Verhandeling 150 Paper 150
De derde prediktocht The Third Preaching Tour
150:0.1 (1678.1) OP zondag, 16 januari a.d.29, kwamen Abner en de apostelen van Johannes ’s avonds aan in Betsaïda, waar zij de volgende dag een gezamenlijke bespreking begonnen met Andreas en de apostelen van Jezus. Abner en zijn metgezellen hadden hun hoofdkwartier in Hebron en waren gewoon om op gezette tijden naar Betsaïda te gaan voor deze besprekingen. 150:0.1 (1678.1) ON SUNDAY evening, January 16, a.d. 29, Abner, with the apostles of John, reached Bethsaida and went into joint conference with Andrew and the apostles of Jesus the next day. Abner and his associates made their headquarters at Hebron and were in the habit of coming up to Bethsaida periodically for these conferences.
150:0.2 (1678.2) Onder de vele zaken die op deze gezamenlijke vergadering werden overwogen, was ook de praktijk van het zalven van zieken met bepaalde soorten olie in verband met het gebed om genezing. Opnieuw weigerde Jezus deel te nemen aan de besprekingen, of een uitspraak te doen over hun conclusies. De apostelen van Johannes hadden altijd gebruik gemaakt van zalfolie in hun dienstbetoon aan zieken en lijdenden, en wilden dit nu instellen als een uniforme praktijk voor beide groepen, maar de apostelen van Jezus weigerden zich aan zulk een regeling te binden. 150:0.2 (1678.2) Among the many matters considered by this joint conference was the practice of anointing the sick with certain forms of oil in connection with prayers for healing. Again did Jesus decline to participate in their discussions or to express himself regarding their conclusions. The apostles of John had always used the anointing oil in their ministry to the sick and afflicted, and they sought to establish this as a uniform practice for both groups, but the apostles of Jesus refused to bind themselves by such a regulation.
150:0.3 (1678.3) Op dinsdag, 18 januari, voegden zich de ongeveer vijfenzeventig evangelisten die de proef hadden doorstaan, bij de vierentwintig in het huis van Zebedeüs in Betsaïda, ter voorbereiding op hun uitzending op de derde prediktocht door Galilea. Deze derde zendingstocht duurde zeven weken. 150:0.3 (1678.3) On Tuesday, January 18, the twenty-four were joined by the tested evangelists, about seventy-five in number, at the Zebedee house in Bethsaida preparatory to being sent forth on the third preaching tour of Galilee. This third mission continued for a period of seven weeks.
150:0.4 (1678.4) De evangelisten werden in groepjes van vijf uitgezonden, terwijl Jezus en de twaalf meestentijds samen reisden; wanneer het nodig was, trokken de apostelen er twee aan twee op uit om gelovigen te dopen. Bijna drie weken lang werkten Abner en zijn metgezellen ook samen met de groepjes evangelisten, gaven hun raad en doopten de gelovigen. Ze bezochten Magdala, Tiberias, Nazaret, en alle voornaamste stadjes en dorpen in het midden en zuiden van Galilea, alle plaatsen die ze al eerder bezocht hadden, en vele andere. Dit was hun laatste boodschap aan Galilea, met uitzondering van de noordelijke gedeelten. 150:0.4 (1678.4) The evangelists were sent out in groups of five, while Jesus and the twelve traveled together most of the time, the apostles going out two and two to baptize believers as occasion required. For a period of almost three weeks Abner and his associates also worked with the evangelistic groups, advising them and baptizing believers. They visited Magdala, Tiberias, Nazareth, and all the principal cities and villages of central and southern Galilee, all the places previously visited and many others. This was their last message to Galilee, except to the northern portions.
1. Het evangelistenkorps van de vrouwen ^top 1. The Women’s Evangelistic Corps ^top
150:1.1 (1678.5) Van alle gedurfde dingen die Jezus in verband met zijn loopbaan op aarde ondernam, was wel het meest verbazingwekkende zijn plotselinge aankondiging op de avond van de zestiende januari: ‘Morgen zullen we tien vrouwen speciaal aanstellen voor het verzorgende werk van het koninkrijk.’ Aan het begin van de twee weken waarin de apostelen en de evangelisten die met verlof gingen niet te Betsaïda zouden zijn, had Jezus aan David gevraagd diens ouders te verzoeken naar huis te komen, en boodschappers uit te zenden om tien godvruchtige vrouwen op te roepen, die hadden geholpen met het bestuur van het eerdere kamp en het tentenhospitaal. Deze vrouwen hadden allen geluisterd naar het onderricht dat de jonge evangelisten kregen, maar het was nooit bij henzelf of hun leraren opgekomen dat Jezus het zou aandurven vrouwen aan te stellen om het evangelie van het koninkrijk te onderrichten en de zieken te verzorgen. Deze tien door Jezus uitgekozen en aangestelde vrouwen waren: Susanna, de dochter van de vorige chazan van de synagoge te Nazaret; Johanna, de vrouw van Chuza, de hofmeester van Herodes Antipas; Elisabet, de dochter van een welgestelde Jood uit Tiberias en Sepforis; Marta, de oudere zuster van Andreas en Petrus; Rachel, de schoonzuster van Judas, de broer van de Meester in het vlees; Nasanta, de dochter van Elman, de Syrische arts; Milka, een nicht van de apostel Tomas; Ruth, de oudste dochter van Matteüs Levi; Celta, de dochter van een Romeinse hoofdman over honderd; en Agaman, een weduwe uit Damascus. Later voegde Jezus nog twee andere vrouwen aan deze groep toe — Maria Magdalena en Rebekka, de dochter van Jozef van Arimatea. 150:1.1 (1678.5) Of all the daring things which Jesus did in connection with his earth career, the most amazing was his sudden announcement on the evening of January 16: “On the morrow we will set apart ten women for the ministering work of the kingdom.” At the beginning of the two weeks’ period during which the apostles and the evangelists were to be absent from Bethsaida on their furlough, Jesus requested David to summon his parents back to their home and to dispatch messengers calling to Bethsaida ten devout women who had served in the administration of the former encampment and the tented infirmary. These women had all listened to the instruction given the young evangelists, but it had never occurred to either themselves or their teachers that Jesus would dare to commission women to teach the gospel of the kingdom and minister to the sick. These ten women selected and commissioned by Jesus were: Susanna, the daughter of the former chazan of the Nazareth synagogue; Joanna, the wife of Chuza, the steward of Herod Antipas; Elizabeth, the daughter of a wealthy Jew of Tiberias and Sepphoris; Martha, the elder sister of Andrew and Peter; Rachel, the sister-in-law of Jude, the Master’s brother in the flesh; Nasanta, the daughter of Elman, the Syrian physician; Milcha, a cousin of the Apostle Thomas; Ruth, the eldest daughter of Matthew Levi; Celta, the daughter of a Roman centurion; and Agaman, a widow of Damascus. Subsequently, Jesus added two other women to this group—Mary Magdalene and Rebecca, the daughter of Joseph of Arimathea.
150:1.2 (1679.1) Jezus machtigde deze vrouwen hun eigen organisatie te vormen en gaf Judas opdracht middelen te verschaffen voor hun uitrusting en lastdieren. De tien kozen Susanna als hun leidster en Johanna als hun penningmeester. Hierna zorgden zij voor hun eigen geldmiddelen; ze deden nooit meer een beroep op Judas om hen te ondersteunen. 150:1.2 (1679.1) Jesus authorized these women to effect their own organization and directed Judas to provide funds for their equipment and for pack animals. The ten elected Susanna as their chief and Joanna as their treasurer. From this time on they furnished their own funds; never again did they draw upon Judas for support.
150:1.3 (1679.2) In die tijd, toen vrouwen zelfs niet in de voornaamste vergaderruimte van de synagoge werden toegelaten (ze mochten alleen in de vrouwengalerij komen), was het zeer verbazingwekkend te zien dat ze erkend werden als gemachtigde leraren van het nieuwe evangelie van het koninkrijk. De opdracht die Jezus deze tien vrouwen gaf toen hij hen uitkoos voor het onderricht van het evangelie en voor hulpbetoon, was de proclamatie van emancipatie die alle vrouwen voor altijd bevrijdde: de man mocht de vrouw voortaan niet meer beschouwen als geestelijk zijn mindere. Dit was zelfs voor de twaalf apostelen een duidelijke schok. Ondanks het feit dat zij de Meester vele malen hadden horen zeggen dat ‘in het koninkrijk der hemelen geen rijke of arme, geen vrije of slaaf, geen man of vrouw bestaat, allen zijn gelijkelijk de zonen en dochters van God,’ waren zij letterlijk met stomheid geslagen toen hij officieel voorstelde om deze tien vrouwen aan te stellen als godsdienstleraren en hun zelfs toe te staan met hen mee te reizen. Het gehele land kwam door deze gedragslijn in beroering en de vijanden van Jezus sloegen niet weinig munt uit deze stap, maar de vrouwelijke gelovigen in het goede nieuws stonden overal onwrikbaar achter hun uitverkoren zusters, en gaven op niet mis te verstane wijze hun goedkeuring te kennen voor deze late erkenning van de plaats van de vrouw in het religieuze werk. En deze bevrijding van vrouwen, door hen de erkenning te geven die hun toekwam, bleven de apostelen direct na het heengaan van de Meester in de praktijk toepassen, ook al vielen latere generaties terug op de oude gebruiken. Gedurende de eerste dagen van de Christelijke kerk werden vrouwelijke leraressen en dienaressen diakonessen genoemd en algemeen erkend. Paulus echter gaf dit alles weliswaar in theorie toe, maar maakte het nooit deel van zijn eigen instelling en vond het persoonlijk moeilijk om in de praktijk uit te voeren. 150:1.3 (1679.2) It was most astounding in that day, when women were not even allowed on the main floor of the synagogue (being confined to the women’s gallery), to behold them being recognized as authorized teachers of the new gospel of the kingdom. The charge which Jesus gave these ten women as he set them apart for gospel teaching and ministry was the emancipation proclamation which set free all women and for all time; no more was man to look upon woman as his spiritual inferior. This was a decided shock to even the twelve apostles. Notwithstanding they had many times heard the Master say that “in the kingdom of heaven there is neither rich nor poor, free nor bond, male nor female, all are equally the sons and daughters of God,” they were literally stunned when he proposed formally to commission these ten women as religious teachers and even to permit their traveling about with them. The whole country was stirred up by this proceeding, the enemies of Jesus making great capital out of this move, but everywhere the women believers in the good news stood stanchly behind their chosen sisters and voiced no uncertain approval of this tardy acknowledgment of woman’s place in religious work. And this liberation of women, giving them due recognition, was practiced by the apostles immediately after the Master’s departure, albeit they fell back to the olden customs in subsequent generations. Throughout the early days of the Christian church women teachers and ministers were called deaconesses and were accorded general recognition. But Paul, despite the fact that he conceded all this in theory, never really incorporated it into his own attitude and personally found it difficult to carry out in practice.
2. Het oponthoud in Magdala ^top 2. The Stop at Magdala ^top
150:2.1 (1679.3) Toen de groep der apostelen op reis ging vanuit Betsaïda, reisden de vrouwen in de achterhoede. Tijdens de bijeenkomsten zaten ze altijd vooraan in een groep bij elkaar, rechts van de spreker. In steeds grotere aantallen waren vrouwen tot het geloof in het evangelie van het koninkrijk gekomen, en het was een bron van veel moeilijkheden en eindeloze verlegenheid geweest wanneer zij persoonlijk met Jezus of een van de apostelen hadden willen spreken. Nu was dit alles anders. Wanneer één van de vrouwelijke gelovigen de Meester wilde zien of met de apostelen wilde spreken, ging zij naar Susanna, en vergezeld van een van de twaalf vrouwelijke evangelisten begaf ze zich nu meteen naar de Meester of een van zijn apostelen. 150:2.1 (1679.3) As the apostolic party journeyed from Bethsaida, the women traveled in the rear. During the conference time they always sat in a group in front and to the right of the speaker. Increasingly, women had become believers in the gospel of the kingdom, and it had been a source of much difficulty and no end of embarrassment when they had desired to hold personal converse with Jesus or one of the apostles. Now all this was changed. When any of the women believers desired to see the Master or confer with the apostles, they went to Susanna, and in company with one of the twelve women evangelists, they would go at once into the presence of the Master or one of his apostles.
150:2.2 (1680.1) In Magdala bewezen de vrouwen voor de eerste maal hun nut en rechtvaardigden zij de wijsheid van het besluit om hen te kiezen. Andreas had zijn metgezellen tamelijk strenge voorschriften gegeven inzake het persoonlijke werk onder vrouwen, speciaal onder degenen van twijfelachtige reputatie. Toen de groep in Magdala aankwam, waren deze tien vrouwelijke evangelisten vrij om de huizen van slechte reputatie binnen te gaan en de blijde boodschap rechtstreeks aan alle inwonenden te prediken. En wanneer zij de zieken bezochten, konden deze vrouwen hun lijdende zusters zeer dicht naderen in hun hulpbetoon. Als gevolg van het optreden van deze tien vrouwen (later bekend als de twaalf vrouwen) in deze plaats, werd Maria Magdalena voor het koninkrijk gewonnen. Door een opeenvolging van tegenslagen en als gevolg van de houding van de achtenswaardige samenleving jegens vrouwen die zulke beoordelingsfouten maken, was deze vrouw in een van de slechte huizen van Magdala terecht gekomen. Het waren Marta en Rachel die Maria uitlegden dat de deuren van het koninkrijk openstonden zelfs voor vrouwen als zij. Maria geloofde het goede nieuws en werd de volgende dag door Petrus gedoopt. 150:2.2 (1680.1) It was at Magdala that the women first demonstrated their usefulness and vindicated the wisdom of their choosing. Andrew had imposed rather strict rules upon his associates about doing personal work with women, especially with those of questionable character. When the party entered Magdala, these ten women evangelists were free to enter the evil resorts and preach the glad tidings directly to all their inmates. And when visiting the sick, these women were able to draw very close in their ministry to their afflicted sisters. As the result of the ministry of these ten women (afterward known as the twelve women) at this place, Mary Magdalene was won for the kingdom. Through a succession of misfortunes and in consequence of the attitude of reputable society toward women who commit such errors of judgment, this woman had found herself in one of the nefarious resorts of Magdala. It was Martha and Rachel who made plain to Mary that the doors of the kingdom were open to even such as she. Mary believed the good news and was baptized by Peter the next day.
150:2.3 (1680.2) Maria Magdalena werd de meest effectieve lerares van het evangelie onder deze groep van twaalf vrouwelijke evangelisten. Vier weken na haar bekering te Jotapata werd zij samen met Rebekka in deze dienst aangesteld. Maria en Rebekka, evenals de anderen van deze groep, gingen de rest van Jezus’ leven op aarde getrouw en doeltreffend door met dit werk voor de verlichting en verheffing van hun vertrapte zusters; en toen zich de laatste tragische episode in het drama van het leven van Jezus afspeelde, waren deze vrouwen allen aanwezig hoewel alle apostelen op één na waren gevlucht, en niet één hunner verloochende of verried hem. 150:2.3 (1680.2) Mary Magdalene became the most effective teacher of the gospel among this group of twelve women evangelists. She was set apart for such service, together with Rebecca, at Jotapata about four weeks subsequent to her conversion. Mary and Rebecca, with the others of this group, went on through the remainder of Jesus’ life on earth, laboring faithfully and effectively for the enlightenment and uplifting of their downtrodden sisters; and when the last and tragic episode in the drama of Jesus’ life was being enacted, notwithstanding the apostles all fled but one, these women were all present, and not one either denied or betrayed him.
3. De Sabbat te Tiberias ^top 3. Sabbath at Tiberias ^top
150:3.1 (1680.3) Op aanwijzing van Jezus had Andreas de Sabbatvieringen van de groep apostelen in handen gelegd van de vrouwen. Dit betekende natuurlijk dat deze diensten niet in de nieuwe synagoge gehouden konden worden. De vrouwen kozen Johanna om bij deze gelegenheid de leiding op zich te nemen, en de bijeenkomst werd gehouden in de eetzaal van het nieuwe paleis van Herodes, want Herodes was afwezig omdat hij resideerde in Julias in Perea. Johanna las uit de Schrift over het werk van de vrouwen in het godsdienstige leven van Israel, en zij noemde daarbij Mirjam, Debora, Ester, en anderen. 150:3.1 (1680.3) The Sabbath services of the apostolic party had been put in the hands of the women by Andrew, upon instructions from Jesus. This meant, of course, that they could not be held in the new synagogue. The women selected Joanna to have charge of this occasion, and the meeting was held in the banquet room of Herod’s new palace, Herod being away in residence at Julias in Perea. Joanna read from the Scriptures concerning woman’s work in the religious life of Israel, making reference to Miriam, Deborah, Esther, and others.
150:3.2 (1680.4) Later in de avond hield Jezus voor de gezamenlijke groep een gedenkwaardige toespraak over ‘Magie en bijgeloof’. In die dagen werd de verschijning van een heldere en vermeend nieuwe ster als een teken beschouwd dat er een groot man op aarde was geboren. Kortgeleden was een dergelijke ster waargenomen, en dus vroeg Andreas aan Jezus of er een goede grondslag was voor dergelijke overtuigingen. In zijn uitvoerige antwoord op de vraag van Andreas gaf Jezus een diepgaande beschouwing over het gehele onderwerp van het menselijke bijgeloof. De uitspraken die Jezus op dit moment deed, kunnen in moderne bewoordingen als volgt worden samengevat: 150:3.2 (1680.4) Late that evening Jesus gave the united group a memorable talk on “Magic and Superstition.” In those days the appearance of a bright and supposedly new star was regarded as a token indicating that a great man had been born on earth. Such a star having then recently been observed, Andrew asked Jesus if these beliefs were well founded. In the long answer to Andrew’s question the Master entered upon a thoroughgoing discussion of the whole subject of human superstition. The statement which Jesus made at this time may be summarized in modern phraseology as follows:
150:3.3 (1680.5) 1. De loop van de sterren aan de hemel heeft in het geheel niets te maken met de gebeurtenissen in het leven der mensen op aarde. De astronomie is een passend object van onderzoek voor de wetenschap, maar astrologie is een hoop bijgelovige dwaling, die niet in het evangelie van het koninkrijk thuishoort. 150:3.3 (1680.5) 1. The courses of the stars in the heavens have nothing whatever to do with the events of human life on earth. Astronomy is a proper pursuit of science, but astrology is a mass of superstitious error which has no place in the gospel of the kingdom.
150:3.4 (1680.6) 2. Het onderzoek van de inwendige organen van een pas gedood dier kan niets openbaren omtrent het weer, toekomstige gebeurtenissen, of de afloop van zaken van mensen. 150:3.4 (1680.6) 2. The examination of the internal organs of an animal recently killed can reveal nothing about weather, future events, or the outcome of human affairs.
150:3.5 (1680.7) 3. De geesten der doden komen niet terug om zich in verbinding te stellen met hun familie of hun vroegere vrienden onder de levenden. 150:3.5 (1680.7) 3. The spirits of the dead do not come back to communicate with their families or their onetime friends among the living.
150:3.6 (1681.1) 4. Tovermiddelen en relikwieën hebben geen kracht om ziekte te genezen, rampen af te weren of boze geesten te beïnvloeden; het geloof in al zulke materiële middelen om de geestelijke wereld te beïnvloeden is niets dan grof bijgeloof. 150:3.6 (1681.1) 4. Charms and relics are impotent to heal disease, ward off disaster, or influence evil spirits; the belief in all such material means of influencing the spiritual world is nothing but gross superstition.
150:3.7 (1681.2) 5. Hoewel het loten een gemakkelijke manier kan zijn om vele kleine moeilijkheden op te lossen, is het niet een methode die bedoeld is om de goddelijke wil te openbaren. De uitkomsten ervan zijn zuiver en alleen een zaak van materieel toeval. De enige manier om in verbinding te treden met de geestelijke wereld ligt besloten in de geestelijke gave aan de mensen, de inwonende geest van de Vader, samen met de uitgestorte geest van de Zoon en de alomtegenwoordige invloed van de Oneindige Geest. 150:3.7 (1681.2) 5. Casting lots, while it may be a convenient way of settling many minor difficulties, is not a method designed to disclose the divine will. Such outcomes are purely matters of material chance. The only means of communion with the spiritual world is embraced in the spirit endowment of mankind, the indwelling spirit of the Father, together with the outpoured spirit of the Son and the omnipresent influence of the Infinite Spirit.
150:3.8 (1681.3) 6. Waarzeggerij, tovenarij en hekserij zijn bijgeloof van onwetenden, zoals ook de waanvoorstellingen van de magie. Het geloof in magische getallen, in voortekenen van de goede fortuin en in voorboden van ongeluk, is niets anders dan ongegrond bijgeloof. 150:3.8 (1681.3) 6. Divination, sorcery, and witchcraft are superstitions of ignorant minds, as also are the delusions of magic. The belief in magic numbers, omens of good luck, and harbingers of bad luck, is pure and unfounded superstition.
150:3.9 (1681.4) 7. De verklaring van dromen is grotendeels een bijgelovig en ongegrond systeem van onkundige en fantastische bespiegelingen. Het evangelie van het koninkrijk dient niets gemeen te hebben met de waarzeggende priesters van primitieve godsdiensten. 150:3.9 (1681.4) 7. The interpretation of dreams is largely a superstitious and groundless system of ignorant and fantastic speculation. The gospel of the kingdom must have nothing in common with the soothsayer priests of primitive religion.
150:3.10 (1681.5) 8. De geesten van het goede of het kwade kunnen niet in materiële symbolen van klei, hout of metaal wonen; afgodsbeelden zijn niets meer dan het materiaal waaruit ze zijn vervaardigd. 150:3.10 (1681.5) 8. The spirits of good or evil cannot dwell within material symbols of clay, wood, or metal; idols are nothing more than the material of which they are made.
150:3.11 (1681.6) 9. De praktijken van de bezweerders, de waarzeggers, de magiërs en de tovenaars zijn ontleend aan het bijgeloof der Egyptenaren, de Assyriërs, de Babyloniërs en de oude Kanaänieten. Amuletten en alle soorten bezweringen zijn even nutteloos om de bescherming van goede geesten te winnen, als om vermeende kwade geesten af te weren. 150:3.11 (1681.6) 9. The practices of the enchanters, the wizards, the magicians, and the sorcerers, were derived from the superstitions of the Egyptians, the Assyrians, the Babylonians, and the ancient Canaanites. Amulets and all sorts of incantations are futile either to win the protection of good spirits or to ward off supposed evil spirits.
150:3.12 (1681.7) 10. Hij ontmaskerde en veroordeelde openlijk hun geloof in toverformules, godsgerichten, betovering, vervloeking, tekenen, mandragora’s, koorden met knopen en alle andere vormen van onwetend en verslavend bijgeloof. 150:3.12 (1681.7) 10. He exposed and denounced their belief in spells, ordeals, bewitching, cursing, signs, mandrakes, knotted cords, and all other forms of ignorant and enslaving superstition.
4. De apostelen worden twee aan twee uitgezonden ^top 4. Sending the Apostles Out Two and Two ^top
150:4.1 (1681.8) Toen Jezus de volgende avond de twaalf apostelen, de apostelen van Johannes en de pas aangestelde groep vrouwen had bijeengeroepen, zei hij: ‘Jullie ziet zelf dat de oogst overvloedig is, maar arbeiders zijn er weinig. Laat ons daarom allen de Heer van de oogst bidden of hij nog meer arbeiders naar zijn akkers wil uitzenden. Terwijl ik hier zal blijven om de nieuwe leraren te bemoedigen en onderricht te geven, zou ik de ouderen twee aan twee willen uitzenden, zodat zij snel door geheel Galilea kunnen trekken en het evangelie van het koninkrijk prediken nu het nog gelegen komt en het er vredig is.’ Vervolgens wees hij de apostelen twee aan twee aan zoals hij wilde dat zij erop uit zouden gaan: Andreas en Petrus, Jakobus en Johannes Zebedeüs, Filippus en Natanael, Tomas en Matteüs, Jakobus en Judas Alfeüs, Simon Zelotes en Judas Iskariot. 150:4.1 (1681.8) The next evening, having gathered together the twelve apostles, the apostles of John, and the newly commissioned women’s group, Jesus said: “You see for yourselves that the harvest is plenteous, but the laborers are few. Let us all, therefore, pray the Lord of the harvest that he send forth still more laborers into his fields. While I remain to comfort and instruct the younger teachers, I would send out the older ones two and two that they may pass quickly over all Galilee preaching the gospel of the kingdom while it is yet convenient and peaceful.” Then he designated the pairs of apostles as he desired them to go forth, and they were: Andrew and Peter, James and John Zebedee, Philip and Nathaniel, Thomas and Matthew, James and Judas Alpheus, Simon Zelotes and Judas Iscariot.
150:4.2 (1681.9) Jezus sprak de datum af waarop hij de twaalf in Nazaret terug zou zien, en toen zij uit elkaar gingen, zei hij: ‘Gaat op deze tocht niet naar de niet-Joodse steden, en ook niet naar Samaria, maar gaat in plaats daarvan naar de verloren schapen van het huis Israels. Predikt het evangelie van het koninkrijk en verkondig de reddende waarheid dat de mens een zoon van God is. Herinner je dat de discipel niet meer is dan zijn meester, noch de dienaar groter dan zijn heer. Het is voldoende voor de discipel om gelijk te zijn aan zijn meester, en voor de dienaar om zoals zijn heer te worden. Indien sommige mensen het aangedurfd hebben om de meester van het huis een handlanger van Beëlzebub te noemen, hoeveel te meer zullen zij dan zijn huisgenoten zo beschouwen! Doch jullie moeten niet bang zijn voor deze niet-gelovende vijanden. Ik zeg jullie dat er niets verhuld is dat niet geopenbaard zal worden; er is niets verborgen dat niet bekend zal worden. Wat ik jullie vertrouwelijk heb onderricht, predikt dat met wijsheid in het openbaar. Wat ik jullie in binnenskamers heb geopenbaard, dienen jullie te gelegener tijd van de daken der huizen te verkondigen. En ik zeg jullie, mijn vrienden en discipelen, weest niet bevreesd voor hen die het lichaam kunnen doden, doch niet in staat zijn de ziel te vernietigen; stelt veeleer je vertrouwen op Hem die in staat is het lichaam te voeden en de ziel te verlossen. 150:4.2 (1681.9) Jesus arranged the date for meeting the twelve at Nazareth, and in parting, he said: “On this mission go not to any city of the gentiles, neither go into Samaria, but go instead to the lost sheep of the house of Israel. Preach the gospel of the kingdom and proclaim the saving truth that man is a son of God. Remember that the disciple is hardly above his master nor a servant greater than his lord. It is enough for the disciple to be equal with his master and the servant to become like his lord. If some people have dared to call the master of the house an associate of Beelzebub, how much more shall they so regard those of his household! But you should not fear these unbelieving enemies. I declare to you that there is nothing covered up that is not going to be revealed; there is nothing hidden that shall not be known. What I have taught you privately, that preach with wisdom in the open. What I have revealed to you in the inner chamber, that you are to proclaim in due season from the housetops. And I say to you, my friends and disciples, be not afraid of those who can kill the body, but who are not able to destroy the soul; rather put your trust in Him who is able to sustain the body and save the soul.
150:4.3 (1682.1) ‘Worden niet twee mussen voor een penning verkocht? En toch zeg ik jullie dat niet één van hen wordt vergeten in Gods ogen. Weten jullie niet dat zelfs de haren van je hoofd alle geteld zijn? Vreest daarom niet: jullie gaan de waarde van vele mussen te boven. Schamen jullie je niet voor mijn onderricht: gaat en verkondigt vrede en welwillendheid, maar vergist je niet — jullie prediking zal niet altijd met vrede gepaard gaan. Ik ben gekomen om vrede te brengen op aarde, maar wanneer de mensen mijn gave afwijzen, zullen verdeeldheid en beroering het gevolg zijn. Als allen uit een gezin het evangelie van het koninkrijk aannemen, zal er waarlijk vrede in dat huis wonen, maar als sommigen van het gezin het koninkrijk binnengaan en de anderen het evangelie afwijzen, kan zulk een verdeeldheid alleen maar verdriet en treurigheid teweegbrengen. Doet erg je best om het gehele gezin tot het heil te brengen, opdat iemands eigen huisgenoten niet zijn vijanden worden. Maar wanneer jullie je uiterste best hebt gedaan voor elk lid van elk huisgezin, dan zeg ik jullie dat hij die zijn vader of moeder meer liefheeft dan dit evangelie, het koninkrijk niet waard is.’ 150:4.3 (1682.1) “Are not two sparrows sold for a penny? And yet I declare that not one of them is forgotten in God’s sight. Know you not that the very hairs of your head are all numbered? Fear not, therefore; you are of more value than a great many sparrows. Be not ashamed of my teaching; go forth proclaiming peace and good will, but be not deceived—peace will not always attend your preaching. I came to bring peace on earth, but when men reject my gift, division and turmoil result. When all of a family receive the gospel of the kingdom, truly peace abides in that house; but when some of the family enter the kingdom and others reject the gospel, such division can produce only sorrow and sadness. Labor earnestly to save the whole family lest a man’s foes become those of his own household. But, when you have done your utmost for all of every family, I declare to you that he who loves father or mother more than this gospel is not worthy of the kingdom.”
150:4.4 (1682.2) Toen de twaalf deze woorden hadden aangehoord, maakten ze zich gereed om te vertrekken. En ze kwamen pas weer bij elkaar op de dag van hun bijeenkomst in Nazaret om Jezus en de andere discipelen te ontmoeten, zoals de Meester had geregeld. 150:4.4 (1682.2) When the twelve had heard these words, they made ready to depart. And they did not again come together until the time of their assembling at Nazareth to meet with Jesus and the other disciples as the Master had arranged.
5. Wat moet ik doen om behouden te worden? ^top 5. What Must I Do to Be Saved? ^top
150:5.1 (1682.3) Nadat de apostelen van Johannes naar Hebron waren teruggekeerd en de apostelen van Jezus twee aan twee waren uitgezonden, was de Meester op een avond in Sunem bezig met onderricht aan een groep van twaalf nieuwe evangelisten die werkten onder de leiding van Jakob, en aan de twaalf vrouwen; één van hen, Rachel, stelde Jezus de volgende vraag: ‘Meester, wat moeten wij antwoorden als vrouwen ons vragen, Wat moet ik doen om gered te worden?’ Toen Jezus deze vraag hoorde, antwoordde hij: 150:5.1 (1682.3) One evening at Shunem, after John’s apostles had returned to Hebron, and after Jesus’ apostles had been sent out two and two, when the Master was engaged in teaching a group of twelve of the younger evangelists who were laboring under the direction of Jacob, together with the twelve women, Rachel asked Jesus this question: “Master, what shall we answer when women ask us, What shall I do to be saved?” When Jesus heard this question, he answered:
150:5.2 (1682.4) ‘Wanneer mannen en vrouwen vragen wat zij moeten doen om gered te worden, zullen jullie antwoorden, Geloof dit evangelie van het koninkrijk; aanvaard de goddelijke vergiffenis. Erken door geloof de inwonende geest van God, en de aanvaarding van deze maakt u tot een zoon van God. Hebt ge niet in de Schrift gelezen waar gezegd wordt, “In de Heer heb ik rechtvaardigheid en sterkte.” Ook daar waar de Vader zegt, “Mijn rechtvaardigheid is nabij, mijn verlossing is uitgegaan, en mijn armen zullen mijn volk omsluiten.” “Mijn ziel zal zich verblijden in de liefde van mijn God, want hij heeft mij bekleed met de klederen des heils en mij gehuld in de mantel van zijn gerechtigheid.” Hebt ge ook niet aangaande de Vader gelezen dat zijn naam zal zijn “de Heer van onze gerechtigheid.” “Neem de vuile lompen der eigengerechtigheid weg en bekleed mijn zoon met het gewaad der goddelijke gerechtigheid en eeuwige verlossing.” Het is voor immer waar, “de rechtvaardige zal door geloof leven.” Het binnengaan in het koninkrijk van de Vader is geheel vrij, maar vooruitgang — groei in genade — is onontbeerlijk om er in te blijven. 150:5.2 (1682.4) “When men and women ask what shall we do to be saved, you shall answer, Believe this gospel of the kingdom; accept divine forgiveness. By faith recognize the indwelling spirit of God, whose acceptance makes you a son of God. Have you not read in the Scriptures where it says, ‘In the Lord have I righteousness and strength.’ Also where the Father says, ‘My righteousness is near; my salvation has gone forth, and my arms shall enfold my people.’ ‘My soul shall be joyful in the love of my God, for he has clothed me with the garments of salvation and has covered me with the robe of his righteousness.’ Have you not also read of the Father that his name ‘shall be called the Lord our righteousness.’ ‘Take away the filthy rags of self-righteousness and clothe my son with the robe of divine righteousness and eternal salvation.’ It is forever true, ‘the just shall live by faith.’ Entrance into the Father’s kingdom is wholly free, but progress—growth in grace—is essential to continuance therein.
150:5.3 (1682.5) ‘Redding is het geschenk van de Vader en wordt geopenbaard door zijn Zonen. De aanvaarding daarvan door geloof maakt u deelgenoot van de goddelijke natuur, een zoon of dochter van God. Door geloof wordt ge gerechtvaardigd, door geloof wordt ge gered; en door ditzelfde geloof wordt ge eeuwig verder gebracht op de weg van progressieve, goddelijke volmaaktheid. Door geloof werd Abraham gerechtvaardigd en werd hij zich bewust van het heil door het onderricht van Melchizedek. Door alle eeuwen heen heeft ditzelfde geloof de mensenkinderen gered, doch nu is er een Zoon uitgegaan van de Vader om de redding werkelijker en aanvaardbaarder te maken.’ 150:5.3 (1682.5) “Salvation is the gift of the Father and is revealed by his Sons. Acceptance by faith on your part makes you a partaker of the divine nature, a son or a daughter of God. By faith you are justified; by faith are you saved; and by this same faith are you eternally advanced in the way of progressive and divine perfection. By faith was Abraham justified and made aware of salvation by the teachings of Melchizedek. All down through the ages has this same faith saved the sons of men, but now has a Son come forth from the Father to make salvation more real and acceptable.”
150:5.4 (1683.1) Toen Jezus was opgehouden te spreken, heerste er grote blijdschap onder degenen die deze genadevolle woorden hadden aangehoord, en in de dagen daarna gingen ze allen met nieuwe kracht en vernieuwde energie en enthousiasme verder met de verkondiging van het evangelie van het koninkrijk. En de vrouwen verheugden zich des te meer, wetend dat ook zij hun aandeel hadden in deze plannen voor de vestiging van het koninkrijk op aarde. 150:5.4 (1683.1) When Jesus had left off speaking, there was great rejoicing among those who had heard these gracious words, and they all went on in the days that followed proclaiming the gospel of the kingdom with new power and with renewed energy and enthusiasm. And the women rejoiced all the more to know they were included in these plans for the establishment of the kingdom on earth.
150:5.5 (1683.2) Om zijn slotwoorden samen te vatten, zei Jezus: ‘Je kunt redding niet kopen; je kunt rechtvaardigheid niet verdienen. Redding is het geschenk van God en rechtvaardigheid is de natuurlijke vrucht van het uit de geest geboren leven van de zonen in het koninkrijk. Je zult niet behouden worden omdat je een rechtvaardig leven leidt; het is veeleer zo dat je een rechtvaardig leven leidt omdat je reeds verlost bent, het zoonschap hebt herkend als het geschenk van God en de dienst in het koninkrijk als de hoogste vreugde van het leven op aarde. Wanneer de mensen tot het geloof komen in dit evangelie dat een openbaring is van de goedheid van God, zullen zij vrijwillig berouw hebben over alle zonde die zij kennen. Het besef van het zoonschap is onverenigbaar met het verlangen om te zondigen. Zij die in het koninkrijk geloven, hongeren naar gerechtigheid en dorsten naar goddelijke volmaaktheid.’ 150:5.5 (1683.2) In summing up his final statement, Jesus said: “You cannot buy salvation; you cannot earn righteousness. Salvation is the gift of God, and righteousness is the natural fruit of the spirit-born life of sonship in the kingdom. You are not to be saved because you live a righteous life; rather is it that you live a righteous life because you have already been saved, have recognized sonship as the gift of God and service in the kingdom as the supreme delight of life on earth. When men believe this gospel, which is a revelation of the goodness of God, they will be led to voluntary repentance of all known sin. Realization of sonship is incompatible with the desire to sin. Kingdom believers hunger for righteousness and thirst for divine perfection.”
6. Het avondonderricht ^top 6. The Evening Lessons ^top
150:6.1 (1683.3) In de avondbesprekingen behandelde Jezus vele onderwerpen. Tijdens de verdere duur van deze tocht — voordat allen weer bij elkaar kwamen in Nazaret — behandelde hij ‘De liefde van God’, ‘Dromen en visioenen’, ‘Boosaardigheid’, ‘Nederigheid en ootmoed’, ‘Moed en trouw’, ‘Muziek en godsverering’, ‘Dienst en gehoorzaamheid’, ‘Trots en aanmatiging’, ‘Vergeving met betrekking tot berouw’, ‘Vrede en volmaaktheid’, ‘Kwaadspreken en afgunst’, ‘Kwaad, zonde en verzoeking’, ‘Twijfel en ongeloof’, ‘Wijsheid en godsverering.’ Nu de oudere apostelen afwezig waren, deden deze jongere groepen van zowel mannen als vrouwen vrijer mee aan deze besprekingen met de Meester. 150:6.1 (1683.3) At the evening discussions Jesus talked upon many subjects. During the remainder of this tour—before they all reunited at Nazareth—he discussed “The Love of God,” “Dreams and Visions,” “Malice,” “Humility and Meekness,” “Courage and Loyalty,” “Music and Worship,” “Service and Obedience,” “Pride and Presumption,” “Forgiveness in Relation to Repentance,” “Peace and Perfection,” “Evil Speaking and Envy,” “Evil, Sin, and Temptation,” “Doubts and Unbelief,” “Wisdom and Worship.” With the older apostles away, these younger groups of both men and women more freely entered into these discussions with the Master.
150:6.2 (1683.4) Na twee of drie dagen met een groep van twaalf evangelisten te hebben doorgebracht, ging Jezus gewoonlijk verder om zich bij een andere groep te voegen: hij werd door de koeriers van David op de hoogte gehouden van de verblijfplaatsen en bewegingen van al deze werkers. Daar dit hun eerste tocht was, bleven de vrouwen een groot gedeelte van de tijd bij Jezus. Door de koeriersdienst werden alle groepen volledig op de hoogte gehouden van de voortgang van de tocht, en de ontvangst van nieuws van andere groepen was altijd een bron van bemoediging voor deze verspreide en van elkaar gescheiden werkers. 150:6.2 (1683.4) After spending two or three days with one group of twelve evangelists, Jesus would move on to join another group, being informed as to the whereabouts and movements of all these workers by David’s messengers. This being their first tour, the women remained much of the time with Jesus. Through the messenger service each of these groups was kept fully informed concerning the progress of the tour, and the receipt of news from other groups was always a source of encouragement to these scattered and separated workers.
150:6.3 (1683.5) Voordat ze uit elkaar waren gegaan, was afgesproken dat de twaalf apostelen, samen met de evangelisten en het vrouwenkorps, zich op vrijdag, 4 maart, in Nazaret zouden verzamelen om de Meester te zien. Omstreeks deze tijd begonnen deze verschillende groepen apostelen en evangelisten uit alle delen van midden en zuidelijk Galilea dan ook in de richting van Nazaret te trekken. In de namiddag bereikten Petrus en Andreas als laatsten het kamp dat de vroeg aangekomenen hadden ingericht en dat zich in het hoogland ten noorden van de stad bevond. Dit was de eerste maal sedert de aanvang van zijn openbaar optreden dat Jezus een bezoek aan Nazaret bracht. 150:6.3 (1683.5) Before their separation it had been arranged that the twelve apostles, together with the evangelists and the women’s corps, should assemble at Nazareth to meet the Master on Friday, March 4. Accordingly, about this time, from all parts of central and southern Galilee these various groups of apostles and evangelists began moving toward Nazareth. By midafternoon, Andrew and Peter, the last to arrive, had reached the encampment prepared by the early arrivals and situated on the highlands to the north of the city. And this was the first time Jesus had visited Nazareth since the beginning of his public ministry.
7. Het verblijf in Nazaret ^top 7. The Sojourn at Nazareth ^top
150:7.1 (1683.6) Deze vrijdagmiddag liep Jezus geheel onopgemerkt in Nazaret rond en niemand herkende hem. Hij liep langs het huis waar hij als kind was opgegroeid en langs de timmermanswerkplaats, en bracht een half uur door op de heuvel waar hij als jongen zo had genoten. Sinds de dag dat hij door Johannes in de Jordaan was gedoopt, had zulk een vloedgolf van menselijke emoties de ziel van de Zoon des Mensen niet meer beroerd. Toen hij de berg afliep, hoorde hij het bekende geluid van het blazen van de trompet dat de zonsondergang aankondigde, precies zoals hij het zo vele, vele malen had gehoord toen hij een opgroeiende jongen was in Nazaret. Voordat hij naar het kamp terugkeerde, wandelde hij naar beneden langs de synagoge waar hij naar school was gegaan, en haalde zijn hart op aan vele herinneringen aan zijn kindertijd. Eerder op de dag had Jezus Tomas naar de overste der synagoge gezonden om af te spreken dat hij in de ochtenddienst op de Sabbat zou spreken. 150:7.1 (1683.6) This Friday afternoon Jesus walked about Nazareth quite unobserved and wholly unrecognized. He passed by the home of his childhood and the carpenter shop and spent a half hour on the hill which he so much enjoyed when a lad. Not since the day of his baptism by John in the Jordan had the Son of Man had such a flood of human emotion stirred up within his soul. While coming down from the mount, he heard the familiar sounds of the trumpet blast announcing the going down of the sun, just as he had so many, many times heard it when a boy growing up in Nazareth. Before returning to the encampment, he walked down by the synagogue where he had gone to school and indulged his mind in many reminiscences of his childhood days. Earlier in the day Jesus had sent Thomas to arrange with the ruler of the synagogue for his preaching at the Sabbath morning service.
150:7.2 (1684.1) De mensen van Nazaret hadden nooit de naam gehad dat zij godvruchtig waren en rechtvaardig leefden. In de loop der jaren werd dit dorp steeds meer aangestoken door de lage morele normen van het nabijgelegen Sepforis. Tijdens de hele jeugd van Jezus en zijn jaren als jongeman waren de meningen over hem verdeeld geweest in Nazaret; velen hadden het hem kwalijk genomen dat hij naar Kafarnaüm was verhuisd. Ofschoon de inwoners van Nazaret veel hadden gehoord over het doen en laten van hun vroegere timmerman, hadden ze het hem kwalijk genomen dat hij zijn geboortedorp nooit had opgenomen in een van zijn eerdere prediktochten. Ze hadden zeker gehoord van Jezus’ vermaardheid, maar het me- rendeel van de inwoners was boos omdat hij geen van zijn grote werken had gedaan in het stadje waar hij zijn jeugd had doorgebracht. Maandenlang hadden de inwoners van Naza- ret veel over Jezus gesproken, maar over het algemeen hadden ze geen gunstige opinie over hem. 150:7.2 (1684.1) The people of Nazareth were never reputed for piety and righteous living. As the years passed, this village became increasingly contaminated by the low moral standards of near-by Sepphoris. Throughout Jesus’ youth and young manhood there had been a division of opinion in Nazareth regarding him; there was much resentment when he moved to Capernaum. While the inhabitants of Nazareth had heard much about the doings of their former carpenter, they were offended that he had never included his native village in any of his earlier preaching tours. They had indeed heard of Jesus’ fame, but the majority of the citizens were angry because he had done none of his great works in the city of his youth. For months the people of Nazareth had discussed Jesus much, but their opinions were, on the whole, unfavorable to him.
150:7.3 (1684.2) Zo belandde de Meester in een uitgesproken vijandige en overmatig kritische atmosfeer, in plaats van dat hem een welkom thuis werd bereid. Maar dit was nog niet alles. Zijn vijanden, die wisten dat hij deze Sabbat in Nazaret zou doorbrengen en veronderstelden dat hij wel in de synagoge zou spreken, hadden veel ruwe, ongemanierde mannen ingehuurd om hem lastig te vallen en op alle mogelijke manieren onrust te veroorzaken. 150:7.3 (1684.2) Thus did the Master find himself in the midst of, not a welcome homecoming, but a decidedly hostile and hypercritical atmosphere. But this was not all. His enemies, knowing that he was to spend this Sabbath day in Nazareth and supposing that he would speak in the synagogue, had hired numerous rough and uncouth men to harass him and in every way possible make trouble.
150:7.4 (1684.3) De meeste oudere vrienden van Jezus, ook de chazan-leraar uit zijn jonge jaren die zo op hem gesteld was geweest, waren dood of hadden Nazaret verlaten, en de jongere generatie nam hem zijn vermaardheid kwalijk uit sterke afgunst. Ze dachten er niet aan hoe hij zich in zijn jonge jaren had gewijd aan het gezin van zijn vader, en ze hadden bittere kritiek op hem omdat hij naliet zijn broer en getrouwde zusters, die in Nazaret woonden, te bezoeken. De houding die Jezus’ familie ten opzichte van hem had ingenomen, had er eveneens toe bijgedragen dat deze onvriendelijke gevoelens van de burgerij sterker waren geworden. De orthodoxen onder de Joden matigden zich zelfs kritiek aan op Jezus omdat hij op deze Sabbatmorgen op weg naar de synagoge te vlug liep. 150:7.4 (1684.3) Most of the older of Jesus’ friends, including the doting chazan teacher of his youth, were dead or had left Nazareth, and the younger generation was prone to resent his fame with strong jealousy. They failed to remember his early devotion to his father’s family, and they were bitter in their criticism of his neglect to visit his brother and his married sisters living in Nazareth. The attitude of Jesus’ family toward him had also tended to increase this unkind feeling of the citizenry. The orthodox among the Jews even presumed to criticize Jesus because he walked too fast on the way to the synagogue this Sabbath morning.
8. De Sabbatdienst ^top 8. The Sabbath Service ^top
150:8.1 (1684.4) Het was mooi weer op deze Sabbatdag, en heel Nazaret, vriend en vijand, liep uit om de vroegere inwoner van hun stadje in de synagoge te horen spreken. Velen van het gevolg van de apostelen moesten buiten de synagoge blijven: er was niet voldoende plaats voor allen die naar hem kwamen luisteren. Als jongeman had Jezus dikwijls in dit bedehuis gesproken, maar op deze morgen, toen de overste der synagoge hem de rol der heilige geschriften overhandigde voor de Schriftlezing, scheen geen der aanwezigen zich te herinneren dat dit hetzelfde handschrift was dat hij aan de synagoge geschonken had. 150:8.1 (1684.4) This Sabbath was a beautiful day, and all Nazareth, friends and foes, turned out to hear this former citizen of their town discourse in the synagogue. Many of the apostolic retinue had to remain without the synagogue; there was not room for all who had come to hear him. As a young man Jesus had often spoken in this place of worship, and this morning, when the ruler of the synagogue handed him the roll of sacred writings from which to read the Scripture lesson, none present seemed to recall that this was the very manuscript which he had presented to this synagogue.
150:8.2 (1684.5) De diensten op deze dag werden op dezelfde wijze gehouden als in de dagen toen Jezus ze als jongen had bijgewoond. Hij besteeg het podium voor de sprekers samen met de overste der synagoge, en de dienst nam een aanvang met het zeggen van twee gebeden: ‘Gezegend is de Heer, de Koning der wereld, die het licht formeert en de duisternis schept, die vrede maakt en alles schept; hij die in barmhartigheid licht geeft aan de aarde en aan hen die haar bewonen, en uit goedheid dag aan dag en immer weer de werken der schepping vernieuwt. Gezegend is de Heer onze God om de heerlijkheid van het werk zijner handen en om de lichtgevende lichten die hij tot zijn lof heeft gemaakt. Selah. Gezegend is de Heer onze God die de lichten geformeerd heeft.’ 150:8.2 (1684.5) The services on this day were conducted just as when Jesus had attended them as a boy. He ascended the speaking platform with the ruler of the synagogue, and the service was begun by the recital of two prayers: “Blessed is the Lord, King of the world, who forms the light and creates the darkness, who makes peace and creates everything; who, in mercy, gives light to the earth and to those who dwell upon it and in goodness, day by day and every day, renews the works of creation. Blessed is the Lord our God for the glory of his handiworks and for the light-giving lights which he has made for his praise. Selah. Blessed is the Lord our God, who has formed the lights.”
150:8.3 (1685.1) Na een ogenblik stilte baden ze opnieuw: ‘Met grote liefde heeft de Heer onze God ons liefgehad, en met overvloedig medelijden heeft hij medelijden met ons gehad, onze Vader en onze Koning, terwille van onze vaderen die op hem hebben betrouwd. Gij hebt hun de inzettingen des levens onderwezen; ontferm u over ons en onderricht ons. Verlicht onze ogen in de wet; maak dat ons hart kleeft aan uw geboden; verenig onze harten tot de liefde en vrees van uw naam, en wij zullen niet te schande worden, tot in de eeuwen der eeuwen. Want gij zijt een God die verlossing bereidt, en gij hebt ons uit alle natiën en volken uitverkoren en in waarheid hebt gij ons uw grote naam doen naderen — sela — opdat wij met liefde uw eenheid mogen prijzen. Gezegend is de Heer, die in liefde zijn volk Israel heeft verkozen.’ 150:8.3 (1685.1) After a moment’s pause they again prayed: “With great love has the Lord our God loved us, and with much overflowing pity has he pitied us, our Father and our King, for the sake of our fathers who trusted in him. You taught them the statutes of life; have mercy upon us and teach us. Enlighten our eyes in the law; cause our hearts to cleave to your commandments; unite our hearts to love and fear your name, and we shall not be put to shame, world without end. For you are a God who prepares salvation, and us have you chosen from among all nations and tongues, and in truth have you brought us near your great name—selah—that we may lovingly praise your unity. Blessed is the Lord, who in love chose his people Israel.”
150:8.4 (1685.2) De gemeente reciteerde daarna de Shema, de Joodse geloofsbelijdenis. Dit ritueel bestond uit het herhalen van talrijke passages uit de wet en gaf aan dat de deelnemers aan de dienst het juk van het koninkrijk des hemels op zich namen, ook het juk der geboden zoals deze van toepassing waren op de dag en de nacht. 150:8.4 (1685.2) The congregation then recited the Shema, the Jewish creed of faith. This ritual consisted in repeating numerous passages from the law and indicated that the worshipers took upon themselves the yoke of the kingdom of heaven, also the yoke of the commandments as applied to the day and the night.
150:8.5 (1685.3) Daarna volgde het derde gebed: ‘Voorwaar gij zijt Jahweh, onze God en de God onzer vaderen; onze Koning en de Koning onzer vaderen; onze Verlosser en de Verlosser onzer vaderen; onze Schepper en de rots van ons behoud; onze hulp en onze bevrijder. Uw naam is van eeuwigheid en er is geen God dan gij alleen. Een nieuw gezang zongen zij die bevrijd waren tot lof van uw naam bij de oever der zee; zij allen prezen u en erkenden u als hun koning en zeiden, Jahweh zal heersen tot in de eeuwen der eeuwen. Gezegend is de Heer die Israel heeft verlost.’ 150:8.5 (1685.3) And then followed the third prayer: “True it is that you are Yahweh, our God and the God of our fathers; our King and the King of our fathers; our Savior and the Savior of our fathers; our Creator and the rock of our salvation; our help and our deliverer. Your name is from everlasting, and there is no God beside you. A new song did they that were delivered sing to your name by the seashore; together did all praise and own you King and say, Yahweh shall reign, world without end. Blessed is the Lord who saves Israel.”
150:8.6 (1685.4) De overste van de synagoge nam toen zijn plaats in voor de ark, of kist, die de heilige geschriften bevatte, en begon de negentien gebeden van lofprijzing of dankzegging te reciteren. Bij deze gelegenheid was het echter wenselijk de dienst te bekorten, zodat de voorname gast meer tijd zou hebben voor zijn toespraak: dienovereenkomstig werden alleen de eerste en de laatste van de dankzeggingen gereciteerd. De eerste was: ‘Gezegend is de Heer onze God, de God onzer vaderen, de God van Abraham, en de God van Isaak, en de God van Jakob; de grote, machtige en vreselijke God, die barmhartigheid en goedheid betoont, die alle dingen schept, die de genadevolle beloften aan de vaderen indachtig is en een verlosser doet komen tot hun kindskinderen om zijns naams wil, uit liefde. O Koning, helper, verlosser en schild! Gezegend zijt gij, o Jahweh, het schild van Abraham.’ 150:8.6 (1685.4) The ruler of the synagogue then took his place before the ark, or chest, containing the sacred writings and began the recitation of the nineteen prayer eulogies, or benedictions. But on this occasion it was desirable to shorten the service in order that the distinguished guest might have more time for his discourse; accordingly, only the first and last of the benedictions were recited. The first was: “Blessed is the Lord our God, and the God of our fathers, the God of Abraham, and the God of Isaac, and the God of Jacob; the great, the mighty, and the terrible God, who shows mercy and kindness, who creates all things, who remembers the gracious promises to the fathers and brings a savior to their children’s children for his own name’s sake, in love. O King, helper, savior, and shield! Blessed are you, O Yahweh, the shield of Abraham.”
150:8.7 (1685.5) Daarop volgde de laatste zegenbede: ‘O schenk voor altijd grote vrede aan uw volk Israel, want gij zijt Koning en de Heer van alle vrede. En het is goed in uw ogen Israel te allen tijde en ieder uur te zegenen met vrede. Gezegend zijt gij, Jahweh, die uw volk Israel zegent met vrede.’ De gemeente keek de overste niet aan wanneer hij de dankzeggingen reciteerde. Na de zegenbeden sprak hij een niet aan vaste vormen gebonden gebed uit dat geschikt was voor de gelegenheid, en toen dit ten einde was, sprak de gemeente gezamenlijk het amen. 150:8.7 (1685.5) Then followed the last benediction: “O bestow on your people Israel great peace forever, for you are King and the Lord of all peace. And it is good in your eyes to bless Israel at all times and at every hour with peace. Blessed are you, Yahweh, who blesses his people Israel with peace.” The congregation looked not at the ruler as he recited the benedictions. Following the benedictions he offered an informal prayer suitable for the occasion, and when this was concluded, all the congregation joined in saying amen.
150:8.8 (1685.6) Vervolgens liep de chazan naar de ark, nam er een rol uit die hij aan Jezus overhandigde opdat deze de Schriftlezing zou doen. Het was de gewoonte om zeven personen te vragen niet minder dan drie verzen uit de wet voor te lezen, maar voor deze gelegenheid werd van dit gebruik afgezien, opdat de bezoeker naar eigen keuze kon voorlezen. Jezus stond op, nam de rol aan, en begon voor te lezen uit Deuteronomium: ‘Want dit gebod, hetgeen ik u heden opleg, is niet verborgen voor u en niet ver weg. Het is niet in de hemel, zodat gij zoudt moeten zeggen, wie zal voor ons opstijgen ten hemel, het voor ons halen, en het ons doen horen opdat wij het volbrengen? En het is niet aan de overkant der zee, zodat gij zoudt moeten zeggen: Wie zal oversteken naar de overkant der zee, het voor ons halen, en het ons doen horen opdat wij het volbrengen? Neen, het woord des levens is zeer nabij, ja met u en in uw hart, opdat gij het moogt kennen en gehoorzamen.’ 150:8.8 (1685.6) Then the chazan went over to the ark and brought out a roll, which he presented to Jesus that he might read the Scripture lesson. It was customary to call upon seven persons to read not less than three verses of the law, but this practice was waived on this occasion that the visitor might read the lesson of his own selection. Jesus, taking the roll, stood up and began to read from Deuteronomy: “For this commandment which I give you this day is not hidden from you, neither is it far off. It is not in heaven, that you should say, who shall go up for us to heaven and bring it down to us that we may hear and do it? Neither is it beyond the sea, that you should say, who will go over the sea for us to bring the commandment to us that we may hear and do it? No, the word of life is very near to you, even in your presence and in your heart, that you may know and obey it.”
150:8.9 (1686.1) En toen hij het lezen uit de wet had beëindigd, nam hij Jesaja en begon te lezen: ‘De geest des Heren is op mij omdat hij mij gezalfd heeft om goede tijding te verkondigen aan de armen. Hij heeft mij gezonden om vrijlating te verkondigen aan de gevangenen en het herkrijgen van het gezicht aan de blinden, om de gekneusden de vrijheid te geven en om het jaar van het welbehagen des Heren te verkondigen.’ 150:8.9 (1686.1) And when he had ceased reading from the law, he turned to Isaiah and began to read: “The spirit of the Lord is upon me because he has anointed me to preach good tidings to the poor. He has sent me to proclaim release to the captives and the recovering of sight to the blind, to set at liberty those who are bruised and to proclaim the acceptable year of the Lord.”
150:8.10 (1686.2) Jezus sloot de boekrol en toen hij deze had teruggegeven aan de overste der synagoge, ging hij zitten en begon hij zijn toespraak tot de mensen. Hij begon te zeggen: ‘Heden is deze Schrift vervuld.’ En daarop sprak Jezus bijna een kwartier lang over ‘De Zonen en Dochters van God.’ Velen uit het gehoor waren ingenomen met de toespraak en zij verwonderden zich over zijn minzaamheid en wijsheid. 150:8.10 (1686.2) Jesus closed the book and, after handing it back to the ruler of the synagogue, sat down and began to discourse to the people. He began by saying: “Today are these Scriptures fulfilled.” And then Jesus spoke for almost fifteen minutes on “The Sons and Daughters of God.” Many of the people were pleased with the discourse, and they marveled at his graciousness and wisdom.
150:8.11 (1686.3) Het was de gewoonte in de synagoge dat de spreker nog bleef wanneer de officiële dienst ten einde was, zodat degenen die daarvoor belangstelling hadden hem nog vragen konden stellen. Jezus deze Sabbatmorgen dan ook van het podium af en begaf zich te midden van de drom mensen die zich naar voren drongen om vragen te stellen. Hieronder bevonden zich vele roerige individuen die kwaad in de zin hadden, terwijl aan de buitenrand de laaghartige mannen circuleerden die waren ingehuurd om Jezus overlast te bezorgen. Vele discipelen en evangelisten die buiten waren gebleven, drongen nu de synagoge binnen en zagen al spoedig dat er moeilijkheden op komst waren. Zij trachtten de Meester weg te leiden, doch hij wilde niet met hen meegaan. 150:8.11 (1686.3) It was customary in the synagogue, after the conclusion of the formal service, for the speaker to remain so that those who might be interested could ask him questions. Accordingly, on this Sabbath morning Jesus stepped down into the crowd which pressed forward to ask questions. In this group were many turbulent individuals whose minds were bent on mischief, while about the fringe of this crowd there circulated those debased men who had been hired to make trouble for Jesus. Many of the disciples and evangelists who had remained without now pressed into the synagogue and were not slow to recognize that trouble was brewing. They sought to lead the Master away, but he would not go with them.
9. De verwerping in Nazaret ^top 9. The Nazareth Rejection ^top
150:9.1 (1686.4) Jezus zag zich in de synagoge omringd door een grote drom vijanden en een klein aantal volgelingen, en in antwoord op hun lompe vragen en sinistere uitdagingen merkte hij half schertsend op: ‘Ja, ik ben de zoon van Jozef; ik ben de timmerman, en het verbaast me niet dat ge mij herinnert aan het spreekwoord, “Geneesheer, genees uzelf,” en dat ge mij uitdaagt ook in Nazaret te doen wat ik, naar gij hebt gehoord, te Kafarnaüm heb gedaan; maar gij kunt getuigen dat zelfs de Schrift zegt dat “een profeet niet ongeëerd is, behalve in zijn eigen land en onder zijn eigen volk.”’ 150:9.1 (1686.4) Jesus found himself surrounded in the synagogue by a great throng of his enemies and a sprinkling of his own followers, and in reply to their rude questions and sinister banterings he half humorously remarked: “Yes, I am Joseph’s son; I am the carpenter, and I am not surprised that you remind me of the proverb, ‘Physician heal yourself,’ and that you challenge me to do in Nazareth what you have heard I did at Capernaum; but I call you to witness that even the Scriptures declare that ‘a prophet is not without honor save in his own country and among his own people.’”
150:9.2 (1686.5) Maar zij drongen op en stootten hem aan en zeiden, terwijl ze beschuldigende vingers naar hem uitstaken: ‘Ge denkt dat ge beter zijt dan de mensen van Nazaret; ge bent bij ons vandaan getrokken, maar uw broer is een gewone werkman en uw zusters wonen nog te midden van ons. Wij kennen uw moeder, Maria. Waar zijn die vandaag? Wij horen grote dingen over u, maar wij zien u geen wonderen doen nu ge hier terugkomt.’ Jezus antwoordde hun: ‘Ik houd van de mensen die in de stad wonen waar ik ben opgegroeid en ik zou heel blij zijn als gij allen het koninkrijk des hemels binnenging, maar het is niet aan mij om te beslissen over het doen van de werken Gods. De transformaties door genade worden bewerkstelligd in antwoord op het levende geloof van hen die deze gunsten ontvangen.’ 150:9.2 (1686.5) But they jostled him and, pointing accusing fingers at him, said: “You think you are better than the people of Nazareth; you moved away from us, but your brother is a common workman, and your sisters still live among us. We know your mother, Mary. Where are they today? We hear big things about you, but we notice that you do no wonders when you come back.” Jesus answered them: “I love the people who dwell in the city where I grew up, and I would rejoice to see you all enter the kingdom of heaven, but the doing of the works of God is not for me to determine. The transformations of grace are wrought in response to the living faith of those who are the beneficiaries.”
150:9.3 (1686.6) Jezus had de menigte op een gemoedelijke manier wel naar zijn hand kunnen zetten en zelfs zijn felste vijanden wel doeltreffend kunnen ontwapenen, indien niet een van zijn eigen apostelen een tactische blunder had begaan. Simon Zelotes had, geholpen door Nahor, een van de jongere evangelisten, intussen een groep vrienden van Jezus vanuit de menigte bij elkaar verzameld, en in strijdlustige houding de vijanden van de Meester te verstaan gegeven dat ze weg moesten gaan. Jezus had de apostelen reeds lang onderricht dat een zacht woord de toorn afwendt, maar zijn volgelingen waren niet gewend om hun geliefde leraar, die zij zo bereidwillig Meester noemden, met zulk een onbeleefdheid en minachting te zien behandelen. Het werd hen teveel en onwillekeurig lieten zij hun hartstochtelijke, heftige verbolgenheid blijken, hetgeen alleen tot gevolg had dat de geest van de massa wakker werd geroepen in deze goddeloze, ongemanierde verzameling mensen. En zo, onder aanvoering van huurlingen, grepen deze bruten Jezus beet en stormden met hem de synagoge uit naar de overhangende rand van een zeer steile heuvel in de buurt, waar ze hem overheen wilden duwen, zodat hij dood zou vallen. Maar juist toen ze op het punt stonden hem over de rand van de rots te duwen, wendde Jezus zich plotseling om naar degenen die hem vasthielden en, terwijl hij hen aanzag, kruiste hij rustig zijn armen. Hij zei niets, maar zijn vrienden waren uiterst verbaasd te zien dat, toen Jezus naar voren liep, de bende uiteenweek en hem ongehinderd liet passeren. 150:9.3 (1686.6) Jesus would have good-naturedly managed the crowd and effectively disarmed even his violent enemies had it not been for the tactical blunder of one of his own apostles, Simon Zelotes, who, with the help of Nahor, one of the younger evangelists, had meanwhile gathered together a group of Jesus’ friends from among the crowd and, assuming a belligerent attitude, had served notice on the enemies of the Master to go hence. Jesus had long taught the apostles that a soft answer turns away wrath, but his followers were not accustomed to seeing their beloved teacher, whom they so willingly called Master, treated with such discourtesy and disdain. It was too much for them, and they found themselves giving expression to passionate and vehement resentment, all of which only tended to arouse the mob spirit in this ungodly and uncouth assembly. And so, under the leadership of hirelings, these ruffians laid hold upon Jesus and rushed him out of the synagogue to the brow of a near-by precipitous hill, where they were minded to shove him over the edge to his death below. But just as they were about to push him over the edge of the cliff, Jesus turned suddenly upon his captors and, facing them, quietly folded his arms. He said nothing, but his friends were more than astonished when, as he started to walk forward, the mob parted and permitted him to pass on unmolested.
150:9.4 (1687.1) Gevolgd door zijn discipelen, ging Jezus vervolgens naar hun kamp, waar dit alles besproken werd. Zij maakten zich die avond gereed om de volgende morgen vroeg naar Kafarnaüm terug te keren, zoals Jezus had gezegd. Dit roerige einde van de derde openbare prediktocht had een ontnuchterende uitwerking op al Jezus’ volgelingen. Ze begonnen de betekenis te beseffen van sommige dingen die Jezus hen had onderricht: het feit begon tot hen door te dringen dat het koninkrijk alleen zou komen via veel verdriet en bittere teleurstelling. 150:9.4 (1687.1) Jesus, followed by his disciples, proceeded to their encampment, where all this was recounted. And they made ready that evening to go back to Capernaum early the next day, as Jesus had directed. This turbulent ending of the third public preaching tour had a sobering effect upon all of Jesus’ followers. They were beginning to realize the meaning of some of the Master’s teachings; they were awaking to the fact that the kingdom would come only through much sorrow and bitter disappointment.
150:9.5 (1687.2) Deze zondagmorgen verlieten zij Nazaret en reisden langs verschillende wegen naar Betsaïda, waar zich ten slotte iedereen op donderdagmiddag, 10 maart, verzamelde. Ze kwamen bij elkaar als een ontnuchterde, ernstige groep gedesillusioneerde predikers van het evangelie der waarheid, en niet als een enthousiaste, alles overwinnende compagnie van triomfantelijke kruisvaarders. 150:9.5 (1687.2) They left Nazareth this Sunday morning, and traveling by different routes, they all finally assembled at Bethsaida by noon on Thursday, March 10. They came together as a sober and serious group of disillusioned preachers of the gospel of truth and not as an enthusiastic and all-conquering band of triumphant crusaders.