Verhandeling 157 |
|
Paper 157 |
In Caesarea-Filippi |
|
At Caesarea-Philippi |
157:0.1 (1743.1) VOORDAT Jezus de twaalf meenam voor een kort verblijf in de buurt van Caesarea-Filippi, regelde hij met de koeriers van David dat hij op zondag, 7 augustus, naar Kafarnaüm zou komen om zijn familie te ontmoeten. Er werd afgesproken dat dit bezoek zou plaatsvinden op de werf van Zebedeüs. David Zebedeüs had met Judas, de broer van Jezus, geregeld dat de gehele familie uit Nazaret aanwezig zou zijn — Maria en alle broers en zusters van Jezus — en Jezus ging met Andreas en Petrus op weg om deze afspraak na te komen. Het was stellig de bedoeling van Maria en haar kinderen om zich aan deze afspraak te houden, maar toevallig had een groep Farizeeën, wetende dat Jezus aan de overzijde van het meer in het rechtsgebied van Filippus verbleef, juist besloten Maria te bezoeken om zoveel mogelijk te weten te komen over zijn verblijfplaats. De komst van deze afgezanten uit Jeruzalem verontrustte Maria zeer, en toen de bezoekers de spanning en nervositeit van de gehele familie zagen, trokken zij de conclusie dat de familie in afwachting verkeerde van een bezoek van Jezus. Bijgevolg installeerden zij zich in het huis van Maria, ontboden versterkingen en wachtten geduldig de komst van Jezus af. Vanzelfsprekend belette deze gang van zaken op doeltreffende wijze dat ook maar iemand van de familie kon proberen de afspraak met Jezus na te komen. Meerdere malen die dag trachtten zowel Judas als Ruth te ontkomen aan de waakzaamheid van de Farizeeën en Jezus bericht te sturen, maar dit lukte niet. |
|
157:0.1 (1743.1) BEFORE Jesus took the twelve for a short sojourn in the vicinity of Caesarea-Philippi, he arranged through the messengers of David to go over to Capernaum on Sunday, August 7, for the purpose of meeting his family. By prearrangement this visit was to occur at the Zebedee boatshop. David Zebedee had arranged with Jude, Jesus’ brother, for the presence of the entire Nazareth family—Mary and all of Jesus’ brothers and sisters—and Jesus went with Andrew and Peter to keep this appointment. It was certainly the intention of Mary and the children to keep this engagement, but it so happened that a group of the Pharisees, knowing that Jesus was on the opposite side of the lake in Philip’s domains, decided to call upon Mary to learn what they could of his whereabouts. The arrival of these Jerusalem emissaries greatly perturbed Mary, and noting the tension and nervousness of the entire family, they concluded that Jesus must have been expected to pay them a visit. Accordingly they installed themselves in Mary’s home and, after summoning reinforcements, waited patiently for Jesus’ arrival. And this, of course, effectively prevented any of the family from attempting to keep their appointment with Jesus. Several times during the day both Jude and Ruth endeavored to elude the vigilance of the Pharisees in their efforts to send word to Jesus, but it was of no avail. |
157:0.2 (1743.2) Vroeg in de middag kwamen de koeriers van David naar Jezus met het bericht dat de Farizeeën op de drempel van het huis van zijn moeder hadden postgevat, en daarom ondernam hij geen poging zijn familie te bezoeken. En zo gebeurde het dat buiten beider schuld, Jezus en zijn aardse familie er wederom niet in slaagden met elkaar in contact te komen. |
|
157:0.2 (1743.2) Early in the afternoon David’s messengers brought Jesus word that the Pharisees were encamped on the doorstep of his mother’s house, and therefore he made no attempt to visit his family. And so again, through no fault of either, Jesus and his earth family failed to make contact. |
1. De ontvanger van de tempelbelasting ^top |
|
1. The Temple-Tax Collector ^top |
157:1.1 (1743.3) Terwijl Jezus zich met Andreas en Petrus ophield bij het meer in de buurt van de scheepswerf, kwam er een ontvanger van de tempelbelasting naar hen toe en toen hij Jezus herkende, riep hij Petrus terzijde en zei: ‘Betaalt uw Meester de tempelbelasting niet?’ Petrus was eerst geneigd boos te worden door de suggestie dat er van Jezus verwacht werd dat hij zou bijdragen tot de instandhouding van de godsdienstige activiteiten van zijn gezworen vijanden, maar omdat hij een eigenaardige uitdrukking op het gezicht van de belastingontvanger bespeurde, nam hij terecht aan dat het de bedoeling was hen op heterdaad te betrappen op de weigering om de gebruikelijke halve shekel te betalen voor de instandhouding van de tempeldiensten in Jeruzalem. Dus antwoordde Petrus: ‘Maar natuurlijk betaalt de Meester de tempelbelasting. Wacht u maar bij de poort, dan kom ik dadelijk met de belasting.’ |
|
157:1.1 (1743.3) As Jesus, with Andrew and Peter, tarried by the lake near the boatshop, a temple-tax collector came upon them and, recognizing Jesus, called Peter to one side and said: “Does not your Master pay the temple tax?” Peter was inclined to show indignation at the suggestion that Jesus should be expected to contribute to the maintenance of the religious activities of his sworn enemies, but, noting a peculiar expression on the face of the tax collector, he rightly surmised that it was the purpose to entrap them in the act of refusing to pay the customary half shekel for the support of the temple services at Jerusalem. Accordingly, Peter replied: “Why of course the Master pays the temple tax. You wait by the gate, and I will presently return with the tax.” |
157:1.2 (1743.4) Petrus had echter wel wat voorbarig gesproken. Judas, die hun geld bij zich droeg, was aan de overzijde van het meer. Noch hijzelf, noch zijn broer of Jezus had geld bij zich. Ze konden ook niet goed naar Betsaïda gaan om geld te halen, nu ze wisten dat de Farizeeën hen zochten. Toen Petrus Jezus vertelde over de belastingontvanger en zei dat hij hem het geld had beloofd, zei Jezus: ‘Als je het beloofd hebt, moet je betalen. Maar hoe wil je je belofte nakomen? Wil je weer visser worden om je woord te kunnen houden? Niettemin, Petrus, is het in de gegeven omstandigheden goed de belasting te betalen. Laten wij deze mensen geen aanleiding geven om aanstoot te nemen aan onze houding. Wij zullen hier wachten, terwijl jij de boot neemt en het net uitwerpt, en als je de vis op de markt ginds verkocht hebt, betaal dan de ontvanger voor ons alle drie.’ |
|
157:1.2 (1743.4) Now Peter had spoken hastily. Judas carried their funds, and he was across the lake. Neither he, his brother, nor Jesus had brought along any money. And knowing that the Pharisees were looking for them, they could not well go to Bethsaida to obtain money. When Peter told Jesus about the collector and that he had promised him the money, Jesus said: “If you have promised, then should you pay. But wherewith will you redeem your promise? Will you again become a fisherman that you may honor your word? Nevertheless, Peter, it is well in the circumstances that we pay the tax. Let us give these men no occasion for offense at our attitude. We will wait here while you go with the boat and cast for the fish, and when you have sold them at yonder market, pay the collector for all three of us.” |
157:1.3 (1744.1) Dit alles was afgeluisterd door de geheime koerier van David die in de buurt stond, en deze wenkte daarop een medewerker, die onder de kust aan het vissen was, om snel aan land te komen. Toen Petrus zich klaarmaakte er met de boot op uit te gaan om te gaan vissen, boden deze koerier en zijn vriend, de visser, hem enkele grote manden met vis aan en hielpen hem die naar de viskoopman in de buurt te brengen; deze kocht de vangst en wat hij betaalde, gevoegd bij wat de koerier van David erbij legde, was voldoende om de tempelbelasting voor de drie te voldoen. De ontvanger aanvaardde de belasting en zag af van de boete voor te late betaling, omdat zij enige tijd niet in Galilea aanwezig waren geweest. |
|
157:1.3 (1744.1) All of this had been overheard by the secret messenger of David who stood near by, and who then signaled to an associate, fishing near the shore, to come in quickly. When Peter made ready to go out in the boat for a catch, this messenger and his fisherman friend presented him with several large baskets of fish and assisted him in carrying them to the fish merchant near by, who purchased the catch, paying sufficient, with what was added by the messenger of David, to meet the temple tax for the three. The collector accepted the tax, forgoing the penalty for tardy payment because they had been for some time absent from Galilee. |
157:1.4 (1744.2) Het is niet zo verwonderlijk dat gij een verslag hebt waarin Peter een vis angt met een shekel in zijn bek. Toentertijd waren er vele verhalen in omloop over het vinden van schatten in de bek van vissen, zulke verhalen over aan wonderen grenzende gebeurtenissen waren heel gewoon. Zo maakte Jezus, toen Petrus wegging om naar de boot te gaan, enigszins gekscherend de opmerking: ‘Het is wel vreemd dat de zonen van de koning schatting moeten betalen; gewoonlijk moeten de vreemden belasting betalen voor de instandhouding van het hof, maar het betaamt ons de autoriteiten geen struikelblok in de weg te leggen. Ga maar! misschien vang je wel een vis met een shekel in zijn bek.’ Omdat Jezus dit zo gezegd had en Petrus zo spoedig met de tempelbelasting aankwam, is het niet verbazingwekkend dat dit voorval later werd opgeblazen tot een wonder, zoals door de schrijver van het evangelie van Matteüs. |
|
157:1.4 (1744.2) It is not strange that you have a record of Peter’s catching a fish with a shekel in its mouth. In those days there were current many stories about finding treasures in the mouths of fishes; such tales of near miracles were commonplace. So, as Peter left them to go toward the boat, Jesus remarked, half-humorously: “Strange that the sons of the king must pay tribute; usually it is the stranger who is taxed for the upkeep of the court, but it behooves us to afford no stumbling block for the authorities. Go hence! maybe you will catch the fish with the shekel in its mouth.” Jesus having thus spoken, and Peter so soon appearing with the temple tax, it is not surprising that the episode became later expanded into a miracle as recorded by the writer of Matthew’s Gospel. |
157:1.5 (1744.3) Jezus wachtte met Andreas en Petrus bij de oever tot de zon bijna was ondergegaan. Koeriers meldden dat het huis van Maria nog steeds onder bewaking stond; toen het donker werd, stapten de drie wachtende mannen derhalve in hun boot en roeiden langzaam weg naar de oostelijke oever van het meer van Galilea. |
|
157:1.5 (1744.3) Jesus, with Andrew and Peter, waited by the seashore until nearly sundown. Messengers brought them word that Mary’s house was still under surveillance; therefore, when it grew dark, the three waiting men entered their boat and slowly rowed away toward the eastern shore of the Sea of Galilee. |
2. Te Betsaïda-Julias ^top |
|
2. At Bethsaida-Julias ^top |
157:2.1 (1744.4) Op maandag 8 augustus, terwijl Jezus en de twaalf apostelen hun tenten opgeslagen hadden in het park van Magadan, dicht bij Betsaïda-Julias, kwamen meer dan honderd gelovigen, de evangelisten, het vrouwenkorps en anderen, die belang stelden in de vestiging van het koninkrijk, uit Kafarnaüm over voor een bespreking. Omdat de Farizeeën hadden gehoord dat Jezus daar was, kwamen er ook velen van hen. Ondertussen hadden enkele Sadduceeën zich aangesloten bij de Farizeeën in hun inspanning om Jezus in de val te laten lopen. Alvorens een besloten vergadering met de gelovigen te houden, hield Jezus een openbare bijeenkomst die de Farizeeën ook bijwoonden; dezen stelden de Meester hinderlijke vragen en trachtten ook op andere wijzen de bijeenkomst te verstoren. De aanvoerder van de rustverstoorders zei: ‘Leraar, wij zouden wel willen dat u ons een teken gaf dat u bevoegd bent onderricht te geven, en wanneer uw teken uitkomt, zullen alle mensen vervolgens weten dat ge door God gezonden zijt.’ Jezus gaf hun ten antwoord: ‘Wanneer het avond is, zegt ge dat het mooi weer zal worden, want er is avondrood; ’s morgens zegt ge dat het slecht weer zal worden want de lucht is rood en dreigend. Wanneer ge in het westen een wolk ziet opkomen, zegt ge dat het zal gaan regenen; wanneer de wind uit het zuiden komt, zegt ge dat er een verschroeiende hitte zal komen. Hoe komt het dat ge het aanzicht van de hemel zo goed kunt onderscheiden, maar de tekenen der tijden volstrekt niet? Aan hen die de waarheid willen kennen is reeds een teken gegeven, maar aan een boos en huichelachtig geslacht zal geen teken worden gegeven.’ |
|
157:2.1 (1744.4) On Monday, August 8, while Jesus and the twelve apostles were encamped in Magadan Park, near Bethsaida-Julias, more than one hundred believers, the evangelists, the women’s corps, and others interested in the establishment of the kingdom, came over from Capernaum for a conference. And many of the Pharisees, learning that Jesus was here, came also. By this time some of the Sadducees were united with the Pharisees in their effort to entrap Jesus. Before going into the closed conference with the believers, Jesus held a public meeting at which the Pharisees were present, and they heckled the Master and otherwise sought to disturb the assembly. Said the leader of the disturbers: “Teacher, we would like you to give us a sign of your authority to teach, and then, when the same shall come to pass, all men will know that you have been sent by God.” And Jesus answered them: “When it is evening, you say it will be fair weather, for the heaven is red; in the morning it will be foul weather, for the heaven is red and lowering. When you see a cloud rising in the west, you say showers will come; when the wind blows from the south, you say scorching heat will come. How is it that you so well know how to discern the face of the heavens but are so utterly unable to discern the signs of the times? To those who would know the truth, already has a sign been given; but to an evil-minded and hypocritical generation no sign shall be given.” |
157:2.2 (1745.1) Toen Jezus dit gezegd had, trok hij zich terug en bereidde zich voor op de avondbijeenkomst met zijn volgelingen. In deze vergadering werd besloten een gezamenlijke zending te ondernemen naar alle steden en dorpen van de Dekapolis, zodra Jezus en de twaalf van hun voorgenomen bezoek aan Caesarea-Filippi zouden zijn teruggekeerd. De Meester nam deel aan de planning voor de zending in de Dekapolis en zei bij het uiteengaan van het gezelschap nog: ‘Ik zeg jullie, hoed je voor de zuurdesem van de Farizeeën en Sadduceeën. Laat je niet misleiden door hun groot vertoon van geleerdheid en hun diepgewortelde trouw aan de vormen van de godsdienst. Zet je alleen in voor de geest van levende waarheid en de kracht van ware religie. Het is niet de angst voor een dode religie die jullie zal redden, maar veeleer jullie geloof in een levende ervaring met de geestelijke werkelijkheden van het koninkrijk. Laat jezelf niet door vooroordelen verblinden en door vrees verlammen. En laat evenmin de eerbied voor tradities jullie inzicht zo misvormen, dat je ogen niet zien en je oren niet horen. Het is niet het doeleinde van ware religie om alleen maar vrede te brengen, maar veeleer om vooruitgang zeker te stellen. En er kan geen vrede in je hart zijn of vooruitgang in je bewustzijn, tenzij je oprecht verliefd raakt op waarheid, de idealen van eeuwige werkelijkheden. De kwesties van leven en dood worden jullie voorgelegd — de zondige genoegens van de tijd tegenover de rechtvaardige werkelijkheden van de eeuwigheid. Nu al moeten jullie verlossing vinden van de slavernij van vrees en twijfel, nu je het nieuwe leven van geloof en hoop gaat beginnen. En wanneer er gevoelens van dienstbaarheid aan jullie medemensen opkomen in je ziel, verstik ze dan niet: wanneer de emoties van liefde voor je naaste opwellen in je hart, geef dan uitdrukking aan zulke impulsen van liefde in intelligente zorg voor de werkelijke behoeften van jullie medemensen.’ |
|
157:2.2 (1745.1) When Jesus had thus spoken, he withdrew and prepared for the evening conference with his followers. At this conference it was decided to undertake a united mission throughout all the cities and villages of the Decapolis as soon as Jesus and the twelve should return from their proposed visit to Caesarea-Philippi. The Master participated in planning for the Decapolis mission and, in dismissing the company, said: “I say to you, beware of the leaven of the Pharisees and the Sadducees. Be not deceived by their show of much learning and by their profound loyalty to the forms of religion. Be only concerned with the spirit of living truth and the power of true religion. It is not the fear of a dead religion that will save you but rather your faith in a living experience in the spiritual realities of the kingdom. Do not allow yourselves to become blinded by prejudice and paralyzed by fear. Neither permit reverence for the traditions so to pervert your understanding that your eyes see not and your ears hear not. It is not the purpose of true religion merely to bring peace but rather to insure progress. And there can be no peace in the heart or progress in the mind unless you fall wholeheartedly in love with truth, the ideals of eternal realities. The issues of life and death are being set before you—the sinful pleasures of time against the righteous realities of eternity. Even now you should begin to find deliverance from the bondage of fear and doubt as you enter upon the living of the new life of faith and hope. And when the feelings of service for your fellow men arise within your soul, do not stifle them; when the emotions of love for your neighbor well up within your heart, give expression to such urges of affection in intelligent ministry to the real needs of your fellows.” |
3. De belijdenis van Petrus ^top |
|
3. Peter’s Confession ^top |
157:3.1 (1745.2) Dinsdagmorgen vertrokken Jezus en de twaalf apostelen in de vroegte uit het park van Magadan naar Caesarea-Filippi, de hoofdstad van het rechtsgebied van de Viervorst Filippus. Caesarea-Filippi was in een wonderbaarlijk mooie omgeving gelegen. Het lag verscholen in een lieflijke vallei tussen schilderachtige bergen, waar de Jordaan uit een onderaardse grot ontsprong. Naar het noorden had men een wijds uitzicht op de hoogten van het Hermon-gebergte, terwijl men van de heuvels juist ten zuiden een schitterend vergezicht had op de Boven-Jordaan en het meer van Galilea. |
|
157:3.1 (1745.2) Early Tuesday morning Jesus and the twelve apostles left Magadan Park for Caesarea-Philippi, the capital of the Tetrarch Philip’s domain. Caesarea-Philippi was situated in a region of wondrous beauty. It nestled in a charming valley between scenic hills where the Jordan poured forth from an underground cave. The heights of Mount Hermon were in full view to the north, while from the hills just to the south a magnificent view was had of the upper Jordan and the Sea of Galilee. |
157:3.2 (1745.3) Jezus was naar de berg Hermon gegaan in de tijd dat hij zijn eerste ondervinding opdeed met de aangelegenheden van het koninkrijk, en nu hij aan de laatste fase van zijn werk begon, verlangde hij terug te gaan naar deze berg van beproeving en overwinning, in de hoop dat de apostelen daar een nieuwe visie zouden krijgen op hun verantwoordelijkheden en nieuwe kracht zouden opdoen voor de moeilijke tijden die hun weldra te wachten stonden. Onderweg, ongeveer toen zij op hun tocht de Wateren van Merom aan de zuidzijde passeerden, raakten de apostelen met elkaar in gesprek over hun recente ervaringen in Fenicië en elders en verhaalden zij elkaar uitvoerig hoe hun boodschap was ontvangen en hoe de mensen in de verschillende streken over de Meester dachten. |
|
157:3.2 (1745.3) Jesus had gone to Mount Hermon in his early experience with the affairs of the kingdom, and now that he was entering upon the final epoch of his work, he desired to return to this mount of trial and triumph, where he hoped the apostles might gain a new vision of their responsibilities and acquire new strength for the trying times just ahead. As they journeyed along the way, about the time of passing south of the Waters of Merom, the apostles fell to talking among themselves about their recent experiences in Phoenicia and elsewhere and to recounting how their message had been received, and how the different peoples regarded their Master. |
157:3.3 (1745.4) Tijdens hun lunchpauze confronteerde Jezus de twaalf plotseling voor de eerste maal met een vraag over zichzelf. Hij stelde de volgende verrassende vraag: ‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’ |
|
157:3.3 (1745.4) As they paused for lunch, Jesus suddenly confronted the twelve with the first question he had ever addressed to them concerning himself. He asked this surprising question, “Who do men say that I am?” |
157:3.4 (1746.1) Jezus was vele maanden bezig geweest om deze apostelen op te leiden inzake de aard en het karakter van het koninkrijk des hemels, en hij wist heel goed dat de tijd nu was gekomen dat hij moest beginnen hen meer over zijn eigen natuur en over zijn persoonlijke betrekking tot het koninkrijk te onderrichten. En nu, gezeten onder de moerbeibomen, maakte de Meester zich klaar voor een van de belangrijkste besprekingen in zijn lange omgang met zijn gekozen apostelen. |
|
157:3.4 (1746.1) Jesus had spent long months in training these apostles as to the nature and character of the kingdom of heaven, and he well knew the time had come when he must begin to teach them more about his own nature and his personal relationship to the kingdom. And now, as they were seated under the mulberry trees, the Master made ready to hold one of the most momentous sessions of his long association with the chosen apostles. |
157:3.5 (1746.2) Meer dan de helft van de apostelen nam deel aan de beantwoording van de vraag van Jezus. Zij zeiden hem dat hij door allen die hem kenden werd beschouwd als een profeet of als een buitengewoon mens; dat zelfs zijn vijanden zeer beducht voor hem waren en zijn krachten verklaarden door hem ervan te beschuldigen in verbinding te staan met de vorst der duivels. Zij zeiden hem dat sommige mensen in Judea en Samaria die hem niet persoonlijk hadden ontmoet, geloofden dat hij Johannes de Doper was, die uit de dood zou zijn verrezen. Petrus zette uiteen dat hij bij diverse gelegenheden en door verschillende mensen was vergeleken met Mozes, Elia, Jesaja en Jeremia. Toen Jezus dit verslag had aangehoord, stond hij op, keek neer op de twaalf die in een halve kring om hem heen zaten, wees naar hen allen met een breed gebaar en vroeg met verrassende nadrukkelijkheid: ‘Maar wie zeggen jullie dat ik ben?’ Een ogenblik lang was er een gespannen stilte. De blik van de twaalf bleef aldoor op de Meester gericht; toen sprong Simon Petrus op en riep uit: ‘U bent de Verlosser, de Zoon van de levende God.’ En de elf nog zittende apostelen stonden als één man op en gaven daardoor te kennen dat Petrus voor hen allen gesproken had. |
|
157:3.5 (1746.2) More than half the apostles participated in answering Jesus’ question. They told him that he was regarded as a prophet or as an extraordinary man by all who knew him; that even his enemies greatly feared him, accounting for his powers by the indictment that he was in league with the prince of devils. They told him that some in Judea and Samaria who had not met him personally believed he was John the Baptist risen from the dead. Peter explained that he had been, at sundry times and by various persons, compared with Moses, Elijah, Isaiah, and Jeremiah. When Jesus had listened to this report, he drew himself upon his feet, and looking down upon the twelve sitting about him in a semicircle, with startling emphasis he pointed to them with a sweeping gesture of his hand and asked, “But who say you that I am?” There was a moment of tense silence. The twelve never took their eyes off the Master, and then Simon Peter, springing to his feet, exclaimed: “You are the Deliverer, the Son of the living God.” And the eleven sitting apostles arose to their feet with one accord, thereby indicating that Peter had spoken for all of them. |
157:3.6 (1746.3) Jezus gebaarde hen weer te gaan zitten, maar bleef zelf voor hen staan en zei: ‘Dit is jullie door mijn Vader geopenbaard. Het uur is gekomen dat jullie de waarheid over mij moet weten. Maar ik draag jullie op dit voorlopig aan niemand te zeggen. Laten we verder gaan.’ |
|
157:3.6 (1746.3) When Jesus had beckoned them again to be seated, and while still standing before them, he said: “This has been revealed to you by my Father. The hour has come when you should know the truth about me. But for the time being I charge you that you tell this to no man. Let us go hence.” |
157:3.7 (1746.4) En dus hervatten zij hun tocht naar Caesarea-Filippi, waar ze die avond laat aankwamen en overnachtten ten huize van Celsus die hen verwachtte. De apostelen sliepen die nacht weinig; ze schenen te voelen dat er zich een grootse gebeurtenis in hun leven en in het werk voor het koninkrijk had afgespeeld. |
|
157:3.7 (1746.4) And so they resumed their journey to Caesarea-Philippi, arriving late that evening and stopping at the home of Celsus, who was expecting them. The apostles slept little that night; they seemed to sense that a great event in their lives and in the work of the kingdom had transpired. |
4. Het gesprek over het koninkrijk ^top |
|
4. The Talk About the Kingdom ^top |
157:4.1 (1746.5) Sinds de gebeurtenissen van Jezus’ doop door Johannes en de verandering van water in wijn in Kana, hadden de apostelen hem bij verschillende gelegenheden zo goed als aanvaard als de Messias. Gedurende korte perioden hadden sommigen van hen waarlijk geloofd dat hij de verwachte Bevrijder was. Maar nauwelijks was deze hoop in hun hart opgekomen, of Jezus had haar door een of ander verpletterend woord of teleurstellende daad weer de bodem ingeslagen. Ze hadden lang in een staat van beroering verkeerd door de tegenstrijdigheid tussen de voorstelling aangaande de verwachte Messias die in hun bewustzijn leefde, en de ervaring van hun buitengewone omgang met deze buitengewone mens, die zij koesterden in hun hart. |
|
157:4.1 (1746.5) Since the occasions of Jesus’ baptism by John and the turning of the water into wine at Cana, the apostles had, at various times, virtually accepted him as the Messiah. For short periods some of them had truly believed that he was the expected Deliverer. But hardly would such hopes spring up in their hearts than the Master would dash them to pieces by some crushing word or disappointing deed. They had long been in a state of turmoil due to conflict between the concepts of the expected Messiah which they held in their minds and the experience of their extraordinary association with this extraordinary man which they held in their hearts. |
157:4.2 (1746.6) Het was laat op deze woensdagmorgen toen de apostelen in de tuin van Celsus bijeenkwamen voor hun middagmaaltijd. Het grootste deel van de nacht en aldoor sinds ze die ochtend waren opgestaan, hadden Simon Petrus en Simon Zelotes ernstig en uitputtend met hun broeders gesproken om hen allen zover te brengen dat zij van ganser harte de Meester aanvaardden, niet alleen als de Messias, maar ook als de goddelijke Zoon van de levende God. De twee Simons stemden bijna geheel overeen in hun mening over Jezus en zij deden vlijtig hun best om hun broeders te overreden om deze inzichten ook geheel te aanvaarden. Hoewel Andreas de algemene leider van het korps der apostelen bleef, werd zijn broer Simon Petrus met aller instemming steeds meer de woordvoerder van de twaalf. |
|
157:4.2 (1746.6) It was late forenoon on this Wednesday when the apostles assembled in Celsus’ garden for their noontime meal. During most of the night and since they had arisen that morning, Simon Peter and Simon Zelotes had been earnestly laboring with their brethren to bring them all to the point of the wholehearted acceptance of the Master, not merely as the Messiah, but also as the divine Son of the living God. The two Simons were well-nigh agreed in their estimate of Jesus, and they labored diligently to bring their brethren around to the full acceptance of their views. While Andrew continued as the director-general of the apostolic corps, his brother, Simon Peter, was becoming, increasingly and by common consent, the spokesman for the twelve. |
157:4.3 (1747.1) Om ongeveer twaalf uur, toen de Meester verscheen, zaten ze allen in de tuin. Ze hadden allen een waardige en plechtige uitdrukking op hun gezicht, en allen stonden op toen hij naar hen toe kwam. Jezus deed de spanning wijken door de vriendelijke en broederlijke glimlach die zo karakteristiek voor hem was wanneer zijn volgelingen zichzelf, of de een of andere gebeurtenis waarin ze zelf betrokken waren, te ernstig opvatten. Met een bevelend gebaar beduidde hij, dat ze moesten gaan zitten. Daarna gebeurde het nooit weer dat de twaalf hun Meester begroetten door op te staan. Ze zagen dat hij zo’n uiterlijk vertoon van respect niet op prijs stelde. |
|
157:4.3 (1747.1) They were all seated in the garden at just about noon when the Master appeared. They wore expressions of dignified solemnity, and all arose to their feet as he approached them. Jesus relieved the tension by that friendly and fraternal smile which was so characteristic of him when his followers took themselves, or some happening related to themselves, too seriously. With a commanding gesture he indicated that they should be seated. Never again did the twelve greet their Master by arising when he came into their presence. They saw that he did not approve of such an outward show of respect. |
157:4.4 (1747.2) Na de maaltijd, toen ze bezig waren plannen te bespreken voor de komende tocht door de Dekapolis, hief Jezus plotseling zijn hoofd op, keek hen aan en zei: ‘Nu er een hele dag is verstreken sinds jullie hebben ingestemd met de verklaring van Petrus over de identiteit van de Zoon des Mensen, zou ik jullie willen vragen of je nog steeds bij je beslissing blijft?’ Toen ze dit hoorden, stonden de twaalf op en Petrus deed een paar stappen naar Jezus toe en zei: ‘Ja, Meester. Wij geloven dat u de Zoon van de levende God bent.’ Waarop Petrus en zijn broeders weer gingen zitten. |
|
157:4.4 (1747.2) After they had partaken of their meal and were engaged in discussing plans for the forthcoming tour of the Decapolis, Jesus suddenly looked up into their faces and said: “Now that a full day has passed since you assented to Simon Peter’s declaration regarding the identity of the Son of Man, I would ask if you still hold to your decision?” On hearing this, the twelve stood upon their feet, and Simon Peter, stepping a few paces forward toward Jesus, said: “Yes, Master, we do. We believe that you are the Son of the living God.” And Peter sat down with his brethren. |
157:4.5 (1747.3) Jezus bleef staan en zei tot de twaalf: ‘Jullie zijn mijn uitverkoren amabassadeurs, maar ik weet dat jullie in de gegeven omstandigheden dit geloof niet zouden kunnen hebben ten gevolge van louter menselijke kennis. Dit is een openbaring van de geest van mijn Vader aan het diepst van jullie ziel. En wanneer jullie derhalve deze belijdenis aflegt door het inzicht van de geest van mijn Vader die binnen in jullie woont, word ik ertoe bewogen te verklaren dat ik op deze grondslag de broederschap van het koninkrijk des hemels zal bouwen. Op deze rots van geestelijke werkelijkheid zal ik de levende tempel bouwen van geestelijke gemeenschap in de eeuwige werkelijkheden van het koninkrijk van mijn Vader. Alle machten van het kwaad en de heerscharen van de zonde zullen niet over deze menselijke broederschap van de goddelijke geest kunnen zegevieren. En terwijl de geest van mijn Vader altijd de goddelijke gids en mentor zal zijn van allen die het verband met deze geestelijke gemeenschap aangaan, overhandig ik nu aan jullie en jullie opvolgers de sleutels van het uiterlijke koninkrijk — het gezag in wereldlijke zaken — de sociale en economische aspecten van deze vereniging van mannen en vrouwen die broeders zijn in het koninkrijk.’ En opnieuw bond hij hun op het hart om voorlopig niemand te zeggen dat hij de Zoon van God was. |
|
157:4.5 (1747.3) Jesus, still standing, then said to the twelve: “You are my chosen ambassadors, but I know that, in the circumstances, you could not entertain this belief as a result of mere human knowledge. This is a revelation of the spirit of my Father to your inmost souls. And when, therefore, you make this confession by the insight of the spirit of my Father which dwells within you, I am led to declare that upon this foundation will I build the brotherhood of the kingdom of heaven. Upon this rock of spiritual reality will I build the living temple of spiritual fellowship in the eternal realities of my Father’s kingdom. All the forces of evil and the hosts of sin shall not prevail against this human fraternity of the divine spirit. And while my Father’s spirit shall ever be the divine guide and mentor of all who enter the bonds of this spirit fellowship, to you and your successors I now deliver the keys of the outward kingdom—the authority over things temporal—the social and economic features of this association of men and women as fellows of the kingdom.” And again he charged them, for the time being, that they should tell no man that he was the Son of God. |
157:4.6 (1747.4) Jezus begon vertrouwen te krijgen in de trouw en integriteit van zijn apostelen. De Meester bedacht dat een geloof dat bestand was tegen hetgeen zijn gekozen apostelen kortgeleden hadden doorgemaakt, ongetwijfeld ook de vuurproef zou kunnen doorstaan die hen in de nabije toekomst wachtte, en dat zij uit de ogenschijnlijke schipbreuk van al hun verwachtingen zouden opduiken in het nieuwe licht van een nieuwe dispensatie, en daardoor in staat zouden zijn uit te gaan om de wereld die in duisternis was gezeten, te verlichten. Op deze dag begon Jezus geloof te krijgen in het geloof van zijn apostelen, op één na. |
|
157:4.6 (1747.4) Jesus was beginning to have faith in the loyalty and integrity of his apostles. The Master conceived that a faith which could stand what his chosen representatives had recently passed through would undoubtedly endure the fiery trials which were just ahead and emerge from the apparent wreckage of all their hopes into the new light of a new dispensation and thereby be able to go forth to enlighten a world sitting in darkness. On this day the Master began to believe in the faith of his apostles, save one. |
157:4.7 (1747.5) En sinds die dag is deze zelfde Jezus steeds bezig geweest deze levende tempel te bouwen op hetzelfde eeuwige fundament van zijn goddelijk zoonschap, en zij die daardoor zelf-bewuste zonen van God worden, zijn de menselijke bouwstenen die samen deze levende tempel van zoonschap vormen, de tempel die wordt opgericht ter ere en heerlijkheid van de wijsheid en liefde van de eeuwige Vader der geesten. |
|
157:4.7 (1747.5) And ever since that day this same Jesus has been building that living temple upon that same eternal foundation of his divine sonship, and those who thereby become self-conscious sons of God are the human stones which constitute this living temple of sonship erecting to the glory and honor of the wisdom and love of the eternal Father of spirits. |
157:4.8 (1747.6) Toen Jezus zo had gesproken, gaf hij de twaalf opdracht om ieder afzonderlijk tot de avondmaaltijd de heuvels in te gaan, om wijsheid, sterkte en geestelijke leiding te zoeken. En zij deden wat de Meester hun had gezegd. |
|
157:4.8 (1747.6) And when Jesus had thus spoken, he directed the twelve to go apart by themselves in the hills to seek wisdom, strength, and spiritual guidance until the time of the evening meal. And they did as the Master admonished them. |
5. Het nieuwe begrip ^top |
|
5. The New Concept ^top |
157:5.1 (1748.1) Het nieuwe, essentiële kenmerk van de belijdenis van Petrus was de duidelijk uitgesproken erkenning dat Jezus de Zoon van God was, dat zijn goddelijkheid buiten twijfel stond. Sinds zijn doop en de bruiloft te Kana hadden deze apostelen hem op verschillende wijzen steeds als de Messias gezien, maar het was niet een onderdeel van de Joodse voorstelling van de nationale verlosser dat deze goddelijk moest zijn. De Joden hadden niet onderricht dat de Messias een goddelijke oorsprong zou hebben: hij zou weliswaar de ‘gezalfde’ zijn, maar zij hadden zich hem bijna nooit als ‘de Zoon van God’ voor ogen gesteld. In de tweede belijdenis werd meer nadruk gelegd op de gecombineerde natuur, het verheven feit dat hij de Zoon des Mensen was en de Zoon van God, en Jezus verklaarde dat hij op deze grootse waarheid van de tweeëenheid van de menselijke natuur en de goddelijke natuur, het koninkrijk des hemels zou bouwen. |
|
157:5.1 (1748.1) The new and vital feature of Peter’s confession was the clear-cut recognition that Jesus was the Son of God, of his unquestioned divinity. Ever since his baptism and the wedding at Cana these apostles had variously regarded him as the Messiah, but it was not a part of the Jewish concept of the national deliverer that he should be divine. The Jews had not taught that the Messiah would spring from divinity; he was to be the “anointed one,” but hardly had they contemplated him as being “the Son of God.” In the second confession more emphasis was placed upon the combined nature, the supernal fact that he was the Son of Man and the Son of God, and it was upon this great truth of the union of the human nature with the divine nature that Jesus declared he would build the kingdom of heaven. |
157:5.2 (1748.2) Het streven van Jezus was geweest om op aarde als de Zoon des Mensen te leven en zo ook zijn zelfschenkingsmissie te voltooien. Zijn volgelingen waren bereid hem te zien als de verwachte Messias. Wetende dat hij nooit aan hun Messiaanse verwachtingen zou kunnen beantwoorden, poogde hij een zodanige modificatie in hun voorstelling van de Messias teweeg te brengen, dat hij daardoor gedeeltelijk aan hun verwachtingen tegemoet zou kunnen komen. Maar hij zag nu in dat dit plan nauwelijks met goed gevolg kon worden uitgevoerd. Daarom verkoos hij vrijmoedig met het derde plan voor de dag te komen — om openlijk zijn goddelijkheid te verkondigen, de waarheid van Petrus’ belijdenis te erkennen, en ronduit aan de twaalf te verkondigen dat hij een Zoon van God was. |
|
157:5.2 (1748.2) Jesus had sought to live his life on earth and complete his bestowal mission as the Son of Man. His followers were disposed to regard him as the expected Messiah. Knowing that he could never fulfill their Messianic expectations, he endeavored to effect such a modification of their concept of the Messiah as would enable him partially to meet their expectations. But he now recognized that such a plan could hardly be carried through successfully. He therefore elected boldly to disclose the third plan—openly to announce his divinity, acknowledge the truthfulness of Peter’s confession, and directly proclaim to the twelve that he was a Son of God. |
157:5.3 (1748.3) Drie jaar lang had Jezus verkondigd dat hij de ‘Zoon des Mensen’ was, terwijl de apostelen gedurende deze zelfde drie jaar steeds krachtiger volhielden dat hij de verwachte Joodse Messias was. Hij onthulde hun nu dat hij de Zoon van God was, en besloot om op het begrip van de gecombineerde natuur van de Zoon des Mensen en de Zoon van God het koninkrijk des hemels te bouwen. Hij had besloten af te zien van verdere pogingen om hen te overtuigen dat hij niet de Messias was. Hij nam zich nu voor hun vrijmoedig te openbaren wat hi j is, en daarna geen acht meer te slaan op hun vastbeslotenheid om hem als de Messias te blijven zien. |
|
157:5.3 (1748.3) For three years Jesus had been proclaiming that he was the “Son of Man,” while for these same three years the apostles had been increasingly insistent that he was the expected Jewish Messiah. He now disclosed that he was the Son of God, and upon the concept of the combined nature of the Son of Man and the Son of God, he determined to build the kingdom of heaven. He had decided to refrain from further efforts to convince them that he was not the Messiah. He now proposed boldly to reveal to them what he is, and then to ignore their determination to persist in regarding him as the Messiah. |
6. De volgende middag ^top |
|
6. The Next Afternoon ^top |
157:6.1 (1748.4) Jezus en de apostelen bleven nog een dag ten huize van Celsus in afwachting van de koeriers van David Zebedeüs, die geld zouden komen brengen. Het wegvallen van de populariteit van Jezus bij de menigten had ten gevolge dat ook de inkomsten sterk terugliepen. Toen zij in Caesarea-Filippi aankwamen, was de kas leeg. Matteüs was ongenegen Jezus en zijn broeders te verlaten op zo’n ogenblik, en hij had geen eigen contant geld bij zich om aan Judas over te dragen, zoals hij in het verleden zo dikwijls had gedaan. David Zebedeüs echter had voorzien dat deze vermindering van inkomsten waarschijnlijk wel zou plaatsvinden en dus had hij zijn koeriers geïnstrueerd dat zij, als zij door Judea, Samaria en Galilea trokken, moesten optreden als inzamelaars van geld dat aan de uitgeweken apostelen en hun Meester gebracht moest worden. En zo arriveerden tegen de avond deze koeriers uit Betsaïda en brachten voldoende geld mee voor het levensonderhoud van de apostelen tot aan hun terugkeer, waarna zij de rondreis door de Dekapolis zouden beginnen. Matteüs verwachtte tegen die tijd het geld te krijgen van de verkoop van zijn laatste bezit in Kafarnaüm en had geregeld dat deze gelden anoniem aan Judas zouden worden overgedragen. |
|
157:6.1 (1748.4) Jesus and the apostles remained another day at the home of Celsus, waiting for messengers to arrive from David Zebedee with funds. Following the collapse of the popularity of Jesus with the masses there occurred a great falling off in revenue. When they reached Caesarea-Philippi, the treasury was empty. Matthew was loath to leave Jesus and his brethren at such a time, and he had no ready funds of his own to hand over to Judas as he had so many times done in the past. However, David Zebedee had foreseen this probable diminution of revenue and had accordingly instructed his messengers that, as they made their way through Judea, Samaria, and Galilee, they should act as collectors of money to be forwarded to the exiled apostles and their Master. And so, by evening of this day, these messengers arrived from Bethsaida bringing funds sufficient to sustain the apostles until their return to embark upon the Decapolis tour. Matthew expected to have money from the sale of his last piece of property in Capernaum by that time, having arranged that these funds should be anonymously turned over to Judas. |
157:6.2 (1749.1) Noch Petrus, noch de andere apostelen hadden een erg adequate opvatting van de goddelijkheid van Jezus. Zij beseften nauwelijks dat dit het begin was van een nieuw tijdperk in de loopbaan van hun Meester op aarde, de tijd dat de leraar-genezer de Messias werd zoals hij op nieuwe wijze werd begrepen — de Zoon van God. Van deze tijd af aan klonk er een nieuwe toon in de boodschap van de Meester. Voortaan was het enige ideaal in zijn leven de openbaring van de Vader, terwijl hij in zijn onderricht alleen werd bewogen door de idee om aan zijn universum de verpersoonlijking aan te bieden van de allerhoogste wijsheid die alleen kan worden begrepen door haar te leven. Hij kwam opdat wij allen leven zouden hebben, en het meer in overvloed zouden hebben. |
|
157:6.2 (1749.1) Neither Peter nor the other apostles had a very adequate conception of Jesus’ divinity. They little realized that this was the beginning of a new epoch in their Master’s career on earth, the time when the teacher-healer was becoming the newly conceived Messiah—the Son of God. From this time on a new note appeared in the Master’s message. Henceforth his one ideal of living was the revelation of the Father, while his one idea in teaching was to present to his universe the personification of that supreme wisdom which can only be comprehended by living it. He came that we all might have life and have it more abundantly. |
157:6.3 (1749.2) Jezus begon nu aan het vierde en laatste stadium van zijn leven als mens in het vlees. Het eerste stadium was zijn kindertijd, de jaren toen hij zich slechts vaag bewust was van zijn oorsprong, natuur en bestemming als mens. Het tweede stadium werd gevormd door de jaren van zijn jeugd en aankomende volwassenheid, waarin hij zich steeds meer bewust werd van zichzelf, en zijn goddelijke natuur en menselijke missie duidelijker ging begrijpen. Dit tweede stadium eindigde met de ervaringen en openbaringen die verbonden waren met zijn doop. Het derde stadium van de ervaring van de Meester op aarde duurde alle jaren van zijn optreden als leraar en genezer sinds zijn doop tot aan dit gewichtige uur van de belijdenis van Petrus in Caesarea-Filippi. Deze derde periode in zijn leven op aarde besloeg de tijden toen zijn apostelen en de volgelingen uit zijn onmiddellijke omgeving hem kenden als de Zoon des Mensen en hem beschouwden als de Messias. De vierde en laatste periode van zijn aardse loopbaan begon hier te Caesarea-Filippi en duurde tot de kruisiging. Dit stadium van zijn dienstbetoon werd gekenmerkt door de erkenning van zijn goddelijkheid, en omvatte de werken van zijn laatste jaar in het vlees. Terwijl hij gedurende deze vierde periode door de meerderheid van zijn volgelingen nog steeds werd beschouwd als de Messias, gingen de apostelen hem zien als de Zoon van God. De belijdenis van Petrus gaf het begin aan van deze nieuwe periode van de meer volledige verwezenlijking van de waarheid van zijn allerhoogste dienstbetoon als zelfschenking-Zoon op Urantia en ten behoeve van een heel universum, en de onderkenning van dat feit, althans vaag, door zijn gekozen ambassadeurs. |
|
157:6.3 (1749.2) Jesus now entered upon the fourth and last stage of his human life in the flesh. The first stage was that of his childhood, the years when he was only dimly conscious of his origin, nature, and destiny as a human being. The second stage was the increasingly self-conscious years of youth and advancing manhood, during which he came more clearly to comprehend his divine nature and human mission. This second stage ended with the experiences and revelations associated with his baptism. The third stage of the Master’s earth experience extended from the baptism through the years of his ministry as teacher and healer and up to this momentous hour of Peter’s confession at Caesarea-Philippi. This third period of his earth life embraced the times when his apostles and his immediate followers knew him as the Son of Man and regarded him as the Messiah. The fourth and last period of his earth career began here at Caesarea-Philippi and extended on to the crucifixion. This stage of his ministry was characterized by his acknowledgment of divinity and embraced the labors of his last year in the flesh. During the fourth period, while the majority of his followers still regarded him as the Messiah, he became known to the apostles as the Son of God. Peter’s confession marked the beginning of the new period of the more complete realization of the truth of his supreme ministry as a bestowal Son on Urantia and for an entire universe, and the recognition of that fact, at least hazily, by his chosen ambassadors. |
157:6.4 (1749.3) Aldus illustreerde Jezus in zijn leven hetgeen hij in zijn religie onderrichtte: de groei van de geestelijke natuur door de methode van levende vooruitgang. Hij legde geen nadruk op de onophoudelijke worsteling tussen ziel en lichaam, hetgeen zijn latere volgelingen wel deden. Hij onderrichtte veeleer dat de geest met gemak beide overwint en doeltreffend heilzame vrede sticht in veel van deze intellectuele en instinctmatige oorlogvoering. |
|
157:6.4 (1749.3) Thus did Jesus exemplify in his life what he taught in his religion: the growth of the spiritual nature by the technique of living progress. He did not place emphasis, as did his later followers, upon the incessant struggle between the soul and the body. He rather taught that the spirit was easy victor over both and effective in the profitable reconciliation of much of this intellectual and instinctual warfare. |
157:6.5 (1749.4) Al wat Jezus vanaf dit tijdstip onderrichtte, heeft een nieuwe betekenis. Vóór Caesarea-Filippi bracht hij het evangelie van het koninkrijk als de eerste leraar van dit evangelie. Na Caesarea-Filippi trad hij niet alleen op als leraar, maar ook als de goddelijke vertegenwoordiger van de eeuwige Vader die het middelpunt en de omtrek is van dit geestelijke koninkrijk, en er werd van hem gevraagd dat hij dit alles deed als mens, als de Zoon des Mensen. |
|
157:6.5 (1749.4) A new significance attaches to all of Jesus’ teachings from this point on. Before Caesarea-Philippi he presented the gospel of the kingdom as its master teacher. After Caesarea-Philippi he appeared not merely as a teacher but as the divine representative of the eternal Father, who is the center and circumference of this spiritual kingdom, and it was required that he do all this as a human being, the Son of Man. |
157:6.6 (1749.5) Jezus had ernstig geprobeerd zijn volgelingen het geestelijke koninkrijk binnen te leiden als leraar, en daarna als leraar-genezer, maar zij wilden het zo niet. Hij wist heel goed dat zijn missie op aarde met geen mogelijkheid de Messiaanse verwachtingen van het Joodse volk kon vervullen: de profeten van weleer hadden een Messias uitgebeeld die hij nooit kon zijn. Hij trachtte het koninkrijk des Vaders op te richten als de Zoon des Mensen, maar zijn volgelingen wilden geen voortgang maken met deze avontuurlijke onderneming. Jezus, dit inziende, verkoos toen om zijn gelovigen gedeeltelijk tegemoet te komen en aldus maakte hij zich gereed om openlijk de rol van zelfschenking-Zoon van God op zich te nemen. |
|
157:6.6 (1749.5) Jesus had sincerely endeavored to lead his followers into the spiritual kingdom as a teacher, then as a teacher-healer, but they would not have it so. He well knew that his earth mission could not possibly fulfill the Messianic expectations of the Jewish people; the olden prophets had portrayed a Messiah which he could never be. He sought to establish the Father’s kingdom as the Son of Man, but his followers would not go forward in the adventure. Jesus, seeing this, then elected to meet his believers part way and in so doing prepared openly to assume the role of the bestowal Son of God. |
157:6.7 (1750.1) Dientengevolge hoorden de apostelen veel dat nieuw was toen Jezus die dag in de tuin tot hen sprak. En sommige van deze uitspraken klonken hun zelfs vreemd in de oren. Ze hoorden verschillende uitzonderlijke uitspraken, zoals de volgende: |
|
157:6.7 (1750.1) Accordingly, the apostles heard much that was new as Jesus talked to them this day in the garden. And some of these pronouncements sounded strange even to them. Among other startling announcements they listened to such as the following: |
157:6.8 (1750.2) ‘Wanneer vanaf heden iemand zich bij onze gemeenschap wil voegen, laat hij dan de verplichtingen van het zoonschap op zich nemen en mij volgen. En denk niet dat wanneer ik niet meer bij jullie zal zijn, de wereld jullie beter zal behandelen dan zij jullie Meester behandelde. Indien je mij liefhebt, maak je dan gereed om deze liefde te bewijzen door je bereidheid om het allerhoogste offer te brengen.’ |
|
157:6.8 (1750.2) “From this time on, if any man would have fellowship with us, let him assume the obligations of sonship and follow me. And when I am no more with you, think not that the world will treat you better than it did your Master. If you love me, prepare to prove this affection by your willingness to make the supreme sacrifice.” |
157:6.9 (1750.3) ‘En luister goed naar wat ik jullie zeg: ik ben niet gekomen om de rechtvaardigen te roepen, maar zondaren. De Zoon des Mensen is niet gekomen om gediend te worden, doch om te dienen en zijn leven te geven als een gave voor allen. Ik zeg jullie dat ik ben gekomen om hen die verdwaald zijn te zoeken en te redden.’ |
|
157:6.9 (1750.3) “And mark well my words: I have not come to call the righteous, but sinners. The Son of Man came not to be ministered to, but to minister and to bestow his life as the gift for all. I declare to you that I have come to seek and to save those who are lost.” |
157:6.10 (1750.4) ‘Niemand in deze wereld ziet nu de Vader, behalve de Zoon die is uitgegaan van de Vader. Doch indien de Zoon verhoogd wordt, zal hij alle mensen tot zich trekken, en ieder die gelooft in deze waarheid van de gecombineerde natuur van de Zoon zal begiftigd worden met leven dat duurzamer is dan dit tijdperk.’ |
|
157:6.10 (1750.4) “No man in this world now sees the Father except the Son who came forth from the Father. But if the Son be lifted up, he will draw all men to himself, and whosoever believes this truth of the combined nature of the Son shall be endowed with life that is more than age-abiding.” |
157:6.11 (1750.5) ‘We kunnen nog niet openlijk verkondigen dat de Zoon des Mensen de Zoon van God is, maar het is aan jullie geopenbaard; daarom spreek ik ronduit tot jullie over deze mysteriën. Ofschoon ik in deze lichamelijke gestalte voor jullie sta, ben ik uitgegaan van God de Vader. Vóór Abraham was, ben ik. Ik ben waarlijk van de Vader uitgegaan naar deze wereld zoals jullie mij hebt gekend, en ik zeg jullie dat ik binnenkort deze wereld moet verlaten om terug te gaan naar het werk van mijn Vader.’ |
|
157:6.11 (1750.5) “We may not yet proclaim openly that the Son of Man is the Son of God, but it has been revealed to you; wherefore do I speak boldly to you concerning these mysteries. Though I stand before you in this physical presence, I came forth from God the Father. Before Abraham was, I am. I did come forth from the Father into this world as you have known me, and I declare to you that I must presently leave this world and return to the work of my Father.” |
157:6.12 (1750.6) ‘En kan jullie geloof nu de waarheid van deze verklaringen verstaan, ondanks mijn waarschuwing dat de Zoon des Mensen niet zal beantwoorden aan de verwachtingen van jullie vaderen, aan hun opvatting van de Messias? Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Kunnen jullie de waarheid aangaande mij geloven ondanks het feit dat, ook al hebben de vossen holen en de vogelen des hemels nesten, ik geen plek heb waar ik mijn hoofd kan neerleggen?’ |
|
157:6.12 (1750.6) “And now can your faith comprehend the truth of these declarations in the face of my warning you that the Son of Man will not meet the expectations of your fathers as they conceived the Messiah? My kingdom is not of this world. Can you believe the truth about me in the face of the fact that, though the foxes have holes and the birds of heaven have nests, I have not where to lay my head?” |
157:6.13 (1750.7) ‘Niettemin zeg ik jullie dat de Vader en ik één zijn. Hij die mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Mijn Vader werkt met mij samen in al deze dingen en hij zal mij nooit alleen laten in mijn missie, evenmin als ik jullie ooit zal verlaten wanneer jullie binnenkort uitgaan om dit evangelie in de hele wereld te verkondigen. |
|
157:6.13 (1750.7) “Nevertheless, I tell you that the Father and I are one. He who has seen me has seen the Father. My Father is working with me in all these things, and he will never leave me alone in my mission, even as I will never forsake you when you presently go forth to proclaim this gospel throughout the world. |
157:6.14 (1750.8) ‘Nu heb ik jullie voor een korte poos met mij afgezonderd, zodat jullie de heerlijkheid kunt verstaan en de grootsheid kunt vatten van het leven waartoe ik jullie heb geroepen: het geloofsavontuur van de oprichting van het koninkrijk van mijn Vader in de harten der mensen, het opbouwen van mijn gemeenschap van levende omgang met de ziel van allen die dit evangelie geloven.’ |
|
157:6.14 (1750.8) “And now have I brought you apart with me and by yourselves for a little while that you may comprehend the glory, and grasp the grandeur, of the life to which I have called you: the faith-adventure of the establishment of my Father’s kingdom in the hearts of mankind, the building of my fellowship of living association with the souls of all who believe this gospel.” |
157:6.15 (1750.9) De apostelen luisterden zwijgend naar deze stoutmoedige en opzienbarende verklaringen: ze waren sprakeloos. Ze gingen in kleine groepjes uiteen om de woorden van de Meester te bespreken en te overdenken. Ze hadden beleden dat hij de Zoon van God was, maar ze konden niet de volle betekenis vatten van hetgeen waartoe zij geleid waren geworden. |
|
157:6.15 (1750.9) The apostles listened to these bold and startling statements in silence; they were stunned. And they dispersed in small groups to discuss and ponder the Master’s words. They had confessed that he was the Son of God, but they could not grasp the full meaning of what they had been led to do. |
7. De bespreking met Andreas ^top |
|
7. Andrew’s Conference ^top |
157:7.1 (1750.10) Andreas stelde het zich die avond tot taak met ieder van zijn broeders een persoonlijke, diepgaande bespreking te hebben, en hij had nuttige en bemoedigende gesprekken met al zijn metgezellen, behalve met Judas Iskariot. Andreas was nooit zo vertrouwelijk en persoonlijk met Judas omgegaan als met de andere apostelen, en daarom had hij het niet van ernstig belang geacht dat Judas nooit vrijelijk en vertrouwelijk een band had ontwikkeld met het hoofd van het korps der apostelen. Maar Andreas was nu zo verontrust door de houding van Judas, dat hij later op de avond, toen alle apostelen al diep in slaap waren, Jezus ging opzoeken en de Meester zijn reden tot bezorgdheid voorlegde. Jezus zei: ‘Het is niet misplaatst, Andreas, dat je bij mij gekomen bent met deze zaak, maar we kunnen er verder niets aan doen; je moet alleen het volste vertrouwen blijven stellen in deze apostel. En vertel niets aan zijn broeders over dit gesprek met mij.’ |
|
157:7.1 (1750.10) That evening Andrew took it upon himself to hold a personal and searching conference with each of his brethren, and he had profitable and heartening talks with all of his associates except Judas Iscariot. Andrew had never enjoyed such intimate personal association with Judas as with the other apostles and therefore had not thought it of serious account that Judas never had freely and confidentially related himself to the head of the apostolic corps. But Andrew was now so worried by Judas’s attitude that, later on that night, after all the apostles were fast asleep, he sought out Jesus and presented his cause for anxiety to the Master. Said Jesus: “It is not amiss, Andrew, that you have come to me with this matter, but there is nothing more that we can do; only go on placing the utmost confidence in this apostle. And say nothing to his brethren concerning this talk with me.” |
157:7.2 (1751.1) Dit was alles wat Andreas Jezus kon ontlokken. Er had altijd een zekere afstand bestaan tussen deze man uit Judea en zijn broeders uit Galilea. Judas was geschokt geweest door de dood van Johannes de Doper, ernstig gekwetst door de berispingen die de Meester hem bij verschillende gelegenheden had gegeven, teleurgesteld toen Jezus weigerde tot koning te worden uitgeroepen, vernederd toen hij vluchtte voor de Farizeeën, geërgerd toen hij weigerde de uitdaging van de Farizeeën om een wonderteken te doen te aanvaarden, verbijsterd door de weigering van zijn Meester om zijn toevlucht te nemen tot manifestaties van zijn kracht, en nu, sinds kort bedrukt en soms terneergeslagen door een lege kas. En Judas miste de stimulans van de menigten. |
|
157:7.2 (1751.1) And that was all Andrew could elicit from Jesus. Always had there been some strangeness between this Judean and his Galilean brethren. Judas had been shocked by the death of John the Baptist, severely hurt by the Master’s rebukes on several occasions, disappointed when Jesus refused to be made king, humiliated when he fled from the Pharisees, chagrined when he refused to accept the challenge of the Pharisees for a sign, bewildered by the refusal of his Master to resort to manifestations of power, and now, more recently, depressed and sometimes dejected by an empty treasury. And Judas missed the stimulus of the multitudes. |
157:7.3 (1751.2) Ieder van de andere apostelen was eveneens tot op zekere, verschillende hoogte beïnvloed door deze beproevingen en tegenspoed, maar zij hielden van Jezus. Zij moeten althans de Meester meer hebben liefgehad dan Judas, want zij gingen met hem door tot het bittere einde. |
|
157:7.3 (1751.2) Each of the other apostles was, in some and varying measure, likewise affected by these selfsame trials and tribulations, but they loved Jesus. At least they must have loved the Master more than did Judas, for they went through with him to the bitter end. |
157:7.4 (1751.3) Omdat Judas uit Judea afkomstig was, voelde hij zich persoonlijk beledigd door Jezus’ waarschuwing aan de apostelen, kortgeleden om ‘zich in acht te nemen voor de zuurdesem der Farizeeën;’ hij was geneigd deze verklaring op te vatten als een verhulde toespeling op zichzelf. Maar de grote fout van Judas was wel deze: telkens wanneer Jezus zijn apostelen heenzond om in afzondering te bidden, zocht Judas niet de oprechte gemeenschap met de geestelijke krachten van het universum, maar leefde hij zich uit in gedachten van menselijke vrees, terwijl hij subtiele twijfel bleef koesteren aan de missie van Jezus en bleef toegeven aan zijn ongelukkige neiging om er wraakgevoelens op na te houden. |
|
157:7.4 (1751.3) Being from Judea, Judas took personal offense at Jesus’ recent warning to the apostles to “beware the leaven of the Pharisees”; he was disposed to regard this statement as a veiled reference to himself. But the great mistake of Judas was: Time and again, when Jesus would send his apostles off by themselves to pray, Judas, instead of engaging in sincere communion with the spiritual forces of the universe, indulged in thoughts of human fear while he persisted in the entertainment of subtle doubts about the mission of Jesus as well as giving in to his unfortunate tendency to harbor feelings of revenge. |
157:7.5 (1751.4) En nu wilde Jezus zijn apostelen meenemen naar de berg Hermon, waar hij had bepaald dat de vierde fase van zijn dienstbetoon op aarde als de Zoon van God zou worden ingeluid. Sommigen van hen waren aanwezig geweest bij zijn doop in de Jordaan en hadden de aanvang meegemaakt van zijn loopbaan als de Zoon des Mensen, en hij wenste dat sommigen van hen ook aanwezig zouden zijn om aan te horen hoe hij gemachtigd zou worden om zijn nieuwe, publieke rol als een Zoon van God op zich te nemen. Dientengevolge zei Jezus vrijdagochtend, 12 augustus, tot de twaalf: ‘Sla voorraden in en maak je klaar voor een tocht naar die berg daarginds, waar de geest mij gelast heen te gaan om begiftigd te worden ten behoeve van het einde van mijn werk op aarde. En ik wil graag mijn broeders meenemen, zodat zij ook gesterkt mogen worden voor de moeilijke tijd waarin zij met mij deze ervaring zullen doormaken.’ |
|
157:7.5 (1751.4) And now Jesus would take his apostles along with him to Mount Hermon, where he had appointed to inaugurate his fourth phase of earth ministry as the Son of God. Some of them were present at his baptism in the Jordan and had witnessed the beginning of his career as the Son of Man, and he desired that some of them should also be present to hear his authority for the assumption of the new and public role of a Son of God. Accordingly, on the morning of Friday, August 12, Jesus said to the twelve: “Lay in provisions and prepare yourselves for a journey to yonder mountain, where the spirit bids me go to be endowed for the finish of my work on earth. And I would take my brethren along that they may also be strengthened for the trying times of going with me through this experience.” |