—as the divine ideal and the eternal reality. |
140:8.32 (1583.6) De Meester is gekomen om in de mens een nieuwe geest te scheppen, een nieuwe wil — om hem een nieuwe capaciteit te schenken tot het kennen van waarheid, het ervaren van compassie en het verkiezen van goedheid — de wil om in harmonie met de wil van God te zijn, gekoppeld aan het eeuwige verlangen om volmaakt te worden zoals de Vader in de hemel volmaakt is. |
|
140:8.32 (1583.6) The Master came to create in man a new spirit, a new will—to impart a new capacity for knowing the truth, experiencing compassion, and choosing goodness—the will to be in harmony with God’s will, coupled with the eternal urge to become perfect, even as the Father in heaven is perfect. |
9. De dag der inzegening ^top |
|
9. The Day of Consecration ^top |
140:9.1 (1583.7) De volgende Sabbatdag wijdde Jezus aan zijn apostelen; ze trokken terug naar de hoogten waar hij hen had bevestigd, en na een lange en in zijn schoonheid ontroerende persoonlijke boodschap van bemoediging, verrichtte hij daar de plechtige handeling van de inzegening van de twaalf. Deze Sabbatmiddag verzamelde Jezus de apostelen om zich heen op de helling van een heuvel en gaf hen in handen van zijn hemelse Vader, ter voorbereiding op de dag dat hij gedwongen zou zijn hen alleen achter te laten in de wereld. Hij onderrichtte niets nieuws bij deze gelegenheid, ze waren slechts bij elkaar en spraken met elkaar. |
|
140:9.1 (1583.7) The next Sabbath day Jesus devoted to his apostles, journeying back to the highland where he had ordained them; and there, after a long and beautifully touching personal message of encouragement, he engaged in the solemn act of the consecration of the twelve. This Sabbath afternoon Jesus assembled the apostles around him on the hillside and gave them into the hands of his heavenly Father in preparation for the day when he would be compelled to leave them alone in the world. There was no new teaching on this occasion, just visiting and communion. |
140:9.2 (1584.1) Jezus besprak opnieuw verschillende hoofdpunten uit de bevestigingstoespraak die hij op deze zelfde plek had gehouden, waarna hij hen één voor één bij zich riep en hen machtigde om uit te gaan in de wereld als zijn vertegenwoordigers. De inzegeningsopdracht van de Meester was: ‘Ga uit door de ganse wereld en predik de blijde boodschap van het koninkrijk. Stel hen die geestelijk gevangen zijn in vrijheid, bemoedig de verdrukten, en help hen die lijden. Vrijelijk hebben jullie ontvangen, geef ook vrijelijk.’ |
|
140:9.2 (1584.1) Jesus reviewed many features of the ordination sermon, delivered on this same spot, and then, calling them before him one by one, he commissioned them to go forth in the world as his representatives. The Master’s consecration charge was: “Go into all the world and preach the glad tidings of the kingdom. Liberate spiritual captives, comfort the oppressed, and minister to the afflicted. Freely you have received, freely give.” |
140:9.3 (1584.2) Jezus ried hun aan geen geld of extra kleding mee te nemen, met de woorden: ‘De arbeider is zijn loon waard.’ En ten slotte zei hij: ‘Zie, ik zend jullie uit als schapen te midden der wolven; weest daarom zo wijs als slangen en zo onschuldig als duiven. Maar neem je in acht, want jullie vijanden zullen jullie voor hun raadsvergaderingen brengen, en in hun synagogen zullen zij jullie kastijden. Jullie zult voor landvoogden en heersers geleid worden omdat jullie dit evangelie gelooft, en jullie getuigenis zal voor hen van mij getuigen. En wanneer zij jullie voor het gerecht voeren, wees dan niet bezorgd over wat jullie moet zeggen, want de geest van mijn Vader woont in jullie en zal op zo’n moment door jullie spreken. Sommigen van jullie zullen ter dood gebracht worden, en voordat jullie het koninkrijk gevestigd zult hebben op aarde, zullen jullie door vele volken gehaat worden vanwege dit evangelie; maar vrees niet, ik zal met jullie zijn en mijn geest zal voor jullie uit gaan in de ganse wereld. En de tegenwoordigheid van mijn Vader zal bij jullie blijven terwijl jullie eerst naar de Joden gaat en dan naar de niet-Joden.’ |
|
140:9.3 (1584.2) Jesus advised them to take neither money nor extra clothing, saying, “The laborer is worthy of his hire.” And finally he said: “Behold I send you forth as sheep in the midst of wolves; be you therefore as wise as serpents and as harmless as doves. But take heed, for your enemies will bring you up before their councils, while in their synagogues they will castigate you. Before governors and rulers you will be brought because you believe this gospel, and your very testimony shall be a witness for me to them. And when they lead you to judgment, be not anxious about what you shall say, for the spirit of my Father indwells you and will at such a time speak through you. Some of you will be put to death, and before you establish the kingdom on earth, you will be hated by many peoples because of this gospel; but fear not; I will be with you, and my spirit shall go before you into all the world. And my Father’s presence will abide with you while you go first to the Jews, then to the gentiles.” |
140:9.4 (1584.3) En toen ze de berg afgedaald waren, gingen ze terug naar het huis van Zebedeüs, hun thuis. |
|
140:9.4 (1584.3) And when they came down from the mountain, they journeyed back to their home in Zebedee’s house. |
10. De avond na de inzegening ^top |
|
10. The Evening After the Consecration ^top |
140:10.1 (1584.4) Die avond gaf Jezus binnenshuis onderricht, want het was gaan regenen; hij sprak lang en trachtte de twaalf duidelijk te maken wat ze moesten zijn, niet wat ze moesten doen. Zij kenden slechts een godsdienst die het doen van bepaalde dingen oplegde als het middel om rechtvaardigheid, heil, te bereiken. Maar Jezus zei telkens opnieuw: ‘In het koninkrijk moet ge rechtvaardig zijn om het werk te kunnen verrichten.’ Vele malen herhaalde hij: ‘Weest jullie daarom volmaakt zoals jullie Vader in de hemel volmaakt is.’ Al die tijd was de Meester bezig zijn verbijsterde apostelen uit te leggen dat de verlossing die hij aan de wereld kwam brengen, alleen verkregen kon worden door te geloven, door eenvoudig en oprecht geloofsvertrouwen. Jezus zei: ‘Johannes predikte een doop van berouw, spijt over de oude manier van leven. Jullie moeten de doop van gemeenschap met God verkondigen. Predikt berouw tot hen die dit onderricht nodig hebben, maar voor hen die reeds oprecht trachten het koninkrijk binnen te gaan, moeten jullie de deuren wijd open zetten en hen uitnodigen toe te treden tot de vreugdevolle gemeenschap van de zonen Gods.’ Het was echter een moeilijke taak om deze Galilese vissers te overtuigen dat in het koninkrijk het rechtvaardig zijn, door geloof, vooraf moest gaan aan het rechtvaardig handelen in het dagelijks leven van de stervelingen op aarde. |
|
140:10.1 (1584.4) That evening while teaching in the house, for it had begun to rain, Jesus talked at great length, trying to show the twelve what they must be, not what they must do. They knew only a religion that imposed the doing of certain things as the means of attaining righteousness—salvation. But Jesus would reiterate, “In the kingdom you must be righteous in order to do the work.” Many times did he repeat, “Be you therefore perfect, even as your Father in heaven is perfect.” All the while was the Master explaining to his bewildered apostles that the salvation which he had come to bring to the world was to be had only by believing, by simple and sincere faith. Said Jesus: “John preached a baptism of repentance, sorrow for the old way of living. You are to proclaim the baptism of fellowship with God. Preach repentance to those who stand in need of such teaching, but to those already seeking sincere entrance to the kingdom, open the doors wide and bid them enter into the joyous fellowship of the sons of God.” But it was a difficult task to persuade these Galilean fishermen that, in the kingdom, being righteous, by faith, must precede doing righteousness in the daily life of the mortals of earth. |
140:10.2 (1584.5) Het was eveneens een grote handicap in dit werk van het onderrichten van de twaalf, dat zij de neiging hadden om zeer idealistische, geestelijke beginselen van religieuze waarheid aan te vatten en die dan om te vormen tot concrete regels voor het persoonlijke gedrag. Jezus hield hun de schone geest voor van de instelling van de ziel, maar zij bleven dit onderricht steeds vertalen in regels voor persoonlijk gedrag. Vele malen, als ze er wèl voor zorgden zich te herinneren wat de Meester zei, was het bijna zeker dat ze vergaten wat hij niet had gezegd. Doch langzamerhand namen ze zijn onderricht in zich op, omdat Jezus alles was wat hij leerde. Wat ze zich niet eigen konden maken van zijn onderricht in woorden, verwierven ze langzamerhand door met hem samen te leven. |
|
140:10.2 (1584.5) Another great handicap in this work of teaching the twelve was their tendency to take highly idealistic and spiritual principles of religious truth and remake them into concrete rules of personal conduct. Jesus would present to them the beautiful spirit of the soul’s attitude, but they insisted on translating such teachings into rules of personal behavior. Many times, when they did make sure to remember what the Master said, they were almost certain to forget what he did not say. But they slowly assimilated his teaching because Jesus was all that he taught. What they could not gain from his verbal instruction, they gradually acquired by living with him. |
140:10.3 (1585.1) Het drong niet tot de apostelen door dat hun Meester bezig was met een leven van geestelijke inspiratie voor iedere persoon in iedere eeuw op iedere wereld in een wijdverbreid universum. Ondanks hetgeen Jezus hun van tijd tot tijd vertelde, konden de apostelen niet de gedachte vatten dat hij een werk verrichtte op deze wereld, maar voor alle andere werelden in zijn onmetelijke schepping. Jezus leefde zijn aardse leven op Urantia niet om een persoonlijk voorbeeld te geven van het sterfelijke leven voor de mannen en vrouwen van deze wereld, maar veeleer om een hoog geestelijk en inspirerend ideaal te scheppen voor alle sterfelijke wezens op alle werelden. |
|
140:10.3 (1585.1) It was not apparent to the apostles that their Master was engaged in living a life of spiritual inspiration for every person of every age on every world of a far-flung universe. Notwithstanding what Jesus told them from time to time, the apostles did not grasp the idea that he was doing a work on this world but for all other worlds in his vast creation. Jesus lived his earth life on Urantia, not to set a personal example of mortal living for the men and women of this world, but rather to create a high spiritual and inspirational ideal for all mortal beings on all worlds. |
140:10.4 (1585.2) Deze zelfde avond vroeg Tomas aan Jezus: ‘Meester, u zegt dat wij als kleine kinderen moeten worden, voordat wij het koninkrijk van de Vader kunnen binnengaan, en toch hebt u ons gewaarschuwd ons niet te laten misleiden door valse profeten, en ons niet te bezondigen aan het werpen van onze parels voor de zwijnen. Eerlijk gezegd is dit een raadsel voor mij. Ik kan uw onderricht niet begrijpen.’ Jezus antwoordde Tomas: ‘Hoe lang zal ik nog geduld met jullie hebben! Steeds willen jullie alles wat ik leer maar letterlijk opvatten. Toen ik van jullie vroeg om zoals kleine kinderen te worden, als toegangsprijs voor het koninkrijk, bedoelde ik niet dat jullie gemakkelijk te misleiden moesten zijn, of alleen maar graag behoefden te willen geloven, of dat jullie snel je vertrouwen moest schenken aan vreemdelingen die een prettige indruk maken. Wat ik in feite wenste dat jullie zoudt leren van het beeld dat ik ter verheldering gebruikte, was de kind-vader verhouding. Jij bent het kind en het is het koninkrijk van jouw Vader dat je probeert binnen te gaan. Tussen ieder normaal kind en zijn vader bestaat die natuurlijke liefde die een verhouding van begrip en liefde verzekert, en die voor altijd alle neiging uitsluit om de liefde en de barmhartigheid van de Vader te bedingen. En het evangelie dat jullie nu gaan verkondigen heeft te maken met een verlossing die voortspruit uit de geloofsrealisatie van juist deze eeuwige kind-vader verhouding.’ |
|
140:10.4 (1585.2) This same evening Thomas asked Jesus: “Master, you say that we must become as little children before we can gain entrance to the Father’s kingdom, and yet you have warned us not to be deceived by false prophets nor to become guilty of casting our pearls before swine. Now, I am honestly puzzled. I cannot understand your teaching.” Jesus replied to Thomas: “How long shall I bear with you! Ever you insist on making literal all that I teach. When I asked you to become as little children as the price of entering the kingdom, I referred not to ease of deception, mere willingness to believe, nor to quickness to trust pleasing strangers. What I did desire that you should gather from the illustration was the child-father relationship. You are the child, and it is your Father’s kingdom you seek to enter. There is present that natural affection between every normal child and its father which insures an understanding and loving relationship, and which forever precludes all disposition to bargain for the Father’s love and mercy. And the gospel you are going forth to preach has to do with a salvation growing out of the faith-realization of this very and eternal child-father relationship.” |
140:10.5 (1585.3) Het kenmerkende van Jezus’ leer was dat de ethiek van zijn filosofie zijn oorsprong vond in de persoonlijke verhouding van de individuele mens tot God — deze zelfde kind-vader-verhouding. Jezus legde het accent op de individuele mens, niet op het ras of de natie. Tijdens de avondmaaltijd vond het gesprek van Jezus met Matteüs plaats, waarin hij uitlegde dat de moraliteit van iedere handeling bepaald wordt door het motief van de individuele mens. De ethiek van Jezus was altijd positief. De gulden regel zoals deze opnieuw werd geformuleerd door Jezus, vereist actief sociaal contact; aan de vroegere, negatieve regel kon men in afzondering voldoen. Jezus ontdeed de ethiek van alle regels en ceremoniën en verhief haar tot majesteitelijke hoogten van geestelijk denken en waarlijk rechtvaardig leven. |
|
140:10.5 (1585.3) The one characteristic of Jesus’ teaching was that the morality of his philosophy originated in the personal relation of the individual to God—this very child-father relationship. Jesus placed emphasis on the individual, not on the race or nation. While eating supper, Jesus had the talk with Matthew in which he explained that the morality of any act is determined by the individual’s motive. Jesus’ morality was always positive. The golden rule as restated by Jesus demands active social contact; the older negative rule could be obeyed in isolation. Jesus stripped morality of all rules and ceremonies and elevated it to majestic levels of spiritual thinking and truly righteous living. |
140:10.6 (1585.4) Deze nieuwe religie van Jezus had ook zijn praktische implicaties, maar alle praktische waarde van politieke, sociale, of economische aard die in zijn onderricht kan worden gevonden, is de natuurlijke uitwerking van de innerlijke ervaring der ziel naargelang deze de vruchten van de geest voortbrengt in het spontane dagelijkse dienstbetoon van echte persoonlijke religieuze ervaring. |
|
140:10.6 (1585.4) This new religion of Jesus was not without its practical implications, but whatever of practical political, social, or economic value there is to be found in his teaching is the natural outworking of this inner experience of the soul as it manifests the fruits of the spirit in the spontaneous daily ministry of genuine personal religious experience. |
140:10.7 (1585.5) Toen het gesprek tussen Jezus en Matteüs beëindigd was, vroeg Simon Zelotes: ‘Maar Meester, zijn alle mensen zonen van God?’ En Jezus antwoordde: ‘Ja Simon, alle mensen zijn zonen van God, en dat is het goede nieuws dat jullie gaan verkondigen.’ Maar de apostelen konden zulk een onderricht niet vatten: het was een nieuwe, vreemde en verbazingwekkende uitspraak. Het was dan ook vanwege zijn verlangen om zijn volgelingen van deze waarheid te doordringen, dat Jezus hen onderrichtte om alle mensen als hun broeders te behandelen. |
|
140:10.7 (1585.5) After Jesus and Matthew had finished talking, Simon Zelotes asked, “But, Master, are all men the sons of God?” And Jesus answered: “Yes, Simon, all men are the sons of God, and that is the good news you are going to proclaim.” But the apostles could not grasp such a doctrine; it was a new, strange, and startling announcement. And it was because of his desire to impress this truth upon them that Jesus taught his followers to treat all men as their brothers. |
140:10.8 (1585.6) In antwoord op een door Andreas gestelde vraag, maakte de Meester duidelijk dat de ethiek van zijn leer onscheidbaar was van de religie van zijn leven. Hij onderrichtte ethiek, niet vanuit de natuur van de mens, maar vanuit de verhouding van de mens tot God. |
|
140:10.8 (1585.6) In response to a question asked by Andrew, the Master made it clear that the morality of his teaching was inseparable from the religion of his living. He taught morality, not from the nature of man, but from the relation of man to God. |
140:10.9 (1585.7) Johannes vroeg Jezus: ‘Meester, wat is het koninkrijk des hemels?’ En Jezus antwoordde: ‘Het koninkrijk des hemels bestaat in drie essentiële dingen: ten eerste, erkenning van het feit van de soevereiniteit van God; ten tweede, geloof in de waarheid van het zoonschap bij God; en ten derde, geloofsvertrouwen in de doeltreffendheid van het allerhoogste menselijke verlangen om de wil van God te doen — om zoals God te zijn. En dit is het goede nieuws van het evangelie: dat iedere sterveling door geloofsvertrouwen zich al deze wezenlijke dingen van het heil eigen kan maken.’ |
|
140:10.9 (1585.7) John asked Jesus, “Master, what is the kingdom of heaven?” And Jesus answered: “The kingdom of heaven consists in these three essentials: first, recognition of the fact of the sovereignty of God; second, belief in the truth of sonship with God; and third, faith in the effectiveness of the supreme human desire to do the will of God—to be like God. And this is the good news of the gospel: that by faith every mortal may have all these essentials of salvation.” |
140:10.10 (1586.1) Nu was de week van wachten voorbij, en ze maakten zich gereed om de volgende ochtend naar Jeruzalem te vertrekken. |
|
140:10.10 (1586.1) And now the week of waiting was over, and they prepared to depart on the morrow for Jerusalem. |