Verhandeling 163   Paper 163
De bevestiging van de Zeventig in Magadan   Ordination of the Seventy at Magadan
163:0.1 (1800.1) ENKELE dagen nadat Jezus en de twaalf uit Jeruzalem in Magadan waren teruggekeerd, kwamen Abner en een groep van ongeveer vijftig discipelen uit Betlehem aan. In het Magadankamp waren op dit moment ook het korps der evangelisten, het vrouwenkorps, en ongeveer honderdvijftig trouwe, beproefde discipelen uit alle delen van Palestina bijeengekomen. Na enkele dagen van onderlinge gesprekken, tijdens welke ook het kamp gereorganiseerd werd, begonnen Jezus en de twaalf met een grondige opleidingscursus voor dit speciale gezelschap van gelovigen, en uit deze goed opgeleide en ervaren groep discipelen koos de Meester vervolgens de zeventig leraren die hij uitzond om het evangelie van het koninkrijk te verkondigen. Dit stelselmatig onderricht begon op vrijdag 4 november, en ging door tot de Sabbat van 19 november.   163:0.1 (1800.1) A FEW days after the return of Jesus and the twelve to Magadan from Jerusalem, Abner and a group of some fifty disciples arrived from Bethlehem. At this time there were also assembled at Magadan Camp the evangelistic corps, the women’s corps, and about one hundred and fifty other true and tried disciples from all parts of Palestine. After devoting a few days to visiting and the reorganization of the camp, Jesus and the twelve began a course of intensive training for this special group of believers, and from this well-trained and experienced aggregation of disciples the Master subsequently chose the seventy teachers and sent them forth to proclaim the gospel of the kingdom. This regular instruction began on Friday, November 4, and continued until Sabbath, November 19.
163:0.2 (1800.2) Jezus sprak deze groep iedere morgen toe. Petrus onderwees methoden voor het prediken in het openbaar; Natanael onderwees hen in de kunst van het geven van onderricht; Tomas legde uit hoe ze vragen moesten beantwoorden, terwijl Matteüs aanwijzingen gaf over het organiseren van de financiën van de groep. De andere apostelen namen overeenkomstig hun speciale ervaring en natuurlijke talenten ook deel aan deze opleiding.   163:0.2 (1800.2) Jesus gave a talk to this company each morning. Peter taught methods of public preaching; Nathaniel instructed them in the art of teaching; Thomas explained how to answer questions; while Matthew directed the organization of their group finances. The other apostles also participated in this training in accordance with their special experience and natural talents.
1. De bevestiging van de zeventig ^top   1. Ordination of the Seventy ^top
163:1.1 (1800.3) De zeventig werden door Jezus op de Sabbatmiddag van 19 november in het Magadankamp bevestigd en Abner werd aangesteld tot hoofd van deze predikers en leraren van het evangelie. Dit korps van zeventig bestond uit Abner en tien van de voormalige apostelen van Johannes, eenenvijftig van de vroegere evangelisten, en acht andere discipelen die zich hadden onderscheiden in de dienst van het koninkrijk.   163:1.1 (1800.3) The seventy were ordained by Jesus on Sabbath afternoon, November 19, at the Magadan Camp, and Abner was placed at the head of these gospel preachers and teachers. This corps of seventy consisted of Abner and ten of the former apostles of John, fifty-one of the earlier evangelists, and eight other disciples who had distinguished themselves in the service of the kingdom.
163:1.2 (1800.4) Omstreeks twee uur in de middag van deze Sabbat, terwijl het zo nu en dan stortregende, kwam aan de oever van het meer van Galilea een gezelschap gelovigen bijeen, dat door de komst van David was uitgebreid met het grootste deel van zijn koerierskorps, nu meer dan vierhonderd personen groot, teneinde de bevestiging van de zeventig bij te wonen.   163:1.2 (1800.4) About two o’clock on this Sabbath afternoon, between showers of rain, a company of believers, augmented by the arrival of David and the majority of his messenger corps and numbering over four hundred, assembled on the shore of the lake of Galilee to witness the ordination of the seventy.
163:1.3 (1800.5) Vóór Jezus de zeventig de handen oplegde om hen de speciale functie te geven van boodschappers van het evangelie, zei hij in zijn toespraak tot hen: ‘De oogst is wel rijk, maar de arbeiders zijn gering in aantal; daarom spoor ik u allen aan om te bidden dat de Heer van de oogst nog meer arbeiders zal zenden om voor hem te oogsten. Ik sta op het punt u te roepen als boodschappers van het koninkrijk; ik zal u weldra naar Joden en niet-Joden uitzenden als lammeren te midden van wolven. Ik draag u op om, wanneer gij aan uw tochten begint, geen beurs noch extra kleding mee te nemen, want ge gaat op deze eerste zendingstocht maar voor korte tijd op reis. Begroet niemand onderweg, bepaal u slechts tot uw werk. Wanneer ge ergens in een huis wilt logeren, zeg dan eerst: Vrede zij dit huis. Indien zij die daar wonen vredelievend zijn, zult ge daar blijven; indien niet, ga dan heen. En als ge dit huis gekozen hebt, blijf daar dan zolang ge in die stad blijft, en eet en drink wat u wordt voorgezet. En doe dit omdat de arbeider zijn levensonderhoud waard is. Verander niet van huis omdat u misschien een beter onderkomen wordt aangeboden. Bedenk wel dat wanneer ge erop uittrekt om vrede op aarde te verkondigen en goede wil onder de mensen, ge te maken zult krijgen met bittere vijanden die zichzelf hebben misleid; wees daarom zo wijs als slangen, maar ook zo onschuldig als duiven.   163:1.3 (1800.5) Before Jesus laid his hands upon the heads of the seventy to set them apart as gospel messengers, addressing them, he said: “The harvest is indeed plenteous, but the laborers are few; therefore I exhort all of you to pray that the Lord of the harvest will send still other laborers into his harvest. I am about to set you apart as messengers of the kingdom; I am about to send you to Jew and gentile as lambs among wolves. As you go your ways, two and two, I instruct you to carry neither purse nor extra clothing, for you go forth on this first mission for only a short season. Salute no man by the way, attend only to your work. Whenever you go to stay at a home, first say: Peace be to this household. If those who love peace live therein, you shall abide there; if not, then shall you depart. And having selected this home, remain there for your stay in that city, eating and drinking whatever is set before you. And you do this because the laborer is worthy of his sustenance. Move not from house to house because a better lodging may be offered. Remember, as you go forth proclaiming peace on earth and good will among men, you must contend with bitter and self-deceived enemies; therefore be as wise as serpents while you are also as harmless as doves.
163:1.4 (1801.1) ‘En predik overal waar ge heen gaat: “Het koninkrijk des hemels is nabij,” en help allen die ziek zijn naar ziel of lichaam. Vrijelijk hebt ge van het goede van het koninkrijk ontvangen, geef ook vrijelijk. Indien de mensen van een stad u ontvangen en geloven, zullen zij rijkelijk ingang vinden in het koninkrijk van de Vader; maar wanneer de mensen van een stad weigeren dit evangelie te aanvaarden, moet ge terwijl ge uit die ongelovige gemeenschap vertrekt, toch uw boodschap verkondigen en tegen hen die uw leer verwerpen zelfs nog bij uw vertrek zeggen: “Niettegenstaande gij de waarheid verwerpt, blijft het feit bestaan dat het koninkrijk Gods u nabij gekomen is.” Hij die u hoort, hoort mij. En hij die mij hoort, hoort Hem die mij gezonden heeft. Hij die uw evangelieboodschap verwerpt, verwerpt mij. En hij die mij verwerpt, verwerpt Hem die mij gezonden heeft.’   163:1.4 (1801.1) “And everywhere you go, preach, saying, ‘The kingdom of heaven is at hand,’ and minister to all who may be sick in either mind or body. Freely you have received of the good things of the kingdom; freely give. If the people of any city receive you, they shall find an abundant entrance into the Father’s kingdom; but if the people of any city refuse to receive this gospel, still shall you proclaim your message as you depart from that unbelieving community, saying, even as you leave, to those who reject your teaching: ‘Notwithstanding you reject the truth, it remains that the kingdom of God has come near you.’ He who hears you hears me. And he who hears me hears Him who sent me. He who rejects your gospel message rejects me. And he who rejects me rejects Him who sent me.”
163:1.5 (1801.2) Nadat Jezus aldus tot de zeventig gesproken had, begon hij bij Abner, en legde, toen zij in een kring om hem heen waren geknield, zijn handen op het hoofd van een ieder van hen.   163:1.5 (1801.2) When Jesus had thus spoken to the seventy, he began with Abner and, as they knelt in a circle about him, laid his hands upon the head of every man.
163:1.6 (1801.3) De volgende morgen vroeg zond Abner de zeventig boodschappers uit naar alle steden in Galilea, Samaria en Judea. Deze vijfendertig paren trokken ongeveer zes weken lang rond, predikend en lerend, en zij keerden op vrijdag, 30 december, allen terug naar het nieuwe kamp bij Pella, in Perea.   163:1.6 (1801.3) Early the next morning Abner sent the seventy messengers into all the cities of Galilee, Samaria, and Judea. And these thirty-five couples went forth preaching and teaching for about six weeks, all of them returning to the new camp near Pella, in Perea, on Friday, December 30.
2. De rijke jongeman en anderen ^top   2. The Rich Young Man and Others ^top
163:2.1 (1801.4) Meer dan vijftig discipelen, die bevestigd wilden worden en lid wilden worden van de zeventig, werden afgewezen door het comité dat door Jezus was gevormd om deze kandidaten uit te kiezen. Dit comité bestond uit Andreas, Abner en het waarnemend hoofd van het korps der evangelisten. In alle gevallen waar het comité van deze drie niet unaniem was in hun oordeel, brachten zij de kandidaat naar Jezus, en hoewel de Meester nooit ook maar iemand afwees die begeerde bevestigd te worden als boodschapper van het evangelie, waren er ruim een dozijn die niet langer wensten boodschappers van het evangelie te worden toen zij met Jezus hadden gesproken.   163:2.1 (1801.4) Over fifty disciples who sought ordination and appointment to membership in the seventy were rejected by the committee appointed by Jesus to select these candidates. This committee consisted of Andrew, Abner, and the acting head of the evangelistic corps. In all cases where this committee of three were not unanimous in agreement, they brought the candidate to Jesus, and while the Master never rejected a single person who craved ordination as a gospel messenger, there were more than a dozen who, when they had talked with Jesus, no more desired to become gospel messengers.
163:2.2 (1801.5) Eén ijverige discipel kwam bij Jezus en zei: ‘Meester, ik zou graag een van uw nieuwe apostelen willen worden, maar mijn vader is heel oud en de dood nabij; zou ik toestemming kunnen krijgen naar huis te gaan om hem te begraven?’ Tegen deze man zei Jezus: ‘Zoon, de vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des Mensen heeft geen plek om zijn hoofd neer te leggen. Je bent een trouw discipel en dat kun je ook blijven wanneer je terugkeert naar huis om voor hen die je dierbaar zijn te zorgen, maar voor mijn boodschappers van het koninkrijk ligt het anders. Zij hebben alles opgegeven om mij te volgen en het koninkrijk te verkondigen. Indien je als leraar bevestigd wilt worden, moet je anderen de doden laten begraven en er zelf op uit trekken om het goede nieuws te verkondigen.’ Deze man ging diep teleurgesteld heen.   163:2.2 (1801.5) One earnest disciple came to Jesus, saying: “Master, I would be one of your new apostles, but my father is very old and near death; could I be permitted to return home to bury him?” To this man Jesus said: “My son, the foxes have holes, and the birds of heaven have nests, but the Son of Man has nowhere to lay his head. You are a faithful disciple, and you can remain such while you return home to minister to your loved ones, but not so with my gospel messengers. They have forsaken all to follow me and proclaim the kingdom. If you would be an ordained teacher, you must let others bury the dead while you go forth to publish the good news.” And this man went away in great disappointment.
163:2.3 (1801.6) Een andere discipel kwam bij de Meester en zei: ‘Ik wil wel tot boodschapper bevestigd worden, maar ik wil graag even naar huis gaan om mijn familie op te beuren.’ Jezus antwoordde: ‘Indien je bevestigd wilt worden, moet je bereid zijn alles op te geven. De boodschappers van het evangelie kunnen geen gedeelde affecties hebben. Niemand die de hand aan de ploeg geslagen heeft en omziet, is waardig een boodschapper van het koninkrijk te worden.’   163:2.3 (1801.6) Another disciple came to the Master and said: “I would become an ordained messenger, but I would like to go to my home for a short while to comfort my family.” And Jesus replied: “If you would be ordained, you must be willing to forsake all. The gospel messengers cannot have divided affections. No man, having put his hand to the plough, if he turns back, is worthy to become a messenger of the kingdom.”
163:2.4 (1801.7) Daarop bracht Andreas een zekere rijke jongeman naar Jezus; deze was vroom en gelovig en wilde graag bevestigd worden. Deze jongeman, Matadormus, was lid van het Sanhedrin in Jeruzalem. Hij had Jezus horen onderrichten en was daarna door Petrus en de andere apostelen onderwezen in het evangelie van het koninkrijk. Jezus sprak met Matadormus over de voorwaarden voor bevestiging en verzocht hem zijn beslissing uit te stellen tot hij dieper over de zaak had nagedacht. De volgende morgen vroeg, toen Jezus een wandeling ging maken, sprak deze jongeman hem aan en zei: ‘Meester, ik zou graag van u willen horen wat het eeuwig leven zeker stelt. Aangezien ik vanaf mijn jeugd alle geboden onderhouden heb, zou ik graag willen weten wat ik nog meer moet doen om het eeuwige leven te verwerven?’ In antwoord op deze vraag zei Jezus: ‘Wanneer je alle geboden onderhoudt — geen overspel pleegt, geen vals getuigenis geeft, niemand te kort doet, en je ouders eert — doe je daar goed aan, maar verlossing is het loon van geloof, niet alleen van werken. Geloof je dit evangelie van het koninkrijk?’ Matadormus antwoordde: ‘Ja Meester, ik geloof alles wat u en uw apostelen mij geleerd hebben.’ Hierop zei Jezus: ‘Dan ben je inderdaad een discipel van mij en een kind van het koninkrijk.’   163:2.4 (1801.7) Then Andrew brought to Jesus a certain rich young man who was a devout believer, and who desired to receive ordination. This young man, Matadormus, was a member of the Jerusalem Sanhedrin; he had heard Jesus teach and had been subsequently instructed in the gospel of the kingdom by Peter and the other apostles. Jesus talked with Matadormus concerning the requirements of ordination and requested that he defer decision until after he had thought more fully about the matter. Early the next morning, as Jesus was going for a walk, this young man accosted him and said: “Master, I would know from you the assurances of eternal life. Seeing that I have observed all the commandments from my youth, I would like to know what more I must do to gain eternal life?” In answer to this question Jesus said: “If you keep all the commandments—do not commit adultery, do not kill, do not steal, do not bear false witness, do not defraud, honor your parents—you do well, but salvation is the reward of faith, not merely of works. Do you believe this gospel of the kingdom?” And Matadormus answered: “Yes, Master, I do believe everything you and your apostles have taught me.” And Jesus said, “Then are you indeed my disciple and a child of the kingdom.”
163:2.5 (1802.1) Daarop zei de jongeman: ‘Maar Meester, ik ben er niet tevreden mee om alleen uw discipel te zijn; ik zou graag een van uw nieuwe boodschappers willen worden.’ Toen Jezus dit hoorde, keek hij met grote liefde op hem neer en zei: ‘Ik wil je als een van mijn boodschappers aannemen indien je bereid bent de prijs te betalen; indien je het ene ding dat je ontbreekt wilt aanvullen.’ Matadormus antwoordde: ‘Meester, ik wil alles doen als mij toegestaan wordt u te volgen.’ En Jezus kuste de jongeman op het voorhoofd en zei: ‘Indien je een boodschapper van mij wilt worden, ga dan heen en verkoop alles wat je bezit en wanneer je de opbrengst aan de armen of aan je broeders gegeven hebt, kom dan en volg mij, en je zult schatten bezitten in het koninkrijk des hemels.’   163:2.5 (1802.1) Then said the young man: “But, Master, I am not content to be your disciple; I would be one of your new messengers.” When Jesus heard this, he looked down upon him with a great love and said: “I will have you to be one of my messengers if you are willing to pay the price, if you will supply the one thing which you lack.” Matadormus replied: “Master, I will do anything if I may be allowed to follow you.” Jesus, kissing the kneeling young man on the forehead, said: “If you would be my messenger, go and sell all that you have and, when you have bestowed the proceeds upon the poor or upon your brethren, come and follow me, and you shall have treasure in the kingdom of heaven.”
163:2.6 (1802.2) Toen Matadormus dit hoorde, betrok zijn gelaat. Hij stond op en ging treurig heen, want hij had grote bezittingen. Deze welgestelde jonge Farizeeër was opgevoed in het geloof dat rijkdom een bewijs was van Gods gunst. Jezus wist dat hij niet vrij was van eigenliefde en van liefde voor zijn rijkdom. De Meester wilde hem bevrijden van de liefde voor rijkdom, niet noodzakelijkerwijs van zijn rijkdom. De discipelen van Jezus deden geen afstand van al hun aardse goederen, maar de apostelen en de zeventig deden dat wel. Matadormus verlangde een van de zeventig nieuwe boodschappers te worden, en dit was de reden dat Jezus van hem vroeg afstand te doen van al zijn wereldlijke bezittingen.   163:2.6 (1802.2) When Matadormus heard this, his countenance fell. He arose and went away sorrowful, for he had great possessions. This wealthy young Pharisee had been raised to believe that wealth was the token of God’s favor. Jesus knew that he was not free from the love of himself and his riches. The Master wanted to deliver him from the love of wealth, not necessarily from the wealth. While the disciples of Jesus did not part with all their worldly goods, the apostles and the seventy did. Matadormus desired to be one of the seventy new messengers, and that was the reason for Jesus’ requiring him to part with all of his temporal possessions.
163:2.7 (1802.3) Bijna ieder mens heeft wel iets bepaalds waar hij aan vasthoudt als een geliefd kwaad, doch dat hij zal moeten opgeven als onderdeel van de toegangsprijs voor het binnengaan van het koninkrijk des hemels. Indien Matadormus van zijn rijkdom afstand had gedaan, zou hem deze waarschijnlijk direct weer in handen zijn gegeven om te beheren als penningmeester van de zeventig. Want later, toen de kerk te Jeruzalem was gesticht, gaf hij inderdaad gehoor aan het bevel van de Meester ofschoon het toen te laat was om lid te kunnen worden van de zeventig, en hij werd penningmeester van de kerk te Jeruzalem waarvan Jakobus, de broer van Jezus, het hoofd was.   163:2.7 (1802.3) Almost every human being has some one thing which is held on to as a pet evil, and which the entrance into the kingdom of heaven requires as a part of the price of admission. If Matadormus had parted with his wealth, it probably would have been put right back into his hands for administration as treasurer of the seventy. For later on, after the establishment of the church at Jerusalem, he did obey the Master’s injunction, although it was then too late to enjoy membership in the seventy, and he became the treasurer of the Jerusalem church, of which James the Lord’s brother in the flesh was the head.
163:2.8 (1802.4) Zo is het altijd geweest en zal het altijd gaan: de mens moet ertoe komen zijn eigen beslissingen te nemen. De keuzevrijheid van stervelingen heeft een zeker bereik. De krachten van de geestelijke wereld willen de mens niet dwingen: zij staan hem toe de weg van zijn eigen keuze te gaan.   163:2.8 (1802.4) Thus always it was and forever will be: Men must arrive at their own decisions. There is a certain range of the freedom of choice which mortals may exercise. The forces of the spiritual world will not coerce man; they allow him to go the way of his own choosing.
163:2.9 (1802.5) Jezus voorzag dat Matadormus, met zijn rijkdom, onmogelijk een bevestigd medewerker kon worden van mensen die alles hadden opgegeven voor het evangelie; tegelijkertijd zag hij ook dat Matadormus, zonder zijn rijkdom, uiteindelijk de leider van hen allen zou worden. Maar het verging hem zoals de eigen broers van Jezus, hij werd nimmer groot in het koninkrijk omdat hij zichzelf beroofde van de nauwe, persoonlijke omgang met de Meester die hij had kunnen ervaren indien hij toen bereid was geweest te doen wat Jezus van hem vroeg, en wat hij verscheidene jaren later metterdaad deed.   163:2.9 (1802.5) Jesus foresaw that Matadormus, with his riches, could not possibly become an ordained associate of men who had forsaken all for the gospel; at the same time, he saw that, without his riches, he would become the ultimate leader of all of them. But, like Jesus’ own brethren, he never became great in the kingdom because he deprived himself of that intimate and personal association with the Master which might have been his experience had he been willing to do at this time the very thing which Jesus asked, and which, several years subsequently, he actually did.
163:2.10 (1803.1) Rijkdom is op zichzelf van geen invloed op het binnengaan in het koninkrijk des hemels, doch de liefde voor rijkdom wel. De geestelijke loyaliteiten van het koninkrijk zijn onverenigbaar met dienstbaarheid aan de materialistische mammon. De mens kan niet in de allerhoogste mate trouw zijn aan een geestelijk ideaal en tegelijk verknocht aan de materie.   163:2.10 (1803.1) Riches have nothing directly to do with entrance into the kingdom of heaven, but the love of wealth does. The spiritual loyalties of the kingdom are incompatible with servility to materialistic mammon. Man may not share his supreme loyalty to a spiritual ideal with a material devotion.
163:2.11 (1803.2) Jezus heeft nooit onderricht dat het verkeerd is rijkdom te bezitten. Hij verplichtte alleen de twaalf en de zeventig al hun werelds bezit te wijden aan de gemeenschappelijke zaak. En zelfs dan nog droeg hij er zorg voor dat ze hun bezittingen goed van de hand konden doen, zoals in het geval van de Apostel Matteüs. Jezus gaf zijn welgestelde discipelen vele malen dezelfde raad die hij ook aan de rijke man in Rome had gegeven. De Meester beschouwde het verstandig beleggen van verdiensten die men over had, als een wettige vorm van verzekering tegen toekomstige en onvermijdelijke tegenspoed. Wanneer de kas van de apostelen rijkelijk gevuld was, gaf Judas geld in deposito zodat dit later gebruikt zou kunnen worden wanneer ze misschien ernstig te lijden zouden krijgen van vermindering van hun inkomsten. Judas deed dit na overleg met Andreas. Jezus bemoeide zich nooit persoonlijk met de financiën van de apostelen, behalve met het geven van aalmoezen. Er was echter één economische misstand die hij vele malen veroordeelde, en dat was de unfaire uitbuiting van de zwakke, ongeletterde, minder fortuinlijke mensen door hun sterke, oplettende en meer intelligente medemensen. Jezus verklaarde dat een dergelijke onmenselijke behandeling van mannen, vrouwen en kinderen onverenigbaar was met de idealen van de broederschap van het koninkrijk des hemels.   163:2.11 (1803.2) Jesus never taught that it was wrong to have wealth. He required only the twelve and the seventy to dedicate all of their worldly possessions to the common cause. Even then, he provided for the profitable liquidation of their property, as in the case of the Apostle Matthew. Jesus many times advised his well-to-do disciples as he taught the rich man of Rome. The Master regarded the wise investment of excess earnings as a legitimate form of insurance against future and unavoidable adversity. When the apostolic treasury was overflowing, Judas put funds on deposit to be used subsequently when they might suffer greatly from a diminution of income. This Judas did after consultation with Andrew. Jesus never personally had anything to do with the apostolic finances except in the disbursement of alms. But there was one economic abuse which he many times condemned, and that was the unfair exploitation of the weak, unlearned, and less fortunate of men by their strong, keen, and more intelligent fellows. Jesus declared that such inhuman treatment of men, women, and children was incompatible with the ideals of the brotherhood of the kingdom of heaven.
3. De discussie over rijkdom ^top   3. The Discussion About Wealth ^top
163:3.1 (1803.3) Tegen de tijd dat Jezus zijn onderhoud met Matadormus had beëindigd, waren Petrus en een aantal andere apostelen om hem heen komen staan, en toen de rijke jongeman heenging, keerde Jezus zich om, zag de apostelen aan en zei: ‘Jullie ziet hoe moeilijk het is voor rijken om het koninkrijk Gods geheel binnen te gaan! Geestelijke godsverering kan niet samen gaan met gehechtheid aan materiële zaken: niemand kan twee heren dienen. Jullie hebben een spreekwoord dat zegt: “Een kameel kan gemakkelijker door het oog van een naald gaan dan dat een heiden het eeuwig leven beërft.” En ik zeg jullie dat het gemakkelijker is voor deze kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor deze zelfgenoegzame rijken om het koninkrijk des hemels binnen te gaan.’   163:3.1 (1803.3) By the time Jesus had finished talking with Matadormus, Peter and a number of the apostles had gathered about him, and as the rich young man was departing, Jesus turned around to face the apostles and said: “You see how difficult it is for those who have riches to enter fully into the kingdom of God! Spiritual worship cannot be shared with material devotions; no man can serve two masters. You have a saying that it is ‘easier for a camel to go through the eye of a needle than for the heathen to inherit eternal life.’ And I declare that it is as easy for this camel to go through the needle’s eye as for these self-satisfied rich ones to enter the kingdom of heaven.”
163:3.2 (1803.4) Toen Petrus en de apostelen deze woorden hoorden, waren ze buitengewoon verbaasd, en wel zozeer, dat Petrus zei: ‘Heer, wie kan er dan nog behouden worden? Dienen allen die rijkdom bezitten buiten het koninkrijk gehouden te worden?’ Waarop Jezus antwoordde: ‘Neen, Petrus, maar allen die hun vertrouwen stellen op rijkdom kunnen moeilijk een aanvang maken met het geestelijke leven dat naar eeuwige vooruitgang voert. Maar zelfs dan nog, veel wat voor mensen onmogelijk is, is niet onmogelijk voor de Vader in de hemel; wij moeten veeleer inzien dat bij God alle dingen mogelijk zijn.’   163:3.2 (1803.4) When Peter and the apostles heard these words, they were astonished exceedingly, so much so that Peter said: “Who then, Lord, can be saved? Shall all who have riches be kept out of the kingdom?” And Jesus replied: “No, Peter, but all who put their trust in riches shall hardly enter into the spiritual life that leads to eternal progress. But even then, much which is impossible to man is not beyond the reach of the Father in heaven; rather should we recognize that with God all things are possible.”
163:3.3 (1803.5) Toen zij samen weggingen, was Jezus bedroefd omdat Matadormus niet bij hen bleef, want hij had hem zeer lief. En toen zij tot aan het meer gelopen waren, gingen ze aan de waterkant zitten; Petrus zei namens de twaalf (die intussen allen aanwezig waren): ‘Wij zijn verontrust door uw woorden tot de rijke jongeman. Moeten wij van hen die u willen volgen, vragen al hun goederen in de wereld op te geven?’ Waarop Jezus antwoordde: ‘Neen Petrus, alleen van hen die apostelen willen worden en zoals jullie met mij willen samenleven, als één familie. Maar de Vader eist dat de liefde van zijn kinderen zuiver en onverdeeld is. Wat of wie er ook tussen jou en de liefde voor de waarheden van het koninkrijk moge komen, dient te worden opgegeven. Als iemands rijkdom het rijk van zijn ziel onberoerd laat, is deze geen belemmering voor het geestelijk leven van degene die het koninkrijk willen binnengaan.’   163:3.3 (1803.5) As they went off by themselves, Jesus was grieved that Matadormus did not remain with them, for he greatly loved him. And when they had walked down by the lake, they sat there beside the water, and Peter, speaking for the twelve (who were all present by this time), said: “We are troubled by your words to the rich young man. Shall we require those who would follow you to give up all their worldly goods?” And Jesus said: “No, Peter, only those who would become apostles, and who desire to live with me as you do and as one family. But the Father requires that the affections of his children be pure and undivided. Whatever thing or person comes between you and the love of the truths of the kingdom, must be surrendered. If one’s wealth does not invade the precincts of the soul, it is of no consequence in the spiritual life of those who would enter the kingdom.”
163:3.4 (1804.1) Daarop zei Petrus: ‘Maar Meester, wij hebben alles achtergelaten om u te volgen, wat zal ons deel dan zijn?’ Toen sprak Jezus tot alle twaalf: ‘Voorwaar, voorwaar, ik zeg jullie, er is niemand die om mijnentwil of ter wille van het koninkrijk des hemels zijn rijkdom, thuis, vrouw, broers, ouders of kinderen heeft verlaten, en die niet vele malen meer in deze wereld zal ontvangen, zij het misschien met enige vervolging, en in de toekomstige wereld het eeuwig leven. Maar vele eersten zullen de laatsten zijn, terwijl vele laatsten dikwijls de eersten zullen zijn. De Vader handelt met zijn schepselen naar hun behoeften en gehoorgevend aan zijn rechtvaardige wetten die barmhartig en liefdevol rekening houden met het welzijn van een universum.   163:3.4 (1804.1) And then said Peter, “But, Master, we have left everything to follow you, what then shall we have?” And Jesus spoke to all of the twelve: “Verily, verily, I say to you, there is no man who has left wealth, home, wife, brethren, parents, or children for my sake and for the sake of the kingdom of heaven who shall not receive manifold more in this world, perhaps with some persecutions, and in the world to come eternal life. But many who are first shall be last, while the last shall often be first. The Father deals with his creatures in accordance with their needs and in obedience to his just laws of merciful and loving consideration for the welfare of a universe.
163:3.5 (1804.2) ‘Het koninkrijk des hemels is als een heer des huizes die vele mannen in dienst had en er vroeg in de morgen op uit ging om arbeiders aan te nemen om in zijn wijngaard te werken. Toen hij met de arbeiders overeengekomen was hun een denarius per dag te betalen, stuurde hij hen naar de wijngaard. Daarna ging hij omstreeks negen uur opnieuw uit, en toen hij zag dat er nog anderen werkloos op de markt stonden, zei hij tot hen: “Ga ook in mijn wijngaard werken en ik zal u naar billijkheid betalen.” En zij gingen meteen aan het werk. Om twaalf uur ging hij opnieuw uit en eveneens omstreeks drie uur, en deed wederom hetzelfde. En toen hij rond vijf uur in de middag naar de markt ging, vond hij nog weer anderen die daar werkloos stonden, en vroeg hun, “Waarom staat ge hier de hele dag werkloos?” De mannen antwoordden, “Omdat niemand ons heeft gehuurd.” Daarop zei de heer des huizes: “Ga ook naar mijn wijngaard om daar te werken, en ik zal u betalen hetgeen billijk is.”   163:3.5 (1804.2) “The kingdom of heaven is like a householder who was a large employer of men, and who went out early in the morning to hire laborers to work in his vineyard. When he had agreed with the laborers to pay them a denarius a day, he sent them into the vineyard. Then he went out about nine o’clock, and seeing others standing in the market place idle, he said to them: ‘Go you also to work in my vineyard, and whatsoever is right I will pay you.’ And they went at once to work. Again he went out about twelve and about three and did likewise. And going to the market place about five in the afternoon, he found still others standing idle, and he inquired of them, ‘Why do you stand here idle all the day?’ And the men answered, ‘Because nobody has hired us.’ Then said the householder: ‘Go you also to work in my vineyard, and whatever is right I will pay you.’
163:3.6 (1804.3) ‘Toen het avond werd, zei de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester: “Roep de arbeiders en betaal hun hun loon uit, te beginnen met hen die het laatst in dienst zijn genomen en eindig met de eersten.” Toen degenen die om vijf uur waren aangenomen bij de rentmeester kwamen, ontvingen zij ieder een denarius, en hetzelfde gebeurde met alle andere arbeiders. Toen de mannen die aan het begin van de dag in dienst waren genomen, zagen hoe de later gekomenen betaald werden, verwachtten zij meer te ontvangen dan het afgesproken bedrag. Maar evenals de anderen ontving ieder slechts één denarius. En toen elk zijn loon ontvangen had, beklaagden zij zich bij de heer des huizes, zeggende: “Deze mannen die het laatst aangenomen zijn, hebben maar één uur gewerkt, en toch hebt ge hun hetzelfde betaald als ons die de last des daags in de gloeiende zon hebben gedragen.”   163:3.6 (1804.3) “When evening came, this owner of the vineyard said to his steward: ‘Call the laborers and pay them their wages, beginning with the last hired and ending with the first.’ When those who were hired about five o’clock came, they received a denarius each, and so it was with each of the other laborers. When the men who were hired at the beginning of the day saw how the later comers were paid, they expected to receive more than the amount agreed upon. But like the others every man received only a denarius. And when each had received his pay, they complained to the householder, saying: ‘These men who were hired last worked only one hour, and yet you have paid them the same as us who have borne the burden of the day in the scorching sun.’
163:3.7 (1804.4) ‘Hierop antwoordde de heer des huizes: “Vrienden, ik doe u geen onrecht. Heeft niet een ieder van u ermee ingestemd voor één denarius per dag te werken? Neem nu het uwe en ga uws weegs, want ik wens aan degenen die het laatst kwamen evenveel te geven als ik aan u gegeven heb. Ben ik niet gerechtigd met het mijne te doen wat ik wil, of misgunt gij mij mijn edelmoedigheid omdat ik goed wil zijn en mededogen wil tonen?’   163:3.7 (1804.4) “Then answered the householder: ‘My friends, I do you no wrong. Did not each of you agree to work for a denarius a day? Take now that which is yours and go your way, for it is my desire to give to those who came last as much as I have given to you. Is it not lawful for me to do what I will with my own? or do you begrudge my generosity because I desire to be good and to show mercy?’”
4. Het afscheidswoord tot de zeventig ^top   4. Farewell to the Seventy ^top
163:4.1 (1804.5) Het was een inspirerende dag in het kamp te Magadan toen de zeventig op hun eerste zendingstocht uittrokken. In de vroegte die morgen hield Jezus zijn laatste toespraak tot de zeventig en legde daarin de nadruk op het volgende:   163:4.1 (1804.5) It was a stirring time about the Magadan Camp the day the seventy went forth on their first mission. Early that morning, in his last talk with the seventy, Jesus placed emphasis on the following:
163:4.2 (1804.6) 1. Het evangelie van het koninkrijk moet aan de hele wereld verkondigd worden, zowel aan niet-Joden als aan Joden.   163:4.2 (1804.6) 1. The gospel of the kingdom must be proclaimed to all the world, to gentile as well as to Jew.
163:4.3 (1804.7) 2. Wanneer ge zieken bijstand verleent, weerhoudt u er dan van hen te onderrichten dat zij wonderen moeten verwachten.   163:4.3 (1804.7) 2. While ministering to the sick, refrain from teaching the expectation of miracles.
163:4.4 (1805.1) 3. Verkondig een geestelijke broederschap van de zonen Gods, niet een uiterlijk koninkrijk van wereldlijke macht en materiële glorie.   163:4.4 (1805.1) 3. Proclaim a spiritual brotherhood of the sons of God, not an outward kingdom of worldly power and material glory.
163:4.5 (1805.2) 4. Vermijd tijdverlies door te veel gezelligheidsbezoeken en andere onbeduidende dingen die uw volle toewijding aan de prediking van het evangelie zouden kunnen verhinderen.   163:4.5 (1805.2) 4. Avoid loss of time through overmuch social visiting and other trivialities which might detract from wholehearted devotion to preaching the gospel.
163:4.6 (1805.3) 5. Als het eerste huis dat ge tot hoofdkwartier kiest, een eerbaar huis blijkt te zijn, blijf daar dan gedurende uw gehele verdere verblijf in die stad.   163:4.6 (1805.3) 5. If the first house to be selected for a headquarters proves to be a worthy home, abide there throughout the sojourn in that city.
163:4.7 (1805.4) 6. Maak alle getrouwe gelovigen duidelijk dat nu de tijd is aangebroken voor een openlijke breuk met de godsdienstige leiders te Jeruzalem.   163:4.7 (1805.4) 6. Make clear to all faithful believers that the time for an open break with the religious leaders of the Jews at Jerusalem has now come.
163:4.8 (1805.5) 7. Leer dat de hele plicht van de mens kan worden samengevat in dit ene gebod: Heb de Heer uw God lief met geheel uw verstand en ziel, en uw naaste als uzelf. (Dit dienden zij te onderrichten als ’s mensen enige plicht, in plaats van de 613 leefregels die door de Farizeeën waren uitgewerkt.)   163:4.8 (1805.5) 7. Teach that man’s whole duty is summed up in this one commandment: Love the Lord your God with all your mind and soul and your neighbor as yourself. (This they were to teach as man’s whole duty in place of the 613 rules of living expounded by the Pharisees.)
163:4.9 (1805.6) Toen Jezus de zeventig aldus had toegesproken in de tegenwoordigheid van alle apostelen en discipelen, nam Simon Petrus de groep apart en hield hij de bevestigingspredikatie, een uitwerking van de opdracht van de Meester, die hij hun had gegeven toen hij hun de handen had opgelegd en hen had geroepen als boodschappers van het koninkrijk. Petrus spoorde de zeventig aan in hun doen en laten de volgende deugden hoog te houden:   163:4.9 (1805.6) When Jesus had talked thus to the seventy in the presence of all the apostles and disciples, Simon Peter took them off by themselves and preached to them their ordination sermon, which was an elaboration of the Master’s charge given at the time he laid his hands upon them and set them apart as messengers of the kingdom. Peter exhorted the seventy to cherish in their experience the following virtues:
163:4.10 (1805.7) 1. Geheiligde toewijding. Ze moesten altijd bidden om meer arbeiders die uitgezonden konden worden om de oogst van het evangelie binnen te halen. Hij legde hun uit dat als men zo bidt, men des te eerder zal zeggen: ‘Hier ben ik, zend mij uit.’ Hij maande hen hun dagelijkse godsverering niet te verwaarlozen.   163:4.10 (1805.7) 1. Consecrated devotion. To pray always for more laborers to be sent forth into the gospel harvest. He explained that, when one so prays, he will the more likely say, “Here am I; send me.” He admonished them to neglect not their daily worship.
163:4.11 (1805.8) 2. Ware moed. Hij waarschuwde hen dat ze vijandschap zouden ontmoeten en zeker ook vervolging zouden ondervinden. Petrus zei hun dat hun missie geen onderneming voor lafaards was, en gaf degenen die bang waren de raad zich terug te trekken voordat ze aan hun reis begonnen. Maar niemand trok zich terug.   163:4.11 (1805.8) 2. True courage. He warned them that they would encounter hostility and be certain to meet with persecution. Peter told them their mission was no undertaking for cowards and advised those who were afraid to step out before they started. But none withdrew.
163:4.12 (1805.9) 3. Geloof en vertrouwen. Zij moesten op deze korte missietocht uitgaan zonder enige voorziening: zij moesten op de Vader vertrouwen voor voedsel en onderdak en al het andere dat ze nodig mochten hebben.   163:4.12 (1805.9) 3. Faith and trust. They must go forth on this short mission wholly unprovided for; they must trust the Father for food and shelter and all other things needful.
163:4.13 (1805.10) 4. IJver en initiatief. Ze moesten bezield zijn met ijver en verstandig enthousiasme; ze moesten zich strikt bezighouden met de zaken van de Meester. De oosterse wijze van begroeten was een lange en uitvoerige ceremonie, daarom was hun de instructie gegeven ‘niemand onderweg te begroeten,’ hetgeen een gebruikelijke manier was om er bij iemand op aan te dringen zich aan zijn opdracht te houden zonder tijd te verspillen. Het had niets te maken met vriendelijk groeten.   163:4.13 (1805.10) 4. Zeal and initiative. They must be possessed with zeal and intelligent enthusiasm; they must attend strictly to their Master’s business. Oriental salutation was a lengthy and elaborate ceremony; therefore had they been instructed to “salute no man by the way,” which was a common method of exhorting one to go about his business without the waste of time. It had nothing to do with the matter of friendly greeting.
163:4.14 (1805.11) 5. Vriendelijkheid en hoffelijkheid. De Meester had hun de opdracht gegeven onnodig tijdverlies door sociaal ceremonieel te vermijden, maar hij bond hun op het hart hoffelijk te zijn jegens een ieder met wie zij in contact zouden komen. Zij moesten alle vriendelijkheid betonen jegens degenen die hen in hun huis zouden ontvangen. Zij werden duidelijk gewaarschuwd niet een bescheiden huis te verlaten om in een meer comfortabel of voornamer huis als gast te worden opgenomen.   163:4.14 (1805.11) 5. Kindness and courtesy. The Master had instructed them to avoid unnecessary waste of time in social ceremonies, but he enjoined courtesy toward all with whom they should come in contact. They were to show every kindness to those who might entertain them in their homes. They were strictly warned against leaving a modest home to be entertained in a more comfortable or influential one.
163:4.15 (1805.12) 6. Het dienstbetoon aan de zieken. De zeventig kregen van Petrus de opdracht de zieken naar ziel of lichaam op te zoeken en alles te doen wat in hun vermogen lag om verlichting of genezing van hun ziekten te bewerkstelligen.   163:4.15 (1805.12) 6. Ministry to the sick. The seventy were charged by Peter to search out the sick in mind and body and to do everything in their power to bring about the alleviation or cure of their maladies.
163:4.16 (1805.13) En nadat zij deze opdrachten hadden gekregen en aldus waren voorgelicht, trokken zij twee aan twee uit op hun zendingstocht naar Galilea, Samaria en Judea.   163:4.16 (1805.13) And when they had been thus charged and instructed, they started out, two and two, on their mission in Galilee, Samaria, and Judea.
163:4.17 (1806.1) Ofschoon de Joden een bijzonder respect hadden voor het getal zeventig, omdat zij de volkeren der heidenen soms als zeventig in aantal beschouwden, en ofschoon deze zeventig boodschappers met het evangelie naar alle volkeren moesten gaan, was het, voorzover wij kunnen nagaan, toch alleen maar toevallig dat deze groep juist zeventig mensen telde. Het staat vast dat Jezus nog ten minste zes anderen aanvaard zou hebben, maar dezen waren niet bereid de prijs te betalen van het opgeven van hun rijkdom en gezinnen.   163:4.17 (1806.1) Although the Jews had a peculiar regard for the number seventy, sometimes considering the nations of heathendom as being seventy in number, and although these seventy messengers were to go with the gospel to all peoples, still as far as we can discern, it was only coincidental that this group happened to number just seventy. Certain it was that Jesus would have accepted no less than half a dozen others, but they were unwilling to pay the price of forsaking wealth and families.
5. Het verplaatsen van het kamp naar Pella ^top   5. Moving the Camp to Pella ^top
163:5.1 (1806.2) Jezus en de twaalf maakten zich nu gereed om hun laatste hoofdkwartier op te slaan in Perea, nabij Pella, waar Jezus in de Jordaan was gedoopt. De laatste tien dagen van november werden besteed aan beraadslagingen in Magadan, en op dinsdag, 6 december, bij het aanbreken van de dag, vertrok het gehele gezelschap van bijna driehonderd mensen met al hun bezittingen, om die avond hun kamp op te slaan in de buurt van Pella, bij de rivier. Dit was dezelfde plek, bij de bron, waar Johannes de Doper verscheidene jaren zijn kamp had gehad.   163:5.1 (1806.2) Jesus and the twelve now prepared to establish their last headquarters in Perea, near Pella, where the Master was baptized in the Jordan. The last ten days of November were spent in council at Magadan, and on Tuesday, December 6, the entire company of almost three hundred started out at daybreak with all their effects to lodge that night near Pella by the river. This was the same site, by the spring, that John the Baptist had occupied with his camp several years before.
163:5.2 (1806.3) Na het opbreken van het kamp te Magadan keerde David Zebedeüs terug naar Betsaïda en begon de koeriersdienst onmiddellijk in omvang terug te brengen. Het koninkrijk was een nieuwe fase ingegaan. Dagelijks arriveerden er pelgrims uit alle delen van Palestina en zelfs uit verre oorden in het Romeinse Rijk. Er kwamen af en toe zelfs gelovigen uit Mesopotamië en uit de landen ten oosten van de Tigris. Op 18 december belaadde David, met behulp van zijn koeriers, de lastdieren met de kampuitrusting die toen in het huis van zijn vader was opgeslagen en waarmee hij eerder het kamp te Betsaïda aan het meer had uitgerust. Hij zei Betsaïda voorlopig vaarwel en trok langs de oever van het meer en langs de Jordaan naar een plek ongeveer een halve mijl ten noorden van het kamp van de apostelen; en binnen een week was hij gereed om gastvrijheid te bieden aan bijna vijftienhonderd pelgrims die het kamp kwamen bezoeken. Het kamp van de apostelen had plaats voor ongeveer vijfhonderd. Het was het regenseizoen in Palestina en dit onderkomen was nodig voor het steeds toenemende aantal voornamelijk serieuze belangstellenden die naar Perea kwamen om Jezus te ontmoeten en zijn onderricht te beluisteren.   163:5.2 (1806.3) After the breaking up of the Magadan Camp, David Zebedee returned to Bethsaida and began immediately to curtail the messenger service. The kingdom was taking on a new phase. Daily, pilgrims arrived from all parts of Palestine and even from remote regions of the Roman Empire. Believers occasionally came from Mesopotamia and from the lands east of the Tigris. Accordingly, on Sunday, December 18, David, with the help of his messenger corps, loaded on to the pack animals the camp equipage, then stored in his father’s house, with which he had formerly conducted the camp of Bethsaida by the lake. Bidding farewell to Bethsaida for the time being, he proceeded down the lake shore and along the Jordan to a point about one-half mile north of the apostolic camp; and in less than a week he was prepared to offer hospitality to almost fifteen hundred pilgrim visitors. The apostolic camp could accommodate about five hundred. This was the rainy season in Palestine, and these accommodations were required to take care of the ever-increasing number of inquirers, mostly earnest, who came into Perea to see Jesus and to hear his teaching.
163:5.3 (1806.4) David deed dit alles op eigen initiatief, ofschoon hij in Magadan wel overleg had gepleegd met Filippus en Matteüs. Hij maakte gebruik van de diensten van de meerderheid van zijn voormalige koerierskorps om hem te helpen in de leiding van het kamp; er werden nu nog geen twintig man ingezet voor de geregelde koeriersdienst. Tegen het eind van december, nog vóór de zeventig waren teruggekeerd, hadden zich al bijna achthonderd bezoekers rond de Meester verzameld, en dezen vonden onderdak in het kamp van David.   163:5.3 (1806.4) David did all this on his own initiative, though he had taken counsel with Philip and Matthew at Magadan. He employed the larger part of his former messenger corps as his helpers in conducting this camp; he now used less than twenty men on regular messenger duty. Near the end of December and before the return of the seventy, almost eight hundred visitors were gathered about the Master, and they found lodging in David’s camp.
6. De terugkeer van de zeventig ^top   6. The Return of the Seventy ^top
163:6.1 (1806.5) Op vrijdag, 30 december, terwijl Jezus in de nabijgelegen bergen was met Petrus, Jakobus en Johannes, arriveerden de zeventig boodschappers twee aan twee, vergezeld door talrijke gelovigen, in het hoofdkwartier te Pella. Toen Jezus omstreeks vijf uur in het kamp terugkeerde, hadden alle zeventig zich verzameld op de plek waar het onderricht werd gegeven. Het avondmaal werd meer dan een uur uitgesteld, terwijl deze enthousiasten voor het koninkrijk hun ervaringen vertelden. De koeriers van David hadden in de voorgaande weken al veel van dit nieuws gerapporteerd, maar het was waarlijk inspirerend om deze pas bevestigde leraren van het evangelie persoonlijk te horen vertellen hoe hun boodschap door hongerende Joden en niet-Joden was ontvangen. Eindelijk kon Jezus mensen erop uit zien trekken om het goede nieuws te verbreiden, zonder dat hij er persoonlijk bij aanwezig was. De Meester wist nu dat hij deze wereld kon verlaten zonder de vooruitgang van het koninkrijk ernstig te belemmeren.   163:6.1 (1806.5) On Friday, December 30, while Jesus was away in the near-by hills with Peter, James, and John, the seventy messengers were arriving by couples, accompanied by numerous believers, at the Pella headquarters. All seventy were assembled at the teaching site about five o’clock when Jesus returned to the camp. The evening meal was delayed for more than an hour while these enthusiasts for the gospel of the kingdom related their experiences. David’s messengers had brought much of this news to the apostles during previous weeks, but it was truly inspiring to hear these newly ordained teachers of the gospel personally tell how their message had been received by hungry Jews and gentiles. At last Jesus was able to see men going out to spread the good news without his personal presence. The Master now knew that he could leave this world without seriously hindering the progress of the kingdom.
163:6.2 (1807.1) Toen de zeventig vertelden hoe ‘zelfs de duivelen onderworpen waren’ aan hen, doelden zij daarmede op de wonderbaarlijke genezingen die zij tot stand hadden gebracht bij zenuwzieken. Desniettemin waren ook enkele gevallen van werkelijke bezetenheid door geesten door deze dienaren van het koninkrijk genezen, en hierop doelende zei Jezus: ‘Het is niet zo vreemd dat deze lagere geesten u onderworpen waren, in aanmerking genomen dat ik Satan als een bliksemstraal uit de hemel heb zien vallen. Maar verheugt u niet zozeer daarover, want ik zeg u dat, zodra ik tot de Vader zal zijn teruggekeerd, wij onze geesten tot in het bewustzijn zelve van de mensen zullen uitzenden, zodat deze paar verdwaalde geesten het bewustzijn van zulke ongelukkige stervelingen niet meer binnen zullen komen. Ik verheug mij met u dat er kracht van u uitgaat bij de mensen, maar voelt u niet verheven door deze ervaring, doch verheugt u liever dat uw naam opgetekend staat in de hemel, en dat ge aldus voorwaarts zult gaan in een eindeloze loopbaan van geestelijke veroveringen.’   163:6.2 (1807.1) When the seventy related how “even the devils were subject” to them, they referred to the wonderful cures they had wrought in the cases of victims of nervous disorders. Nevertheless, there had been a few cases of real spirit possession relieved by these ministers, and referring to these, Jesus said: “It is not strange that these disobedient minor spirits should be subject to you, seeing that I beheld Satan falling as lightning from heaven. But rejoice not so much over this, for I declare to you that, as soon as I return to my Father, we will send forth our spirits into the very minds of men so that no more can these few lost spirits enter the minds of unfortunate mortals. I rejoice with you that you have power with men, but be not lifted up because of this experience but the rather rejoice that your names are written on the rolls of heaven, and that you are thus to go forward in an endless career of spiritual conquest.”
163:6.3 (1807.2) En het was op dit moment, vlak voor de avondmaaltijd, dat Jezus een van die zeldzame ogenblikken van emotionele extase had, die zijn volgelingen reeds enkele malen hadden kunnen meemaken. Hij zei: ‘Ik dank u, Vader, Heer van hemel en aarde, dat ofschoon dit wonderbaarlijke evangelie verborgen was voor de wijzen en zelfgenoegzamen, de geest deze geestelijke heerlijkheden aan deze kinderen van het koninkrijk heeft geopenbaard. Ja Vader, het moet welgevallig in uw ogen zijn geweest om het zo te doen, en ik verblijd mij erover dat ik weet dat het goede nieuws zich over de hele wereld zal verspreiden, zelfs nadat ik tot u zal zijn teruggekeerd en naar het werk dat ge mij hebt opgedragen. Ik ben diep geroerd wanneer ik besef dat gij mij zeer spoedig alle gezag in handen zult geven, en dat gij alleen weet wie ik werkelijk ben, en dat alleen ik u werkelijk ken, en zij aan wie ik u heb geopenbaard. En wanneer ik deze openbaring aan mijn broeders in het vlees beëindigd heb, zal ik voortgaan u te openbaren aan uw schepselen in den hoge.’   163:6.3 (1807.2) And it was at this time, just before partaking of the evening meal, that Jesus experienced one of those rare moments of emotional ecstasy which his followers had occasionally witnessed. He said: “I thank you, my Father, Lord of heaven and earth, that, while this wonderful gospel was hidden from the wise and self-righteous, the spirit has revealed these spiritual glories to these children of the kingdom. Yes, my Father, it must have been pleasing in your sight to do this, and I rejoice to know that the good news will spread to all the world even after I shall have returned to you and the work which you have given me to perform. I am mightily moved as I realize you are about to deliver all authority into my hands, that only you really know who I am, and that only I really know you, and those to whom I have revealed you. And when I have finished this revelation to my brethren in the flesh, I will continue the revelation to your creatures on high.”
163:6.4 (1807.3) Toen Jezus aldus tot de Vader gesproken had, wendde hij zich tot zijn apostelen en helpers en zei: ‘Gezegend zijn de ogen die deze dingen zien en de oren die ze horen. Laat mij u zeggen dat vele profeten en vele grote mannen uit vroeger tijden ernaar hebben verlangd te aanschouwen hetgeen gij nu ziet, doch het is hun niet ten deel gevallen. En vele geslachten van de kinderen des lichts zullen in de toekomst, wanneer zij van deze dingen horen, u benijden die ze gehoord en gezien hebt.’   163:6.4 (1807.3) When Jesus had thus spoken to the Father, he turned aside to speak to his apostles and ministers: “Blessed are the eyes which see and the ears which hear these things. Let me say to you that many prophets and many of the great men of the past ages have desired to behold what you now see, but it was not granted them. And many generations of the children of light yet to come will, when they hear of these things, envy you who have heard and seen them.”
163:6.5 (1807.4) Daarop richtte hij zich tot alle discipelen en zei: ‘Gij hebt gehoord hoe vele steden en dorpen het goede nieuws van het koninkrijk hebben ontvangen, en hoe mijn helpers en leraren zowel door Joden als door niet-Joden goed zijn ontvangen. En inderdaad, gezegend zijn deze gemeenschappen die gekozen hebben voor het geloof in het evangelie van het koninkrijk. Maar wee hen die het licht afwijzen, de inwoners van Chorazin, Betsaïda-Julias en Kafarnaüm, de steden die deze boodschappers niet goed ontvangen hebben. Ik zeg u dat, indien de machtige werken die in deze plaatsen verricht zijn, in Tyrus en Sidon waren gedaan, de mensen van deze zogenaamde heidense steden al lang in zak en as berouw getoond zouden hebben. Het zal waarlijk draaglijker zijn voor Tyrus en Sidon op de dag des oordeels.’   163:6.5 (1807.4) Then, speaking to all the disciples, he said: “You have heard how many cities and villages have received the good news of the kingdom, and how my ministers and teachers have been received by both the Jew and the gentile. And blessed indeed are these communities which have elected to believe the gospel of the kingdom. But woe upon the light-rejecting inhabitants of Chorazin, Bethsaida-Julias, and Capernaum, the cities which did not well receive these messengers. I declare that, if the mighty works done in these places had been done in Tyre and Sidon, the people of these so-called heathen cities would have long since repented in sackcloth and ashes. It shall indeed be more tolerable for Tyre and Sidon in the day of judgment.”
163:6.6 (1807.5) Daar het de volgende dag Sabbat was, zonderde Jezus zich met de zeventig af en zei tot hen: ‘Ik verheugde mij inderdaad met jullie bij jullie terugkomst toen ge de goede tijding bracht hoe het evangelie van het koninkrijk door zovele mensen, door heel Galilea, Samaria en Judea was ontvangen. Maar waarom waren jullie zo verrast en opgetogen? Hadt ge niet verwacht dat van uw boodschap bij haar verkondiging kracht zou uitgaan? Zijt ge er met zo weinig geloof in dit evangelie op uit getrokken, dat ge bij uw terugkomst verbaasd bent over de doeltreffendheid ervan? En nu wil ik u, hoewel ik uw vreugdevolle stemming niet wil bederven, toch ernstig waarschuwen voor de arglistigheden van de hoogmoed, geestelijke trots. Indien ge de val van Lucifer, de ongerechtige, zoudt kunnen begrijpen, zoudt ge u plechtig voornemen alle vormen van geestelijke hoogmoed te vermijden.   163:6.6 (1807.5) The next day being the Sabbath, Jesus went apart with the seventy and said to them: “I did indeed rejoice with you when you came back bearing the good tidings of the reception of the gospel of the kingdom by so many people scattered throughout Galilee, Samaria, and Judea. But why were you so surprisingly elated? Did you not expect that your message would manifest power in its delivery? Did you go forth with so little faith in this gospel that you come back in surprise at its effectiveness? And now, while I would not quench your spirit of rejoicing, I would sternly warn you against the subtleties of pride, spiritual pride. If you could understand the downfall of Lucifer, the iniquitous one, you would solemnly shun all forms of spiritual pride.
163:6.7 (1808.1) ‘Ge zijt aan dit grootse werk begonnen om de sterfelijke mens te leren dat hij een zoon van God is. Ik heb u de weg gewezen; gaat uit om uw plicht te doen en wordt niet moede goed te doen. Laat mij tot u en tot allen die in de loop der eeuwen in uw voetsporen zullen volgen, dit zeggen: Ik ben altijd nabij, en mijn roepstem is nu en zal immer zijn: Komt allen tot mij, gij die zwoegt en zwaar belast zijt, en ik zal u rust geven. Neem mijn juk op u en leer van mij, want ik ben waarachtig en getrouw, en ge zult geestelijke rust vinden voor uw ziel.’   163:6.7 (1808.1) “You have entered upon this great work of teaching mortal man that he is a son of God. I have shown you the way; go forth to do your duty and be not weary in well doing. To you and to all who shall follow in your steps down through the ages, let me say: I always stand near, and my invitation-call is, and ever shall be, Come to me all you who labor and are heavy laden, and I will give you rest. Take my yoke upon you and learn of me, for I am true and loyal, and you shall find spiritual rest for your souls.”
163:6.8 (1808.2) En zij bevonden de woorden van de Meester waar, telkens wanneer zij zijn beloften op de proef stelden. En sinds die dag hebben talloze duizenden de zekerheid van deze zelfde beloften beproefd en bewezen.   163:6.8 (1808.2) And they found the Master’s words to be true when they put his promises to the test. And since that day countless thousands also have tested and proved the surety of these same promises.
7. De voorbereiding voor de laatste zendingstocht ^top   7. Preparation for the Last Mission ^top
163:7.1 (1808.3) Er volgden nu een paar drukke dagen in het kamp bij Pella; de voorbereidingen voor de missie door Perea werden voltooid. Jezus en zijn metgezellen zouden weldra aan hun laatste zendingstocht beginnen, de rondreis door geheel Perea die drie maanden zou duren en pas eindigde toen de Meester Jeruzalem inging voor zijn laatste arbeid op aarde. Gedurende deze gehele periode bleef het hoofdkwartier van Jezus en de twaalf apostelen hier in het kamp bij Pella.   163:7.1 (1808.3) The next few days were busy times in the Pella camp; preparations for the Perean mission were being completed. Jesus and his associates were about to enter upon their last mission, the three months’ tour of all Perea, which terminated only upon the Master’s entering Jerusalem for his final labors on earth. Throughout this period the headquarters of Jesus and the twelve apostles was maintained here at the Pella camp.
163:7.2 (1808.4) Het was niet meer nodig dat Jezus erop uittrok om de mensen te onderrichten. Zij kwamen nu in een wekelijks groeiend aantal tot hem uit alle streken, niet alleen uit Palestina, maar uit de gehele Romeinse wereld en uit het Nabije Oosten. Ofschoon Jezus met de zeventig meewerkte in de tocht door Perea, bracht hij toch een groot deel van zijn tijd door in het kamp bij Pella, waar hij de menigte leerde en onderricht gaf aan de twaalf. Gedurende deze gehele periode van drie maanden bleven er tenminste tien van de apostelen bij Jezus.   163:7.2 (1808.4) It was no longer necessary for Jesus to go abroad to teach the people. They now came to him in increasing numbers each week and from all parts, not only from Palestine but from the whole Roman world and from the Near East. Although the Master participated with the seventy in the tour of Perea, he spent much of his time at the Pella camp, teaching the multitude and instructing the twelve. Throughout this three months’ period at least ten of the apostles remained with Jesus.
163:7.3 (1808.5) Het vrouwenkorps trof ook voorbereidingen om er twee aan twee met de zeventig op uit te gaan om in de grotere steden van Perea te werken. Deze oorspronkelijke groep van twaalf vrouwen had onlangs een groter korps van vijftig vrouwen opgeleid voor huisbezoek en in de kunst om de zieken en beproefden te verzorgen. Perpetua, de vrouw van Petrus, werd lid van deze nieuwe afdeling van het vrouwenkorps en haar werd onder Abner de leiding van dit meer uitgebreide werk van de vrouwen toevertrouwd. Na Pinksteren bleef zij bij haar vermaarde echtgenoot en vergezelde hem op al zijn zendingstochten; en op de dag dat Petrus te Rome werd gekruisigd, werd zij in de arena voor de wilde dieren geworpen. Dit nieuwe vrouwenkorps had onder zijn leden ook de vrouwen van Filippus en Matteüs en de moeder van Jakobus en Johannes.   163:7.3 (1808.5) The women’s corps also prepared to go out, two and two, with the seventy to labor in the larger cities of Perea. This original group of twelve women had recently trained a larger corps of fifty women in the work of home visitation and in the art of ministering to the sick and the afflicted. Perpetua, Simon Peter’s wife, became a member of this new division of the women’s corps and was intrusted with the leadership of the enlarged women’s work under Abner. After Pentecost she remained with her illustrious husband, accompanying him on all of his missionary tours; and on the day Peter was crucified in Rome, she was fed to the wild beasts in the arena. This new women’s corps also had as members the wives of Philip and Matthew and the mother of James and John.
163:7.4 (1808.6) Men maakte zich nu gereed om te beginnen aan de laatste fase van het werk voor het koninkrijk onder de persoonlijke leiding van Jezus. En deze fase werd gekenmerkt door geestelijke diepgang, in tegenstelling tot de op wonderen en mirakelen beluste scharen die achter de Meester aantrokken in de vroegere periode van zijn populaiteit in Galilea. Heel veel van zijn volgelingen waren echter nog materieel ingesteld, en vermochten niet de waarheid te vatten dat het koninkrijk des hemels de geestelijke broederschap der mensen is, gegrond op het eeuwige feit van het universele vaderschap van God.   163:7.4 (1808.6) The work of the kingdom now prepared to enter upon its terminal phase under the personal leadership of Jesus. And this present phase was one of spiritual depth in contrast with the miracle-minded and wonder-seeking multitudes who followed after the Master during the former days of popularity in Galilee. However, there were still any number of his followers who were material-minded, and who failed to grasp the truth that the kingdom of heaven is the spiritual brotherhood of man founded on the eternal fact of the universal fatherhood of God.