Verhandeling 146 Paper 146
De eerste prediktocht door Galilea First Preaching Tour of Galilee
146:0.1 (1637.1) DE eerste openbare prediktocht door Galilea begon op zondag, 18 januari, a.d.28, duurde ongeveer twee maanden, en eindigde met de terugkeer naar Kafarnaüm op 17 maart. Op deze tocht predikten Jezus en de twaalf apostelen, bijgestaan door de vroegere apostelen van Johannes, het evangelie en doopten gelovigen in Rimmon, Jotbata, Rama, Zebulon, Iron, Gishala, Chorazin, Madon, Kana, Naïn, en Endor. In deze steden bleven zij enige tijd en gaven er onderricht, terwijl zij in vele andere kleinere steden het evangelie van het koninkrijk verkondigden wanneer zij daar passeerden. 146:0.1 (1637.1) THE first public preaching tour of Galilee began on Sunday, January 18, a.d. 28, and continued for about two months, ending with the return to Capernaum on March 17. On this tour Jesus and the twelve apostles, assisted by the former apostles of John, preached the gospel and baptized believers in Rimmon, Jotapata, Ramah, Zebulun, Iron, Gischala, Chorazin, Madon, Cana, Nain, and Endor. In these cities they tarried and taught, while in many other smaller towns they proclaimed the gospel of the kingdom as they passed through.
146:0.2 (1637.2) Dit was de eerste keer dat Jezus zijn metgezellen toestond te prediken zonder hun beperkingen op te leggen. Op deze tocht kwam het slechts drie keer voor dat hij hen tot voorzichtigheid maande: hij vermaande hen weg te blijven uit Nazaret en omzichtig te zijn wanneer zij door Kafarnaüm en Tiberias trokken. Voor de apostelen was het een bron van grote voldoening dat zij zich eindelijk vrij konden voelden om zonder beperkingen te prediken en te onderrichten, en zij wierpen zich met grote ernst en vreugde in het werk van de prediking van het evangelie, de verzorging van de zieken en het dopen van gelovigen. 146:0.2 (1637.2) This was the first time Jesus permitted his associates to preach without restraint. On this tour he cautioned them on only three occasions; he admonished them to remain away from Nazareth and to be discreet when passing through Capernaum and Tiberias. It was a source of great satisfaction to the apostles at last to feel they were at liberty to preach and teach without restriction, and they threw themselves into the work of preaching the gospel, ministering to the sick, and baptizing believers, with great earnestness and joy.
1. De prediking te Rimmon ^top 1. Preaching at Rimmon ^top
146:1.1 (1637.3) Het stadje Rimmon was eertijds gewijd geweest aan de verering van een Babylonische god van de lucht, Rammam. Veel vroegere Babylonische en latere leringen van Zarathustra maakten nog steeds deel uit van de geloofsopvattingen van de Rimmonieten; Jezus en de vierentwintig besteedden daarom een groot deel van hun tijd aan de taak het verschil duidelijk te maken tussen deze oude geloofsopvattingen en het nieuwe evangelie van het koninkrijk. Petrus hield hier een van de belangrijkste preken uit het begin van zijn loopbaan over ‘Aäron en het Gouden Kalf’. 146:1.1 (1637.3) The small city of Rimmon had once been dedicated to the worship of a Babylonian god of the air, Ramman. Many of the earlier Babylonian and later Zoroastrian teachings were still embraced in the beliefs of the Rimmonites; therefore did Jesus and the twenty-four devote much of their time to the task of making plain the difference between these older beliefs and the new gospel of the kingdom. Peter here preached one of the great sermons of his early career on “Aaron and the Golden Calf.”
146:1.2 (1637.4) Ofschoon vele inwoners van Rimmon tot het geloof in Jezus’ leer kwamen, bezorgden zij hun broeders in latere jaren veel moeilijkheden. Het is moeilijk om natuuraanbidders in het korte tijdsbestek van één enkel leven te bekeren tot de volle gemeenschap van de verering van een geestelijk ideaal. 146:1.2 (1637.4) Although many of the citizens of Rimmon became believers in Jesus’ teachings, they made great trouble for their brethren in later years. It is difficult to convert nature worshipers to the full fellowship of the adoration of a spiritual ideal during the short space of a single lifetime.
146:1.3 (1637.5) Veel van de beste ideeën van de Babyloniërs en Perzen over licht en duisternis, goed en kwaad, tijd en eeuwigheid, werden later opgenomen in de leerstellingen van het zogeheten Christendom, en het feit dat zij daarin meetelden, maakte de Christelijke leer meer rechtstreeks aanvaardbaar voor de volken van het Nabije Oosten. Op eenzelfde wijze werd de Christelijke leer van Paulus gemakkelijker te aanvaarden voor de westerse Grieken, doordat zij vele the- orieën van Plato over de ideale geestelijke of onzienlijke patronen van alle zichtbare, materiële dingen bevatte, zoals deze later door Philo aan de Hebreeuwse theologie waren aangepast. 146:1.3 (1637.5) Many of the better of the Babylonian and Persian ideas of light and darkness, good and evil, time and eternity, were later incorporated in the doctrines of so-called Christianity, and their inclusion rendered the Christian teachings more immediately acceptable to the peoples of the Near East. In like manner, the inclusion of many of Plato’s theories of the ideal spirit or invisible patterns of all things visible and material, as later adapted by Philo to the Hebrew theology, made Paul’s Christian teachings more easy of acceptance by the western Greeks.
146:1.4 (1637.6) Hier in Rimmon hoorde Todan voor het eerst het evangelie van het koninkrijk, en later bracht hij deze boodschap tot in Mesopotamië en nog veel verder. Hij was een der eersten die het goede nieuws verkondigden aan hen die voorbij de Eufraat woonden. 146:1.4 (1637.6) It was at Rimmon that Todan first heard the gospel of the kingdom, and he later carried this message into Mesopotamia and far beyond. He was among the first to preach the good news to those who dwelt beyond the Euphrates.
2. In Jotbata ^top 2. At Jotapata ^top
146:2.1 (1638.1) Hoewel de gewone mensen in Jotbata Jezus en zijn apostelen met blijdschap aanhoorden en velen het evangelie van het koninkrijk aanvaardden, onderscheidde de zending in Jotbata zich toch door de bespreking die Jezus met de vierentwintig had tijdens de tweede avond van hun verblijf in dit stadje. De voorstellingen die Natanael had ten aanzien van het onderricht van de Meester over gebed, dankzegging en aanbidding waren nogal verward, en in antwoord op een vraag van hem sprak Jezus langdurig ter verdere verduidelijking van hetgeen hij leerde. In moderne bewoordingen samengevat, kan deze verhandeling worden weergegeven onder de volgende punten die werden benadrukt: 146:2.1 (1638.1) While the common people of Jotapata heard Jesus and his apostles gladly and many accepted the gospel of the kingdom, it was the discourse of Jesus to the twenty-four on the second evening of their sojourn in this small town that distinguishes the Jotapata mission. Nathaniel was confused in his mind about the Master’s teachings concerning prayer, thanksgiving, and worship, and in response to his question Jesus spoke at great length in further explanation of his teaching. Summarized in modern phraseology, this discourse may be presented as emphasizing the following points:
146:2.2 (1638.2) 1. De bewuste, aanhoudende aandacht voor ongerechtigheid in het hart van de mens vernietigt geleidelijk de gebedsconnectie van de menselijke ziel met de geest-circuits van communicatie tussen de mens en zijn Maker. Natuurlijk verhoort God de bede van zijn kind, maar wanneer het mensenhart opzettelijk en aanhoudend de denkbeelden van ongerechtigheid koestert, volgt hieruit geleidelijk het verlies van de persoonlijke gemeenschap tussen het aardse kind en zijn hemelse Vader. 146:2.2 (1638.2) 1. The conscious and persistent regard for iniquity in the heart of man gradually destroys the prayer connection of the human soul with the spirit circuits of communication between man and his Maker. Naturally God hears the petition of his child, but when the human heart deliberately and persistently harbors the concepts of iniquity, there gradually ensues the loss of personal communion between the earth child and his heavenly Father.
146:2.3 (1638.3) 2. Het soort gebed dat in tegenspraak is met de welbekende, vaststaande wetten van God, is een gruwel voor de Godheden in het Paradijs. Indien de mens niet wil luisteren naar de Goden zoals deze in de wetten van geest, bewustzijn, en materie tot hun schepping spreken, wendt de daad zelf van dergelijke opzettelijke, bewuste minachting van de zijde van het schepsel, het oor van geest-persoonlijkheden af, zodat zij de persoonlijke beden van deze wetteloze en ongehoorzame stervelingen niet horen. Jezus haalde voor zijn apostelen de woorden aan van de profeet Zacharia: ‘Maar zij weigerden te luisteren, zetten hun schouder er dwars tegenin en stopten hun oren toe om niet te horen. Ja, zij maakten hun hart als diamant, om niet mijn wet te horen en de woorden die ik door mijn geest zond bij monde van de profeten; daarom kwamen de gevolgen van hun boze gedachten als een grote toorn neer op hun schuldige hoofden. En zo geschiedde het dat zij riepen om genade, doch dat er geen open oor was dat hoorde.’ En vervolgens haalde Jezus de spreuk van de wijze aan die zei: ‘Hij die zijn oor afwendt en niet luistert naar de goddelijke wet, zelfs diens gebed zal een gruwel zijn.’ 146:2.3 (1638.3) 2. That prayer which is inconsistent with the known and established laws of God is an abomination to the Paradise Deities. If man will not listen to the Gods as they speak to their creation in the laws of spirit, mind, and matter, the very act of such deliberate and conscious disdain by the creature turns the ears of spirit personalities away from hearing the personal petitions of such lawless and disobedient mortals. Jesus quoted to his apostles from the Prophet Zechariah: “But they refused to hearken and pulled away the shoulder and stopped their ears that they should not hear. Yes, they made their hearts adamant like a stone, lest they should hear my law and the words which I sent by my spirit through the prophets; therefore did the results of their evil thinking come as a great wrath upon their guilty heads. And so it came to pass that they cried for mercy, but there was no ear open to hear.” And then Jesus quoted the proverb of the wise man who said: “He who turns away his ear from hearing the divine law, even his prayer shall be an abomination.”
146:2.4 (1638.4) 3. Door het menselijke einde van het communicatiekanaal tussen God en mens te openen, zorgen stervelingen dat de immer vloeiende stroom van goddelijke bijstand aan de schepselen op de werelden onmiddellijk beschikbaar is. Wanneer de mens Gods geest hoort spreken in zijn mensenhart, is het feit dat God tegelijkertijd het gebed van die mens hoort inherent aan zulk een ervaring. Zelfs de vergeving van zonde werkt op deze zelfde onfeilbare wijze. De Vader in de hemel heeft u reeds vergeven zelfs voor ge eraan gedacht hebt het hem te vragen, maar deze vergeving is niet beschikbaar in uw persoonlijke religieuze ervaring tot het moment dat ge uw medemensen vergeeft. Gods vergeving in feite is niet afhankelijk van uw vergeven van uw medemensen, doch in de ervaring wordt zij er wel precies zo door bepaald. En het feit dat de goddelijke en menselijke vergeving synchroon zijn, werd aldus onderkend en samengevat in het gebed dat Jezus de apostelen leerde. 146:2.4 (1638.4) 3. By opening the human end of the channel of the God-man communication, mortals make immediately available the ever-flowing stream of divine ministry to the creatures of the worlds. When man hears God’s spirit speak within the human heart, inherent in such an experience is the fact that God simultaneously hears that man’s prayer. Even the forgiveness of sin operates in this same unerring fashion. The Father in heaven has forgiven you even before you have thought to ask him, but such forgiveness is not available in your personal religious experience until such a time as you forgive your fellow men. God’s forgiveness in fact is not conditioned upon your forgiving your fellows, but in experience it is exactly so conditioned. And this fact of the synchrony of divine and human forgiveness was thus recognized and linked together in the prayer which Jesus taught the apostles.
146:2.5 (1638.5) 4. Er is een fundamentele wet van gerechtigheid in het universum, welke de barmhartigheid niet bij machte is te ontduiken. De onbaatzuchtige heerlijkheden van het Paradijs kunnen niet worden ontvangen door een schepsel uit de gebieden in tijd en ruimte dat door en door zelfzuchtig is. Zelfs de oneindige liefde van God kan het heil der eeuwige overleving niet opdringen aan een sterfelijk schepsel dat niet tot overleving wenst te komen. Het verlenen van barmhartigheid vindt op zeer ruime schaal plaats, doch per slot van rekening zijn er justitiële mandaten die niet effectief kunnen worden opgeheven, zelfs niet door liefde gepaard aan barmhartigheid. Opnieuw haalde Jezus woorden aan uit de Hebreeuwse Schrift: ‘Ik heb geroepen, maar gij hebt niet willen horen; ik heb mijn hand uitgestrekt, doch niemand sloeg er acht op. Gij hebt al mijn raadgevingen veronachtzaamd en mijn vermaningen afgewezen, en deze opstandige houding heeft tot onvermijdelijk gevolg dat ge mij zult aanroepen en er niet in zult slagen antwoord te krijgen. Daar ge de weg ten leven hebt verworpen, moogt ge me naarstig zoeken in uw tijden van lijden, maar ge zult mij niet vinden.’ 146:2.5 (1638.5) 4. There is a basic law of justice in the universe which mercy is powerless to circumvent. The unselfish glories of Paradise are not possible of reception by a thoroughly selfish creature of the realms of time and space. Even the infinite love of God cannot force the salvation of eternal survival upon any mortal creature who does not choose to survive. Mercy has great latitude of bestowal, but, after all, there are mandates of justice which even love combined with mercy cannot effectively abrogate. Again Jesus quoted from the Hebrew scriptures: “I have called and you refused to hear; I stretched out my hand, but no man regarded. You have set at naught all my counsel, and you have rejected my reproof, and because of this rebellious attitude it becomes inevitable that you shall call upon me and fail to receive an answer. Having rejected the way of life, you may seek me diligently in your times of suffering, but you will not find me.”
146:2.6 (1639.1) 5. Zij die barmhartigheid willen ontvangen, moeten barmhartigheid betonen; oordeelt niet, opdat ge niet geoordeeld wordt. In de geest waarmee ge anderen oordeelt zult ook gij beoordeeld worden. Barmhartigheid heft de billijkheid in het universum niet geheel op. Uiteindelijk zal het volgende juist blijken: ‘Hij die zijn oren toestopt voor het geroep der armen, zal ook eens om hulp roepen en niemand zal hem horen.’ De oprechtheid van een gebed vormt de zekerheid dat het gehoord zal worden; de geestelijke wijsheid en universum-consequentheid van een bede bepalen de tijd, wijze, en graad van het antwoord. Een wijze vader verhoort niet letterlijk de dwaze gebeden van zijn onwetende, onervaren kinderen, ook al kan het zijn dat de kinderen veel genoegen en werkelijke zielsbevrediging ontlenen aan het doen van zulke absurde beden. 146:2.6 (1639.1) 5. They who would receive mercy must show mercy; judge not that you be not judged. With the spirit with which you judge others you also shall be judged. Mercy does not wholly abrogate universe fairness. In the end it will prove true: “Whoso stops his ears to the cry of the poor, he also shall some day cry for help, and no one will hear him.” The sincerity of any prayer is the assurance of its being heard; the spiritual wisdom and universe consistency of any petition is the determiner of the time, manner, and degree of the answer. A wise father does not literally answer the foolish prayers of his ignorant and inexperienced children, albeit the children may derive much pleasure and real soul satisfaction from the making of such absurd petitions.
146:2.7 (1639.2) 6. Wanneer ge u geheel zult hebben toegewijd aan het doen van de wil van de Vader in de hemel, zal het antwoord op al uw beden beschikbaar zijn, omdat uw gebeden dan geheel in overeenstemming zullen zijn met de wil van de Vader, en de wil van de Vader is overal in zijn enorme universum immer manifest. Wat de ware zoon verlangt en de oneindige Vader wil, IS. Zulk een gebed kan niet onbeantwoord blijven, en het is niet mogelijk dat een ander soort bede volledig verhoord wordt. 146:2.7 (1639.2) 6. When you have become wholly dedicated to the doing of the will of the Father in heaven, the answer to all your petitions will be forthcoming because your prayers will be in full accordance with the Father’s will, and the Father’s will is ever manifest throughout his vast universe. What the true son desires and the infinite Father wills IS. Such a prayer cannot remain unanswered, and no other sort of petition can possibly be fully answered.
146:2.8 (1639.3) 7. De roep van de rechtvaardige is de geloofsdaad van het kind van God, waardoor de deur van de voorraadschuur van goedheid, waarheid, en barmhartigheid van de Vader wordt geopend, en deze goede gaven liggen al lang klaar op het moment dat de zoon zou naderkomt om zich deze persoonlijk toe te eigenen. Het gebed brengt geen verandering in de goddelijke houding jegens de mens, doch het verandert wel de houding van de mens jegens de onveranderlijke Vader. Het motief van het gebed verleent het recht van doorgang tot het goddelijk oor, niet de maatschappelijke, economische, of uiterlijke religieuze status van degene die bidt. 146:2.8 (1639.3) 7. The cry of the righteous is the faith act of the child of God which opens the door of the Father’s storehouse of goodness, truth, and mercy, and these good gifts have long been in waiting for the son’s approach and personal appropriation. Prayer does not change the divine attitude toward man, but it does change man’s attitude toward the changeless Father. The motive of the prayer gives it right of way to the divine ear, not the social, economic, or outward religious status of the one who prays.
146:2.9 (1639.4) 8. Het gebed mag niet gebruikt worden om de hinderpalen van de tijd te vermijden of om boven de handicaps van de ruimte uit te komen. Het gebed is niet bedoeld als een methode om het zelf te verheffen of onbillijk voordeel te behalen op de medemens. Een door en door zelfzuchtige ziel kan niet in de ware zin des woords bidden. Jezus sprak: ‘Schep de allerhoogste vreugde in het karakter van God, en hij zal zeker de oprechte verlangens van uw hart vervullen.’ ‘Wentel uw weg op de Heer; vertrouw op hem, en hij zal handelen.’ ‘Want de Heer hoort de roep van de nooddruftige, en hij zal acht slaan op het gebed van de behoeftige.’ 146:2.9 (1639.4) 8. Prayer may not be employed to avoid the delays of time or to transcend the handicaps of space. Prayer is not designed as a technique for aggrandizing self or for gaining unfair advantage over one’s fellows. A thoroughly selfish soul cannot pray in the true sense of the word. Said Jesus: “Let your supreme delight be in the character of God, and he shall surely give you the sincere desires of your heart.” “Commit your way to the Lord; trust in him, and he will act.” “For the Lord hears the cry of the needy, and he will regard the prayer of the destitute.”
146:2.10 (1639.5) 9. ‘Ik ben uitgegaan van de Vader; indien ge derhalve ooit in twijfel verkeert wat ge de Vader zult vragen, vraag dan in mijn naam, en ik zal uw beden voordragen in overeenstemming met uw werkelijke noden en verlangens en in overeenstemming met de wil van mijn Vader.’ Hoed u voor het grote gevaar egocentrisch te worden in uw gebeden. Veel bidden voor u zelve dient ge te vermijden: bid meer voor de geestelijke vooruitgang van uw broeders. Vermijd materialistisch bidden; bid in de geest en om overvloed van de gaven van de geest. 146:2.10 (1639.5) 9. “I have come forth from the Father; if, therefore, you are ever in doubt as to what you would ask of the Father, ask in my name, and I will present your petition in accordance with your real needs and desires and in accordance with my Father’s will.” Guard against the great danger of becoming self-centered in your prayers. Avoid praying much for yourself; pray more for the spiritual progress of your brethren. Avoid materialistic praying; pray in the spirit and for the abundance of the gifts of the spirit.
146:2.11 (1639.6) 10. Wanneer ge bidt voor de zieken en voor de lijdenden, denk dan niet dat uw beden de plaats kunnen innemen van de liefdevolle en verstandige zorg voor de noodzakelijke behoeften van deze beproefde mensen. Bid voor het welzijn van uw families, vrienden en medemensen, maar bid speciaal voor hen die u vervloeken, en verricht liefdevolle smeekbeden voor hen die u vervolgen. ‘Maar wanneer ge moet bidden wil ik u niet zeggen. Slechts de geest die in u woont mag u bewegen tot het uiten van die beden die uw innerlijke verhouding met de Vader der geesten tot uitdrukking brengen.’ 146:2.11 (1639.6) 10. When you pray for the sick and afflicted, do not expect that your petitions will take the place of loving and intelligent ministry to the necessities of these afflicted ones. Pray for the welfare of your families, friends, and fellows, but especially pray for those who curse you, and make loving petitions for those who persecute you. “But when to pray, I will not say. Only the spirit that dwells within you may move you to the utterance of those petitions which are expressive of your inner relationship with the Father of spirits.”
146:2.12 (1640.1) 11. Velen nemen alleen hun toevlucht tot het gebed wanneer ze in moeilijkheden verkeren. Deze gewoonte is onnadenkend en misleidend. Weliswaar is het goed om te bidden wanneer ge wordt gekweld, maar ge moet er ook aan denken om als een zoon tot uw Vader te spreken, zelfs als alles goed gaat met uw ziel. Laat uw werkelijke smeekbeden altijd in het verborgene. Laat uw persoonlijk gebed niet door mensen gehoord worden. Het gebed van dankzegging is passend voor groepsgebed, maar het gebed van de ziel is een persoonlijke zaak. Er is slechts één vorm van gebed die passend is voor al Gods kinderen, en dat is: ‘Niettemin, uw wil geschiede.’ 146:2.12 (1640.1) 11. Many resort to prayer only when in trouble. Such a practice is thoughtless and misleading. True, you do well to pray when harassed, but you should also be mindful to speak as a son to your Father even when all goes well with your soul. Let your real petitions always be in secret. Do not let men hear your personal prayers. Prayers of thanksgiving are appropriate for groups of worshipers, but the prayer of the soul is a personal matter. There is but one form of prayer which is appropriate for all God’s children, and that is: “Nevertheless, your will be done.”
146:2.13 (1640.2) 12. Allen die in dit evangelie geloven, dienen ernstig te bidden voor de uitbreiding van het koninkrijk des hemels. Van alle gebeden in de Hebreeuwse Schrift sprak hij met de meeste goedkeuring over de bede van de Psalmist: ‘Schep in mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest. Reinig mij van verborgen zonden en weerhoudt uw dienstknecht van verwaande overtredingen.’ Jezus gaf uitvoerig commentaar op het verband tussen gebed en onnadenkend en beledigend spreken, waarbij hij aanhaalde: ‘Zet Heer, een wacht voor mijn mond; bewaak de deur van mijn lippen.’ ‘De tong van de mens’, zei Jezus, ‘is een lichaamsdeel dat slechts door weinig mensen getemd kan worden, maar de geest in u kan dit weerspannige lichaamsdeel transformeren tot een vriendelijke stem van verdraagzaamheid en een inspirerende dienaar van barmhartigheid.’ 146:2.13 (1640.2) 12. All believers in this gospel should pray sincerely for the extension of the kingdom of heaven. Of all the prayers of the Hebrew scriptures he commented most approvingly on the petition of the Psalmist: “Create in me a clean heart, O God, and renew a right spirit within me. Purge me from secret sins and keep back your servant from presumptuous transgression.” Jesus commented at great length on the relation of prayer to careless and offending speech, quoting: “Set a watch, O Lord, before my mouth; keep the door of my lips.” “The human tongue,” said Jesus, “is a member which few men can tame, but the spirit within can transform this unruly member into a kindly voice of tolerance and an inspiring minister of mercy.”
146:2.14 (1640.3) 13. Jezus onderrichtte dat het gebed om goddelijke leiding op het aardse levenspad in belangrijkheid direct volgt op de bede om kennis van de wil van de Vader. In werkelijkheid betekent dit een gebed om goddelijke wijsheid. Jezus heeft nooit geleerd dat menselijke kennis en speciale vaardigheid door gebed verkregen konden worden. Hij leerde wel dat gebed een factor is in de vergroting van de capaciteit om de tegenwoordigheid van de goddelijke geest te ontvangen. Toen Jezus zijn metgezellen leerde bidden in geest en in waarheid, legde hij uit dat hij daarmee doelde op oprecht bidden, naar ieders verlichting, op van ganser harte bidden, intelligent, ernstig, en vastberaden. 146:2.14 (1640.3) 13. Jesus taught that the prayer for divine guidance over the pathway of earthly life was next in importance to the petition for a knowledge of the Father’s will. In reality this means a prayer for divine wisdom. Jesus never taught that human knowledge and special skill could be gained by prayer. But he did teach that prayer is a factor in the enlargement of one’s capacity to receive the presence of the divine spirit. When Jesus taught his associates to pray in the spirit and in truth, he explained that he referred to praying sincerely and in accordance with one’s enlightenment, to praying wholeheartedly and intelligently, earnestly and steadfastly.
146:2.15 (1640.4) 14. Jezus waarschuwde zijn volgelingen dat zij niet moesten denken dat hun gebeden meer zouden uitwerken door sierlijke herhalingen, een welsprekende keuze van woorden, vasten, boetedoening, of offerande. Wel spoorde hij zijn gelovigen aan het gebed te gebruiken als een middel dat via dankzegging tot echte godsverering voert. Jezus betreurde het dat de geest van dankzegging zo weinig in de gebeden en godsverering van zijn volgelingen te vinden was. Hij haalde bij deze gelegenheid de volgende woorden uit de Schrift aan: ‘Het is goed de Heer te loven, en de lof te zingen van de naam van de Hoogste, om in de morgen zijn goedertierenheid te verkondigen en zijn trouw in de nachten, want God heeft mij verheugd door zijn werken. Voor alles zal ik dankzeggen naar de wil van God.’ 146:2.15 (1640.4) 14. Jesus warned his followers against thinking that their prayers would be rendered more efficacious by ornate repetitions, eloquent phraseology, fasting, penance, or sacrifices. But he did exhort his believers to employ prayer as a means of leading up through thanksgiving to true worship. Jesus deplored that so little of the spirit of thanksgiving was to be found in the prayers and worship of his followers. He quoted from the Scriptures on this occasion, saying: “It is a good thing to give thanks to the Lord and to sing praises to the name of the Most High, to acknowledge his loving-kindness every morning and his faithfulness every night, for God has made me glad through his work. In everything I will give thanks according to the will of God.”
146:2.16 (1640.5) 15. Daarna zei Jezus: ‘Weest niet voortdurend overbezorgd aangaande je dagelijkse noden. Weest niet bezorgd over de opgaven van je aardse bestaan, maar leg jullie noden in al deze zaken door gebed en smeekbeden en in de geest van oprechte dankzegging voor aan je Vader die in de hemel is.’ Daarna haalde hij uit de Schrift aan: ‘Ik zal de naam van God prijzen met een lied, Hem verheerlijken met een lofzang. En dit zal de Heer meer behagen dan het offer van een rund of stier met horens en hoeven.’ 146:2.16 (1640.5) 15. And then Jesus said: “Be not constantly overanxious about your common needs. Be not apprehensive concerning the problems of your earthly existence, but in all these things by prayer and supplication, with the spirit of sincere thanksgiving, let your needs be spread out before your Father who is in heaven.” Then he quoted from the Scriptures: “I will praise the name of God with a song and will magnify him with thanksgiving. And this will please the Lord better than the sacrifice of an ox or bullock with horns and hoofs.”
146:2.17 (1641.1) 16. Jezus leerde zijn volgelingen dat zij, wanneer zij tot de Vader hadden gebeden, een tijd stil en ontvankelijk moesten blijven om de inwonende geest beter de gelegenheid te geven om tot de luisterende ziel te spreken. De geest van de Vader spreekt het beste tot de mens wanneer het menselijke bewustzijn in een houding van ware godsverering verkeert. Wij aanbidden God met behulp van de inwonende geest van de Vader en door de verlichting van ons menselijke bewustzijn door de bijstand van waarheid. Godsverering, leerde Jezus, maakt iemand steeds meer gelijk aan het wezen dat wordt vereerd. Godsverering is een transformerende ervaring, waardoor het eindige wezen geleidelijk de tegenwoordigheid van de Oneindige naderkomt en deze uiteindelijk bereikt. 146:2.17 (1641.1) 16. Jesus taught his followers that, when they had made their prayers to the Father, they should remain for a time in silent receptivity to afford the indwelling spirit the better opportunity to speak to the listening soul. The spirit of the Father speaks best to man when the human mind is in an attitude of true worship. We worship God by the aid of the Father’s indwelling spirit and by the illumination of the human mind through the ministry of truth. Worship, taught Jesus, makes one increasingly like the being who is worshiped. Worship is a transforming experience whereby the finite gradually approaches and ultimately attains the presence of the Infinite.
146:2.18 (1641.2) Nog vele andere waarheden deelde Jezus aan zijn apostelen mede over ’s mensen gemeenschap met God, maar niet velen van hen konden zijn onderricht geheel bevatten. 146:2.18 (1641.2) And many other truths did Jesus tell his apostles about man’s communion with God, but not many of them could fully encompass his teaching.
3. Het oponthoud te Rama ^top 3. The Stop at Ramah ^top
146:3.1 (1641.3) In Rama had Jezus het gedenkwaardige gesprek met de bejaarde Griekse wijsgeer die leerde dat wetenschap en wijsbegeerte voldoende waren om aan de behoeften van de menselijke ervaring te voldoen. Jezus luisterde met geduld en sympathie naar deze Griekse leraar, en erkende de waarheid van vele dingen die hij zei, maar toen de Griek was uitgesproken, wees Jezus hem erop dat hij er bij zijn discussie over het menselijke bestaan niet in geslaagd was een verklaring te geven van het ‘vanwaar, waarom, en waarheen,’ en hij voegde daaraan toe: ‘Waar gij ophoudt, beginnen wij. Religie is een openbaring aan de ziel van de mens, die te maken heeft met geestelijke realiteiten die het denken alleen nooit zou kunnen ontdekken of geheel zou kunnen doorgronden. De inspanningen van het intellect onthullen wellicht de feiten van het leven, maar het evangelie van het koninkrijk ontvouwt de waarheden van het bestaan. Gij hebt de materiële schaduwen van waarheid besproken, wilt ge nu luisteren terwijl ik U vertel over de eeuwige, geestelijke werkelijkheden die deze voorbijgaande tijd-schaduwen der materiële feiten van het sterfelijke bestaan afwerpen?’ Meer dan een uur lang onderrichtte Jezus deze Griek de reddende waarheden van het evangelie van het koninkrijk. De oude filosoof was ontvankelijk voor de benaderingswijze van de Meester, en daar hij oprecht en eerlijk van hart was, geloofde hij al spoedig dit evangelie van verlossing. 146:3.1 (1641.3) At Ramah Jesus had the memorable discussion with the aged Greek philosopher who taught that science and philosophy were sufficient to satisfy the needs of human experience. Jesus listened with patience and sympathy to this Greek teacher, allowing the truth of many things he said but pointing out that, when he was through, he had failed in his discussion of human existence to explain “whence, why, and whither,” and added: “Where you leave off, we begin. Religion is a revelation to man’s soul dealing with spiritual realities which the mind alone could never discover or fully fathom. Intellectual strivings may reveal the facts of life, but the gospel of the kingdom unfolds the truths of being. You have discussed the material shadows of truth; will you now listen while I tell you about the eternal and spiritual realities which cast these transient time shadows of the material facts of mortal existence?” For more than an hour Jesus taught this Greek the saving truths of the gospel of the kingdom. The old philosopher was susceptible to the Master’s mode of approach, and being sincerely honest of heart, he quickly believed this gospel of salvation.
146:3.2 (1641.4) De apostelen waren enigszins ontsteld over de open manier waarop Jezus met vele stellingen van de Griek instemde, maar Jezus zei na afloop, toen ze weer onder elkaar waren tot hen: ‘Kinderen, weest niet verbaasd dat ik tolerant was ten opzichte van de filosofie van de Griek. Ware, echte innerlijke zekerheid is niet in het minst bevreesd voor een analyse van buitenaf, en evenmin neemt waarheid aanstoot aan eerlijke kritiek. Je moet nooit vergeten dat onverdraagzaamheid een masker is dat moet verhullen dat men heimelijk twijfelt aan de juistheid van wat men gelooft. Niemand zal zich ooit van zijn stuk laten brengen door de instelling van zijn buurman, indien hij volmaakt vertrouwen heeft in de waarheid van hetgeen hij oprecht gelooft. Moed is het vertrouwen dat voortkomt uit een volstrekte eerlijkheid aangaande de dingen waarin men zegt te geloven. Oprechte mensen zijn niet bevreesd voor een kritisch onderzoek van hun ware overtuigingen en nobele idealen.’ 146:3.2 (1641.4) The apostles were a bit disconcerted by the open manner of Jesus’ assent to many of the Greek’s propositions, but Jesus afterward privately said to them: “My children, marvel not that I was tolerant of the Greek’s philosophy. True and genuine inward certainty does not in the least fear outward analysis, nor does truth resent honest criticism. You should never forget that intolerance is the mask covering up the entertainment of secret doubts as to the trueness of one’s belief. No man is at any time disturbed by his neighbor’s attitude when he has perfect confidence in the truth of that which he wholeheartedly believes. Courage is the confidence of thoroughgoing honesty about those things which one professes to believe. Sincere men are unafraid of the critical examination of their true convictions and noble ideals.”
146:3.3 (1641.5) Op de tweede avond te Rama stelde Tomas Jezus de volgende vraag: ‘Meester, hoe kan iemand die pas gelooft in uw leer, werkelijk weten, er werkelijk zeker van zijn, dat dit evangelie van het koninkrijk waar is?’ 146:3.3 (1641.5) On the second evening at Ramah, Thomas asked Jesus this question: “Master, how can a new believer in your teaching really know, really be certain, about the truth of this gospel of the kingdom?”
146:3.4 (1641.6) En Jezus zei tot Tomas: ‘Je zekerheid dat je lid bent geworden van de familie van het koninkrijk van de Vader, en dat je eeuwig zult leven met de kinderen van het koninkrijk, is geheel een zaak van persoonlijke ervaring — geloof in het woord der waarheid. Geestelijke zekerheid is het equivalent van jouw persoonlijke religieuze ervaring in de eeuwige realitei-ten van de goddelijke waarheid en staat voor het overige gelijk aan je intelligente begrijpen van de waarheidsrealiteiten, plus je geestelijke geloofsvertrouwen, en minus je eerlijke twijfel. 146:3.4 (1641.6) And Jesus said to Thomas: “Your assurance that you have entered into the kingdom family of the Father, and that you will eternally survive with the children of the kingdom, is wholly a matter of personal experience—faith in the word of truth. Spiritual assurance is the equivalent of your personal religious experience in the eternal realities of divine truth and is otherwise equal to your intelligent understanding of truth realities plus your spiritual faith and minus your honest doubts.
146:3.5 (1642.1) ‘De Zoon is van nature begiftigd met het leven van de Vader. Omdat jullie met de levende geest van de Vader begiftigd zijn, zijn jullie derhalve zonen van God. Je overleeft je leven in de materiële wereld van het vlees, omdat je geïdentificeerd raakt met de levende geest van de Vader, het geschenk van het eeuwige leven. Al zeer velen hadden dit leven voordat ik uitging van de Vader, en nog vele anderen hebben deze geest ontvangen omdat zij mijn woord geloofden; maar ik zeg jullie dat wanneer ik terugkeer naar de Vader, hij zijn geest in het hart van alle mensen zal zenden. 146:3.5 (1642.1) “The Son is naturally endowed with the life of the Father. Having been endowed with the living spirit of the Father, you are therefore sons of God. You survive your life in the material world of the flesh because you are identified with the Father’s living spirit, the gift of eternal life. Many, indeed, had this life before I came forth from the Father, and many more have received this spirit because they believed my word; but I declare that, when I return to the Father, he will send his spirit into the hearts of all men.
146:3.6 (1642.2) ‘Ofschoon jullie de goddelijke geest niet kunt zien werken in jullie bewustzijn, is er wel een praktische methode om te ontdekken in hoeverre jullie de beheersing over de vermogens van je ziel hebt overgedragen aan het onderricht en de leiding van deze inwonende geest van de hemelse Vader, en dat is de mate waarin je je medemensen liefhebt. Deze geest van de Vader deelt in de liefde van de Vader, en naargelang hij de mens beheerst, leidt hij jullie zeker in de richting van godsverering en liefdevolle aandacht voor je medemens. Eerst geloof je dat je zonen van God bent omdat mijn onderricht je meer bewust heeft gemaakt van de innerlijke aanwijzingen van de inwonende tegenwoordigheid van onze Vader, maar spoedig zal de Geest van Waarheid op alle vlees worden uitgestort, and zij zal onder de mensen leven en alle mensen onderrichten, precies zoals ik nu onder jullie leef en de woorden van waarheid tot jullie spreek. En deze Geest van Waarheid, die spreekt voor de geestelijke gaven aan jullie ziel, zal jullie helpen te weten dat je zonen van God bent. Zij zal onophoudelijk getuigen, samen met de inwonende tegenwoordigheid van de Vader, jullie geest, die dan in alle mensen zal wonen zoals hij nu in sommigen woont, en jullie zeggen dat je in werkelijkheid zonen van God bent. 146:3.6 (1642.2) “While you cannot observe the divine spirit at work in your minds, there is a practical method of discovering the degree to which you have yielded the control of your soul powers to the teaching and guidance of this indwelling spirit of the heavenly Father, and that is the degree of your love for your fellow men. This spirit of the Father partakes of the love of the Father, and as it dominates man, it unfailingly leads in the directions of divine worship and loving regard for one’s fellows. At first you believe that you are sons of God because my teaching has made you more conscious of the inner leadings of our Father’s indwelling presence; but presently the Spirit of Truth shall be poured out upon all flesh, and it will live among men and teach all men, even as I now live among you and speak to you the words of truth. And this Spirit of Truth, speaking for the spiritual endowments of your souls, will help you to know that you are the sons of God. It will unfailingly bear witness with the Father’s indwelling presence, your spirit, then dwelling in all men as it now dwells in some, telling you that you are in reality the sons of God.
146:3.7 (1642.3) ‘Ieder kind van de aarde die de aanwijzing van deze geest volgt, zal uiteindelijk de wil van God kennen, en hij die zich overgeeft aan de wil van mijn Vader zal eeuwig blijven bestaan. De weg van het leven op aarde naar de eeuwige staat is jullie niet duidelijk gemaakt, maar er is een weg, er is altijd een weg geweest, en ik ben gekomen om die weg nieuw en levend te maken. Hij die het koninkrijk binnentreedt heeft reeds het eeuwige leven — hij zal nooit omkomen. Maar veel hiervan zullen jullie beter begrijpen wanneer ik ben teruggekeerd naar de Vader en jullie je huidige ervaringen in retrospect kunnen zien.’ 146:3.7 (1642.3) “Every earth child who follows the leading of this spirit shall eventually know the will of God, and he who surrenders to the will of my Father shall abide forever. The way from the earth life to the eternal estate has not been made plain to you, but there is a way, there always has been, and I have come to make that way new and living. He who enters the kingdom has eternal life already—he shall never perish. But much of this you will the better understand when I shall have returned to the Father and you are able to view your present experiences in retrospect.”
146:3.8 (1642.4) Allen die deze gezegende woorden hoorden, werden zeer bemoedigd. De Joodse leer was verward en onzeker geweest met betrekking tot de overleving van de rechtvaardigen, en het was voor de volgelingen van Jezus verkwikkend en bezielend om deze zeer duidelijke en positieve woorden van zekerheid te horen ten aanzien van de eeuwige overleving van alle oprechte gelovigen. 146:3.8 (1642.4) And all who heard these blessed words were greatly cheered. The Jewish teachings had been confused and uncertain regarding the survival of the righteous, and it was refreshing and inspiring for Jesus’ followers to hear these very definite and positive words of assurance about the eternal survival of all true believers.
146:3.9 (1642.5) De apostelen bleven prediken en de gelovigen dopen, terwijl zij ook hun gewoonte trouw bleven om van huis tot huis bezoeken af te leggen, de neerslachtigen te bemoedigen en de zieken en lijdenden te verzorgen. De apostolische organisatie werd uitgebreid, in de zin dat elk van Jezus’ apostelen nu een van Johannes’ apostelen als medewerker had. Abner was de medewerker van Andreas, en dit plan bleef in werking totdat zij naar Jerusalem gingen voor het volgende Pascha. 146:3.9 (1642.5) The apostles continued to preach and baptize believers, while they kept up the practice of visiting from house to house, comforting the downcast and ministering to the sick and afflicted. The apostolic organization was expanded in that each of Jesus’ apostles now had one of John’s as an associate; Abner was the associate of Andrew; and this plan prevailed until they went down to Jerusalem for the next Passover.
146:3.10 (1642.6) De speciale instructie die Jezus hun gaf gedurende het verblijf te Zebulon, had voornamelijk te maken met verdere besprekingen over de onderlinge verplichtingen in het koninkrijk en omvatte onderricht dat bedoeld was om de verschillen duidelijk te maken tussen persoonlijke religieuze ervaring en de vriendschappelijke relaties die uit sociale religieuze verplichtingen voortvloeien. Dit was een der weinige keren dat de Meester ooit de sociale aspecten van religie besprak. Gedurende zijn hele leven op aarde gaf Jezus zijn volgelingen maar zeer weinig aanwijzingen aangaande de socialisering van de religie. 146:3.10 (1642.6) The special instruction given by Jesus during their stay at Zebulun had chiefly to do with further discussions of the mutual obligations of the kingdom and embraced teaching designed to make clear the differences between personal religious experience and the amities of social religious obligations. This was one of the few times the Master ever discussed the social aspects of religion. Throughout his entire earth life Jesus gave his followers very little instruction regarding the socialization of religion.
146:3.11 (1643.1) De inwoners van Zebulon waren van gemengd ras, nauwelijks Joods en evenmin heidens, en weinigen van hen gingen werkelijk in Jezus geloven, ondanks het feit dat zij van de genezing der zieken te Kafarnaüm hadden gehoord. 146:3.11 (1643.1) In Zebulun the people were of a mixed race, hardly Jew or gentile, and few of them really believed in Jesus, notwithstanding they had heard of the healing of the sick at Capernaum.
4. Het evangelie in Iron ^top 4. The Gospel at Iron ^top
146:4.1 (1643.2) Er was in Iron, zoals zelfs in veel de kleine stadjes in Galilea en Judea, een synagoge en tijdens de eerste tijd van Jezus’ optreden was het zijn gewoonte om op de Sabbatdag in deze synagogen te spreken. Soms sprak hij in de ochtenddienst, en Petrus of een der andere apostelen in de middagdienst. Jezus en de apostelen onderrichtten en predikten ook dikwijls op de avondbijeenkomsten in de synagoge op weekdagen. Ofschoon de godsdienstige leiders te Jeruzalem zich steeds vijandiger opstelden tegen Jezus, hadden zij buiten deze stad geen rechtstreeks gezag over de synagogen. Pas later in het openbare optreden van Jezus waren zij in staat dermate wijdverspreide gevoelens van tegenstand tegen hem te creëren, dat vrijwel geen van de synagogen meer toestond dat hij daar onderrichtte. Op dit tijdstip had hij nog toegang tot alle synagogen in Galilea en Judea. 146:4.1 (1643.2) At Iron, as in many of even the smaller cities of Galilee and Judea, there was a synagogue, and during the earlier times of Jesus’ ministry it was his custom to speak in these synagogues on the Sabbath day. Sometimes he would speak at the morning service, and Peter or one of the other apostles would preach at the afternoon hour. Jesus and the apostles would also often teach and preach at the weekday evening assemblies at the synagogue. Although the religious leaders at Jerusalem became increasingly antagonistic toward Jesus, they exercised no direct control over the synagogues outside of that city. It was not until later in Jesus’ public ministry that they were able to create such a widespread sentiment against him as to bring about the almost universal closing of the synagogues to his teaching. At this time all the synagogues of Galilee and Judea were open to him.
146:4.2 (1643.3) Iron was een voor die tijd uitgebreide mijnstreek, en omdat Jezus nog nooit het leven van een mijnwerker gedeeld had, bracht hij tijdens het verblijf te Iron het grootste deel van zijn tijd in de mijnen door. Terwijl de apostelen de huizen bezochten en in het openbaar predikten, werkte Jezus in de mijnen samen met deze ondergrondse arbeiders. De faam van Jezus als genezer was zelfs tot dit afgelegen dorp doorgedrongen, en vele zieken en lijdenden zochten hulp bij hem, en velen hadden veel baat bij zijn helend dienstbetoon. In geen van deze gevallen echter verrichtte de Meester een zogenaamd wonder van genezing, behalve in dat van de lepralijder. 146:4.2 (1643.3) Iron was the site of extensive mineral mines for those days, and since Jesus had never shared the life of the miner, he spent most of his time, while sojourning at Iron, in the mines. While the apostles visited the homes and preached in the public places, Jesus worked in the mines with these underground laborers. The fame of Jesus as a healer had spread even to this remote village, and many sick and afflicted sought help at his hands, and many were greatly benefited by his healing ministry. But in none of these cases did the Master perform a so-called miracle of healing save in that of the leper.
146:4.3 (1643.4) Laat in de middag van de derde dag te Iron liep Jezus toevallig op zijn terugweg uit de mijn naar zijn logies door een smalle zijstraat. Toen hij de armzalige krotwoning van zekere lepralijder naderde, nam deze zieke man die van zijn faam als genezer gehoord had, de vrijmoedigheid Jezus voor zijn deur aan te spreken, zeggende, terwijl hij voor hem neerknielde: ‘Heer, indien ge maar wilt, kunt ge mij rein maken. Ik heb de boodschap van uw leraren gehoord, en ik zou het koninkrijk binnen willen gaan indien ik rein zou kunnen worden.’ De melaatse sprak op deze wijze omdat het bij de Joden aan de lepralijders zelfs verboden was de synagogediensten bij te wonen of anderszins deel te nemen aan de openbare eredienst. Deze man geloofde werkelijk dat hij niet ontvangen kon worden in het komende koninkrijk, tenzij hij genezing zou kunnen vinden voor zijn lepra. En toen Jezus hem zag in zijn nood en zijn woorden van vasthoudend geloof hoorde, werd zijn menselijk hart geroerd en zijn goddelijke bewustzijn door medelijden bewogen. Toen Jezus hem aanzag, viel de man in aanbidding ter aarde. Daarop strekte de Meester zijn hand uit, raakte hem aan, en zei: ‘Ik wil het — word rein.’ En ogenblikkelijk was hij genezen; de lepra teisterde hem niet meer. 146:4.3 (1643.4) Late on the afternoon of the third day at Iron, as Jesus was returning from the mines, he chanced to pass through a narrow side street on his way to his lodging place. As he drew near the squalid hovel of a certain leprous man, the afflicted one, having heard of his fame as a healer, made bold to accost him as he passed his door, saying as he knelt before him: “Lord, if only you would, you could make me clean. I have heard the message of your teachers, and I would enter the kingdom if I could be made clean.” And the leper spoke in this way because among the Jews lepers were forbidden even to attend the synagogue or otherwise engage in public worship. This man really believed that he could not be received into the coming kingdom unless he could find a cure for his leprosy. And when Jesus saw him in his affliction and heard his words of clinging faith, his human heart was touched, and the divine mind was moved with compassion. As Jesus looked upon him, the man fell upon his face and worshiped. Then the Master stretched forth his hand and, touching him, said: “I will—be clean.” And immediately he was healed; the leprosy no longer afflicted him.
146:4.4 (1643.5) Toen Jezus de man overeind had geholpen, gaf hij hem de opdracht: ‘Denk eraan dat ge aan niemand vertelt over uw genezing, maar ga rustig uw eigen gang en toon uzelf aan de priester en breng de offers die Mozes heeft voorgeschreven ten bewijze van uw genezing.’ Maar deze man handelde niet zoals Jezus hem had opgedragen. Hij begon daarentegen door het hele stadje te verkondigen dat Jezus zijn melaatsheid had genezen, en daar het hele dorp hem kende, konden de mensen duidelijk zien dat hij van zijn ziekte was gereinigd. Hij ging niet naar de priesters zoals Jezus hem gezegd had. Doordat hij het nieuws dat Jezus hem had genezen overal had verspreid, werd de Meester zo omstuwd door zieken, dat hij zich gedwongen zag de volgende ochtend vroeg op te staan om het dorp te verlaten. Ofschoon Jezus het stadje niet weer binnenging, bleef hij twee dagen in de omgeving, dicht bij de mijnen, waar hij doorging de gelovige mijnwerkers te onderrichten over het evangelie van het koninkrijk. 146:4.4 (1643.5) When Jesus had lifted the man upon his feet, he charged him: “See that you tell no man about your healing but rather go quietly about your business, showing yourself to the priest and offering those sacrifices commanded by Moses in testimony of your cleansing.” But this man did not do as Jesus had instructed him. Instead, he began to publish abroad throughout the town that Jesus had cured his leprosy, and since he was known to all the village, the people could plainly see that he had been cleansed of his disease. He did not go to the priests as Jesus had admonished him. As a result of his spreading abroad the news that Jesus had healed him, the Master was so thronged by the sick that he was forced to rise early the next day and leave the village. Although Jesus did not again enter the town, he remained two days in the outskirts near the mines, continuing to instruct the believing miners further regarding the gospel of the kingdom.
146:4.5 (1644.1) Deze reiniging van de melaatse was het eerste zogeheten wonder dat Jezus tot dat ogenblik welbewust en opzettelijk had verricht. En dit was een geval van echte lepra. 146:4.5 (1644.1) This cleansing of the leper was the first so-called miracle which Jesus had intentionally and deliberately performed up to this time. And this was a case of real leprosy.
146:4.6 (1644.2) Van Iron gingen zij naar Gishala, waar zij gedurende twee dagen het evangelie verkondigden, en vandaar vertrokken zij naar Chorazin, waar zij bijna een week lang het goede nieuws predikten; zij konden echter niet veel gelovigen voor het koninkrijk winnen in Chorazin. Nergens waar Jezus had onderricht, was hij een dergelijke algemene verwerping van zijn boodschap tegengekomen. Dit verblijf te Chorazin werkte zeer deprimerend op de meeste apostelen, en Andreas en Abner hadden de grootste moeite om de moed er bij hun metgezellen in te houden. En zo trokken zij onopvallend via Kafarnaüm naar het dorp Madon, waar het hun weinig beter verging. Bij de meeste apostelen overheerste de gedachte dat hun gebrek aan succes in de stadjes die zij kortgeleden hadden bezocht, te wijten was aan het nadrukkelijke verzoek van Jezus om in hun onderricht en prediking niet over hem te spreken als een genezer. Hoezeer wensten zij dat hij nog eens een melaatse zou genezen, of op een andere manier zijn kracht zo zou manifesteren dat de aandacht van de mensen op hem werd gevestigd! Maar de Meester bleef onbewogen onder hun ernstig aandringen. 146:4.6 (1644.2) From Iron they went to Gischala, spending two days proclaiming the gospel, and then departed for Chorazin, where they spent almost a week preaching the good news; but they were unable to win many believers for the kingdom in Chorazin. In no place where Jesus had taught had he met with such a general rejection of his message. The sojourn at Chorazin was very depressing to most of the apostles, and Andrew and Abner had much difficulty in upholding the courage of their associates. And so, passing quietly through Capernaum, they went on to the village of Madon, where they fared little better. There prevailed in the minds of most of the apostles the idea that their failure to meet with success in these towns so recently visited was due to Jesus’ insistence that they refrain, in their teaching and preaching, from referring to him as a healer. How they wished he would cleanse another leper or in some other manner so manifest his power as to attract the attention of the people! But the Master was unmoved by their earnest urging.
5. Terug in Kana ^top 5. Back in Cana ^top
146:5.1 (1644.3) De groep der apostelen was zeer verheugd toen Jezus aankondigde: ‘Morgen gaan we naar Kana.’ Ze wisten dat ze een welwillend gehoor zouden vinden in Kana, want men kende Jezus daar goed. Het ging goed met hun werk om mensen in het koninkrijk binnen te leiden, toen er op de derde dag een vooraanstaand burger uit Kafarnaüm in Kana aankwam, een zekere Titus die ten dele geloofde, en wiens zoon gevaarlijk ziek was. Hij had gehoord dat Jezus in Kana was, en dus ging hij haastig op weg om hem te bezoeken. De gelovigen in Kafarnaüm dachten dat Jezus iedere ziekte kon genezen. 146:5.1 (1644.3) The apostolic party was greatly cheered when Jesus announced, “Tomorrow we go to Cana.” They knew they would have a sympathetic hearing at Cana, for Jesus was well known there. They were doing well with their work of bringing people into the kingdom when, on the third day, there arrived in Cana a certain prominent citizen of Capernaum, Titus, who was a partial believer, and whose son was critically ill. He heard that Jesus was at Cana; so he hastened over to see him. The believers at Capernaum thought Jesus could heal any sickness.
146:5.2 (1644.4) Toen deze edelman Jezus in Kana gevonden had, smeekte hij hem met spoed naar Kafarnaüm te komen om zijn lijdende zoon te genezen. Terwijl de apostelen er in ademloze verwachting omheen stonden, zei Jezus, terwijl hij de vader van de zieke jongen aanzag: ‘Hoe lang zal ik nog geduld met u hebben? De kracht Gods is in uw midden, maar tenzij ge tekenen en wonderen ziet, weigert ge te geloven.’ Doch de edelman drong bij Jezus aan en zei: ‘Mijn Heer, ik geloof inderdaad, maar kom voordat mijn kind bezwijkt, want toen ik hem achterliet, was hij al op het punt te sterven.’ En toen Jezus zijn hoofd een ogenblik in stille overpeinzing gebogen had, sprak hij plotseling: ‘Keer terug naar uw huis; uw zoon zal leven.’ Titus geloofde het woord van Jezus en haastte zich terug naar Kafarnaüm. En terwijl hij nog op de terugweg was, kwamen zijn dienaren hem tegemoet en zeiden: ‘Verheug u, want uw zoon is veel beter — hij leeft.’ Toen Titus hun vroeg op welk uur de jongen beter was begonnen te worden, en de dienaren antwoordden, ‘gisteren omstreeks het zevende uur week de koorts,’ herinnerde de vader zich dat dat het uur was waarop Jezus gezegd had: ‘Uw zoon zal leven.’ Van toen af geloofde Titus van ganser harte en met hem zijn gehele familie. Deze zoon werd een machtig dienaar van het koninkrijk en gaf later zijn leven tezamen met degenen die in Rome moesten lijden. Ofschoon allen die tot de huishouding van Titus behoorden, hun vrienden, en zelfs de apostelen, dit voorval als een wonder beschouwden, was zulks niet het geval. Het was althans geen wonder van genezing van een lichamelijke ziekte. Dit was slechts een geval van voorkennis aangaande het verloop van een wet der natuur, dezelfde voorkennis waartoe Jezus dikwijls zijn toevlucht nam na zijn doop. 146:5.2 (1644.4) When this nobleman had located Jesus in Cana, he besought him to hurry over to Capernaum and heal his afflicted son. While the apostles stood by in breathless expectancy, Jesus, looking at the father of the sick boy, said: “How long shall I bear with you? The power of God is in your midst, but except you see signs and behold wonders, you refuse to believe.” But the nobleman pleaded with Jesus, saying: “My Lord, I do believe, but come ere my child perishes, for when I left him he was even then at the point of death.” And when Jesus had bowed his head a moment in silent meditation, he suddenly spoke, “Return to your home; your son will live.” Titus believed the word of Jesus and hastened back to Capernaum. And as he was returning, his servants came out to meet him, saying, “Rejoice, for your son is improved—he lives.” Then Titus inquired of them at what hour the boy began to mend, and when the servants answered “yesterday about the seventh hour the fever left him,” the father recalled that it was about that hour when Jesus had said, “Your son will live.” And Titus henceforth believed with a whole heart, and all his family also believed. This son became a mighty minister of the kingdom and later yielded up his life with those who suffered in Rome. Though the entire household of Titus, their friends, and even the apostles regarded this episode as a miracle, it was not. At least this was not a miracle of curing physical disease. It was merely a case of preknowledge concerning the course of natural law, just such knowledge as Jesus frequently resorted to subsequent to his baptism.
146:5.3 (1645.1) Opnieuw zag Jezus zich gedwongen met spoed uit Kana te vertrekken vanwege de overmatige aandacht die dit voorval trok, de tweede keer dat iets dergelijks gebeurde bij zijn optreden in dit dorp. De mensen in het stadje herinnerden zich het water en de wijn, en nu ze geloofden dat hij de zoon van de edelman van zo grote afstand genezen had, kwamen ze tot hem en brachten niet alleen hun zieken en lijdenden mee, doch zonden ook boodschappers met het verzoek of hij zieken vanuit de verte zou willen genezen. Toen Jezus zag dat de gehele landstreek in beroering was gekomen, zei hij: ‘Laten we naar Naïn gaan.’ 146:5.3 (1645.1) Again was Jesus compelled to hasten away from Cana because of the undue attention attracted by the second episode of this sort to attend his ministry in this village. The townspeople remembered the water and the wine, and now that he was supposed to have healed the nobleman’s son at so great a distance, they came to him, not only bringing the sick and afflicted but also sending messengers requesting that he heal sufferers at a distance. And when Jesus saw that the whole countryside was aroused, he said, “Let us go to Nain.”
6. Naïn en de zoon van de weduwe ^top 6. Nain and the Widow’s Son ^top
146:6.1 (1645.2) Deze mensen geloofden in tekenen; het was een generatie die uit was op wonderen. De mensen in het midden en zuiden van Galilea waren ten aanzien van Jezus en diens persoonlijk hulpbetoon nu op wonderen belust geworden. Tientallen, honderden eerlijke mensen die aan louter nerveuze kwalen en emotionele stoornissen leden, kwamen tot Jezus en gingen daarna terug naar huis en naar hun vrienden, verkondigdend dat Jezus hen genezen had. En zulke gevallen van mentale genezing beschouwden deze onontwikkelde, eenvoudige lieden als lichamelijk herstel, wonderbaarlijke genezingen. 146:6.1 (1645.2) These people believed in signs; they were a wonder-seeking generation. By this time the people of central and southern Galilee had become miracle minded regarding Jesus and his personal ministry. Scores, hundreds, of honest persons suffering from purely nervous disorders and afflicted with emotional disturbances came into Jesus’ presence and then returned home to their friends announcing that Jesus had healed them. And such cases of mental healing these ignorant and simple-minded people regarded as physical healing, miraculous cures.
146:6.2 (1645.3) Toen Jezus Kana wilde verlaten en naar Naïn wilde gaan, trok een grote menigte gelovigen en vele nieuwsgierigen achter hem aan. Ze waren er op gespitst miraculeuze en wonderbaarlijke gebeurtenissen te zien, en zij zouden niet worden teleurgesteld. Toen Jezus en zijn apostelen de stadspoort dicht waren genaderd, kwamen ze een begrafenisstoet tegen op weg naar de nabijgelegen begraafplaats, waarmee de enige zoon van een weduwe in Naïn naar het graf werd gebracht. Deze vrouw genoot veel aanzien en het halve dorp volgde de dragers van de baar met deze, naar men meende, dode jongen. Toen de begrafenisstoet Jezus en zijn volgelingen bereikt had, herkenden de weduwe en haar vrienden de Meester en smeekten hem de jongen weer tot leven te brengen. Hun verwachting van wonderen had een zodanige hoogte bereikt, dat zij dachten dat Jezus alle menselijke ziekten kon genezen, en waarom zou zulk een genezer zelfs de doden niet kunnen opwekken? Toen men een zo sterke aandrang op hem uitoefende, trad Jezus naar voren, tilde het dekkleed van de baar op, en onderzocht de jongen. Toen hij ontdekte dat de jongen niet werkelijk dood was, zag hij ook welk een tragedie door zijn aanwezigheid voorkomen kon worden; hij wendde zich dus tot de moeder en zei: ‘Ween niet. Uw zoon is niet dood: hij slaapt. Ge zult hem terugkrijgen.’ Daarop nam hij de jongen bij de hand en sprak: ‘Word wakker en sta op.’ En de jongen, van wie men aannam dat hij dood was, ging dadelijk rechtop zitten en begon te praten, en Jezus zond hen terug naar huis. 146:6.2 (1645.3) When Jesus sought to leave Cana and go to Nain, a great multitude of believers and many curious people followed after him. They were bent on beholding miracles and wonders, and they were not to be disappointed. As Jesus and his apostles drew near the gate of the city, they met a funeral procession on its way to the near-by cemetery, carrying the only son of a widowed mother of Nain. This woman was much respected, and half of the village followed the bearers of the bier of this supposedly dead boy. When the funeral procession had come up to Jesus and his followers, the widow and her friends recognized the Master and besought him to bring the son back to life. Their miracle expectancy was aroused to such a high pitch they thought Jesus could cure any human disease, and why could not such a healer even raise the dead? Jesus, while being thus importuned, stepped forward and, raising the covering of the bier, examined the boy. Discovering that the young man was not really dead, he perceived the tragedy which his presence could avert; so, turning to the mother, he said: “Weep not. Your son is not dead; he sleeps. He will be restored to you.” And then, taking the young man by the hand, he said, “Awake and arise.” And the youth who was supposed to be dead presently sat up and began to speak, and Jesus sent them back to their homes.
146:6.3 (1645.4) Jezus trachtte de menigte te kalmeren en probeerde tevergeefs uit te leggen dat de jongen niet werkelijk dood was geweest, dat hij hem niet uit het graf had teruggebracht, maar het mocht niet baten. De menigte die hem volgde en het gehele dorp Naïn waren in de hoogste staat van emotionele opwinding geraakt. Velen werden door vrees bevangen, anderen raakten in paniek, terwijl weer anderen begonnen te bidden en te weeklagen over hun zonden. En pas lang nadat de avond gevallen was, kon de luidruchtige menigte worden verspreid. En ondanks de verklaring van Jezus dat de jongen niet dood was geweest, hield natuurlijk iedereen vol dat er een wonder was gedaan, dat de doden zelfs waren opgewekt. Ofschoon Jezus hun zei dat de jongen alleen maar in een diepe slaaptoestand was geweest, legden zij deze woorden zo uit alsof dit zijn manier van spreken was, en zij vestigden de aandacht op het feit dat hij altijd in grote bescheidenheid zijn wonderen trachtte te verbergen. 146:6.3 (1645.4) Jesus endeavored to calm the multitude and vainly tried to explain that the lad was not really dead, that he had not brought him back from the grave, but it was useless. The multitude which followed him, and the whole village of Nain, were aroused to the highest pitch of emotional frenzy. Fear seized many, panic others, while still others fell to praying and wailing over their sins. And it was not until long after nightfall that the clamoring multitude could be dispersed. And, of course, notwithstanding Jesus’ statement that the boy was not dead, everyone insisted that a miracle had been wrought, even the dead raised. Although Jesus told them the boy was merely in a deep sleep, they explained that that was the manner of his speaking and called attention to the fact that he always in great modesty tried to hide his miracles.
146:6.4 (1646.1) Zo verspreidde zich door geheel Galilea en Judea het gerucht dat Jezus de zoon van de weduwe had opgewekt uit de dood en velen die dit bericht hoorden, geloofden het. Jezus was nimmer bij machte om zelfs al zijn apostelen geheel te doen begrijpen dat de zoon van de weduwe niet werkelijk dood was geweest, toen hij hem zei wakker te worden en op te staan. Hij maakte echter wel zoveel indruk op hen, dat dit voorval niet werd opgenomen in alle verslagen die later werden gemaakt, met uitzondering van dat van Lucas, die het beschreef zoals het hem was verteld. En opnieuw werd Jezus zo belegerd als genezer, dat hij de volgende morgen vroeg vertrok naar Endor. 146:6.4 (1646.1) So the word went abroad throughout Galilee and into Judea that Jesus had raised the widow’s son from the dead, and many who heard this report believed it. Never was Jesus able to make even all his apostles fully understand that the widow’s son was not really dead when he bade him awake and arise. But he did impress them sufficiently to keep it out of all subsequent records except that of Luke, who recorded it as the episode had been related to him. And again was Jesus so besieged as a physician that he departed early the next day for Endor.
7. In Endor ^top 7. At Endor ^top
146:7.1 (1646.2) In Endor ontsnapte Jezus voor enkele dagen aan de luidruchtige menigten die uit waren op lichamelijke genezing. Tijdens hun verblijf hier vertelde Jezus ter onderrichting van zijn apostelen het verhaal van Koning Saul en de tovenares van Endor. Jezus zei onomwonden tegen zijn apostelen dat de afgedwaalde, opstandige middenwezens die dikwijls de rol gespeeld hadden van de vermeende geesten van de doden, spoedig zouden worden bedwongen, zodat zij deze vreemde dingen niet langer zouden kunnen doen. Hij vertelde zijn volgelingen dat wanneer hij zou zijn teruggekeerd tot de Vader, en wanneer zij hun geest zouden hebben uitgestort op alle vlees, zulke semi-geest-wezens — zogenaamde onreine geesten — geen bezit meer zouden kunnen nemen van de zwakzinnigen en boosaardigen onder de stervelingen. 146:7.1 (1646.2) At Endor Jesus escaped for a few days from the clamoring multitudes in quest of physical healing. During their sojourn at this place the Master recounted for the instruction of the apostles the story of King Saul and the witch of Endor. Jesus plainly told his apostles that the stray and rebellious midwayers who had oftentimes impersonated the supposed spirits of the dead would soon be brought under control so that they could no more do these strange things. He told his followers that, after he returned to the Father, and after they had poured out their spirit upon all flesh, no more could such semispirit beings—so-called unclean spirits—possess the feeble- and evil-minded among mortals.
146:7.2 (1646.3) Jezus legde zijn apostelen voorts uit dat de geesten van de mensen die zijn heengegaan, niet terugkomen naar de wereld van hun oorsprong om met hun levende medemensen te communiceren. Pas wanneer een tijdperk van een dispensatie voorbij is, zou het voor de voortschrijdende geest van een sterveling mogelijk kunnen zijn om naar de aarde terug te keren, en dan alleen nog maar in uitzonderingsgevallen en als een onderdeel van het geestelijke bestuur van de planeet. 146:7.2 (1646.3) Jesus further explained to his apostles that the spirits of departed human beings do not come back to the world of their origin to communicate with their living fellows. Only after the passing of a dispensational age would it be possible for the advancing spirit of mortal man to return to earth and then only in exceptional cases and as a part of the spiritual administration of the planet.
146:7.3 (1646.4) Toen ze twee dagen rust hadden gehouden, zei Jezus tot zijn apostelen: ‘Laten we morgen naar Kafarnaüm teruggaan en daar een tijdje blijven om onderricht te geven, terwijl deze landstreek tot rust komt. Thuis zullen ze nu wel gedeeltelijk zijn bijgekomen van dit soort opwinding.’ 146:7.3 (1646.4) When they had rested two days, Jesus said to his apostles: “On the morrow let us return to Capernaum to tarry and teach while the countryside quiets down. At home they will have by this time partly recovered from this sort of excitement.”