Verhandeling 162 Paper 162
Op het Loofhuttenfeest At the Feast of Tabernacles
162:0.1 (1788.1) JEZUS ging met de tien apostelen op weg naar Jeruzalem met het plan door Samaria te gaan, omdat dit de kortste route was. Dus trokken zij langs de oostelijke oever van het meer en passeerden via Skytopolis de grens met Samaria. Tegen de avond zond Jezus Filippus en Matteüs naar een dorp op de oostelijke helling van de berg Gilboa om voor het gezelschap onderdak te vinden. Toevallig waren deze dorpelingen zeer vooringenomen tegen de Joden, meer nog dan de gemiddelde Samaritanen, en deze gevoelens werden juist in deze tijd van het jaar nog versterkt omdat zo velen op weg waren naar het loofhuttenfeest. Deze mensen wisten heel weinig van Jezus af en zij weigerden hem onderdak omdat hij en zijn metgezellen Joden waren. Toen Matteüs en Filippus zich verontwaardigd toonden en deze Samaritanen meedeelden dat zij weigerden de Heilige Israels gastvrij te ontvangen, joegen de woedend geworden dorpelingen hen met stokken en stenen het stadje uit. 162:0.1 (1788.1) WHEN Jesus started up to Jerusalem with the ten apostles, he planned to go through Samaria, that being the shorter route. Accordingly, they passed down the eastern shore of the lake and, by way of Scythopolis, entered the borders of Samaria. Near nightfall Jesus sent Philip and Matthew over to a village on the eastern slopes of Mount Gilboa to secure lodging for the company. It so happened that these villagers were greatly prejudiced against the Jews, even more so than the average Samaritans, and these feelings were heightened at this particular time as so many were on their way to the feast of tabernacles. These people knew very little about Jesus, and they refused him lodging because he and his associates were Jews. When Matthew and Philip manifested indignation and informed these Samaritans that they were declining to entertain the Holy One of Israel, the infuriated villagers chased them out of the little town with sticks and stones.
162:0.2 (1788.2) Toen Filippus en Matteüs bij hun metgezellen terugkwamen en vertelden hoe ze het dorp uitgejaagd waren, gingen Jakobus en Johannes naar Jezus toe en zeiden: ‘Meester, wij verzoeken u ons toe te staan te vragen dat er vuur uit de hemel neerdaalt om deze onbeschaamde, onboetvaardige Samaritanen te verslinden.’ Toen Jezus deze wraakzuchtige woorden vernam, keerde hij zich tegen de zonen van Zebedeüs en berispte hen streng: ‘Jullie beseffen niet wat voor instelling jullie aan de dag leggen. Wraak heeft niet de geur van het koninkrijk des hemels. Laten wij in plaats van ruzie te maken, liever naar het dorpje gaan bij de oversteekplaats van de Jordaan.’ Aldus ontzegden de Samaritanen zich vanwege hun sek-tarische vooroordeel de eer gastvrijheid te verlenen aan de Schepper-Zoon van een univer- sum. 162:0.2 (1788.2) After Philip and Matthew had returned to their fellows and reported how they had been driven out of the village, James and John stepped up to Jesus and said: “Master, we pray you to give us permission to bid fire come down from heaven to devour these insolent and impenitent Samaritans.” But when Jesus heard these words of vengeance, he turned upon the sons of Zebedee and severely rebuked them: “You know not what manner of attitude you manifest. Vengeance savors not of the outlook of the kingdom of heaven. Rather than dispute, let us journey over to the little village by the Jordan ford.” Thus because of sectarian prejudice these Samaritans denied themselves the honor of showing hospitality to the Creator Son of a universe.
162:0.3 (1788.3) Jezus en de tien bleven die nacht in het dorp bij de oversteekplaats van de Jordaan. De volgende morgen vroeg staken zij de rivier over en reisden verder naar Jeruzalem langs de grote weg op de oostelijke oever van de Jordaan, en woensdagavond laat kwamen ze in Betanië aan. Tomas en Natanael arriveerden vrijdag, omdat zij opgehouden waren door hun gesprekken met Rodan. 162:0.3 (1788.3) Jesus and the ten stopped for the night at the village near the Jordan ford. Early the next day they crossed the river and continued on to Jerusalem by way of the east Jordan highway, arriving at Bethany late Wednesday evening. Thomas and Nathaniel arrived on Friday, having been delayed by their conferences with Rodan.
162:0.4 (1788.4) Jezus en de twaalf bleven in de omstreken van Jeruzalem tot het eind van de volgende maand (oktober), ongeveer vier en een halve week. Jezus zelf kwam slechts enkele malen in de stad, en deze korte bezoeken vonden plaats op de dagen van het loofhuttenfeest. Een groot deel van oktober bracht hij door bij Abner en diens metgezellen in Betlehem. 162:0.4 (1788.4) Jesus and the twelve remained in the vicinity of Jerusalem until the end of the following month (October), about four and one-half weeks. Jesus himself went into the city only a few times, and these brief visits were made during the days of the feast of tabernacles. He spent a considerable portion of October with Abner and his associates at Bethlehem.
1. De gevaren van het bezoek aan Jeruzalem ^top 1. The Dangers of the Visit to Jerusalem ^top
162:1.1 (1788.5) Lang voordat zij uit Galilea vluchtten, hadden de volgelingen van Jezus hem dringend verzocht naar Jeruzalem te gaan om daar het evangelie van het koninkrijk te verkondigen, opdat zijn boodschap het prestige zou hebben dat zij verkondigd was in het centrum der Joodse cultuur en wetenschap; nu hij echter werkelijk naar Jeruzalem was gekomen om onderricht te geven, vreesden ze voor zijn leven. Wetend dat het Sanhedrin getracht had Jezus voor een gerechtelijk onderzoek naar Jeruzalem te halen, en zich herinnerend dat de Meester nog kortgeleden zijn verklaring had herhaald dat hij de dood zou moeten ondergaan, stonden de apostelen letterlijk verstomd over zijn plotselinge besluit het loofhuttenfeest bij te wonen. Op al hun vorige dringende verzoeken om naar Jeruzalem te gaan had hij geantwoord: ‘Het uur is nog niet gekomen.’ Nu antwoordde hij op hun angstige tegenwerpingen alleen: ‘Maar het uur is gekomen.’ 162:1.1 (1788.5) Long before they fled from Galilee, the followers of Jesus had implored him to go to Jerusalem to proclaim the gospel of the kingdom in order that his message might have the prestige of having been preached at the center of Jewish culture and learning; but now that he had actually come to Jerusalem to teach, they were afraid for his life. Knowing that the Sanhedrin had sought to bring Jesus to Jerusalem for trial and recalling the Master’s recently reiterated declarations that he must be subject to death, the apostles had been literally stunned by his sudden decision to attend the feast of tabernacles. To all their previous entreaties that he go to Jerusalem he had replied, “The hour has not yet come.” Now, to their protests of fear he answered only, “But the hour has come.”
162:1.2 (1789.1) Gedurende het loofhuttenfeest ging Jezus bij verschillende gelegenheden stoutmoedig Jeruzalem in en onderrichtte openlijk in de tempel. Hij deed dit in weerwil van de pogingen van zijn apostelen om hem hiervan af te brengen. Ofschoon zij er lange tijd bij hem op hadden aangedrongen zijn boodschap in Jeruzalem te verkondigen, waren zij nu bevreesd hem in deze tijd de stad te zien binnengaan, wel wetend dat de schriftgeleerden en Farizeeën erop uit waren zijn dood te bewerkstelligen. 162:1.2 (1789.1) During the feast of tabernacles Jesus went boldly into Jerusalem on several occasions and publicly taught in the temple. This he did in spite of the efforts of his apostles to dissuade him. Though they had long urged him to proclaim his message in Jerusalem, they now feared to see him enter the city at this time, knowing full well that the scribes and Pharisees were bent on bringing about his death.
162:1.3 (1789.2) Het stoutmoedige verschijnen van Jezus in Jeruzalem bracht zijn volgelingen meer dan ooit in verwarring. Velen van zijn discipelen, en zelfs Judas Iskariot, de apostel, hadden durven denken dat Jezus haastig naar Fenicië was gevlucht uit vrees voor de Joodse leiders en Herodes Antipas. Zij begrepen de betekenis van de gangen van de Meester niet. Zijn aanwezigheid in Jeruzalem op het loofhuttenfeest, zelfs tegen het advies van zijn volgelingen in, was voldoende om voor altijd een einde te maken aan alle gefluister over vrees en lafheid. 162:1.3 (1789.2) Jesus’ bold appearance in Jerusalem more than ever confused his followers. Many of his disciples, and even Judas Iscariot, the apostle, had dared to think that Jesus had fled in haste into Phoenicia because he feared the Jewish leaders and Herod Antipas. They failed to comprehend the significance of the Master’s movements. His presence in Jerusalem at the feast of tabernacles, even in opposition to the advice of his followers, sufficed forever to put an end to all whisperings about fear and cowardice.
162:1.4 (1789.3) Tijdens het loofhuttenfeest werd Jezus door duizenden gelovigen uit alle delen van het Romeinse Rijk gezien en beluisterd terwijl hij onderrichtte; velen gingen zelfs naar Betanië om met hem te spreken over de vooruitgang van het koninkrijk in de streken waar ze vandaan kwamen. 162:1.4 (1789.3) During the feast of tabernacles, thousands of believers from all parts of the Roman Empire saw Jesus, heard him teach, and many even journeyed out to Bethany to confer with him regarding the progress of the kingdom in their home districts.
162:1.5 (1789.4) Er waren vele redenen waarom Jezus openlijk in de tempelhoven kon prediken zolang het feest duurde, en de belangrijkste van deze was wel de vrees die de autoriteiten van het Sanhedrin had bekropen tengevolge van de heimelijke verdeeldheid der gevoelens in hun eigen gelederen. Het was een feit dat vele leden van het Sanhedrin heimelijk in Jezus geloofden, of er anderzins beslist tegen waren hem te arresteren gedurende het feest, nu er zulk een groot aantal mensen in Jeruzalem aanwezig was van wie er velen of in hem geloofden, of althans de geestelijke beweging die hij voorstond, vriendelijk gezind waren. 162:1.5 (1789.4) There were many reasons why Jesus was able publicly to preach in the temple courts throughout the days of the feast, and chief of these was the fear that had come over the officers of the Sanhedrin as a result of the secret division of sentiment in their own ranks. It was a fact that many of the members of the Sanhedrin either secretly believed in Jesus or else were decidedly averse to arresting him during the feast, when such large numbers of people were present in Jerusalem, many of whom either believed in him or were at least friendly to the spiritual movement which he sponsored.
162:1.6 (1789.5) De inspanningen van Abner en zijn metgezellen overal in Judea hadden er ook veel toe bijgedragen om het gunstige gevoelen ten opzichte van het koninkrijk te consolideren, zozeer zelfs, dat de vijanden van Jezus niet al te onverbloemd durfden zijn in hun tegenstand. Dit was één van de redenen waarom Jezus openlijk Jeruzalem kon bezoeken en er weer levend vandaan kon gaan. Eén of twee maanden eerder zou hij zeker ter dood gebracht zijn. 162:1.6 (1789.5) The efforts of Abner and his associates throughout Judea had also done much to consolidate sentiment favorable to the kingdom, so much so that the enemies of Jesus dared not be too outspoken in their opposition. This was one of the reasons why Jesus could publicly visit Jerusalem and live to go away. One or two months before this he would certainly have been put to death.
162:1.7 (1789.6) De vermetele stoutmoedigheid waarmee Jezus in het openbaar in Jeruzalem verscheen intimideerde echter zijn vijanden: zij waren niet voorbereid op zulk een gedurfde uitdaging. Verscheidene malen deze maand deed het Sanhedrin zwakke pogingen om de Meester te arresteren, maar deze liepen op niets uit. Zijn vijanden waren zó uit het veld geslagen door het onverwachte openbare optreden van Jezus in Jeruzalem, dat zij veronderstelden dat hem door de Romeinse gezaghebbers bescherming was beloofd. In de wetenschap dat Filippus (de broer van Herodes Antipas) welhaast een volgeling van Jezus was, hielden de leden van het Sanhedrin het voor mogelijk dat Filippus gedaan had gekregen dat Jezus bescherming tegen zijn vijanden was toegezegd. Jezus was reeds uit hun rechtsgebied vertrokken, voordat zij tot het besef kwamen dat hun geloof dat zijn plotseling en stoutmoedig optreden in Jeruzalem te danken was aan een geheime overeenkomst met de Romeinse gezagsdragers, op een vergissing berustte. 162:1.7 (1789.6) But the audacious boldness of Jesus in publicly appearing in Jerusalem overawed his enemies; they were not prepared for such a daring challenge. Several times during this month the Sanhedrin made feeble attempts to place the Master under arrest, but nothing came of these efforts. His enemies were so taken aback by Jesus’ unexpected public appearance in Jerusalem that they conjectured he must have been promised protection by the Roman authorities. Knowing that Philip (Herod Antipas’s brother) was almost a follower of Jesus, the members of the Sanhedrin speculated that Philip had secured for Jesus promises of protection against his enemies. Jesus had departed from their jurisdiction before they awakened to the realization that they had been mistaken in the belief that his sudden and bold appearance in Jerusalem had been due to a secret understanding with the Roman officials.
162:1.8 (1789.7) Alleen de twaalf apostelen wisten toen zij uit Magadan vertrokken, dat Jezus van plan was het loofhuttenfeest bij te wonen. De andere volgelingen van de Meester waren hogelijk verbaasd toen hij in de voorhoven van de tempel verscheen en openlijk begon te onderrichten, terwijl de Joodse gezaghebbers onuitsprekelijk verrast waren toen hun gemeld werd dat hij in de tempel leerde. 162:1.8 (1789.7) Only the twelve apostles had known that Jesus intended to attend the feast of tabernacles when they had departed from Magadan. The other followers of the Master were greatly astonished when he appeared in the temple courts and began publicly to teach, and the Jewish authorities were surprised beyond expression when it was reported that he was teaching in the temple.
162:1.9 (1790.1) Ofschoon zijn discipelen niet hadden verwacht dat Jezus het feest zou bijwonen, koesterde de grote meerderheid der van verre gekomen pelgrims die van hem hadden gehoord, wel de hoop dat zij hem in Jeruzalem zouden zien. En zij werden niet teleurgesteld, want hij onderrichtte bij verschillende gelegenheden in de Zuilengang van Salomo en elders in de voorhoven van de tempel. Deze leringen vormden in werkelijkheid de officiële ofwel formele aankondiging van de goddelijkheid van Jezus aan het Joodse volk en aan de gehele wereld. 162:1.9 (1790.1) Although his disciples had not expected Jesus to attend the feast, the vast majority of the pilgrims from afar who had heard of him entertained the hope that they might see him at Jerusalem. And they were not disappointed, for on several occasions he taught in Solomon’s Porch and elsewhere in the temple courts. These teachings were really the official or formal announcement of the divinity of Jesus to the Jewish people and to the whole world.
162:1.10 (1790.2) De menigten die naar de leringen van de Meester luisterden, waren verdeeld in hun oordeel. Sommigen zeiden dat hij een goed mens was; sommigen dat hij een profeet was, sommigen dat hij waarlijk de Messias was; anderen zeiden dat hij een bemoeial was die niet deugde en dat hij de mensen op een dwaalspoor bracht met zijn vreemde leer. Zijn vijanden aarzelden hem openlijk te veroordelen uit vrees voor zijn gelovigen die hem vriendelijk gezind waren, terwijl zijn vrienden bang waren om openlijk voor hem uit te komen, uit vrees voor de Joodse leiders, wel wetend dat het Sanhedrin vast besloten was hem ter dood te brengen. Maar zelfs zijn vijanden verbaasden zich over zijn onderricht, wetende dat hij niet op de scholen van de rabbi’s was opgeleid. 162:1.10 (1790.2) The multitudes who listened to the Master’s teachings were divided in their opinions. Some said he was a good man; some a prophet; some that he was truly the Messiah; others said he was a mischievous meddler, that he was leading the people astray with his strange doctrines. His enemies hesitated to denounce him openly for fear of his friendly believers, while his friends feared to acknowledge him openly for fear of the Jewish leaders, knowing that the Sanhedrin was determined to put him to death. But even his enemies marveled at his teaching, knowing that he had not been instructed in the schools of the rabbis.
162:1.11 (1790.3) Telkens wanneer hij naar Jeruzalem ging, waren zijn apostelen doodsbenauwd. Ze werden nog banger naarmate zij van dag tot dag zijn steeds stoutmoediger uitspraken over de aard van zijn zending op aarde beluisterden. Zij waren er niet aan gewend Jezus zulke positieve aanspraken te horen maken en zulke verbazingwekkende verklaringen te horen afleggen, zelfs niet wanneer hij onder zijn vrienden predikte. 162:1.11 (1790.3) Every time Jesus went to Jerusalem, his apostles were filled with terror. They were the more afraid as, from day to day, they listened to his increasingly bold pronouncements regarding the nature of his mission on earth. They were unaccustomed to hearing Jesus make such positive claims and such amazing assertions even when preaching among his friends.
2. De eerste toespraak in de tempel ^top 2. The First Temple Talk ^top
162:2.1 (1790.4) De eerste middag dat Jezus in de tempel leerde, zat een tamelijk grote groep te luisteren naar de woorden waarmee hij de vrijheid van het nieuwe evangelie beschreef en de vreugde van hen die het goede nieuws geloven, toen een nieuwsgierige toehoorder hem onderbrak met de vraag: ‘Leraar, hoe komt het dat gij met zoveel vaardigheid de Schrift kunt aanhalen en het volk kunt onderrichten terwijl ge toch, naar ik hoorde, niet onderricht bent in de geleerdheid van de rabbi ’s?’ Jezus antwoordde: ‘Geen mens heeft mij de waarheden geleerd die ik u bekendmaak. En deze leer is niet van mij, maar van Hem die mij gezonden heeft. Wanneer iemand werkelijk begeert de wil van mijn Vader te doen, zal hij zeker te weten komen of mijn leer van God is, of dat ik voor mijzelf spreek. Hij die voor zichzelf spreekt, zoekt zijn eigen roem, maar wanneer ik de woorden van de Vader bekendmaak, zoek ik daardoor de eer van hem die mij gezonden heeft. Maar zoudt ge niet, alvorens te trachten het nieuwe licht binnen te treden, het licht volgen dat ge reeds hebt? Mozes gaf u de wet, en toch, hoevelen van u proberen eerlijk aan de eisen daarvan te voldoen? Mozes schrijft u in deze wet voor: “Gij zult niet doden”, maar ondanks dit gebod trachten sommigen uwer de Zoon des Mensen te doden.’ 162:2.1 (1790.4) The first afternoon that Jesus taught in the temple, a considerable company sat listening to his words depicting the liberty of the new gospel and the joy of those who believe the good news, when a curious listener interrupted him to ask: “Teacher, how is it you can quote the Scriptures and teach the people so fluently when I am told that you are untaught in the learning of the rabbis?” Jesus replied: “No man has taught me the truths which I declare to you. And this teaching is not mine but His who sent me. If any man really desires to do my Father’s will, he shall certainly know about my teaching, whether it be God’s or whether I speak for myself. He who speaks for himself seeks his own glory, but when I declare the words of the Father, I thereby seek the glory of him who sent me. But before you try to enter into the new light, should you not rather follow the light you already have? Moses gave you the law, yet how many of you honestly seek to fulfill its demands? Moses in this law enjoins you, saying, ‘You shall not kill’; notwithstanding this command some of you seek to kill the Son of Man.”
162:2.2 (1790.5) Toen de menigte deze woorden hoorde, begonnen ze onder elkaar te twisten. Sommigen zeiden dat hij gek was, sommigen dat hij door een duivel bezeten was. Anderen zeiden dat dit inderdaad de profeet uit Galilea was die de schriftgeleerden en Farizeeën sinds geruime tijd trachtten ter dood te brengen. Sommigen zeiden dat de godsdienstige gezagdragers bang waren hem onder handen te nemen; weer anderen zeiden dat zij hem niet arresteerden omdat ze in hem waren gaan geloven. Na heel wat geredetwist kwam iemand uit de menigte naar voren en vroeg Jezus: ‘Waarom trachten de oversten u ter dood te brengen?’ En hij antwoordde: ‘De oversten trachten mij ter dood te brengen omdat zij gebelgd zijn over het goede nieuws van het koninkrijk dat ik onderricht, een evangelie dat de mensen bevrijdt van de drukkende tradities van een vormelijke, ceremoniële godsdienst, die deze leraren vastbesloten tot iedere prijs willen handhaven. Zij besnijden in overeenstemming met de wet wel op de Sabbatdag, maar zij willen mij ter dood brengen omdat ik eens op de Sabbat een man heb bevrijd uit de banden van zijn kwaal. Zij achtervolgen mij op de Sabbat om mij te bespionneren, maar willen mij ter dood brengen omdat ik bij een andere gelegenheid heb verkozen om een man die door een ernstige kwaal was getroffen, op de Sabbatdag geheel te genezen. Zij trachten mij ter dood te brengen omdat zij heel goed beseffen dat, indien gij eerlijk in mijn leer gelooft en die durft te aanvaarden, hun stelsel van traditionele godsdienst omver wordt geworpen, en voor immer teniet wordt gedaan. Dientengevolge zullen zij zich beroofd zien van het gezag over datgene waaraan zij hun leven gewijd hebben, aangezien zij hardnekkig weigeren dit nieuwe, meer luisterrijke evangelie van het koninkrijk Gods te aanvaarden. Ik doe nu een beroep op een ieder van u: oordeel niet naar de uiterlijke schijn, maar oordeel liever naar de ware geest van dit onderricht: oordeel rechtvaardig.’ 162:2.2 (1790.5) When the crowd heard these words, they fell to wrangling among themselves. Some said he was mad; some that he had a devil. Others said this was indeed the prophet of Galilee whom the scribes and Pharisees had long sought to kill. Some said the religious authorities were afraid to molest him; others thought that they laid not hands upon him because they had become believers in him. After considerable debate one of the crowd stepped forward and asked Jesus, “Why do the rulers seek to kill you?” And he replied: “The rulers seek to kill me because they resent my teaching about the good news of the kingdom, a gospel that sets men free from the burdensome traditions of a formal religion of ceremonies which these teachers are determined to uphold at any cost. They circumcise in accordance with the law on the Sabbath day, but they would kill me because I once on the Sabbath day set free a man held in the bondage of affliction. They follow after me on the Sabbath to spy on me but would kill me because on another occasion I chose to make a grievously stricken man completely whole on the Sabbath day. They seek to kill me because they well know that, if you honestly believe and dare to accept my teaching, their system of traditional religion will be overthrown, forever destroyed. Thus will they be deprived of authority over that to which they have devoted their lives since they steadfastly refuse to accept this new and more glorious gospel of the kingdom of God. And now do I appeal to every one of you: Judge not according to outward appearances but rather judge by the true spirit of these teachings; judge righteously.”
162:2.3 (1791.1) Daarop zei een andere vragensteller: ‘Jawel, Leraar, wij kijken inderdaad uit naar de Messias, maar wij weten dat wanneer hij komt, zijn verschijning in mysteriën gehuld zal zijn. Wij weten vanwaar gij komt. Gij hebt vanaf het begin onder uw broeders verkeerd. De verlosser zal bekleed met macht komen, om de troon van het koninkrijk van David te herstellen. Maakt gij er werkelijk aanspraak op de Messias te zijn?’ En Jezus antwoordde: ‘Gij beweert mij te kennen en te weten waar ik vandaan kom. Ik zou willen dat het waar was wat gij beweert, want dan zoudt ge in die kennis inderdaad overvloedig leven vinden. Maar ik zeg u dat ik niet voor mijzelf tot u gekomen ben; ik ben gezonden door de Vader, en hij die mij gezonden heeft, is waarachtig en getrouw. Door te weigeren mij te horen, weigert ge hem te ontvangen die mij zendt. Indien gij dit evangelie wilt aanvaarden, zult ge hem leren kennen die mij gezonden heeft. Ik ken de Vader, want ik kom van de Vader om hem bekend te maken en hem aan u te openbaren.’ 162:2.3 (1791.1) Then said another inquirer: “Yes, Teacher, we do look for the Messiah, but when he comes, we know that his appearance will be in mystery. We know whence you are. You have been among your brethren from the beginning. The deliverer will come in power to restore the throne of David’s kingdom. Do you really claim to be the Messiah?” And Jesus replied: “You claim to know me and to know whence I am. I wish your claims were true, for indeed then would you find abundant life in that knowledge. But I declare that I have not come to you for myself; I have been sent by the Father, and he who sent me is true and faithful. By refusing to hear me, you are refusing to receive Him who sends me. You, if you will receive this gospel, shall come to know Him who sent me. I know the Father, for I have come from the Father to declare and reveal him to you.”
162:2.4 (1791.2) De handlangers van de schriftgeleerden wilden de hand op hem leggen, maar zij vreesden de menigte, want velen geloofden in hem. Het werk van Jezus sinds zijn doop had grote bekendheid gekregen onder alle Joden, en terwijl zij al deze dingen opsomden, zeiden zij onder elkaar: ‘Zelfs al komt deze leraar uit Galilea, en zelfs al beantwoordt hij niet aan al onze verwachtingen omtrent de Messias, dan vragen wij ons toch af of de verlosser, wanneer hij metterdaad komt, werkelijk nog wonderbaarlijker dingen zal doen dan deze Jezus van Nazaret al gedaan heeft.’ 162:2.4 (1791.2) The agents of the scribes wanted to lay hands upon him, but they feared the multitude, for many believed in him. Jesus’ work since his baptism had become well known to all Jewry, and as many of these people recounted these things, they said among themselves: “Even though this teacher is from Galilee, and even though he does not meet all of our expectations of the Messiah, we wonder if the deliverer, when he does come, will really do anything more wonderful than this Jesus of Nazareth has already done.”
162:2.5 (1791.3) Toen de Farizeeën en hun handlangers de mensen op deze manier hoorden spreken, pleegden ze overleg met hun leiders en besloten dat er onmiddellijk iets gedaan moest worden om een eind te maken aan dit openbare optreden van Jezus in de voorhoven van de tempel. De leiders der Joden waren in het algemeen geneigd een botsing met Jezus te vermijden, omdat ze geloofden dat de Romeinse gezagdragers hem onschendbaarheid hadden beloofd. Zij hadden geen andere verklaring voor de vrijmoedigheid waarmee hij in deze tijd naar Jeruzalem was gekomen. De functionarissen van het Sanhedrin geloofden dit gerucht echter niet helemaal. Zij redeneerden dat de Romeinse gezaghebbers zoiets niet in het geheim en buiten de voorkennis van het hoogste bestuurslichaam van de Joodse natie zouden doen. 162:2.5 (1791.3) When the Pharisees and their agents heard the people talking this way, they took counsel with their leaders and decided that something should be done forthwith to put a stop to these public appearances of Jesus in the temple courts. The leaders of the Jews, in general, were disposed to avoid a clash with Jesus, believing that the Roman authorities had promised him immunity. They could not otherwise account for his boldness in coming at this time to Jerusalem; but the officers of the Sanhedrin did not wholly believe this rumor. They reasoned that the Roman rulers would not do such a thing secretly and without the knowledge of the highest governing body of the Jewish nation.
162:2.6 (1791.4) Dienovereenkomstig werd Eber, de ambtenaar van het Sanhedrin die daarvoor in aanmerking kwam, met twee helpers uitgezonden om Jezus te arresteren. Terwijl Eber zich een weg baande naar Jezus, zei de Meester: ‘Wees niet bevreesd om bij mij te komen. Kom hier dichtbij staan terwijl ge naar mijn onderricht luistert. Ik weet dat ge gezonden bent om mij te arresteren, maar ge moet goed begrijpen dat de Zoon des Mensen niets kan overkomen voordat zijn uur is gekomen. Ge staat niet vijandig tegenover mij; ge komt slechts om het bevel van uw meesters uit te voeren, en zelfs deze oversten der Joden denken waarlijk dat ze God een dienst bewijzen als zij heimelijk trachten mij te gronde te richten. 162:2.6 (1791.4) Accordingly, Eber, the proper officer of the Sanhedrin, with two assistants was dispatched to arrest Jesus. As Eber made his way toward Jesus, the Master said: “Fear not to approach me. Draw near while you listen to my teaching. I know you have been sent to apprehend me, but you should understand that nothing will befall the Son of Man until his hour comes. You are not arrayed against me; you come only to do the bidding of your masters, and even these rulers of the Jews verily think they are doing God’s service when they secretly seek my destruction.
162:2.7 (1792.1) ‘Ik draag geen uwer een kwaad hart toe. De Vader heeft u lief en daarom verlang ik naar uw bevrijding uit de slavernij van het vooroordeel en de duisternis der traditie. Ik bied u de vrijheid van het leven en de vreugde der verlossing. Ik verkondig de nieuwe, levende weg, de bevrijding van het kwaad en de verbreking van de knechtschap der zonde. Ik ben gekomen opdat ge leven moogt hebben, en het eeuwig moogt hebben. Gij zoekt u te ontdoen van mij en mijn verontrustende onderricht. Als ge maar zoudt kunnen beseffen dat ik slechts een korte tijd bij u zal zijn! Nog maar even en dan ga ik naar hem die mij in deze wereld gezonden heeft. Dan zullen velen uwer mij naarstig zoeken, maar ge zult mij niet kunnen ontdekken, want waar ik weldra heen zal gaan, kunt gij niet komen. Maar allen die waarlijk trachten mij te vinden, zullen te eniger tijd het leven bereiken dat tot in de tegenwoordigheid van mijn Vader voert.’ 162:2.7 (1792.1) “I bear none of you ill will. The Father loves you, and therefore do I long for your deliverance from the bondage of prejudice and the darkness of tradition. I offer you the liberty of life and the joy of salvation. I proclaim the new and living way, the deliverance from evil and the breaking of the bondage of sin. I have come that you might have life, and have it eternally. You seek to be rid of me and my disquieting teachings. If you could only realize that I am to be with you only a little while! In just a short time I go to Him who sent me into this world. And then will many of you diligently seek me, but you shall not discover my presence, for where I am about to go you cannot come. But all who truly seek to find me shall sometime attain the life that leads to my Father’s presence.”
162:2.8 (1792.2) Sommige spotters zeiden onder elkaar: ‘Waar zal deze man heen gaan dat wij hem niet zouden kunnen vinden? Zal hij onder de Grieken gaan wonen? Zal hij zichzelf ombrengen? Wat kan hij bedoelen met zijn verklaring dat hij spoedig van ons weg zal gaan en dat wij niet kunnen komen waar hij naar toe gaat?’ 162:2.8 (1792.2) Some of the scoffers said among themselves: “Where will this man go that we cannot find him? Will he go to live among the Greeks? Will he destroy himself? What can he mean when he declares that soon he will depart from us, and that we cannot go where he goes?”
162:2.9 (1792.3) Eber en zijn assistenten weigerden Jezus te arresteren; ze keerden zonder hem naar hun vergaderplaats terug. Toen daarop de overpriesters en Farizeeën Eber en zijn helpers verwijten maakten dat zij Jezus niet hadden meegebracht, antwoordde Eber alleen: ‘Wij waren bang hem te midden der menigte te arresteren, want velen geloven in hem. Bovendien hebben wij nog nooit iemand zo horen spreken als deze man. Er is iets buitengewoons aan deze leraar. U zoudt er allen goed aan doen naar hem te gaan luisteren.’ Toen de oversten deze woorden hoorden, waren ze verbaasd en hoonden Eber met de woorden: ‘Zijt gij ook op een dwaalspoor gebracht? Staat gij ook op het punt om in deze bedrieger te gaan geloven? Hebt ge gehoord dat één van onze geleerden of één van de oversten in hem geloven? Is iemand van de schriftgeleerden of van de Farizeeën bedrogen door zijn slimme leer? Hoe komt het dat ge zo beïnvloed bent door het gedrag van deze onwetende menigte, die de wet en de profeten niet kent? Weet ge niet dat zulk onwetend volk vervloekt is?’ Waarop Eber antwoordde: ‘Zeer wel, mijn meesters, maar deze man spreekt tot de scharen woorden van barmhartigheid en hoop. Hij bemoedigt hen die terneergeslagen zijn, en zijn woorden waren zelfs voor onze zielen vertroostend. Wat kan er verkeerd zijn in dit onderricht, zelfs indien hij niet de Messias uit de Schrift mocht zijn? En eist onze wet dan geen rechtvaardigheid en billijkheid? Veroordelen wij een mens voordat wij hem hebben gehoord?’ De overste van het Sanhedrin werd boos op Eber, keerde zich tegen hem en zei: ‘Bent ge gek geworden? Komt ge toevallig ook uit Galilea? Zoek de Schrift er op na en ge zult zien dat uit Galilea geen profeet voortkomt, en nog veel minder de Messias.’ 162:2.9 (1792.3) Eber and his assistants refused to arrest Jesus; they returned to their meeting place without him. When, therefore, the chief priests and the Pharisees upbraided Eber and his assistants because they had not brought Jesus with them, Eber only replied: “We feared to arrest him in the midst of the multitude because many believe in him. Besides, we never heard a man speak like this man. There is something out of the ordinary about this teacher. You would all do well to go over to hear him.” And when the chief rulers heard these words, they were astonished and spoke tauntingly to Eber: “Are you also led astray? Are you about to believe in this deceiver? Have you heard that any of our learned men or any of the rulers have believed in him? Have any of the scribes or the Pharisees been deceived by his clever teachings? How does it come that you are influenced by the behavior of this ignorant multitude who know not the law or the prophets? Do you not know that such untaught people are accursed?” And then answered Eber: “Even so, my masters, but this man speaks to the multitude words of mercy and hope. He cheers the downhearted, and his words were comforting even to our souls. What can there be wrong in these teachings even though he may not be the Messiah of the Scriptures? And even then does not our law require fairness? Do we condemn a man before we hear him?” And the chief of the Sanhedrin was wroth with Eber and, turning upon him, said: “Have you gone mad? Are you by any chance also from Galilee? Search the Scriptures, and you will discover that out of Galilee arises no prophet, much less the Messiah.”
162:2.10 (1792.4) Het Sanhedrin ging in verwarring uiteen en Jezus ging terug naar Betanië om er de nacht door te brengen. 162:2.10 (1792.4) The Sanhedrin disbanded in confusion, and Jesus withdrew to Bethany for the night.
3. De vrouw die op overspel was betrapt ^top 3. The Woman Taken in Adultery ^top
162:3.1 (1792.5) Tijdens dit bezoek aan Jeruzalem gebeurde het dat Jezus de zaak behandelde van een zekere vrouw van slechte reputatie, die tot hem werd gebracht door haar beschuldigers en zijn vijanden. Het verwrongen verslag dat gij van dit voorval bezit, suggereert dat deze vrouw door de schriftgeleerden en Farizeeën voor Jezus gebracht werd, en dat Jezus dezen zodanig behandelde dat hij daarmee te kennen gaf dat deze godsdienstige leiders van de Joden zelf schuldig geweest konden zijn aan immoreel gedrag. Jezus wist heel goed dat ofschoon deze schriftgeleerden en Farizeeën geestelijk verblind en verstandelijk bevooroordeeld waren door hun loyaliteit aan de traditie, zij tot de door en door morele mannen van die tijd en generatie gerekend moesten worden. 162:3.1 (1792.5) It was during this visit to Jerusalem that Jesus dealt with a certain woman of evil repute who was brought into his presence by her accusers and his enemies. The distorted record you have of this episode would suggest that this woman had been brought before Jesus by the scribes and Pharisees, and that Jesus so dealt with them as to indicate that these religious leaders of the Jews might themselves have been guilty of immorality. Jesus well knew that, while these scribes and Pharisees were spiritually blind and intellectually prejudiced by their loyalty to tradition, they were to be numbered among the most thoroughly moral men of that day and generation.
162:3.2 (1793.1) Wat er werkelijk plaatsvond was het volgende. Toen Jezus vroeg in de morgen van de derde feestdag de tempel naderde, kwam hem een groep gehuurde agenten van het Sanhedrin tegemoet, die een vrouw met zich mee sleepten. Toen ze naderbij kwamen, zei hun woordvoerder: ‘Meester, deze vrouw is op overspel betrapt — op heterdaad nog wel. De wet van Mozes beveelt dat wij zo’n vrouw moeten stenigen. En wat zegt gij dat wij met deze vrouw moeten doen?’ 162:3.2 (1793.1) What really happened was this: Early the third morning of the feast, as Jesus approached the temple, he was met by a group of the hired agents of the Sanhedrin who were dragging a woman along with them. As they came near, the spokesman said: “Master, this woman was taken in adultery—in the very act. Now, the law of Moses commands that we should stone such a woman. What do you say should be done with her?”
162:3.3 (1793.2) Het plan van de vijanden van Jezus was om hem, indien hij zich achter de wet van Mozes stelde, volgens welke de overtreder die bekend had gestenigd moest worden, in moeilijkheden te brengen bij de Romeinese heersers, die de Joden het recht ontzegd hadden de doodstraf te voltrekken zonder de goedkeuring van een Romeinse rechtbank. Indien hij zou verbieden de vrouw te stenigen, zouden ze hem er voor het Sanhedrin van beschuldigen dat hij zichzelf boven Mozes en de Joodse wet plaatste. Indien hij zou zwijgen, zouden ze hem beschuldigen van lafheid. Maar de Meester behandelde het geval op zulk een wijze, dat het gehele complot door zijn eigen onverkwikkelijke gewicht in duigen viel. 162:3.3 (1793.2) It was the plan of Jesus’ enemies, if he upheld the law of Moses requiring that the self-confessed transgressor be stoned, to involve him in difficulty with the Roman rulers, who had denied the Jews the right to inflict the death penalty without the approval of a Roman tribunal. If he forbade stoning the woman, they would accuse him before the Sanhedrin of setting himself up above Moses and the Jewish law. If he remained silent, they would accuse him of cowardice. But the Master so managed the situation that the whole plot fell to pieces of its own sordid weight.
162:3.4 (1793.3) Deze eens aantrekkelijke vrouw was de echtgenote van een onontwikkelde inwoner van Nazaret, iemand die Jezus in zijn jonge jaren voortdurend moeilijkheden had bezorgd. Nadat deze man de vrouw getrouwd had, dwong hij haar schaamteloos ertoe de kost voor hen te verdienen door handelswaar te maken van haar lichaam. Hij was naar het feest in Jeruzalem gekomen opdat zijn vrouw haar lichamelijke bekoorlijkheden zou prostitueren voor geldelijk gewin. Hij had een afspraak gemaakt met de huurlingen van de Joodse oversten om op deze manier zijn eigen vrouw te verraden in haar gecommercialiseerde ontucht. En zo kwamen ze nu met de vrouw en haar mede-overtreder aan, om Jezus ertoe te verlokken een uitspraak te doen die tegen hem gebruikt kon worden als hij zou worden gearresteerd. 162:3.4 (1793.3) This woman, once comely, was the wife of an inferior citizen of Nazareth, a man who had been a troublemaker for Jesus throughout his youthful days. The man, having married this woman, did most shamefully force her to earn their living by making commerce of her body. He had come up to the feast at Jerusalem that his wife might thus prostitute her physical charms for financial gain. He had entered into a bargain with the hirelings of the Jewish rulers thus to betray his own wife in her commercialized vice. And so they came with the woman and her companion in transgression for the purpose of ensnaring Jesus into making some statement which could be used against him in case of his arrest.
162:3.5 (1793.4) Jezus keek over de mensen heen en zag haar echtgenoot achter de anderen staan. Hij wist welk soort man hij was en zag dat hij deel uitmaakte van de verachtelijke transactie. Jezus liep eerst om de mensen heen tot waar deze gedegenereerde echtgenoot stond, en schreef in het zand een paar woorden die maakten dat hij zich haastig uit de voeten maakte. Daarna kwam hij bij de vrouw terug en schreef opnieuw iets op de grond dat haar zogenaamde beschuldigers ter harte konden nemen; en nadat dezen zijn woorden gelezen hadden, gingen ze ook één voor één weg. En toen de Meester voor de derde keer in het zand schreef, vertrok de partner van de vrouw in het kwaad, zodat toen de Meester zich weer oprichtte van zijn schrijfwerk, hij alleen de vrouw voor zich zag staan. Jezus zei: ‘Vrouw, waar zijn uw beschuldigers? is er niemand achter gebleven om u te stenigen?’ De vrouw sloeg haar ogen op en antwoordde: ‘Niemand, Heer.’ En toen zei Jezus: ‘Ik weet van u; ik veroordeel u ook niet. Ga heen in vrede.’ En deze vrouw, Hildana, verliet haar verdorven echtgenoot en voegde zich bij de discipelen van het koninkrijk. 162:3.5 (1793.4) Jesus, looking over the crowd, saw her husband standing behind the others. He knew what sort of man he was and perceived that he was a party to the despicable transaction. Jesus first walked around to near where this degenerate husband stood and wrote upon the sand a few words which caused him to depart in haste. Then he came back before the woman and wrote again upon the ground for the benefit of her would-be accusers; and when they read his words, they, too, went away, one by one. And when the Master had written in the sand the third time, the woman’s companion in evil took his departure, so that, when the Master raised himself up from this writing, he beheld the woman standing alone before him. Jesus said: “Woman, where are your accusers? did no man remain to stone you?” And the woman, lifting up her eyes, answered, “No man, Lord.” And then said Jesus: “I know about you; neither do I condemn you. Go your way in peace.” And this woman, Hildana, forsook her wicked husband and joined herself to the disciples of the kingdom.
4. Het loofhuttenfeest ^top 4. The Feast of Tabernacles ^top
162:4.1 (1793.5) De aanwezigheid van mensen uit alle delen van de toenmaals bekende wereld, van Spanje tot India toe, maakte het loofhuttenfeest voor Jezus tot een ideale gelegenheid om zijn hele evangelie voor de eerste maal in het openbaar in Jeruzalem te verkondigen. Op dit feest leefden de mensen grotendeels in de open lucht, in zogeheten loofhutten. Dit was het feest van het binnenhalen van de oogst, en omdat het plaatsvond in de koelte van de herfstmaanden, was de deelname van de Joden uit de hele wereld algemener dan bij het Paasfeest, dat aan het eind van de winter gevierd werd, of bij het Pinksterfeest aan het begin van de zomer. Eindelijk zagen de apostelen hun Meester zijn zending op aarde stoutmoedig verkondigen, als het ware ten aanschouwe van de ganse wereld. 162:4.1 (1793.5) The presence of people from all of the known world, from Spain to India, made the feast of tabernacles an ideal occasion for Jesus for the first time publicly to proclaim his full gospel in Jerusalem. At this feast the people lived much in the open air, in leafy booths. It was the feast of the harvest ingathering, and coming, as it did, in the cool of the autumn months, it was more generally attended by the Jews of the world than was the Passover at the end of the winter or Pentecost at the beginning of summer. The apostles at last beheld their Master making the bold announcement of his mission on earth before all the world, as it were.
162:4.2 (1794.1) Dit was het feest der feesten, aangezien elke offerande die niet tijdens een van de andere feesten gebracht was, nu gebracht kon worden. Bij deze gelegenheid werden de tempelofferanden in ontvangst genomen; het was een combinatie van vakantiegenoegens met de plechtige riten van de religieuze eredienst. Dit was de tijd van vreugde voor het Joodse volk, waarbij onderwijl offeranden werden gebracht, Levitische gezangen werden gezongen, en het plechtige schallen van de zilveren trompetten van de priesters werd gehoord.’s Avonds werd het indrukwekkende schouwspel van de tempel met zijn drommen pelgrims schitterend verlicht door de grote kandelaars die helder brandden in de voorhof der vrouwen, en door de gloed van talloze fakkels die rondom in de voorhoven van de tempel waren geplaatst. De gehele stad was feestelijk versierd, met uitzondering van de Romeinse burcht Antonia, die in contrast hiermee grimmig boven dit feestelijke, godsdienstige schouwspel uitstak. En hoe haatten de Joden inderdaad dit immer aanwezige teken van het Romeinse juk! 162:4.2 (1794.1) This was the feast of feasts, since any sacrifice not made at the other festivals could be made at this time. This was the occasion of the reception of the temple offerings; it was a combination of vacation pleasures with the solemn rites of religious worship. Here was a time of racial rejoicing, mingled with sacrifices, Levitical chants, and the solemn blasts of the silvery trumpets of the priests. At night the impressive spectacle of the temple and its pilgrim throngs was brilliantly illuminated by the great candelabras which burned brightly in the court of the women as well as by the glare of scores of torches standing about the temple courts. The entire city was gaily decorated except the Roman castle of Antonia, which looked down in grim contrast upon this festive and worshipful scene. And how the Jews did hate this ever-present reminder of the Roman yoke!
162:4.3 (1794.2) Er werden gedurende het feest zeventig ossen geofferd, het symbool van de zeventig naties der heidenen. De ceremonie van het uitstorten van het water symboliseerde de uitstorting van de goddelijke geest. Deze ceremonie van het water volgde op de processie der priesters en Levieten bij zonsopgang. De processiegangers daalden de trappen af die van de voorhof van Israel naar die van de vrouwen leidden, waarbij herhaaldelijk op de zilveren trompetten werd geblazen. Daarna trokken de gelovigen verder naar de prachtige poort die toegang gaf tot de voorhof van de niet-Joden. Hier wendden zij zich in westelijke richting, herhaalden hun gezangen en zetten hun mars naar het symbolische water voort. 162:4.3 (1794.2) Seventy bullocks were sacrificed during the feast, the symbol of the seventy nations of heathendom. The ceremony of the outpouring of the water symbolized the outpouring of the divine spirit. This ceremony of the water followed the sunrise procession of the priests and Levites. The worshipers passed down the steps leading from the court of Israel to the court of the women while successive blasts were blown upon the silvery trumpets. And then the faithful marched on toward the Beautiful Gate, which opened upon the court of the gentiles. Here they turned about to face westward, to repeat their chants, and to continue their march for the symbolic water.
162:4.4 (1794.3) Op de laatste dag van het feest officieerden bijna vierhonderdvijftig priesters samen met een overeenkomstig aantal Levieten. Bij het aanbreken van de dag verzamelden de pelgrims zich uit alle delen van de stad, waarbij een ieder in de rechterhand een bosje mirte-, wilge-, en palmtakken droeg, en in de linkerhand een tak van de boom van de paradijsappel — de muskuscitroen, of de ‘verboden vrucht’. De pelgrims splitsten zich in drie groepen voor deze ceremonie in de vroege morgen. Eén groep bleef in de tempel om de offeranden in de morgen bij te wonen; de tweede groep begaf zich naar het nabijgelegen Maza om daar de wilgetakken te snijden die voor de versiering van het brandofferaltaar nodig waren, terwijl de derde groep een processie formeerde achter de priester van het water, die onder de tonen van de zilveren trompetten de gouden kruik droeg voor het symbolische water, en vergezelde hem op zijn tocht door Ofel tot nabij Siloam, waar de toegang was tot de bron. Nadat de gouden kruik bij de poel van Siloam was gevuld, trok de stoet weer terug naar de tempel die men binnenging door de waterpoort, waarna men rechtstreeks naar de hof der priesters ging, waar zich bij de priester die de waterkruik droeg, de priester voegde die de wijn voor het drankoffer droeg. Deze twee priesters begaven zich daarop naar de zilveren kokers die naar de voet van het altaar leidden, en goten de inhoud van de kruiken daarin leeg. De volvoering van deze rite van het uitstorten van de wijn en het water was het teken voor de samengestroomde pelgrims om te beginnen met het zingen van de psalmen 113 tot en met 118, beurtelings met de Levieten. En terwijl zij deze regels herhaalden, wuifden zij met hun bundels twijgen in de richting van het altaar. Vervolgens werden de offeranden van de dag gebracht, met aansluitend een herhaling van de psalm van die dag, de psalm voor de laatste feestdag, de tweeëntachtigste, vanaf het vijfde vers. 162:4.4 (1794.3) On the last day of the feast almost four hundred and fifty priests with a corresponding number of Levites officiated. At daybreak the pilgrims assembled from all parts of the city, each carrying in the right hand a sheaf of myrtle, willow, and palm branches, while in the left hand each one carried a branch of the paradise apple—the citron, or the “forbidden fruit.” These pilgrims divided into three groups for this early morning ceremony. One band remained at the temple to attend the morning sacrifices; another group marched down below Jerusalem to near Maza to cut the willow branches for the adornment of the sacrificial altar, while the third group formed a procession to march from the temple behind the water priest, who, to the sound of the silvery trumpets, bore the golden pitcher which was to contain the symbolic water, out through Ophel to near Siloam, where was located the fountain gate. After the golden pitcher had been filled at the pool of Siloam, the procession marched back to the temple, entering by way of the water gate and going directly to the court of the priests, where the priest bearing the water pitcher was joined by the priest bearing the wine for the drink offering. These two priests then repaired to the silver funnels leading to the base of the altar and poured the contents of the pitchers therein. The execution of this rite of pouring the wine and the water was the signal for the assembled pilgrims to begin the chanting of the Psalms from 113 to 118 inclusive, in alternation with the Levites. And as they repeated these lines, they would wave their sheaves at the altar. Then followed the sacrifices for the day, associated with the repeating of the Psalm for the day, the Psalm for the last day of the feast being the eighty-second, beginning with the fifth verse.
5. De prediking over het licht der wereld ^top 5. Sermon on the Light of the World ^top
162:5.1 (1794.4) Op de avond van de voorlaatste dag van het feest, toen het toneel schitterend verlicht werd door de kandelaars en de fakkels, stond Jezus op te midden van de verzamelde menigte en zei: 162:5.1 (1794.4) On the evening of the next to the last day of the feast, when the scene was brilliantly illuminated by the lights of the candelabras and the torches, Jesus stood up in the midst of the assembled throng and said:
162:5.2 (1795.1) ‘Ik ben het licht der wereld. Hij die mij volgt, zal niet in duisternis wandelen, maar zal het licht des levens hebben. Gij waagt het mij voor het gerecht te dagen en als mijn rechters op te treden, en verklaart daarbij dat indien ik van mijzelf getuig, mijn getuigenis niet waar kan zijn. Maar het schepsel kan nooit rechter zijn over de Schepper. Ook al getuig ik van mijzelf, toch is mijn getuigenis eeuwig waar, want ik weet vanwaar ik gekomen ben, wie ik ben, en waar ik heen ga. Gij die de Zoon des Mensen ter dood wilt brengen, weet niet vanwaar ik gekomen ben, noch wie ik ben en waar ik heen ga. Gij oordeelt slechts naar de schijn van het vlees: ge ziet de realiteiten van de geest niet. Ik oordeel niemand, zelfs niet mijn aartsvijand. Doch wanneer ik zou verkiezen te oordelen, zou mijn oordeel waarachtig en rechtvaardig zijn, want ik zou niet alléén oordelen, maar in vereniging met mijn Vader die mij in de wereld gezonden heeft en die de bron is van alle waarachtige oordeel. Zelfs gij staat toe dat het getuigenis van twee betrouwbare personen genoeg is — welnu dan, ik getuig van deze waarheden, dit doet mijn Vader in de hemel eveneens. Toen ik u dit gisteren zei, vroeg ge mij in uw duisternis: “Waar is uw Vader?” Waarlijk, ge kent mij niet, noch mijn Vader, want indien ge mij gekend had, zoudt ge ook mijn Vader gekend hebben. 162:5.2 (1795.1) “I am the light of the world. He who follows me shall not walk in darkness but shall have the light of life. Presuming to place me on trial and assuming to sit as my judges, you declare that, if I bear witness of myself, my witness cannot be true. But never can the creature sit in judgment on the Creator. Even if I do bear witness about myself, my witness is everlastingly true, for I know whence I came, who I am, and whither I go. You who would kill the Son of Man know not whence I came, who I am, or whither I go. You only judge by the appearances of the flesh; you do not perceive the realities of the spirit. I judge no man, not even my archenemy. But if I should choose to judge, my judgment would be true and righteous, for I would judge not alone but in association with my Father, who sent me into the world, and who is the source of all true judgment. You even allow that the witness of two reliable persons may be accepted—well, then, I bear witness of these truths; so also does my Father in heaven. And when I told you this yesterday, in your darkness you asked me, ‘Where is your Father?’ Truly, you know neither me nor my Father, for if you had known me, you would also have known the Father.
162:5.3 (1795.2) ‘Ik heb u reeds gezegd dat ik spoedig heen zal gaan en dat gij mij zult zoeken en mij niet zult vinden, want waar ik heen ga, kunt gij niet komen. Gij die dit licht wilt afwijzen, zijt van beneden; ik ben van boven. Gij die liever in duisternis verkeert, zijt van deze wereld; ik ben niet van deze wereld, en ik leef in het eeuwige licht van de Vader der lichten. Gij allen hebt overvloedig de gelegenheid gehad te horen wie ik ben, maar gij zult nog andere aanwijzingen ontvangen die de identiteit van de Zoon des Mensen bevestigen. Ik ben het licht des levens, en een ieder die weloverwogen en wetend wat hij doet dit reddende licht afwijst, zal in zijn zonden sterven. Veel heb ik u te zeggen, maar ge zijt niet in staat mijn woorden te aanvaarden. Hij echter die mij gezonden heeft, is waarachtig en getrouw; mijn Vader heeft zelfs zijn dwalende kinderen lief. En alles wat mijn Vader gesproken heeft, verkondig ik ook aan de wereld. 162:5.3 (1795.2) “I have already told you that I am going away, and that you will seek me and not find me, for where I am going you cannot come. You who would reject this light are from beneath; I am from above. You who prefer to sit in darkness are of this world; I am not of this world, and I live in the eternal light of the Father of lights. You all have had abundant opportunity to learn who I am, but you shall have still other evidence confirming the identity of the Son of Man. I am the light of life, and every one who deliberately and with understanding rejects this saving light shall die in his sins. Much I have to tell you, but you are unable to receive my words. However, he who sent me is true and faithful; my Father loves even his erring children. And all that my Father has spoken I also proclaim to the world.
162:5.4 (1795.3) ‘Wanneer de Zoon des Mensen verheven wordt, dan zult ge allen weten dat ik de Zoon des Mensen ben, en dat ik niets uit mijzelf gedaan heb, maar alleen zoals de Vader mij onderricht heeft. Ik spreek deze woorden tot u en tot uw kinderen. En hij die mij gezonden heeft, is ook nu met mij; hij heeft mij niet alleen gelaten, want ik doe steeds dat wat welgevallig is in zijn ogen.’ 162:5.4 (1795.3) “When the Son of Man is lifted up, then shall you all know that I am he, and that I have done nothing of myself but only as the Father has taught me. I speak these words to you and to your children. And he who sent me is even now with me; he has not left me alone, for I do always that which is pleasing in his sight.”
162:5.5 (1795.4) Terwijl Jezus zo de pelgrims in de tempelhoven onderrichtte, geloofden velen in hem. En niemand durfde de hand op hem te leggen. 162:5.5 (1795.4) As Jesus thus taught the pilgrims in the temple courts, many believed. And no man dared to lay hands upon him.
6. De toespraak over het water des levens ^top 6. Discourse on the Water of Life ^top
162:6.1 (1795.5) Op de laatste dag, de grote dag van het feest, toen de processie komende van de poel van Siloam door de tempelhoven trok, zei Jezus, die te midden van de pelgrims stond, net nadat het water en de wijn door de priesters op het altaar waren uitgestort: ‘Als iemand dorst heeft, laat hij tot mij komen en drinken. Van de Vader hierboven breng ik aan deze wereld het water des levens. Hij die mij gelooft, zal vervuld worden van de geest die door dit water wordt vertegenwoordigd, want zelfs in de Schrift is gezegd: ’Uit hem zullen rivieren van levend water stromen.’ Wanneer de Zoon des Mensen zijn werk op aarde zal hebben beëindigd, zal over alle vlees de levende Geest van Waarheid worden uitgestort. Zij die deze geest ontvangen en aanvaarden zullen nooit geestelijke dorst kennen.’ 162:6.1 (1795.5) On the last day, the great day of the feast, as the procession from the pool of Siloam passed through the temple courts, and just after the water and the wine had been poured down upon the altar by the priests, Jesus, standing among the pilgrims, said: “If any man thirst, let him come to me and drink. From the Father above I bring to this world the water of life. He who believes me shall be filled with the spirit which this water represents, for even the Scriptures have said, ‘Out of him shall flow rivers of living waters.’ When the Son of Man has finished his work on earth, there shall be poured out upon all flesh the living Spirit of Truth. Those who receive this spirit shall never know spiritual thirst.”
162:6.2 (1795.6) Jezus onderbrak de dienst niet door deze woorden te zeggen. Hij sprak de tempelgangers toe direct na het zingen van het Hallel, het beurtelings voordragen van de psalmen dat gepaard ging met het wuiven van de takken voor het altaar. Juist hier was er een pauze waarin de offeranden gereed werden gemaakt, en op dit moment hoorden de pelgrims de fascinerende stem van de Meester zeggen dat hij de schenker van levend water was aan iedere naar geest dorstende ziel. 162:6.2 (1795.6) Jesus did not interrupt the service to speak these words. He addressed the worshipers immediately after the chanting of the Hallel, the responsive reading of the Psalms accompanied by waving of the branches before the altar. Just here was a pause while the sacrifices were being prepared, and it was at this time that the pilgrims heard the fascinating voice of the Master declare that he was the giver of living water to every spirit-thirsting soul.
162:6.3 (1796.1) Aan het slot van deze dienst in de vroege morgen onderrichtte Jezus de menigte verder, met de woorden: ‘Hebt ge niet in de Schrift gelezen: “Ziet, gelijk het water over de droge grond wordt uitgestort en zich over de dorre aarde verspreidt, zo zal ik de geest van heiligheid geven om over uw kinderen te worden uitgestort, als een zegen zelfs voor uw kindskinderen”? Waarom wilt ge dorsten naar de bijstand van de geest, terwijl gij uw ziel tracht te laven met het water van de tradities der mensen, dat uit de gebroken kruiken van de ceremoniële dienst wordt uitgestort? Wat ge hier in en om de tempel ziet gebeuren is de wijze waarop uw vaderen hebben getracht de uitstorting van de heilige geest op de kinderen des geloofs te symboliseren, en ge hebt er goed aan gedaan deze symbolen in stand te houden tot zelfs de dag van vandaag. Maar nu is de openbaring van de Vader der geesten tot deze generatie gekomen door de zelfschenking van zijn Zoon, en dit alles zal stellig gevolgd worden door de uitstorting van de geest van de Vader en de Zoon op de kinderen der mensen. Voor een ieder die geloof heeft, zal deze schenking van de geest de ware leraar zijn van de weg die naar eeuwig leven leidt, naar de ware wateren des levens in het koninkrijk des hemels op aarde en in het Paradijs van de Vader daarginds.’ 162:6.3 (1796.1) At the conclusion of this early morning service Jesus continued to teach the multitude, saying: “Have you not read in the Scripture: ‘Behold, as the waters are poured out upon the dry ground and spread over the parched soil, so will I give the spirit of holiness to be poured out upon your children for a blessing even to your children’s children’? Why will you thirst for the ministry of the spirit while you seek to water your souls with the traditions of men, poured from the broken pitchers of ceremonial service? That which you see going on about this temple is the way in which your fathers sought to symbolize the bestowal of the divine spirit upon the children of faith, and you have done well to perpetuate these symbols, even down to this day. But now has come to this generation the revelation of the Father of spirits through the bestowal of his Son, and all of this will certainly be followed by the bestowal of the spirit of the Father and the Son upon the children of men. To every one who has faith shall this bestowal of the spirit become the true teacher of the way which leads to life everlasting, to the true waters of life in the kingdom of heaven on earth and in the Father’s Paradise over there.”
162:6.4 (1796.2) Jezus bleef de vragen uit de schare en ook die van de Farizeeën beantwoorden. Sommigen dachten dat hij een profeet was, sommigen geloofden dat hij de Messias was; anderen zeiden dat hij niet de Christus kon zijn, omdat hij uit Galilea afkomstig was, en dat de Messias de troon van David weer zou oprichten. En nog altijd durfden zij hem niet te arresteren. 162:6.4 (1796.2) And Jesus continued to answer the questions of both the multitude and the Pharisees. Some thought he was a prophet; some believed him to be the Messiah; others said he could not be the Christ, seeing that he came from Galilee, and that the Messiah must restore David’s throne. Still they dared not arrest him.
7. De toespraak over geestelijke vrijheid ^top 7. The Discourse on Spiritual Freedom ^top
162:7.1 (1796.3) In de namiddag van de laatste dag van het feest, nadat de apostelen tevergeefs hadden getracht Jezus ertoe te bewegen Jeruzalem te ontvluchten, ging hij opnieuw de tempel binnen om onderricht te geven. Toen hij zag dat een groot aantal gelovigen in de Zuilengang van Salomo bijeenwas, sprak hij hen als volgt toe: 162:7.1 (1796.3) On the afternoon of the last day of the feast and after the apostles had failed in their efforts to persuade him to flee from Jerusalem, Jesus again went into the temple to teach. Finding a large company of believers assembled in Solomon’s Porch, he spoke to them, saying:
162:7.2 (1796.4) ‘Indien mijn woorden een blijvende plaats in uw hart vinden en ge genegen zijt de wil van mijn Vader te doen, zijt ge waarlijk mijn discipelen. Ge zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken. Ik weet dat gij mij zult antwoorden: Wij zijn de kinderen van Abraham en niemands slaven, hoe zouden wij dan vrijgemaakt moeten worden? Niettemin spreek ik niet over de uiterlijke onderwerping aan de heerschappij van een ander: ik spreek over de vrijheid van de ziel. Voorwaar, voorwaar zeg ik u, een ieder die zonde begaat, is de slaaf der zonde. En ge weet dat de slaaf waarschijnlijk niet eeuwig in het huis van de meester zal verblijven. Gij weet evenzeer dat de zoon wèl in het huis van zijn vader blijft. Indien derhalve de Zoon u zal vrijmaken, u tot zonen zal maken, zult ge inderdaad vrij zijn. 162:7.2 (1796.4) “If my words abide in you and you are minded to do the will of my Father, then are you truly my disciples. You shall know the truth, and the truth shall make you free. I know how you will answer me: We are the children of Abraham, and we are in bondage to none; how then shall we be made free? Even so, I do not speak of outward subjection to another’s rule; I refer to the liberties of the soul. Verily, verily, I say to you, everyone who commits sin is the bond servant of sin. And you know that the bond servant is not likely to abide forever in the master’s house. You also know that the son does remain in his father’s house. If, therefore, the Son shall make you free, shall make you sons, you shall be free indeed.
162:7.3 (1796.5) ‘Ik weet dat gij Abrahams zaad zijt, en toch zijn uw leiders erop uit mij te doden, omdat mijn woord niet zijn transformerende invloed in hun hart heeft mogen hebben. Hun zielen zijn door vooroordeel afgesloten en door de hoogmoed van wraakzucht verblind. Ik verkondig u de eeuwige waarheid die de Vader mij laat zien, terwijl deze misleide leraren de dingen trachten te doen die zij slechts van hun aardse vaders hebben geleerd. En wanneer ge ten antwoord geeft dat Abraham uw vader is, dan zeg ik u dat gij, indien gij Abrahams kinderen waart, ook de werken van Abraham zoudt doen. Sommigen uwer geloven hetgeen ik onderricht, maar anderen trachten mij te verdelgen omdat ik u de waarheid heb gezegd die ik van God heb ontvangen. Abraham echter handelde niet zo met de waarheid van God. Ik bemerk dat enkelen onder u vastbesloten zijn de werken van de boze uit te voeren. Indien God uw Vader was, zoudt ge mij kennen en de waarheid die ik openbaar, liefhebben. Wilt ge niet zien dat ik van de Vader ben uitgegaan, dat ik door God gezonden ben, dat ik dit werk niet uit mijzelve doe? Waarom verstaat ge mijn woorden niet? Is het omdat ge verkozen hebt kinderen des kwaads te worden? Indien ge kinderen der duisternis zijt, zal het u moeilijk vallen te wandelen in het licht van de waarheid die ik openbaar. De kinderen van het kwaad volgen alleen de wegen van hun vader, die een bedrieger was en de waarheid niet voorstond, omdat er geen waarheid meer in hem was. Maar nu komt de Zoon des Mensen die de waarheid spreekt en leeft, en velen uwer weigeren te geloven. 162:7.3 (1796.5) “I know that you are Abraham’s seed, yet your leaders seek to kill me because my word has not been allowed to have its transforming influence in their hearts. Their souls are sealed by prejudice and blinded by the pride of revenge. I declare to you the truth which the eternal Father shows me, while these deluded teachers seek to do the things which they have learned only from their temporal fathers. And when you reply that Abraham is your father, then do I tell you that, if you were the children of Abraham, you would do the works of Abraham. Some of you believe my teaching, but others seek to destroy me because I have told you the truth which I received from God. But Abraham did not so treat the truth of God. I perceive that some among you are determined to do the works of the evil one. If God were your Father, you would know me and love the truth which I reveal. Will you not see that I come forth from the Father, that I am sent by God, that I am not doing this work of myself? Why do you not understand my words? Is it because you have chosen to become the children of evil? If you are the children of darkness, you will hardly walk in the light of the truth which I reveal. The children of evil follow only in the ways of their father, who was a deceiver and stood not for the truth because there came to be no truth in him. But now comes the Son of Man speaking and living the truth, and many of you refuse to believe.
162:7.4 (1797.1) ‘Wie uwer beschuldigt mij van zonde? Indien ik dan de waarheid verkondig en leef, zoals die mij door de Vader is getoond, waarom gelooft ge dan niet? Hij die van God is hoort de woorden Gods met blijdschap; hierom is het dat velen uwer mijn woorden niet horen, want gij zijt niet van God. Uw leraren hebben zich zelfs vermeten te zeggen dat ik mijn werken doe door de macht van de vorst der duivels. Iemand hier dichtbij heeft zojuist gezegd dat ik een duivel in mij heb, dat ik een kind van de duivel ben. Maar een ieder van u die eerlijk met zijn eigen ziel omgaat, weet heel goed dat ik geen duivel ben. Ge weet dat ik de Vader eer, ook al wilt gij mij onteren. Ik zoek niet mijn eigen glorie, doch alleen de glorie van mijn Vader in het Paradijs. En ik oordeel u niet, want er is een die voor mij oordeelt. 162:7.4 (1797.1) “Which of you convicts me of sin? If I, then, proclaim and live the truth shown me by the Father, why do you not believe? He who is of God hears gladly the words of God; for this cause many of you hear not my words, because you are not of God. Your teachers have even presumed to say that I do my works by the power of the prince of devils. One near by has just said that I have a devil, that I am a child of the devil. But all of you who deal honestly with your own souls know full well that I am not a devil. You know that I honor the Father even while you would dishonor me. I seek not my own glory, only the glory of my Paradise Father. And I do not judge you, for there is one who judges for me.
162:7.5 (1797.2) ‘Voorwaar, voorwaar, zeg ik u die dit evangelie gelooft, dat indien een mens dit woord van waarheid levend wil houden in zijn hart, hij nooit de dood zal smaken. En nu zegt een schriftgeleerde hier naast mij, dat deze verklaring bewijst dat ik een duivel in mij heb, aangezien Abraham en ook de profeten dood zijn. En hij vraagt: “Zijt gij zoveel groter dan Abraham en de profeten dat gij hier durft te zeggen dat zij die uw woord bewaren de dood niet zullen smaken? Wie beweert gij te zijn dat gij dergelijke godslasteringen durft uit te spreken?” En ik zeg op dit alles dat, indien ik mijzelf verheerlijk, mijn glorie niets te betekenen heeft. Doch het is de Vader die mij zal verheerlijken, dezelfde Vader die gij God noemt. Maar gij hebt deze God en mijn Vader niet leren kennen, en ik ben gekomen om u samen te brengen; om te tonen hoe ge waarlijk zonen van God kunt worden. Ofschoon gij de Vader niet kent, ken ik hem waarlijk. Zelfs Abraham was verheugd toen hij mijn dag zag, en hij zag mijn dag door geloof en was blij.’ 162:7.5 (1797.2) “Verily, verily, I say to you who believe the gospel that, if a man will keep this word of truth alive in his heart, he shall never taste death. And now just at my side a scribe says this statement proves that I have a devil, seeing that Abraham is dead, also the prophets. And he asks: ‘Are you so much greater than Abraham and the prophets that you dare to stand here and say that whoso keeps your word shall not taste death? Who do you claim to be that you dare to utter such blasphemies?’ And I say to all such that, if I glorify myself, my glory is as nothing. But it is the Father who shall glorify me, even the same Father whom you call God. But you have failed to know this your God and my Father, and I have come to bring you together; to show you how to become truly the sons of God. Though you know not the Father, I truly know him. Even Abraham rejoiced to see my day, and by faith he saw it and was glad.”
162:7.6 (1797.3) Toen de ongelovige Joden en de handlangers van het Sanhedrin, die zich nu bij de groep gevoegd hadden, deze woorden hoorden, maakten zij groot tumult en schreeuwden: ‘Ge zijt nog geen vijftig jaar en toch praat ge ervan Abraham gezien te hebben; ge zijt een kind des duivels!’ Jezus was niet in staat zijn toespraak te vervolgen. Hij zei alleen toen hij wegging: ‘Voorwaar, voorwaar zeg ik u, vóór Abraham was, ben ik.’ Velen van de ongelovigen renden weg om stenen te halen en hem daarmee te stenigen, en de handlangers van het Sanhedrin trachtten hem te arresteren, maar de Meester liep snel weg door de tempelgangen en ontsnapte naar een geheime ontmoetingsplaats dichtbij Betanië, waar Marta, Maria en Lazarus hem opwachtten. 162:7.6 (1797.3) When the unbelieving Jews and the agents of the Sanhedrin who had gathered about by this time heard these words, they raised a tumult, shouting: “You are not fifty years of age, and yet you talk about seeing Abraham; you are a child of the devil!” Jesus was unable to continue the discourse. He only said as he departed, “Verily, verily, I say to you, before Abraham was, I am.” Many of the unbelievers rushed forth for stones to cast at him, and the agents of the Sanhedrin sought to place him under arrest, but the Master quickly made his way through the temple corridors and escaped to a secret meeting place near Bethany where Martha, Mary, and Lazarus awaited him.
8. Het gesprek met Marta en Maria ^top 8. The Visit with Martha and Mary ^top
162:8.1 (1797.4) Er was afgesproken dat Jezus met Lazarus en diens beide zusters ten huize van een vriend zouden logeren, terwijl de apostelen in kleine groepjes hier en daar zouden worden ondergebracht; deze voorzorgsmaatregelen waren getroffen omdat de Joodse gezagdragers weer doortastend werden met hun plannen om hem te arresteren. 162:8.1 (1797.4) It had been arranged that Jesus should lodge with Lazarus and his sisters at a friend’s house, while the apostles were scattered here and there in small groups, these precautions being taken because the Jewish authorities were again becoming bold with their plans to arrest him.
162:8.2 (1797.5) Al jaren was het de gewoonte van deze drie vrienden om wanneer Jezus hen bezocht, alles te laten liggen en naar zijn onderricht te luisteren. Na het verlies van hun ouders had Marta de verantwoordelijkheid voor de huishouding op zich genomen; en zo gebeurde het dat bij deze gelegenheid Marta voorbereidselen trof voor de avondmaaltijd, terwijl Lazarus en Maria aan Jezus’ voeten zaten en zijn verkwikkend onderricht gretig in zich opnamen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat Marta zich in beslag liet nemen door talloze onnodige taken en dat zij gebukt ging onder vele triviale zorgen: zo was nu eenmaal haar aard. 162:8.2 (1797.5) For years it had been the custom for these three to drop everything and listen to Jesus’ teaching whenever he chanced to visit them. With the loss of their parents, Martha had assumed the responsibilities of the home life, and so on this occasion, while Lazarus and Mary sat at Jesus’ feet drinking in his refreshing teaching, Martha made ready to serve the evening meal. It should be explained that Martha was unnecessarily distracted by numerous needless tasks, and that she was cumbered by many trivial cares; that was her disposition.
162:8.3 (1798.1) Terwijl Marta zich druk maakte met al deze vermeende plichten, raakte zij verstoord omdat Maria niets deed om haar te helpen. Zij ging daarom naar Jezus en zei: ‘Meester, kan het u niets schelen dat mijn zuster mij zo in mijn eentje al het werk laat doen? Kunt u niet tegen haar zeggen dat zij mij moet komen helpen?’ Jezus antwoordde: ‘Marta, Marta, waarom maak je je toch altijd zo druk over vele dingen en ben je zo bezorgd over zoveel kleinigheden? Er is maar één ding werkelijk de moeite waard, en omdat Maria dit goede, noodzakelijke deel gekozen heeft, zal ik het niet van haar afnemen. Maar wanneer zullen jullie beiden leren te leven zoals ik jullie heb geleerd: om beiden samen te dienen en samen eensgezind jullie zielen te verkwikken? Kunnen jullie niet leren dat er voor alles een bestemde tijd is — dat de minder belangrijke dingen in het leven plaats dienen te maken voor de grotere zaken van het hemelse koninkrijk?’ 162:8.3 (1798.1) As Martha busied herself with all these supposed duties, she was perturbed because Mary did nothing to help. Therefore she went to Jesus and said: “Master, do you not care that my sister has left me alone to do all of the serving? Will you not bid her to come and help me?” Jesus answered: “Martha, Martha, why are you always anxious about so many things and troubled by so many trifles? Only one thing is really worth while, and since Mary has chosen this good and needful part, I shall not take it away from her. But when will both of you learn to live as I have taught you: both serving in co-operation and both refreshing your souls in unison? Can you not learn that there is a time for everything—that the lesser matters of life should give way before the greater things of the heavenly kingdom?”
9. In Betlehem met Abner ^top 9. At Bethlehem with Abner ^top
162:9.1 (1798.2) De week volgend op het loofhuttenfeest kwamen er tientallen gelovigen bijeen te Betanië, waar zij onderricht ontvingen van de twaalf apostelen. Het Sanhedrin deed geen poging deze bijeenkomsten te verstoren, omdat Jezus daar niet aanwezig was; al die tijd werkte hij met Abner en diens medewerkers in Betlehem. Op de dag na het slot van het feest was Jezus vertrokken naar Betanië, en hij onderrichtte niet meer in de tempel tijdens dit bezoek aan Jeruzalem. 162:9.1 (1798.2) Throughout the week that followed the feast of tabernacles, scores of believers forgathered at Bethany and received instruction from the twelve apostles. The Sanhedrin made no effort to molest these gatherings since Jesus was not present; he was throughout this time working with Abner and his associates in Bethlehem. The day following the close of the feast, Jesus had departed for Bethany, and he did not again teach in the temple during this visit to Jerusalem.
162:9.2 (1798.3) Op dat moment had Abner zijn hoofdkwartier in Betlehem en vanuit dat centrum waren vele werkers uitgezonden naar de steden van Judea en zuidelijk Samaria, en zelfs naar Alexandrië. Binnen enkele dagen na zijn aankomst hadden Jezus en Abner de laatste schikkingen getroffen voor de consolidatie van het werk van de beide groepen apostelen. 162:9.2 (1798.3) At this time, Abner was making his headquarters at Bethlehem, and from that center many workers had been sent to the cities of Judea and southern Samaria and even to Alexandria. Within a few days of his arrival, Jesus and Abner completed the arrangements for the consolidation of the work of the two groups of apostles.
162:9.3 (1798.4) Gedurende dit hele bezoek ter gelegenheid van het loofhuttenfeest had Jezus zijn tijd ongeveer gelijkelijk verdeeld tussen Betanië en Betlehem. In Betanië bracht hij veel tijd door met zijn apostelen; in Betlehem gaf hij veel onderricht aan Abner en de voormalige apostelen van Johannes. En dit nauwe contact met Jezus bracht dezen er ten slotte toe geheel in hem te geloven. Deze voormalige apostelen van Johannes de Doper waren onder de indruk gekomen van de moed die hij bij zijn openbare onderricht in Jeruzalem aan de dag had gelegd, alsook van het hartelijke begrip dat zij van hem ondervonden in zijn persoonlijke onderricht in Betlehem. Door de invloed die hiervan uitging, werden al Abners metgezellen er ten slotte toe gebracht het koninkrijk van ganser harte te aanvaarden, en ook alles wat deze stap in- hield. 162:9.3 (1798.4) Throughout his visit to the feast of tabernacles, Jesus had divided his time about equally between Bethany and Bethlehem. At Bethany he spent considerable time with his apostles; at Bethlehem he gave much instruction to Abner and the other former apostles of John. And it was this intimate contact that finally led them to believe in him. These former apostles of John the Baptist were influenced by the courage he displayed in his public teaching in Jerusalem as well as by the sympathetic understanding they experienced in his private teaching at Bethlehem. These influences finally and fully won over each of Abner’s associates to a wholehearted acceptance of the kingdom and all that such a step implied.
162:9.4 (1798.5) Alvorens Betlehem voor de laatste maal te verlaten, trof de Meester maatregelen zodat zij allen met hem zouden kunnen deelnemen aan een gezamenlijke krachtsinspanning die vooraf zou gaan aan het einde van zijn aardse loopbaan in het vlees. Er werd afgesproken dat Abner en zijn medewerkers zich in de naaste toekomst bij Jezus en de twaalf zouden voegen in het Magadanpark. 162:9.4 (1798.5) Before leaving Bethlehem for the last time, the Master made arrangements for them all to join him in the united effort which was to precede the ending of his earth career in the flesh. It was agreed that Abner and his associates were to join Jesus and the twelve in the near future at Magadan Park.
162:9.5 (1798.6) Overeenkomstig deze afspraak voegden Abner en zijn elf medewerkers zich begin november bij Jezus en de twaalf, en werkten zij tot aan de kruisiging verder als één organisatie. 162:9.5 (1798.6) In accordance with this understanding, early in November Abner and his eleven fellows cast their lot with Jesus and the twelve and labored with them as one organization right on down to the crucifixion.
162:9.6 (1798.7) In de tweede helft van oktober trokken Jezus en de twaalf zich uit de directe omgeving van Jeruzalem terug. Op zondag 30 oktober verlieten Jezus en zijn metgezellen de stad Efraïm, waar Jezus een paar dagen in afzondering rust had gehouden; zij trokken langs de grote weg ten westen van de Jordaan rechtstreeks naar het Magadanpark, waar zij op woensdag 2 november laat in de middag aankwamen. 162:9.6 (1798.7) In the latter part of October Jesus and the twelve withdrew from the immediate vicinity of Jerusalem. On Sunday, October 30, Jesus and his associates left the city of Ephraim, where he had been resting in seclusion for a few days, and, going by the west Jordan highway directly to Magadan Park, arrived late on the afternoon of Wednesday, November 2.
162:9.7 (1799.1) De apostelen waren zeer opgelucht hun Meester weer in een veilig oord bij zich te hebben; zij drongen er niet meer bij hem op aan naar Jeruzalem te gaan en daar het evangelie van het koninkrijk te verkondigen. 162:9.7 (1799.1) The apostles were greatly relieved to have the Master back on friendly soil; no more did they urge him to go up to Jerusalem to proclaim the gospel of the kingdom.