Verhandeling 158 Paper 158
De Berg der Verheerlijking The Mount of Transfiguration
158:0.1 (1752.1) HET liep tegen zonsondergang toen Jezus en zijn metgezellen op vrijdagmiddag, 12 augustus a.d. 29, de voet van de berg Hermon bereikten, vlakbij de plek waar de jongen Tiglat eens had gewacht terwijl de Meester alleen de berg beklom om de geestelijke bestemmingen van Urantia te regelen en de Lucifer-rebellie formeel te beëindigen. Hier bleven zij twee dagen om zich geestelijk voor te bereiden op de gebeurtenissen die spoedig zouden plaatsvinden. 158:0.1 (1752.1) IT WAS near sundown on Friday afternoon, August 12, a.d. 29, when Jesus and his associates reached the foot of Mount Hermon, near the very place where the lad Tiglath once waited while the Master ascended the mountain alone to settle the spiritual destinies of Urantia and technically to terminate the Lucifer rebellion. And here they sojourned for two days in spiritual preparation for the events so soon to follow.
158:0.2 (1752.2) In algemene zin wist Jezus van tevoren wat er op de berg zou gebeuren, en het was zijn grote wens dat al zijn apostelen deze ervaring zouden kunnen delen. Het was om hen te bekwamen voor deze openbaring van zichzelf dat hij met hen aan de voet van de berg bleef wachten. Zij konden echter niet die geestelijke niveaus bereiken die zouden rechtvaardigen hen bloot te stellen aan de volle ervaring van de visitatie van de hemelse wezens die zo spoedig op aarde zouden verschijnen. En aangezien hij niet al zijn metgezellen kon meenemen, besloot hij slechts de drie apostelen mee te nemen die hem gewoonlijk bij dergelijke speciale waken vergezelden. Dienovereenkomstig maakten alleen Petrus, Jakobus en Johannes deze uitzonderlijke ervaring samen met de Meester mee, en dan nog maar ten dele. 158:0.2 (1752.2) In a general way, Jesus knew beforehand what was to transpire on the mountain, and he much desired that all his apostles might share this experience. It was to fit them for this revelation of himself that he tarried with them at the foot of the mountain. But they could not attain those spiritual levels which would justify their exposure to the full experience of the visitation of the celestial beings so soon to appear on earth. And since he could not take all of his associates with him, he decided to take only the three who were in the habit of accompanying him on such special vigils. Accordingly, only Peter, James, and John shared even a part of this unique experience with the Master.
1. De transfiguratie ^top 1. The Transfiguration ^top
158:1.1 (1752.3) Op maandag 15 augustus, begonnen Jezus en de drie apostelen vroeg in de ochtend de berg Hermon te beklimmen — zes dagen na de gedenkwaardige geloofsbelijdenis van Petrus op het middaguur aan de kant van de weg onder de moerbeibomen. 158:1.1 (1752.3) Early on the morning of Monday, August 15, Jesus and the three apostles began the ascent of Mount Hermon, and this was six days after the memorable noontide confession of Peter by the roadside under the mulberry trees.
158:1.2 (1752.4) Jezus was opgeroepen om zich op de berg terug te trekken voor de afwikkeling van belangrijke zaken die te maken hadden met de voortgang van zijn zelfschenking in het vlees, voorzover deze ervaring verband hield met het universum dat hij zelf had geschapen. Het is veelbetekenend dat het zo geregeld was, dat deze buitengewone gebeurtenis zou plaatsvinden terwijl Jezus en de apostelen zich in de landstreken van de niet-Joden bevonden, en dat deze zich in feite op een berg van de niet-Joden afspeelde. 158:1.2 (1752.4) Jesus had been summoned to go up on the mountain, apart by himself, for the transaction of important matters having to do with the progress of his bestowal in the flesh as this experience was related to the universe of his own creation. It is significant that this extraordinary event was timed to occur while Jesus and the apostles were in the lands of the gentiles, and that it actually transpired on a mountain of the gentiles.
158:1.3 (1752.5) Zij kwamen kort voor het middaguur op hun plaats van bestemming aan, ongeveer halverwege de top van de berg, en tijdens de maaltijd vertelde Jezus de drie apostelen iets van zijn ervaringen in de bergen ten oosten van de Jordaan, kort na zijn doop, en ook wat meer over zijn ervaring op de berg Hermon in verband met zijn vorige bezoek aan deze eenzame plaats van afzondering. 158:1.3 (1752.5) They reached their destination, about halfway up the mountain, shortly before noon, and while eating lunch, Jesus told the three apostles something of his experience in the hills to the east of Jordan shortly after his baptism and also some more of his experience on Mount Hermon in connection with his former visit to this lonely retreat.
158:1.4 (1752.6) Toen Jezus nog een jongen was, placht hij de heuvel dichtbij zijn huis te beklimmen en daar te dromen over de veldslagen die in de vlakte van Esdrelon geleverd waren door de legers van verschillende rijken; nu beklom hij de berg Hermon om die schenking te ontvangen die hem zou gereedmaken om af te dalen naar de vlakten van de Jordaan teneinde de laatste scènes in het drama van zijn zelfschenking op Urantia op te voeren. De Meester had deze dag op de berg Hermon het strijdperk kunnen verlaten en kunnen terugkeren tot zijn bestuur over de domeinen van zijn universum, maar hij verkoos niet alleen te voldoen aan de eisen van zijn orde van goddelijk zoonschap, zoals vervat in de opdracht van de Eeuwige Zoon op het Paradijs, maar eveneens aan de laatste, volledige beschikking van de huidige wil van zijn Paradijs-Vader. Op deze dag in augustus zagen drie van zijn apostelen hoe hij weigerde bekleed te worden met het volle gezag over zijn universum. Zij zagen met verbazing toe hoe de hemelse boodschappers vertrokken en hem achterlieten om zijn aardse leven te laten voleindigen als de Zoon des Mensen en als de Zoon van God. 158:1.4 (1752.6) When a boy, Jesus used to ascend the hill near his home and dream of the battles which had been fought by the armies of empires on the plain of Esdraelon; now he ascended Mount Hermon to receive the endowment which was to prepare him to descend upon the plains of the Jordan to enact the closing scenes of the drama of his bestowal on Urantia. The Master could have relinquished the struggle this day on Mount Hermon and returned to his rule of the universe domains, but he not only chose to meet the requirements of his order of divine sonship embraced in the mandate of the Eternal Son on Paradise, but he also elected to meet the last and full measure of the present will of his Paradise Father. On this day in August three of his apostles saw him decline to be invested with full universe authority. They looked on in amazement as the celestial messengers departed, leaving him alone to finish out his earth life as the Son of Man and the Son of God.
158:1.5 (1753.1) Ten tijde van de spijziging van de vijfduizend stond het geloof van de apostelen op een hoogtepunt, om daarna snel terug te vallen tot ongeveer het nulpunt. Nu, ten gevolge van de bekentenis van de Meester van zijn goddelijkheid, rees het kwijnende geloof van de twaalf in de eerste weken tot zijn hoogste punt, om daarna echter steeds meer te verflauwen. De derde wederopbloei van hun geloof vond pas plaats nadat de Meester was verrezen. 158:1.5 (1753.1) The faith of the apostles was at a high point at the time of the feeding of the five thousand, and then it rapidly fell almost to zero. Now, as a result of the Master’s admission of his divinity, the lagging faith of the twelve arose in the next few weeks to its highest pitch, only to undergo a progressive decline. The third revival of their faith did not occur until after the Master’s resurrection.
158:1.6 (1753.2) Omstreeks drie uur in de middag van deze prachtige dag ging Jezus bij de drie apostelen vandaan met de woorden: ‘Ik ga mij nu een poosje afzonderen om mij te onderhouden met de Vader en zijn boodschappers; ik gelast jullie hier te blijven en in afwachting van mijn terugkomst te bidden dat de wil van de Vader moge worden gedaan in jullie hele ervaring in verband met de verdere zelfschenkingsmissie van de Zoon des Mensen.’ En toen Jezus dit tot hen gezegd had, trok hij zich terug voor een lange beraadslaging met Gabriël en de Vader Melchizedek, waarvan hij pas tegen zes uur terugkeerde. Toen Jezus hun ongerustheid over zijn lange uitblijven zag, zei hij: ‘Waarom waren jullie bang? Jullie weten heel goed dat ik mij met de zaken van mijn Vader moet bezighouden; waarom twijfelen jullie wanneer ik niet bij jullie ben? Ik zeg jullie nu dat de Zoon des Mensen heeft verkozen om zijn leven geheel te voleindigen in jullie midden en als een van jullie. Wees welgemoed: ik zal jullie niet verlaten voordat mijn werk klaar is.’ 158:1.6 (1753.2) It was about three o’clock on this beautiful afternoon that Jesus took leave of the three apostles, saying: “I go apart by myself for a season to commune with the Father and his messengers; I bid you tarry here and, while awaiting my return, pray that the Father’s will may be done in all your experience in connection with the further bestowal mission of the Son of Man.” And after saying this to them, Jesus withdrew for a long conference with Gabriel and the Father Melchizedek, not returning until about six o’clock. When Jesus saw their anxiety over his prolonged absence, he said: “Why were you afraid? You well know I must be about my Father’s business; wherefore do you doubt when I am not with you? I now declare that the Son of Man has chosen to go through his full life in your midst and as one of you. Be of good cheer; I will not leave you until my work is finished.”
158:1.7 (1753.3) Terwijl zij hun schrale avondmaal nuttigden, vroeg Petrus de Meester: ‘Hoe lang blijven wij hier nog op deze berg, gescheiden van onze broeders?’ Jezus antwoordde: ‘Totdat jullie de heerlijkheid van de Zoon des Mensen zullen aanschouwen en weten dat al hetgeen ik tot jullie heb gezegd, waar is.’ Gezeten rond de smeulende resten van hun vuur bespraken zij de aangelegenheden van de Lucifer-rebellie totdat de duisternis begon te vallen en de ogen van de apostelen zwaar werden, want ze waren die morgen reeds zeer vroeg op weg gegaan. 158:1.7 (1753.3) As they partook of their meager evening meal, Peter asked the Master, “How long do we remain on this mountain away from our brethren?” And Jesus answered: “Until you shall see the glory of the Son of Man and know that whatsoever I have declared to you is true.” And they talked over the affairs of the Lucifer rebellion while seated about the glowing embers of their fire until darkness drew on and the apostles’ eyes grew heavy, for they had begun their journey very early that morning.
158:1.8 (1753.4) Toen de drie apostelen ongeveer een half uur diep geslapen hadden, werden zij plotseling gewekt door een knetterend geluid in hun nabijheid, en toen zij om zich heen keken, zagen zij tot hun verbazing en ontsteltenis Jezus in vertrouwelijk gesprek met twee schitterende wezens die gekleed waren in de lichtgewaden van de hemelse wereld. En het gelaat en de gestalte van Jezus straalden met de glans van een hemels licht. Deze drie spraken in een vreemde taal, maar uit bepaalde dingen die werden gezegd, leidde Petrus ten onrechte af dat de wezens, die bij Jezus stonden Mozes en Elia waren; in werkelijkheid waren het Gabriël en de Vader Melchizedek. De fysische controleurs hadden op verzoek van Jezus gezorgd dat de apostelen van dit tafereel getuige konden zijn. 158:1.8 (1753.4) When the three had been fast asleep for about half an hour, they were suddenly awakened by a near-by crackling sound, and much to their amazement and consternation, on looking about them, they beheld Jesus in intimate converse with two brilliant beings clothed in the habiliments of the light of the celestial world. And Jesus’ face and form shone with the luminosity of a heavenly light. These three conversed in a strange language, but from certain things said, Peter erroneously conjectured that the beings with Jesus were Moses and Elijah; in reality, they were Gabriel and the Father Melchizedek. The physical controllers had arranged for the apostles to witness this scene because of Jesus’ request.
158:1.9 (1753.5) De drie apostelen waren zo vreselijk geschrokken, dat het enige tijd duurde voordat zij weer tot zichzelf kwamen, maar Petrus, die zich het eerst herstelde, zei, toen het verblindende visioen voor hun ogen vervaagde en zij Jezus daar alleen zagen staan: ‘Jezus, Meester, het is goed dat wij hier geweest zijn. Wij vinden het heerlijk deze glorie te aanschouwen. We willen niet terug naar de onglorieuze wereld beneden. Als u het goed vindt, laten we dan hier blijven, dan zullen we drie tenten opzetten, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia.’ Petrus zei dit omdat hij in de war was en hem op dat ogenblik niets anders te binnen schoot. 158:1.9 (1753.5) The three apostles were so badly frightened that they were slow in collecting their wits, but Peter, who was first to recover himself, said, as the dazzling vision faded from before them and they observed Jesus standing alone: “Jesus, Master, it is good to have been here. We rejoice to see this glory. We are loath to go back down to the inglorious world. If you are willing, let us abide here, and we will erect three tents, one for you, one for Moses, and one for Elijah.” And Peter said this because of his confusion, and because nothing else came into his mind at just that moment.
158:1.10 (1753.6) Terwijl Petrus nog sprak, kwam een zilverkleurige wolk naderbij en overschaduwde hen alle vier. De apostelen werden nu heel bang en terwijl zij op hun aangezicht vielen om te aanbidden, hoorden zij een stem, dezelfde die bij de doop van Jezus had gesproken, zeggende: ‘Dit is mijn geliefde Zoon; hoort naar hem.’ En toen de wolk verdween, was Jezus weer alleen met de drie apostelen; hij bukte zich en raakte hen aan en zei: ‘Sta op en wees niet bevreesd; jullie zullen grotere dingen zien dan dit.’ Maar de apostelen waren echt bang; het was een zwijgzaam, in gedachten verzonken drietal dat zich kort voor middernacht gereed maakte om de berg af te dalen. 158:1.10 (1753.6) While Peter was yet speaking, a silvery cloud drew near and overshadowed the four of them. The apostles now became greatly frightened, and as they fell down on their faces to worship, they heard a voice, the same that had spoken on the occasion of Jesus’ baptism, say: “This is my beloved Son; give heed to him.” And when the cloud vanished, again was Jesus alone with the three, and he reached down and touched them, saying: “Arise and be not afraid; you shall see greater things than this.” But the apostles were truly afraid; they were a silent and thoughtful trio as they made ready to descend the mountain shortly before midnight.
2. De afdaling van de berg ^top 2. Coming Down the Mountain ^top
158:2.1 (1754.1) Tijdens ongeveer de eerste helft van de afdaling werd er geen woord gezegd. Toen begon Jezus het gesprek met de opmerking: ‘Zorg vooral dat jullie niemand, zelfs niet jullie broeders, vertelt wat jullie op deze berg hebt gezien en gehoord, totdat de Zoon des Mensen uit de dood is verrezen.’ De woorden van de Meester, ‘totdat de Zoon des Mensen uit de dood is verrezen,’ schokten en verbijsterden de drie apostelen. Zij hadden nog zo kortgeleden opnieuw hun geloof in hem als de Verlosser, de Zoon van God, bevestigd, en zojuist hadden zij hem voor hun ogen getransfigureerd gezien in heerlijkheid, en nu begon hij te spreken over ‘verrijzenis uit de dood’! 158:2.1 (1754.1) For about half the distance down the mountain not a word was spoken. Jesus then began the conversation by remarking: “Make certain that you tell no man, not even your brethren, what you have seen and heard on this mountain until the Son of Man has risen from the dead.” The three apostles were shocked and bewildered by the Master’s words, “until the Son of Man has risen from the dead.” They had so recently reaffirmed their faith in him as the Deliverer, the Son of God, and they had just beheld him transfigured in glory before their very eyes, and now he began to talk about “rising from the dead”!
158:2.2 (1754.2) Petrus huiverde bij de gedachte dat de Meester zou sterven — het idee was te onaangenaam om te overwegen — en vrezend dat Jakobus of Johannes misschien een vraag zouden stellen in verband met deze woorden van Jezus, vond hij het het beste een afleidend gesprek te beginnen; omdat hij niets anders wist om over praten, gaf hij uitdrukking aan de eerste gedachte die bij hem opkwam, namelijk: ‘Meester, waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen voordat de Messias zal verschijnen?’ En Jezus, die wist dat Petrus trachtte toespelingen op zijn dood en wederopstanding te vermijden, antwoordde: ‘Inderdaad komt Elia eerst om de weg te bereiden voor de Zoon des Mensen, die door veel lijden heen moet gaan en ten slotte verworpen zal worden. Maar ik zeg jullie dat Elia reeds gekomen is, en zij hebben hem niet aanvaard, maar met hem gedaan wat ze maar wilden.’ Toen begrepen de drie apostelen dat hij over Johannes de Doper had gesproken als Elia. Jezus wist dat indien zij erop bleven staan hem als de Messias te zien, Johannes wel de Elia van de profetie moest zijn. 158:2.2 (1754.2) Peter shuddered at the thought of the Master’s dying—it was too disagreeable an idea to entertain—and fearing that James or John might ask some question relative to this statement, he thought best to start up a diverting conversation and, not knowing what else to talk about, gave expression to the first thought coming into his mind, which was: “Master, why is it that the scribes say that Elijah must first come before the Messiah shall appear?” And Jesus, knowing that Peter sought to avoid reference to his death and resurrection, answered: “Elijah indeed comes first to prepare the way for the Son of Man, who must suffer many things and finally be rejected. But I tell you that Elijah has already come, and they received him not but did to him whatsoever they willed.” And then did the three apostles perceive that he referred to John the Baptist as Elijah. Jesus knew that, if they insisted on regarding him as the Messiah, then must John be the Elijah of the prophecy.
158:2.3 (1754.3) Jezus drukte hen op het hart niet te spreken over wat zij gezien hadden als voorsmaak van zijn glorie na de opstanding, omdat hij geen voedsel wilde geven aan de gedachte dat hij, nu hij aanvaard werd als de Messias, in enig opzicht zou beantwoorden aan hun verkeerde opvattingen van een wonderdoende verlosser. Hoewel Petrus, Jakobus en Johannes veel over deze dingen nadachten, spraken zij er met niemand over, tot na de opstanding van de Mees- ter. 158:2.3 (1754.3) Jesus enjoined silence about their observation of the foretaste of his postresurrection glory because he did not want to foster the notion that, being now received as the Messiah, he would in any degree fulfill their erroneous concepts of a wonder-working deliverer. Although Peter, James, and John pondered all this in their minds, they spoke not of it to any man until after the Master’s resurrection.
158:2.4 (1754.4) Terwijl zij verder de berg afdaalden zei Jezus tot hen:’’Jullie wilden mij niet aanvaarden als de Zoon des Mensen, daarom heb ik er in toegestemd aanvaard te worden in overeenstemming met jullie vaststaande opvattingen, maar vergissen jullie je niet, de wil van mijn Vader moet zegevieren. Wanneer jullie aldus verkiest de neiging van je eigen wil te volgen, moeten jullie je erop voorbereiden dat je vele teleurstellingen zult moeten doorstaan en vele beproevingen zult moeten ervaren, maar de opleiding die ik jullie heb gegeven dient voldoende te zijn om jullie zegevierend zelfs door deze smarten die je zelf verkiest, heen te helpen.’ 158:2.4 (1754.4) As they continued to descend the mountain, Jesus said to them: “You would not receive me as the Son of Man; therefore have I consented to be received in accordance with your settled determination, but, mistake not, the will of my Father must prevail. If you thus choose to follow the inclination of your own wills, you must prepare to suffer many disappointments and experience many trials, but the training which I have given you should suffice to bring you triumphantly through even these sorrows of your own choosing.”
158:2.5 (1754.5) Jezus nam Petrus, Jakobus en Johannes niet met zich mee op de berg van de transfiguratie omdat zij in enig opzicht beter voorbereid waren dan de andere apostelen om getuige te zijn van wat daar gebeurde, of omdat ze geestelijk beter toegerust waren om zo’n zeldzaam voorrecht te genieten. In het geheel niet. Hij wist zeer goed dat geen van de twaalf geestelijk rijp was voor deze ervaring: derhalve nam hij alleen de drie apostelen mee die waren aangesteld om hem te vergezellen in de uren wanneer hij alleen wenste te zijn voor solitaire gemeenschap. 158:2.5 (1754.5) Jesus did not take Peter, James, and John with him up to the mount of the transfiguration because they were in any sense better prepared than the other apostles to witness what happened, or because they were spiritually more fit to enjoy such a rare privilege. Not at all. He well knew that none of the twelve were spiritually qualified for this experience; therefore did he take with him only the three apostles who were assigned to accompany him at those times when he desired to be alone to enjoy solitary communion.
3. De betekenis van de transfiguratie ^top 3. Meaning of the Transfiguration ^top
158:3.1 (1755.1) Wat Petrus, Jakobus en Johannes zagen op de berg van de transfiguratie, was een vluchtige glimp van een hemels schouwspel dat zich op die gedenkwaardige dag op de berg Hermon afspeelde. De transfiguratie was de gelegenheid waarbij: 158:3.1 (1755.1) That which Peter, James, and John witnessed on the mount of transfiguration was a fleeting glimpse of a celestial pageant which transpired that eventful day on Mount Hermon. The transfiguration was the occasion of:
158:3.2 (1755.2) 1. de Eeuwige Moeder-Zoon van het Paradijs de volheid van de zelfschenking van het geïncarneerde leven van Michael op Urantia aanvaardde. Voorzover het de eisen van de Eeuwige Zoon betrof, had Jezus nu de verzekering ontvangen dat hieraan was voldaan. En Gabriël bracht Jezus deze verzekering. 158:3.2 (1755.2) 1. The acceptance of the fullness of the bestowal of the incarnated life of Michael on Urantia by the Eternal Mother-Son of Paradise. As far as concerned the requirements of the Eternal Son, Jesus had now received assurance of their fulfillment. And Gabriel brought Jesus that assurance.
158:3.3 (1755.3) 2. De Oneindige Geest getuigde van zijn voldoening ten aanzien van de volheid van de Urantia-zelfschenking in de gelijkenis van het sterfelijk vlees. De universum-vertegenwoordigster van de Oneindige Geest, de directe metgezellin van Michael op Salvington en zijn altijd-aanwezige medewerkster, sprak bij deze gelegenheid bij monde van de Vader Melchizedek. 158:3.3 (1755.3) 2. The testimony of the satisfaction of the Infinite Spirit as to the fullness of the Urantia bestowal in the likeness of mortal flesh. The universe representative of the Infinite Spirit, the immediate associate of Michael on Salvington and his ever-present coworker, on this occasion spoke through the Father Melchizedek.
158:3.4 (1755.4) Jezus verwelkomde deze verklaring betreffende het welslagen van zijn missie op aarde die hem door de afgezanten van de Eeuwige Zoon en de Oneindige Geest werden overgebracht, maar hij merkte op dat zijn Vader niet te kennen gaf dat de zelfschenking op Urantia was beëindigd; alleen de ongeziene aanwezigheid van de Vader getuigde bij monde van de Gepersonaliseerde Richter van Jezus: ‘Dit is mijn geliefde Zoon; hoort hem.’ En dit werd gesproken in woorden die ook door de drie apostelen gehoord zouden worden. 158:3.4 (1755.4) Jesus welcomed this testimony regarding the success of his earth mission presented by the messengers of the Eternal Son and the Infinite Spirit, but he noted that his Father did not indicate that the Urantia bestowal was finished; only did the unseen presence of the Father bear witness through Jesus’ Personalized Adjuster, saying, “This is my beloved Son; give heed to him.” And this was spoken in words to be heard also by the three apostles.
158:3.5 (1755.5) Na deze hemelse visitatie vroeg Jezus de wil van zijn Vader te mogen weten en besloot hij zijn zelfschenking als sterveling tot haar natuurlijke einde te vervolgen. Dit was voor Jezus de betekenis van de transfiguratie. Voor de drie apostelen was het een gebeurtenis die de aanvang markeerde van de laatste fase van de loopbaan van de Meester op aarde als de Zoon van God en de Zoon des Mensen. 158:3.5 (1755.5) After this celestial visitation Jesus sought to know his Father’s will and decided to pursue the mortal bestowal to its natural end. This was the significance of the transfiguration to Jesus. To the three apostles it was an event marking the entrance of the Master upon the final phase of his earth career as the Son of God and the Son of Man.
158:3.6 (1755.6) Na de formele visitatie door Gabriël en de Vader Melchizedek, sprak Jezus informeel met hen, zijn Zonen die hem dienden, en onderhield zich met hen over de aangelegenheden van het universum. 158:3.6 (1755.6) After the formal visitation of Gabriel and the Father Melchizedek, Jesus held informal converse with these, his Sons of ministry, and communed with them concerning the affairs of the universe.
4. De epileptische jongen ^top 4. The Epileptic Boy ^top
158:4.1 (1755.7) Kort voor het ontbijt op deze dinsdagochtend keerden Jezus en zijn metgezellen in het kamp van de apostelen terug. Toen zij naderbij kwamen, zagen zij een tamelijk grote drom mensen die zich rond de apostelen verdrong, en al spoedig konden zij het luide argumenteren en redetwisten horen van deze groep van ongeveer vijftig personen, waaronder de negen apostelen en een verzameling die bestond uit ongeveer evenveel schriftgeleerden uit Jeruzalem als gelovige discipelen die het spoor van Jezus en zijn metgezellen op hun tocht vanuit Magadan wadden gevolgd. 158:4.1 (1755.7) It was shortly before breakfast time on this Tuesday morning when Jesus and his companions arrived at the apostolic camp. As they drew near, they discerned a considerable crowd gathered around the apostles and soon began to hear the loud words of argument and disputation of this group of about fifty persons, embracing the nine apostles and a gathering equally divided between Jerusalem scribes and believing disciples who had tracked Jesus and his associates in their journey from Magadan.
158:4.2 (1755.8) Ofschoon de groep over talrijke punten ruziede, ging het belangrijkste geschil over een bepaalde inwoner van Tiberias die de vorige dag was gearriveerd en Jezus zocht. Deze man, Jakobus van Safed, had een zoon van ongeveer veertien jaar, een enig kind, dat ernstig leed aan epilepsie. Naast deze zenuwziekte had de jongen ook te kampen met het feit dat hij bezeten was geraakt door een van de zwervende, boosaardige en opstandige middenwezens die toen op aarde aanwezig waren en onder geen enkel gezag stonden, zodat de jongen zowel epileptisch was, als bezeten door een boze geest. 158:4.2 (1755.8) Although the crowd engaged in numerous arguments, the chief controversy was about a certain citizen of Tiberias who had arrived the preceding day in quest of Jesus. This man, James of Safed, had a son about fourteen years old, an only child, who was severely afflicted with epilepsy. In addition to this nervous malady this lad had become possessed by one of those wandering, mischievous, and rebellious midwayers who were then present on earth and uncontrolled, so that the youth was both epileptic and demon-possessed.
158:4.3 (1755.9) Bijna twee weken lang had de bezorgde vader, een lagere ambtenaar van Herodes Antipas, door het westelijk grensgebied van het domein van Filippus gezworven op zoek naar Jezus, om hem te smeken zijn gekwelde zoon te genezen. Hij had de groep der apostelen pas tegen de middag ingehaald op de dag dat Jezus met de drie apostelen de berg op was. 158:4.3 (1755.9) For almost two weeks this anxious father, a minor official of Herod Antipas, had wandered about through the western borders of Philip’s domains, seeking Jesus that he might entreat him to cure this afflicted son. And he did not catch up with the apostolic party until about noon of this day when Jesus was up on the mountain with the three apostles.
158:4.4 (1756.1) De negen apostelen waren zeer verrast en nogal ontsteld toen deze man, vergezeld van bijna veertig anderen die Jezus zochten, hen plotseling overviel. Op het moment dat deze groep arriveerde, waren de negen apostelen, althans de meesten van hen, gezwicht voor hun oude verleiding, het praten over wie er in het komende koninkrijk de meeste zou zijn: ze waren druk bezig uit te maken welke positie het waarschijnlijkst aan iedere apostel zou worden toegewezen. Ze konden eenvoudig hun lang gekoesterde idee van de materiële missie van de Messias niet geheel van zich afzetten. En nu Jezus zelf hun belijdenis had geaccepteerd dat hij inderdaad de Verlosser was — althans het feit van zijn goddelijkheid had toegegeven — was er niets vanzelfsprekender dan dat zij gedurende deze periode van gescheidenheid van de Meester weer begonnen te spreken over de verwachtingen en ambities die hun het naast aan het hart lagen. Zij waren midden in deze discussies, toen zij werden overvallen door Jakobus van Safed en de anderen die Jezus eveneens zochten. 158:4.4 (1756.1) The nine apostles were much surprised and considerably perturbed when this man, accompanied by almost forty other persons who were looking for Jesus, suddenly came upon them. At the time of the arrival of this group the nine apostles, at least the majority of them, had succumbed to their old temptation—that of discussing who should be greatest in the coming kingdom; they were busily arguing about the probable positions which would be assigned the individual apostles. They simply could not free themselves entirely from the long-cherished idea of the material mission of the Messiah. And now that Jesus himself had accepted their confession that he was indeed the Deliverer—at least he had admitted the fact of his divinity—what was more natural than that, during this period of separation from the Master, they should fall to talking about those hopes and ambitions which were uppermost in their hearts. And they were engaged in these discussions when James of Safed and his fellow seekers after Jesus came upon them.
158:4.5 (1756.2) Andreas kwam naar voren om de vader en zijn zoon te begroeten en zei: ‘Wie zoekt gij?’ Jakobus antwoordde: ‘Beste man, ik zoek uw Meester. Ik zoek genezing voor mijn gekwelde zoon. Ik wil graag dat Jezus de duivel die bezit heeft genomen van mijn kind, uitwerpt.’ Daarop begon de vader de apostelen te verhalen dat zijn zoon zo ziek was, dat deze kwaadaardige toevallen hem vele malen bijna het leven hadden gekost. 158:4.5 (1756.2) Andrew stepped up to greet this father and his son, saying, “Whom do you seek?” Said James: “My good man, I search for your Master. I seek healing for my afflicted son. I would have Jesus cast out this devil that possesses my child.” And then the father proceeded to relate to the apostles how his son was so afflicted that he had many times almost lost his life as a result of these malignant seizures.
158:4.6 (1756.3) Terwijl de apostelen stonden te luisteren, stapten Simon Zelotes en Judas Iskariot dichter naar de vader toe en zeiden: ‘Wij kunnen hem genezen; u hoeft niet te wachten tot de Meester terugkomt. Wij zijn ambassadeurs van het koninkrijk; wij houden deze dingen niet langer geheim. Jezus is de Verlosser, en de sleutels van het koninkrijk zijn ons in handen gegeven.’ Op dit moment waren Andreas en Tomas terzijde gegaan om samen te overleggen. Natanael en de anderen keken verbaasd toe; ze waren allen verbluft door de plotselinge stoutmoedigheid, zo niet aanmatiging, van Simon en Judas. Vervolgens zei de vader: ‘Indien het u gegeven is deze werken te doen, bid ik u de woorden te spreken die mijn kind uit deze slavernij zullen verlossen.’ Simon kwam daarop naar voren, legde zijn hand op het hoofd van het kind, keek het recht in de ogen en beval: ‘Ga uit van hem, gij onreine geest; in de naam van Jezus, gehoorzaam mij.’ Maar de jongen kreeg slechts een nog heviger aanval, terwijl de schriftgeleerden de apostelen bespotten en hoonden, en de teleurgestelde gelovigen de hatelijkheden van deze vijandige critici moesten ondergaan. 158:4.6 (1756.3) As the apostles listened, Simon Zelotes and Judas Iscariot stepped into the presence of the father, saying: “We can heal him; you need not wait for the Master’s return. We are ambassadors of the kingdom; no longer do we hold these things in secret. Jesus is the Deliverer, and the keys of the kingdom have been delivered to us.” By this time Andrew and Thomas were in consultation at one side. Nathaniel and the others looked on in amazement; they were all aghast at the sudden boldness, if not presumption, of Simon and Judas. Then said the father: “If it has been given you to do these works, I pray that you will speak those words which will deliver my child from this bondage.” Then Simon stepped forward and, placing his hand on the head of the child, looked directly into his eyes and commanded: “Come out of him, you unclean spirit; in the name of Jesus obey me.” But the lad had only a more violent fit, while the scribes mocked the apostles in derision, and the disappointed believers suffered the taunts of these unfriendly critics.
158:4.7 (1756.4) Andreas ergerde zich uitermate over deze onverstandige poging en de armzalige mislukking ervan. Hij riep de apostelen terzijde voor overleg en gebed. Na deze periode van meditatie deed Andreas een tweede poging de boze geest uit te drijven, omdat zij het pijnlijke van hun nederlaag en hun aller vernedering diep gevoelden. Maar ook deze liep op niets uit. Andreas gaf zijn nederlaag openhartig toe en verzocht de vader die nacht, of totdat Jezus terug zou komen, bij hen te blijven. Hij zei nog: ‘Mogelijk kan dit soort geesten alleen worden uitgebannen op bevel van de Meester zelf.’ 158:4.7 (1756.4) Andrew was deeply chagrined at this ill-advised effort and its dismal failure. He called the apostles aside for conference and prayer. After this season of meditation, feeling keenly the sting of their defeat and sensing the humiliation resting upon all of them, Andrew sought, in a second attempt, to cast out the demon, but only failure crowned his efforts. Andrew frankly confessed defeat and requested the father to remain with them overnight or until Jesus’ return, saying: “Perhaps this sort goes not out except by the Master’s personal command.”
158:4.8 (1756.5) En zo gebeurde het, dat terwijl Jezus de berg afdaalde in gezelschap van de uitbundige, extatische Petrus, Jakobus en Johannes, hun negen broeders door hun verwarring en sombere vernedering eveneens een slapeloze nacht hadden. Zij vormden een ontmoedigde en gelouterde groep. Maar Jakobus van Safed wilde niet opgeven. Ofschoon zij hem in het geheel niet konden vertellen wanneer Jezus terug zou komen, besloot hij te blijven totdat de Meester terug zou keren. 158:4.8 (1756.5) And so, while Jesus was descending the mountain with the exuberant and ecstatic Peter, James, and John, their nine brethren likewise were sleepless in their confusion and downcast humiliation. They were a dejected and chastened group. But James of Safed would not give up. Although they could give him no idea as to when Jesus might return, he decided to stay on until the Master came back.
5. Jezus geneest de jongen ^top 5. Jesus Heals the Boy ^top
158:5.1 (1757.1) Toen Jezus naderde, waren de apostelen meer dan opgelucht om hem te kunnen verwelkomen, en zij werden zeer bemoedigd toen zij de opgewektheid en het ongewone enthousiasme zagen op het gezicht van Petrus, Jakobus en Johannes. Zij snelden allen op Jezus en hun drie broeders toe om hen te begroeten. Terwijl deze begroeting plaatsvond, drong de drom mensen naar voren en Jezus vroeg: ‘Waarover waren jullie aan het redetwisten toen wij dichterbij kwamen?’ Maar voordat de ontdane, vernederde apostelen de vraag van de Meester konden beantwoorden, kwam de bezorgde vader van de zieke jongen naar voren, knielde aan de voeten van Jezus neer en zei: ‘Meester, ik heb een zoon, een enig kind, die bezeten is door een boze geest. Niet alleen schreeuwt hij het uit van ontzetting met schuim op de mond, en valt hij als dood neer bij een toeval, maar deze boze geest verscheurt hem in zijn stuipen en werpt hem soms in het water en zelfs in het vuur. Onder veel tandengeknars en tengevolge van vele kneuzingen, teert mijn kind weg. Zijn leven is erger dan de dood; zijn moeder en ik zijn bedroefd van hart en verslagen van geest. Op zoek naar u, trof ik gistermiddag uw discipelen en terwijl wij wachtten, probeerden uw apostelen deze boze geest uit te drijven, maar zij konden het niet. Meester, wilt u dit nu voor ons doen, wilt u mijn zoon genezen?’ 158:5.1 (1757.1) As Jesus drew near, the nine apostles were more than relieved to welcome him, and they were greatly encouraged to behold the good cheer and unusual enthusiasm which marked the countenances of Peter, James, and John. They all rushed forward to greet Jesus and their three brethren. As they exchanged greetings, the crowd came up, and Jesus asked, “What were you disputing about as we drew near?” But before the disconcerted and humiliated apostles could reply to the Master’s question, the anxious father of the afflicted lad stepped forward and, kneeling at Jesus’ feet, said: “Master, I have a son, an only child, who is possessed by an evil spirit. Not only does he cry out in terror, foam at the mouth, and fall like a dead person at the time of seizure, but oftentimes this evil spirit which possesses him rends him in convulsions and sometimes has cast him into the water and even into the fire. With much grinding of teeth and as a result of many bruises, my child wastes away. His life is worse than death; his mother and I are of a sad heart and a broken spirit. About noon yesterday, seeking for you, I caught up with your disciples, and while we were waiting, your apostles sought to cast out this demon, but they could not do it. And now, Master, will you do this for us, will you heal my son?”
158:5.2 (1757.2) Toen Jezus naar dit relaas geluisterd had, raakte hij de knielende vader aan en verzocht hem op te staan terwijl hij de apostelen die erbij stonden, vorsend aanzag. Daarop sprak Jezus tot allen die voor hem stonden: ‘O, verdorven geslacht zonder geloof, hoe lang zal ik nog geduld met u hebben? Hoe lang zal ik nog bij u zijn? Hoe lang zal het nog duren eer ge leert dat de werken van het geloof niet aan de dag treden op bevel van twijfelend ongeloof?’ En toen, wijzend naar de verbijsterde vader, zei Jezus: ‘Breng uw zoon hier.’ En toen Jakobus de jongen vóór hem had gebracht, vroeg Jezus: ‘Hoe lang al wordt de jongen op deze wijze gekweld?’ De vader antwoordde: ‘Sinds hij een heel jong kind was.’ Terwijl ze nog spraken, kreeg de jongen een hevige aanval en viel in hun midden neer, knarsetandend en met schuim op de lippen. Na een reeks hevige stuiptrekkingen lag hij daar als een dode. Nu knielde de vader opnieuw aan de voeten van Jezus neer en smeekte de Meester: ‘Indien u hem kunt genezen, smeek ik u medelijden met ons te hebben en ons van deze bezoeking te verlossen.’ Toen Jezus deze woorden hoorde, keek hij neer in het gezicht van de angstige vader en zei: ‘Trek niet de macht van de liefde van mijn Vader in twijfel, maar alleen de oprechtheid en het bereik van uw geloof. Alles is mogelijk voor hem die werkelijk gelooft.’ En toen sprak Jakobus van Safed de woorden van geloof vermengd met twijfel die nog zo lang in de herinnering bewaard zouden blijven: ‘Heer, ik geloof. Ik bid u, kom mijn ongeloof te hulp.’ 158:5.2 (1757.2) When Jesus had listened to this recital, he touched the kneeling father and bade him rise while he gave the near-by apostles a searching survey. Then said Jesus to all those who stood before him: “O faithless and perverse generation, how long shall I bear with you? How long shall I be with you? How long ere you learn that the works of faith come not forth at the bidding of doubting unbelief?” And then, pointing to the bewildered father, Jesus said, “Bring hither your son.” And when James had brought the lad before Jesus, he asked, “How long has the boy been afflicted in this way?” The father answered, “Since he was a very young child.” And as they talked, the youth was seized with a violent attack and fell in their midst, gnashing his teeth and foaming at the mouth. After a succession of violent convulsions he lay there before them as one dead. Now did the father again kneel at Jesus’ feet while he implored the Master, saying: “If you can cure him, I beseech you to have compassion on us and deliver us from this affliction.” And when Jesus heard these words, he looked down into the father’s anxious face, saying: “Question not my Father’s power of love, only the sincerity and reach of your faith. All things are possible to him who really believes.” And then James of Safed spoke those long-to-be-remembered words of commingled faith and doubt, “Lord, I believe. I pray you help my unbelief.”
158:5.3 (1757.3) Toen Jezus deze woorden hoorde, deed hij een stap naar voren, nam de jongen bij de hand, en zei: ‘Ik zal dit doen in overeenstemming met de wil van mijn Vader en ter ere van levend geloof. Mijn zoon, sta op! Ga uit van hem, ongehoorzame geest, en kom niet meer in hem terug.’ En Jezus legde de hand van de jongen in de hand van de vader en zei: ‘Ga heen. De Vader heeft de wens van uw ziel verhoord.’ En allen die aanwezig waren, zelfs de vijanden van Jezus, waren verbaasd over hetgeen ze hadden gezien. 158:5.3 (1757.3) When Jesus heard these words, he stepped forward and, taking the lad by the hand, said: “I will do this in accordance with my Father’s will and in honor of living faith. My son, arise! Come out of him, disobedient spirit, and go not back into him.” And placing the hand of the lad in the hand of the father, Jesus said: “Go your way. The Father has granted the desire of your soul.” And all who were present, even the enemies of Jesus, were astonished at what they saw.
158:5.4 (1757.4) Voor de drie apostelen die zo kort tevoren de geestelijke vervoering van het schouwspel en de ervaringen van de transfiguratie hadden mogen meemaken, was het inderdaad een desillusie zo spoedig terug te keren naar dit tafereel van nederlaag en verlegenheid van hun mede-apostelen. Maar zo ging het steeds met deze twaalf ambassadeurs van het koninkrijk. Telkens weer opnieuw wisselden extase en vernedering zich in hun levenservaring af. 158:5.4 (1757.4) It was indeed a disillusionment for the three apostles who had so recently enjoyed the spiritual ecstasy of the scenes and experiences of the transfiguration, so soon to return to this scene of the defeat and discomfiture of their fellow apostles. But it was ever so with these twelve ambassadors of the kingdom. They never failed to alternate between exaltation and humiliation in their life experiences.
158:5.5 (1758.1) Dit was een ware genezing van een dubbele aandoening, een lichamelijke kwaal en een geestesziekte. De jongen was vanaf dat uur voorgoed genezen. Toen Jakobus met zijn herstelde zoon was vertrokken, zei Jezus: ‘Nu gaan wij naar Caesarea-Filippi; maak je ogenblikkelijk klaar.’ Het was een zwijgzame groep die naar het zuiden trok, terwijl de mensen hen volgden. 158:5.5 (1758.1) This was a true healing of a double affliction, a physical ailment and a spirit malady. And the lad was permanently cured from that hour. When James had departed with his restored son, Jesus said: “We go now to Caesarea-Philippi; make ready at once.” And they were a quiet group as they journeyed southward while the crowd followed on behind.
6. In de tuin van Celsus ^top 6. In Celsus’ Garden ^top
158:6.1 (1758.2) Zij bleven bij Celsus overnachten, en nadat ze gegeten en gerust hadden, kwamen de twaalf die avond in de tuin bij elkaar rond Jezus, en zei Tomas: ‘Meester, ofschoon wij die alleen zijn achtergebleven nog steeds niet weten wat er zich boven op de berg heeft afgespeeld, en wat onze broeders die bij u waren zo heeft verheugd, zouden wij heel graag willen dat u met ons spreekt over onze nederlaag en ons in deze zaken onderricht, gezien het feit dat wat op de berg is gebeurd nu nog niet onthuld kan worden.’ 158:6.1 (1758.2) They remained overnight with Celsus, and that evening in the garden, after they had eaten and rested, the twelve gathered about Jesus, and Thomas said: “Master, while we who tarried behind still remain ignorant of what transpired up on the mountain, and which so greatly cheered our brethren who were with you, we crave to have you talk with us concerning our defeat and instruct us in these matters, seeing that those things which happened on the mountain cannot be disclosed at this time.”
158:6.2 (1758.3) Jezus antwoordde Tomas met de woorden: ‘Alles wat jullie broeders op de berg hebben gehoord, zal jullie te zijner tijd worden geopenbaard. Maar ik zal jullie nu uiteenzetten waarom jullie een nederlaag hebben geleden in hetgeen jullie op zo onverstandige wijze probeerden te doen. Terwijl jullie Meester en zijn metgezellen, jullie broeders, gisteren die berg daarginds beklommen om een diepere kennis van de wil van de Vader te zoeken en te vragen om een rijkere begiftiging met wijsheid om die goddelijke wil doeltreffend te volbrengen, en jullie hier op wacht achterbleven met instructies je best te doen om het bewustzijn van geestelijk inzicht te verwerven, en met ons te bidden om een vollediger openbaring van de wil van de Vader, hebben jullie niet het geloof aangewend dat je ter beschikking stond, maar zijn jullie in plaats daarvan gezwicht voor de verleiding en tot je oude boze neigingen vervallen om voor jezelf bevoorrechte posities te zoeken in het koninkrijk des hemels — het materiële, wereldse koninkrijk dat jullie maar steeds voor ogen zweeft. En jullie houden aan deze onjuiste voorstellingen vast, ondanks mijn herhaalde verklaring dat mijn koninkrijk niet van deze wereld is. 158:6.2 (1758.3) And Jesus answered Thomas, saying: “Everything which your brethren heard on the mountain shall be revealed to you in due season. But I will now show you the cause of your defeat in that which you so unwisely attempted. While your Master and his companions, your brethren, ascended yonder mountain yesterday to seek for a larger knowledge of the Father’s will and to ask for a richer endowment of wisdom effectively to do that divine will, you who remained on watch here with instructions to strive to acquire the mind of spiritual insight and to pray with us for a fuller revelation of the Father’s will, failed to exercise the faith at your command but, instead, yielded to the temptation and fell into your old evil tendencies to seek for yourselves preferred places in the kingdom of heaven—the material and temporal kingdom which you persist in contemplating. And you cling to these erroneous concepts in spite of the reiterated declaration that my kingdom is not of this world.
158:6.3 (1758.4) ‘Nauwelijks heeft jullie geloof de identiteit van de Zoon des Mensen gevat, of jullie zelfzuchtige verlangen naar wereldse posities bekruipt jullie opnieuw, en je vervalt tot discussies over wie de grootste in het koninkrijk des hemels zal zijn, een koninkrijk dat, zoals jullie je het blijft voorstellen, niet bestaat en nooit zal bestaan. Heb ik jullie niet gezegd dat hij die de grootste wil zijn in het koninkrijk van de geestelijke broederschap van mijn Vader, klein moet worden in zijn eigen ogen en aldus de dienaar van zijn broeders? Geestelijke grootheid bestaat in een begripvolle liefde zoals die van God, en niet in het genoegen om materiële macht te kunnen uitoefenen ter eigen verheerlijking. Bij de poging die jullie hebt gedaan, en waarin jullie zo volledig hebt gefaald, was jullie doel niet zuiver. Jullie beweegreden was niet goddelijk. Jullie ideaal was niet geestelijk. Jullie streven was niet altruïstisch. Jullie handelwijze was niet gebaseerd op liefde, en het doel dat jullie wilden bereiken was niet de wil van de Vader in de hemel. 158:6.3 (1758.4) “No sooner does your faith grasp the identity of the Son of Man than your selfish desire for worldly preferment creeps back upon you, and you fall to discussing among yourselves as to who should be greatest in the kingdom of heaven, a kingdom which, as you persist in conceiving it, does not exist, nor ever shall. Have not I told you that he who would be greatest in the kingdom of my Father’s spiritual brotherhood must become little in his own eyes and thus become the server of his brethren? Spiritual greatness consists in an understanding love that is Godlike and not in an enjoyment of the exercise of material power for the exaltation of self. In what you attempted, in which you so completely failed, your purpose was not pure. Your motive was not divine. Your ideal was not spiritual. Your ambition was not altruistic. Your procedure was not based on love, and your goal of attainment was not the will of the Father in heaven.
158:6.4 (1758.5) ‘Hoe lang zal het nog duren voordat jullie leren dat je de loop van de bestaande natuurlijke verschijnselen niet kunt bekorten, tenzij dit in overeenstemming is met de wil van de Vader? Evenmin kun je geestelijk werk verrichten bij afwezigheid van geestelijke kracht. En geen van beide kun je doen, zelfs waar dit in principe mogelijk is, zonder die derde onontbeerlijke menselijke factor, de persoonlijke ervaring van levend geloof. Moeten jullie altijd materiële manifestaties zien om de geestelijke werkelijkheden van het koninkrijk aantrekkelijk te maken? Kunnen jullie de geest-betekenis van mijn missie niet begrijpen zonder de zichtbare vertoning van buitengewone werken? Wanneer kan ik mij erop verlaten dat jullie aan de hogere geestelijke werkelijkheden van het koninkrijk zult vasthouden, ongeacht de uiterlijke blijken van alle materiële manifestaties?’ 158:6.4 (1758.5) “How long will it take you to learn that you cannot time-shorten the course of established natural phenomena except when such things are in accordance with the Father’s will? nor can you do spiritual work in the absence of spiritual power. And you can do neither of these, even when their potential is present, without the existence of that third and essential human factor, the personal experience of the possession of living faith. Must you always have material manifestations as an attraction for the spiritual realities of the kingdom? Can you not grasp the spirit significance of my mission without the visible exhibition of unusual works? When can you be depended upon to adhere to the higher and spiritual realities of the kingdom regardless of the outward appearance of all material manifestations?”
158:6.5 (1759.1) Nadat Jezus op deze wijze tot de twaalf gesproken had, voegde hij er nog aan toe: ‘En ga nu slapen, want morgen gaan we terug naar Magadan om daar te overleggen over onze missie naar de steden en dorpen van de Dekapolis. En laat ik als besluit van de ervaring van deze dag aan ieder van jullie zeggen hetgeen ik ook jullie broeders op de berg gezegd heb, en laat deze woorden diep tot je doordringen: de Zoon des Mensen begint nu aan de laatste fase van de zelfschenking. Wij staan op het punt aan het werk te beginnen dat spoedig zal leiden tot de grote, laatste test van jullie geloof en toewijding, wanneer ik overgeleverd zal worden in de handen van degenen die mijn ondergang zoeken. Onthoud wat ik jullie nu zeg: de Zoon des Mensen zal ter dood worden gebracht, maar hij zal weer opstaan.’ 158:6.5 (1759.1) When Jesus had thus spoken to the twelve, he added: “And now go to your rest, for on the morrow we return to Magadan and there take counsel concerning our mission to the cities and villages of the Decapolis. And in the conclusion of this day’s experience, let me declare to each of you that which I spoke to your brethren on the mountain, and let these words find a deep lodgment in your hearts: The Son of Man now enters upon the last phase of the bestowal. We are about to begin those labors which shall presently lead to the great and final testing of your faith and devotion when I shall be delivered into the hands of the men who seek my destruction. And remember what I am saying to you: The Son of Man will be put to death, but he shall rise again.”
158:6.6 (1759.2) Vol verdriet trokken ze zich terug voor de nacht. Ze waren verbijsterd; ze konden deze woorden niet begrijpen. En hoewel zij niets durfden te vragen over wat hij gezegd had, herinnerden zij zich dit alles na zijn opstanding. 158:6.6 (1759.2) They retired for the night, sorrowful. They were bewildered; they could not comprehend these words. And while they were afraid to ask aught concerning what he had said, they did recall all of it subsequent to his resurrection.
7. Het protest van Petrus ^top 7. Peter’s Protest ^top
158:7.1 (1759.3) Jezus en de twaalf vertrokken deze woensdag in de vroegte uit Caesarea-Filippi om naar het Magadanpark te gaan bij Betsaïda-Julias. De apostelen hadden die nacht maar weinig geslapen, zodat zij vroeg op waren en klaar om te gaan. Zelfs de onaandoenlijke Alfeüs-tweelingen waren geschokt door dit gesprek over de dood van Jezus. Zuidwaarts lopend bereikten ze juist voorbij de Wateren van Merom de weg naar Damascus en omdat Jezus wist dat de schriftgeleerden en anderen spoedig achter hen aan zouden komen en hij deze lieden wilde vermijden, gaf hij aan dat zij via de weg naar Damascus, die door Galilea loopt, naar Kafarnaüm moesten gaan. En hij deed dit, omdat hij wist dat zij die achter hem aan kwamen, door zouden gaan langs de weg ten oosten van de Jordaan, omdat zij ervan zouden uitgaan dat Jezus en de apostelen niet door het gebied van Herodes Antipas zouden durven trekken. Jezus wilde aan zijn critici en aan de menigte ontsnappen, om deze dag met zijn apostelen alleen te kunnen zijn. 158:7.1 (1759.3) Early this Wednesday morning Jesus and the twelve departed from Caesarea-Philippi for Magadan Park near Bethsaida-Julias. The apostles had slept very little that night, so they were up early and ready to go. Even the stolid Alpheus twins had been shocked by this talk about the death of Jesus. As they journeyed south, just beyond the Waters of Merom they came to the Damascus road, and desiring to avoid the scribes and others whom Jesus knew would presently be coming along after them, he directed that they go on to Capernaum by the Damascus road which passes through Galilee. And he did this because he knew that those who followed after him would go on down over the east Jordan road since they reckoned that Jesus and the apostles would fear to pass through the territory of Herod Antipas. Jesus sought to elude his critics and the crowd which followed him that he might be alone with his apostles this day.
158:7.2 (1759.4) Ze trokken voort door Galilea tot lang na de tijd voor hun middagmaal, toen ze op een plek in de schaduw stilhielden om zich te verkwikken. En nadat ze wat gegeten hadden, zei Andreas tot Jezus: ‘Meester, mijn broeders begrijpen uw diepzinnige woorden niet. Wij zijn volledig gaan geloven dat u de Zoon van God bent, en nu horen we deze vreemde woorden over weggaan van ons, over sterven. We begrijpen uw onderricht niet. Spreekt u tot ons in gelijkenissen? We verzoeken u rechtuit en in onverhulde vorm tot ons te spreken.’ 158:7.2 (1759.4) They traveled on through Galilee until well past the time for their lunch, when they stopped in the shade to refresh themselves. And after they had partaken of food, Andrew, speaking to Jesus, said: “Master, my brethren do not comprehend your deep sayings. We have come fully to believe that you are the Son of God, and now we hear these strange words about leaving us, about dying. We do not understand your teaching. Are you speaking to us in parables? We pray you to speak to us directly and in undisguised form.”
158:7.3 (1759.5) In antwoord op de woorden van Andreas zei Jezus: ‘Broeders, omdat jullie beleden hebben dat ik de Zoon van God ben, ben ik gedwongen jullie de waarheid te gaan ontvouwen over het einde van de zelfschenking van de Zoon des Mensen op aarde. Jullie wilt nadrukkelijk vasthouden aan het geloof dat ik de Messias ben, en je wilt de gedachte niet laten varen dat de Messias in Jeruzalem op een troon moet zitten; derhalve zeg ik jullie nadrukkelijk dat de Zoon des Mensen binnenkort naar Jeruzalem moet gaan, veel zal moeten verduren, verworpen zal worden door de schriftgeleerden, de oudsten en de overpriesters, en na dit alles zal worden gedood en opgewekt uit de dood. En ik spreek geen gelijkenis tot jullie: ik zeg jullie de waarheid opdat jullie op deze gebeurtenissen voorbereid moogt zijn wanneer die ons plotseling overvallen.’ En terwijl hij nog sprak, snelde Simon Petrus onstuimig op hem toe, legde zijn hand op de schouder van de Meester en zei: ‘Meester, het zij verre van ons om tegen u in te gaan, maar ik zeg u dat u dit nooit zal overkomen.’ 158:7.3 (1759.5) In answer to Andrew, Jesus said: “My brethren, it is because you have confessed that I am the Son of God that I am constrained to begin to unfold to you the truth about the end of the bestowal of the Son of Man on earth. You insist on clinging to the belief that I am the Messiah, and you will not abandon the idea that the Messiah must sit upon a throne in Jerusalem; wherefore do I persist in telling you that the Son of Man must presently go to Jerusalem, suffer many things, be rejected by the scribes, the elders, and the chief priests, and after all this be killed and raised from the dead. And I speak not a parable to you; I speak the truth to you that you may be prepared for these events when they suddenly come upon us.” And while he was yet speaking, Simon Peter, rushing impetuously toward him, laid his hand upon the Master’s shoulder and said: “Master, be it far from us to contend with you, but I declare that these things shall never happen to you.”
158:7.4 (1760.1) Petrus zei dit omdat hij Jezus liefhad; de menselijke natuur van de Meester onderkende echter in deze woorden van goedbedoelde genegenheid de nauwelijks merkbare suggestie van de verleiding om verandering aan te brengen in zijngedragslijn om tot aan het einde toe zijn zelfschenking op aarde voort te zetten in overeenstemming met de wil van zijn Paradijs-Vader. En het was omdat hij het gevaar bespeurde dat hij zich door de suggesties van zelfs zijn toegewijde, getrouwe vrienden hiervan zou laten afbrengen, dat hij zich tegen Petrus en de andere apostelen keerde met de woorden: ‘Ga achter mij. Je riekt naar de geest van de tegenstander, de verleider. Wanneer je zo spreekt, sta je niet aan mijn kant, maar aan de kant van onze vijand. Op deze manier maak je je liefde voor mij tot een struikelblok om mij te verhinderen de wil van de Vader te doen. Sla geen acht op de wegen der mensen maar veeleer op de wil van God.’ 158:7.4 (1760.1) Peter spoke thus because he loved Jesus; but the Master’s human nature recognized in these words of well-meant affection the subtle suggestion of temptation that he change his policy of pursuing to the end his earth bestowal in accordance with the will of his Paradise Father. And it was because he detected the danger of permitting the suggestions of even his affectionate and loyal friends to dissuade him, that he turned upon Peter and the other apostles, saying: “Get you behind me. You savor of the spirit of the adversary, the tempter. When you talk in this manner, you are not on my side but rather on the side of our enemy. In this way do you make your love for me a stumbling block to my doing the Father’s will. Mind not the ways of men but rather the will of God.”
158:7.5 (1760.2) Toen zij van de eerste schok van Jezus’ scherp verwijt bekomen waren, en voordat zij hun reis vervolgden, sprak de Meester nog het volgende: ‘Indien iemand mij wil volgen, dient hij zichzelf te verloochenen, zijn verantwoordelijkheden dagelijks te aanvaarden, en mij na te volgen. Want een ieder die zijn leven zelfzuchtig zal willen behouden, zal het verliezen, maar een ieder die zijn leven verliest om mijnentwil en om wille van het evangelie, zal het behouden. Wat baat het een mens om de gehele wereld te winnen en zijn eigen ziel te verliezen? Wat zou een mens niet willen geven in ruil voor het eeuwig leven? Schaam je niet voor mij en mijn woorden in deze zondige en schijnheilige generatie, evenmin als ik mij zal schamen jullie te erkennen wanneer ik in heerlijkheid zal verschijnen voor mijn Vader, in tegenwoordigheid van alle hemelse heerscharen. Nochtans zullen velen van jullie die hier nu voor mij staan, de dood niet smaken voordat jullie dit koninkrijk Gods met kracht hebt zien komen.’ 158:7.5 (1760.2) After they had recovered from the first shock of Jesus’ stinging rebuke, and before they resumed their journey, the Master spoke further: “If any man would come after me, let him disregard himself, take up his responsibilities daily, and follow me. For whosoever would save his life selfishly, shall lose it, but whosoever loses his life for my sake and the gospel’s, shall save it. What does it profit a man to gain the whole world and lose his own soul? What would a man give in exchange for eternal life? Be not ashamed of me and my words in this sinful and hypocritical generation, even as I will not be ashamed to acknowledge you when in glory I appear before my Father in the presence of all the celestial hosts. Nevertheless, many of you now standing before me shall not taste death till you see this kingdom of God come with power.”
158:7.6 (1760.3) En zo maakte Jezus de twaalf de pijnlijke weg vol conflicten duidelijk die zij moesten bewandelen indien zij hem wilden volgen. Welk een schok betekenden deze woorden voor deze vissers uit Galilea, die maar bleven dromen van een aards koninkrijk met ereposities voor hen zelf! Maar hun trouwe harten werden geroerd door dit moedige appèl en geen van hen was van plan hem te verlaten. Jezus stuurde hen niet alleen de strijd in, hij ging hen voor. Hij vroeg alleen dat zij hem dapper zouden volgen. 158:7.6 (1760.3) And thus did Jesus make plain to the twelve the painful and conflicting path which they must tread if they would follow him. What a shock these words were to these Galilean fishermen who persisted in dreaming of an earthly kingdom with positions of honor for themselves! But their loyal hearts were stirred by this courageous appeal, and not one of them was minded to forsake him. Jesus was not sending them alone into the conflict; he was leading them. He asked only that they bravely follow.
158:7.7 (1760.4) Langzaam begon bij de twaalf de gedachte door te dringen dat Jezus bezig was hen iets te zeggen over de mogelijkheid dat hij zou sterven. Ze begrepen maar vagelijk wat hij zei over zijn dood, terwijl zijn verklaring over opstaan uit de dood helemaal niet in hun bewustzijn werd geregistreerd. Terwijl de dagen voorbijgingen, kwamen Petrus, Jakobus en Johannes, die zich hun ervaring op de berg der verheerlijking herinnerden, tot een beter begrip van enkele van deze zaken. 158:7.7 (1760.4) Slowly the twelve were grasping the idea that Jesus was telling them something about the possibility of his dying. They only vaguely comprehended what he said about his death, while his statement about rising from the dead utterly failed to register in their minds. As the days passed, Peter, James, and John, recalling their experience upon the mount of the transfiguration, arrived at a fuller understanding of certain of these matters.
158:7.8 (1760.5) In de gehele omgang van de twaalf met hun Meester, zagen zij slechts enkele malen die vlammende ogen en hoorden zij zulke snelle woorden van berisping als Petrus en de anderen bij deze gelegenheid kregen toegediend. Jezus was altijd geduldig geweest met hun menselijke tekortkomingen, maar niet toen hij geconfronteerd werd met een mogelijke bedreiging van zijn voorgenomen plan om onvoorwaardelijk de wil van zijn Vader ten aanzien van zijn verdere loopbaan op aarde ten uitvoer te brengen. De apostelen waren letterlijk verdoofd; ze waren verbijsterd en ontzet. Ze konden geen woorden vinden om hun verdriet uit te drukken. Langzaam begonnen zij te beseffen wat de Meester moest doormaken, en ook dat zij deze ervaringen met hem moesten doormaken, maar pas geruime tijd na deze vroegtijdige aanduidingen van de dreigende tragedie van zijn laatste dagen, kwamen zij tot het besef van de realiteit van deze aanstaande gebeurtenissen. 158:7.8 (1760.5) In all the association of the twelve with their Master, only a few times did they see that flashing eye and hear such swift words of rebuke as were administered to Peter and the rest of them on this occasion. Jesus had always been patient with their human shortcomings, but not so when faced by an impending threat against the program of implicitly carrying out his Father’s will regarding the remainder of his earth career. The apostles were literally stunned; they were amazed and horrified. They could not find words to express their sorrow. Slowly they began to realize what the Master must endure, and that they must go through these experiences with him, but they did not awaken to the reality of these coming events until long after these early hints of the impending tragedy of his latter days.
158:7.9 (1761.1) Zwijgend gingen Jezus en de twaalf op weg naar hun kamp in het Magadanpark, waarbij zij de weg via Kafarnaüm namen. Toen het later in de middag werd, spraken zij nog steeds niet met Jezus, maar wel veel onder elkaar, terwijl Andreas met de Meester praatte. 158:7.9 (1761.1) In silence Jesus and the twelve started for their camp at Magadan Park, going by way of Capernaum. As the afternoon wore on, though they did not converse with Jesus, they talked much among themselves while Andrew talked with the Master.
8. Ten huize van Petrus ^top 8. At Peter’s House ^top
158:8.1 (1761.2) In de schemering kwamen ze in Kafarnaüm aan en liepen langs stille binnenstraatjes rechtstreeks naar het huis van Simon Petrus voor hun avondmaaltijd. Terwijl David Zebedeüs zich gereedmaakte hen over het meer te brengen, wachtten zij in het huis van Simon en Jezus keek Petrus en de andere apostelen aan en vroeg: ‘Toen jullie vanmiddag onderweg waren, waarover spraken jullie toen zo ernstig met elkaar?’ De apostelen bewaarden het stilzwijgen, want velen van hen hadden de discussie voortgezet die ze bij de berg Hermon waren begonnen over de posities zij zouden bekleden in het komende koninkrijk, wie de grootste zou zijn, enzovoort. Jezus, die wist welke gedachten hen die dag bezig hielden, wenkte een van Petrus’ kleintjes om bij hem te komen, zette het kind tussen hen in en zei: ‘Voorwaar, voorwaar, zeg ik jullie, tenzij jullie veranderen en meer wordt als dit kind, zullen jullie weinig vooruitgang maken in het koninkrijk des hemels. Wie zichzelf zal vernederen en als dit kleintje zal worden, die zal de grootste worden in het koninkrijk des hemels. En wie zulk een kleintje ontvangt, ontvangt mij. En zij die mij ontvangen, ontvangen ook Hem die mij gezonden heeft. Indien jullie de eersten wilt zijn in het koninkrijk, tracht dan met deze goede waarheden jullie broeders in het vlees te dienen. Maar voor een ieder die een van deze kleintjes laat struikelen, zou het beter zijn indien een molensteen om zijn hals werd gehangen en hij in de zee werd geworpen. Indien de dingen die jullie met je handen doen of met je ogen zien, aanstoot geven bij de vooruitgang van het koninkrijk, offer deze gekoesterde afgoden dan op, want het is beter het koninkrijk binnen te gaan zonder vele van de geliefkoosde dingen des levens, dan vast te houden aan deze afgoden en te merken dat je buitengesloten bent van het koninkrijk. Maar zorg er boven alles voor dat je geen van deze kleintjes minacht, want hun engelen aanschouwen steeds het gelaat van de hemelse heerscharen.’ 158:8.1 (1761.2) Entering Capernaum at twilight, they went by unfrequented thoroughfares directly to the home of Simon Peter for their evening meal. While David Zebedee made ready to take them across the lake, they lingered at Simon’s house, and Jesus, looking up at Peter and the other apostles, asked: “As you walked along together this afternoon, what was it that you talked about so earnestly among yourselves?” The apostles held their peace because many of them had continued the discussion begun at Mount Hermon as to what positions they were to have in the coming kingdom; who should be the greatest, and so on. Jesus, knowing what it was that occupied their thoughts that day, beckoned to one of Peter’s little ones and, setting the child down among them, said: “Verily, verily, I say to you, except you turn about and become more like this child, you will make little progress in the kingdom of heaven. Whosoever shall humble himself and become as this little one, the same shall become greatest in the kingdom of heaven. And whoso receives such a little one receives me. And they who receive me receive also Him who sent me. If you would be first in the kingdom, seek to minister these good truths to your brethren in the flesh. But whosoever causes one of these little ones to stumble, it would be better for him if a millstone were hanged about his neck and he were cast into the sea. If the things you do with your hands, or the things you see with your eyes give offense in the progress of the kingdom, sacrifice these cherished idols, for it is better to enter the kingdom minus many of the beloved things of life rather than to cling to these idols and find yourself shut out of the kingdom. But most of all, see that you despise not one of these little ones, for their angels do always behold the faces of the heavenly hosts.”
158:8.2 (1761.3) Toen Jezus was uitgesproken, stapten zij in de boot en voeren over naar Magadan. 158:8.2 (1761.3) When Jesus had finished speaking, they entered the boat and sailed across to Magadan.