Verhandeling 159 Paper 159
De rondreis door de Dekapolis The Decapolis Tour
159:0.1 (1762.1) TOEN Jezus en de twaalf in het Magadanpark aankwamen, wachtte hun daar een groep van bijna honderd evangelisten en discipelen, waaronder het vrouwenkorps, die klaarstonden om onmiddellijk op weg te gaan langs de steden van de Dekapolis, om daar te onderrichten en te prediken. 159:0.1 (1762.1) WHEN Jesus and the twelve arrived at Magadan Park, they found awaiting them a group of almost one hundred evangelists and disciples, including the women’s corps, and they were ready immediately to begin the teaching and preaching tour of the cities of the Decapolis.
159:0.2 (1762.2) Op deze donderdagmorgen, 18 augustus, riep de Meester zijn volgelingen bijeen en gaf instructies dat elke apostel zich moest aansluiten bij een van de evangelisten, en dat zij er met de andere evangelisten in twaalf groepen op uit moesten trekken om in de steden en dorpen van de Dekapolis te gaan werken. Het vrouwenkorps en andere discipelen gaf hij opdracht bij hem te blijven. Jezus trok vier weken voor deze rondreis uit, en droeg zijn volgelingen op om op zijn laatst op vrijdag, 16 september, naar Magadan terug te keren. Hij beloofde hen gedurende deze tijd dikwijls op te zoeken. In de loop van de maand werkten deze groepen in Gerasa, Gamala, Hippos, Zafon, Gadara, Abila, Edreï, Filadelfia, Hesbon, Dium, Skytopolis, en vele andere stadjes. Gedurende deze rondreis vonden er nergens genezingswonderen of andere buitengewone gebeurtenissen plaats. 159:0.2 (1762.2) On this Thursday morning, August 18, the Master called his followers together and directed that each of the apostles should associate himself with one of the twelve evangelists, and that with others of the evangelists they should go out in twelve groups to labor in the cities and villages of the Decapolis. The women’s corps and others of the disciples he directed to remain with him. Jesus allotted four weeks to this tour, instructing his followers to return to Magadan not later than Friday, September 16. He promised to visit them often during this time. In the course of this month these twelve groups labored in Gerasa, Gamala, Hippos, Zaphon, Gadara, Abila, Edrei, Philadelphia, Heshbon, Dium, Scythopolis, and many other cities. Throughout this tour no miracles of healing or other extraordinary events occurred.
1. De toespraak over vergeving ^top 1. The Sermon on Forgiveness ^top
159:1.1 (1762.3) In antwoord op een vraag van een discipel, gaf Jezus op een avond in Hippos het onderricht over vergiffenis. De Meester zei het volgende: 159:1.1 (1762.3) One evening at Hippos, in answer to a disciple’s question, Jesus taught the lesson on forgiveness. Said the Master:
159:1.2 (1762.4) ‘Indien een goedhartig man honderd schapen heeft, en één ervan dwaalt af, zal hij dan niet onmiddellijk de negenennegentig alleen laten en op zoek gaan naar dat ene schaap dat is afgedwaald? En indien hij een goede herder is, zal hij dan niet net zo lang naar het verloren schaap blijven zoeken tot hij het heeft gevonden? En als dan de herder zijn verloren schaap gevonden heeft, legt hij het over zijn schouder, gaat naar huis met blijdschap en roept zijn vrienden en buren toe, “Wees blij met mij, want ik heb mijn schaap gevonden dat verloren was.” Ik zeg jullie dat er meer blijdschap in de hemel is om één zondaar die berouw heeft, dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen berouw nodig hebben. Zo is het ook de wil van mijn Vader in de hemel dat geen van deze kleintjes afdwaalt, en nog veel minder dat het omkomt. In uw religie moge het zo zijn dat God berouwvolle zondaars aanneemt, maar in het evangelie van het koninkrijk gaat de Vader erop uit om hen te zoeken, zelfs voordat ze al ernstig denken aan berouw. 159:1.2 (1762.4) “If a kindhearted man has a hundred sheep and one of them goes astray, does he not immediately leave the ninety and nine and go out in search of the one that has gone astray? And if he is a good shepherd, will he not keep up his quest for the lost sheep until he finds it? And then, when the shepherd has found his lost sheep, he lays it over his shoulder and, going home rejoicing, calls to his friends and neighbors, ‘Rejoice with me, for I have found my sheep that was lost.’ I declare that there is more joy in heaven over one sinner who repents than over ninety and nine righteous persons who need no repentance. Even so, it is not the will of my Father in heaven that one of these little ones should go astray, much less that they should perish. In your religion God may receive repentant sinners; in the gospel of the kingdom the Father goes forth to find them even before they have seriously thought of repentance.
159:1.3 (1762.5) ‘De Vader in de hemel heeft zijn kinderen lief, en daarom moeten jullie ook leren elkaar lief te hebben; de Vader in de hemel vergeeft jullie je zonden, en daarom moet jullie ook leren elkaar te vergeven. Indien je broeder tegen je zondigt, ga dan naar hem toe en toon hem met tact en geduld zijn tekortkoming. En laat dit alles zich alleen tussen jullie beiden afspelen. Indien hij naar je wil luisteren, heb je je broeder gewonnen. Maar als je broeder niet naar je wil luisteren, indien hij volhardt in de dwaling zijns weegs, ga dan opnieuw naar hem toe en neem een of twee wederzijdse vrienden mee, zodat je twee, of zelfs drie getuigen hebt om je verklaring te bevestigen en vast te stellen dat je juist en barmhartig met je zondigende broeder hebt gehandeld. Wanneer hij dan ook niet naar je broeders wil luisteren, mag je de gehele geschiedenis aan de gemeente vertellen, en wanneer hij ook dan weigert om naar de broederschap te luisteren, laat de broederschap dan zodanige maatregelen treffen als zij verstandig zal achten, laat zulk een onhandelbaar lid een uitgestotene uit het koninkrijk worden. Hoewel jullie je niet kunt aanmatigen om recht te spreken over de zielen van jullie medebroeders, en hoewel je geen zonden moogt vergeven of je op andere wijze moogt aanmatigen je de prerogatieven van de supervisoren der hemelse heerscharen toe te eigenen, is jullie toch in handen gegeven om wereldlijke orde te handhaven in het koninkrijk op aarde. Hoewel jullie je niet moogt mengen in de goddelijke decreten met betrekking tot het eeuwig leven, zullen jullie wel beslissen in zaken van gedrag voorzover deze het wereldlijke welzijn van de broederschap op aarde raken. Wat jullie dus op aarde zult verordineren ten aanzien van al deze zaken die in verband staan met de discipline in de broederschap, zal erkend worden in de hemel. Ofschoon jullie niet kunt beslissen over het eeuwige lot van het individu, mogen jullie wel wetten instellen ten aanzien van het gedrag van de groep, want waar twee of drie van jullie het eens zijn ten aanzien van een van deze zaken en mij erom vragen, zal dit voor jullie gedaan worden, indien jullie bede niet in strijd is met de wil van mijn Vader in de hemel. En dit alles geldt immer, want waar twee of drie gelovigen verzameld zijn, daar ben ik in hun midden.’ 159:1.3 (1762.5) “The Father in heaven loves his children, and therefore should you learn to love one another; the Father in heaven forgives you your sins; therefore should you learn to forgive one another. If your brother sins against you, go to him and with tact and patience show him his fault. And do all this between you and him alone. If he will listen to you, then have you won your brother. But if your brother will not hear you, if he persists in the error of his way, go again to him, taking with you one or two mutual friends that you may thus have two or even three witnesses to confirm your testimony and establish the fact that you have dealt justly and mercifully with your offending brother. Now if he refuses to hear your brethren, you may tell the whole story to the congregation, and then, if he refuses to hear the brotherhood, let them take such action as they deem wise; let such an unruly member become an outcast from the kingdom. While you cannot pretend to sit in judgment on the souls of your fellows, and while you may not forgive sins or otherwise presume to usurp the prerogatives of the supervisors of the heavenly hosts, at the same time, it has been committed to your hands that you should maintain temporal order in the kingdom on earth. While you may not meddle with the divine decrees concerning eternal life, you shall determine the issues of conduct as they concern the temporal welfare of the brotherhood on earth. And so, in all these matters connected with the discipline of the brotherhood, whatsoever you shall decree on earth, shall be recognized in heaven. Although you cannot determine the eternal fate of the individual, you may legislate regarding the conduct of the group, for, where two or three of you agree concerning any of these things and ask of me, it shall be done for you if your petition is not inconsistent with the will of my Father in heaven. And all this is ever true, for, where two or three believers are gathered together, there am I in the midst of them.”
159:1.4 (1763.1) Simon Petrus was de apostel die de leiding had over de werkers in Hippos, en toen hij Jezus aldus hoorde spreken, vroeg hij: ‘Heer, hoe vaak zal een broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Tot zeven keer toe?’ En Jezus antwoordde Petrus: ‘Niet slechts zevenmaal, maar wel zevenenzeventig maal. Derhalve kan het koninkrijk des hemels worden vergeleken met zekere koning, die bevel gaf tot een financiële controle bij zijn rentmeesters. Toen dit onderzoek van de rekeningen werd aangevangen, werd een zijn belangrijkste dienaren voor hem geleid, en deze bekende dat hij zijn koning tienduizend talenten schuldig was. Deze ambtenaar aan het hof van de koning voerde ter verdediging aan dat hij in grote moeilijkheden was geraakt en niet de middelen bezat om aan zijn verplichtingen te voldoen. En dus beval de koning dat zijn bezit in beslag moest worden genomen en dat zijn kinderen verkocht moesten worden om zijn schuld te betalen. Toen de hoofdrentmeester dit strenge decreet hoorde, viel hij voor de koning neer en smeekte hem barmhartig te willen zijn en hem meer tijd te gunnen, zeggende, “Heer, heb nog even geduld met mij en ik zal u alles terugbetalen.” Toen de koning zijn nalatige dienaar en diens gezin zo aanzag, werd hij met ontferming bewogen. Hij gaf bevel om hem vrij te laten en hem het geleende geheel kwijt te schelden. 159:1.4 (1763.1) Simon Peter was the apostle in charge of the workers at Hippos, and when he heard Jesus thus speak, he asked: “Lord, how often shall my brother sin against me, and I forgive him? Until seven times?” And Jesus answered Peter: “Not only seven times but even to seventy times and seven. Therefore may the kingdom of heaven be likened to a certain king who ordered a financial reckoning with his stewards. And when they had begun to conduct this examination of accounts, one of his chief retainers was brought before him confessing that he owed his king ten thousand talents. Now this officer of the king’s court pleaded that hard times had come upon him, and that he did not have wherewith to pay this obligation. And so the king commanded that his property be confiscated, and that his children be sold to pay his debt. When this chief steward heard this stern decree, he fell down on his face before the king and implored him to have mercy and grant him more time, saying, ‘Lord, have a little more patience with me, and I will pay you all.’ And when the king looked upon this negligent servant and his family, he was moved with compassion. He ordered that he should be released, and that the loan should be wholly forgiven.
159:1.5 (1763.2) ‘Deze hoofdrentmeester nu, ging toen hij aldus barmhartigheid en vergeving van de koning had ontvangen, weer aan zijn werk, en toen hij een van zijn ondergeschikte rentmeesters aantrof die hem de kleine som van honderd schellingen schuldig was, hield hij hem aan, greep hem bij de keel, en zei: “Betaal mij alles wat je mij schuldig bent.” Hierop viel deze onderrentmeester voor de hoofdrentmeester neer en smeekte hem: “Heb alleen maar wat geduld met mij en ik zal u binnenkort kunnen betalen.” De hoofdrentmeester echter wilde geen barmhartigheid betonen aan zijn onderrentmeester en liet hem daarentegen in de gevangenis werpen totdat hij zijn schuld zou hebben betaald. Toen zijn mededienaren zagen wat er gebeurd was, waren ze zo overstuur dat ze naar hun heer en meester, de koning, gingen en het hem vertelden. Toen de koning van de handelwijze van de hoofdrentmeester hoorde, riep hij deze ondankbare, niet vergevensgezinde man bij zich en sprak: “Ge zijt een boze en onwaardige rentmeester. Toen gij om medelijden verzocht, heb ik u vrijelijk uw gehele schuld kwijt gescholden. Waarom betoont ge ook niet barmhartigheid aan uw onderrentmeester, evenals ik u barmhartigheid heb betoond?” En de koning was zo vreselijk boos, dat hij deze ondankbare hoofdrentmeester overleverde aan de gevangenbewaarders, die hem moesten vasthouden totdat hij al het verschuldigde zou hebben betaald. En zo ook zal mijn hemelse Vader des te overvloediger barmhartigheid betonen aan hen die vrijelijk barmhartigheid betonen aan hun medemensen. Hoe kun je tot God komen en hem vragen consideratie te hebben met jouw tekortkomingen, wanneer je zelf gewoon bent je broeders te bestraffen omdat zij schuldig zijn aan dezelfde menselijke zwakheden? Ik zeg jullie allen: Vrijelijk heb je het goede van het koninkrijk ontvangen, geef daarom ook vrijelijk aan je medemensen op aarde.’ 159:1.5 (1763.2) “And this chief steward, having thus received mercy and forgiveness at the hands of the king, went about his business, and finding one of his subordinate stewards who owed him a mere hundred denarii, he laid hold upon him and, taking him by the throat, said, ‘Pay me all you owe.’ And then did this fellow steward fall down before the chief steward and, beseeching him, said: ‘Only have patience with me, and I will presently be able to pay you.’ But the chief steward would not show mercy to his fellow steward but rather had him cast in prison until he should pay his debt. When his fellow servants saw what had happened, they were so distressed that they went and told their lord and master, the king. When the king heard of the doings of his chief steward, he called this ungrateful and unforgiving man before him and said: ‘You are a wicked and unworthy steward. When you sought for compassion, I freely forgave you your entire debt. Why did you not also show mercy to your fellow steward, even as I showed mercy to you?’ And the king was so very angry that he delivered his ungrateful chief steward to the jailers that they might hold him until he had paid all that was due. And even so shall my heavenly Father show the more abundant mercy to those who freely show mercy to their fellows. How can you come to God asking consideration for your shortcomings when you are wont to chastise your brethren for being guilty of these same human frailties? I say to all of you: Freely you have received the good things of the kingdom; therefore freely give to your fellows on earth.”
159:1.6 (1764.1) Zo onderrichtte Jezus de gevaren en illustreerde hij het onbillijke van het persoonlijk rechter spelen over de medemens. Discipline moet worden gehandhaafd, en het recht moet worden toegepast, maar in al deze zaken moet de wijsheid van de broederschap de doorslag geven. Jezus bekleedde de groep met wetgevend en justitieel gezag, niet het individu. Zelfs dit aan de groep verleende gezag moet niet persoonlijk worden uitgeoefend. Er bestaat altijd gevaar dat de uitspraak van een individu beïnvloed wordt door vooroordeel of misvormd door hartstocht. Door het groepsoordeel is er meer kans dat de gevaren en onbillijkheid van persoonlijke vooringenomenheid worden uitgeschakeld. Jezus trachtte steeds de kans op onbillijkheid, vergelding en wraak te minimaliseren. 159:1.6 (1764.1) Thus did Jesus teach the dangers and illustrate the unfairness of sitting in personal judgment upon one’s fellows. Discipline must be maintained, justice must be administered, but in all these matters the wisdom of the brotherhood should prevail. Jesus invested legislative and judicial authority in the group, not in the individual. Even this investment of authority in the group must not be exercised as personal authority. There is always danger that the verdict of an individual may be warped by prejudice or distorted by passion. Group judgment is more likely to remove the dangers and eliminate the unfairness of personal bias. Jesus sought always to minimize the elements of unfairness, retaliation, and vengeance.
159:1.7 (1764.2) [Het gebruik van de term zevenenzeventig als een illustratie van barmhartigheid en verdraagzaamheid werd ontleend aan de Schrift, waar sprake is van de jubel van Lamech vanwege de metalen wapenen van zijn zoon Tubal-Kaïn, die toen hij deze betere wapenen vergeleek met die van zijn vijanden, uitriep: ‘Indien Kaïn, zonder wapen in zijn hand, zevenvoudig gewroken werd, zal ik nu zevenenzeventig maal gewroken worden.’] 159:1.7 (1764.2) [The use of the term seventy-seven as an illustration of mercy and forbearance was derived from the Scriptures referring to Lamech’s exultation because of the metal weapons of his son Tubal-Cain, who, comparing these superior instruments with those of his enemies, exclaimed: “If Cain, with no weapon in his hand, was avenged seven times, I shall now be avenged seventy-seven.”]
2. De vreemde prediker ^top 2. The Strange Preacher ^top
159:2.1 (1764.3) Jezus ging naar Gamala om Johannes en diens medewerkers in die plaats te bezoeken. Die avond, na de gebruikelijke vragen en antwoorden, zei Johannes tot Jezus: ‘Meester, gisteren ben ik naar Astarot gegaan om een man op te zoeken die in uw naam onderricht en zelfs beweert dat hij duivels kan uitwerpen. Deze man is echter nooit bij ons geweest en is ook geen volgeling van ons; daarom heb ik hem verboden dit te doen.’ Hierop antwoordde Jezus: ‘Verbied hem niet. Zie je niet dat dit evangelie van het koninkrijk spoedig in de ganse wereld verkondigd zal worden? Hoe kun je verwachten dat allen die dit evangelie zullen geloven aan jullie leiding onderworpen zullen zijn? Wees blij dat onze leer zich reeds voorbij de grenzen van onze persoonlijke invloed is gaan manifesteren. Zie je niet in, Johannes, dat zij die zeggen in mijn naam grote werken te doen, uiteindelijk onze zaak wel moeten steunen? Zij zullen zeker niet gauw kwaad van mij spreken. Zoon, in dit soort zaken zou het beter zijn ervan uit te gaan dat zij die niet tegen ons zijn, vóór ons zijn. In de toekomstige generaties zullen velen die niet geheel eerzaam zijn vele vreemde dingen doen in mijn naam, maar ik zal het hun niet verbieden. Ik zeg je dat als er zelfs maar een beker koud water gegeven wordt aan een dorstige ziel, de boodschappers van de Vader immer melding zullen maken van zulk een dienstbetoon uit liefde.’ 159:2.1 (1764.3) Jesus went over to Gamala to visit John and those who worked with him at that place. That evening, after the session of questions and answers, John said to Jesus: “Master, yesterday I went over to Ashtaroth to see a man who was teaching in your name and even claiming to be able to cast out devils. Now this fellow had never been with us, neither does he follow after us; therefore I forbade him to do such things.” Then said Jesus: “Forbid him not. Do you not perceive that this gospel of the kingdom shall presently be proclaimed in all the world? How can you expect that all who will believe the gospel shall be subject to your direction? Rejoice that already our teaching has begun to manifest itself beyond the bounds of our personal influence. Do you not see, John, that those who profess to do great works in my name must eventually support our cause? They certainly will not be quick to speak evil of me. My son, in matters of this sort it would be better for you to reckon that he who is not against us is for us. In the generations to come many who are not wholly worthy will do many strange things in my name, but I will not forbid them. I tell you that, even when a cup of cold water is given to a thirsty soul, the Father’s messengers shall ever make record of such a service of love.”
159:2.2 (1764.4) Deze instructie bracht Johannes geheel van zijn stuk. Had hij de Meester niet horen zeggen, ‘Hij die niet met mij is, is tegen mij?’ Hij zag niet in dat in dit geval Jezus doelde op de persoonlijke betrekking van de mens tot het geestelijke onderricht van het koninkrijk, terwijl in het andere geval gedoeld werd op de uiterlijke, wijdverbreide sociale betrekkingen van gelovigen in kwesties van bestuurlijke macht en de rechtsbevoegdheid van de ene groep gelovigen over het werk van andere groepen die uiteindelijk de naderende wereldwijde broederschap zouden vormen. 159:2.2 (1764.4) This instruction greatly perplexed John. Had he not heard the Master say, “He who is not with me is against me”? And he did not perceive that in this case Jesus was referring to man’s personal relation to the spiritual teachings of the kingdom, while in the other case reference was made to the outward and far-flung social relations of believers regarding the questions of administrative control and the jurisdiction of one group of believers over the work of other groups which would eventually compose the forthcoming world-wide brotherhood.
159:2.3 (1765.1) Maar Johannes vertelde deze ervaring dikwijls in verband met zijn latere werk voor het koninkrijk. Niettemin namen de apostelen vaak aanstoot aan degenen die zich verstoutten te onderrichten in de naam van de Meester. Het kwam hun altijd ongepast voor dat mensen die nimmer aan de voeten van Jezus hadden gezeten, het waagden om in zijn naam te leren. 159:2.3 (1765.1) But John oftentimes recounted this experience in connection with his subsequent labors in behalf of the kingdom. Nevertheless, many times did the apostles take offense at those who made bold to teach in the Master’s name. To them it always seemed inappropriate that those who had never sat at Jesus’ feet should dare to teach in his name.
159:2.4 (1765.2) Deze man, wie Johannes verbood om in Jezus’ naam te onderrichten en te werken, gaf geen gehoor aan het bevel van de apostel. Hij ging gewoon door met zijn inspanningen en bereikte dat er een tamelijk grote groep gelovigen in Kanata was ontstaan, alvorens hij verder trok naar Mesopotamië. Deze man, Aden, was in Jezus gaan geloven door het getuigenis van de zwakzinnige man die door Jezus in de buurt van Keresa was genezen, en die er zo stellig van overtuigd was dat de veronderstelde boze geesten die de Meester uit hem had uitgeworpen, in de zwijnen gevaren waren en deze regelrecht over de rotsen naar hun ondergang hadden gejaagd. 159:2.4 (1765.2) This man whom John forbade to teach and work in Jesus’ name did not heed the apostle’s injunction. He went right on with his efforts and raised up a considerable company of believers at Kanata before going on into Mesopotamia. This man, Aden, had been led to believe in Jesus through the testimony of the demented man whom Jesus healed near Kheresa, and who so confidently believed that the supposed evil spirits which the Master cast out of him entered the herd of swine and rushed them headlong over the cliff to their destruction.
3. Instructie voor leraren en gelovigen ^top 3. Instruction for Teachers and Believers ^top
159:3.1 (1765.3) Jezus bracht een dag en een nacht door te Edreï waar Tomas en zijn metgezellen aan het werk waren, en in de loop van de avondbespreking bracht hij de beginselen onder woorden die hen die de waarheid prediken tot leidraad moeten zijn, en die allen die onderricht geven in het evangelie van het koninkrijk dienen te activeren. Samengevat in moderne bewoordingen, leerde Jezus het volgende: 159:3.1 (1765.3) At Edrei, where Thomas and his associates labored, Jesus spent a day and a night and, in the course of the evening’s discussion, gave expression to the principles which should guide those who preach truth, and which should activate all who teach the gospel of the kingdom. Summarized and restated in modern phraseology, Jesus taught:
159:3.2 (1765.4) Hebt altijd respect voor de persoonlijkheid van een mens. Een rechtvaardige zaak dient nooit door geweld te worden gepropageerd: geestelijke overwinningen kunnen slechts door geestelijke kracht worden behaald. Dit verbod van het gebruik van materiële beïnvloeding slaat evenzeer op psychische als op fysieke kracht. Overweldigende argumenten en mentale superioriteit dienen niet te worden gebruikt om mannen en vrouwen te dwingen het koninkrijk binnen te gaan. Het menselijk bewustzijn mag niet verpletterd worden onder het gewicht van loutere logica of worden geïntimideerd door scherpzinnige welsprekendheid. Ofschoon emotie als een factor in menselijke beslissingen niet geheel kan worden uitgeschakeld, moet er geen rechtstreeks beroep op worden gedaan in het onderricht van hen die de zaak van het koninkrijk vooruit willen brengen. Appelleert rechtstreeks aan de goddelijke geest die in het bewustzijn der mensen woont. Appelleert niet aan vrees, medelijden of louter sentiment. Wanneer ge u tot de mensen wendt, weest dan fair: beheerst uzelf en houdt uzelf goed in toom; toont gepast respect voor de persoonlijkheid van uw leerlingen. Onthoudt dat ik gezegd heb: ‘Zie, ik sta aan de deur en klop, en indien iemand opendoet, zal ik binnenkomen.’ 159:3.2 (1765.4) Always respect the personality of man. Never should a righteous cause be promoted by force; spiritual victories can be won only by spiritual power. This injunction against the employment of material influences refers to psychic force as well as to physical force. Overpowering arguments and mental superiority are not to be employed to coerce men and women into the kingdom. Man’s mind is not to be crushed by the mere weight of logic or overawed by shrewd eloquence. While emotion as a factor in human decisions cannot be wholly eliminated, it should not be directly appealed to in the teachings of those who would advance the cause of the kingdom. Make your appeals directly to the divine spirit that dwells within the minds of men. Do not appeal to fear, pity, or mere sentiment. In appealing to men, be fair; exercise self-control and exhibit due restraint; show proper respect for the personalities of your pupils. Remember that I have said: “Behold, I stand at the door and knock, and if any man will open, I will come in.”
159:3.3 (1765.5) Wanneer ge mensen het koninkrijk binnenleidt, verlaagt of vernietigt dan niet hun zelfrespect. Hoewel een teveel aan zelfrespect de gepaste nederigheid teniet kan doen en kan uitlopen op trots, verwaandheid en arrogantie, loopt het verlies van zelfrespect dikwijls uit op een verlamming van de wil. Het is de bedoeling van dit evangelie om zelfrespect terug te geven aan hen die het verloren hebben en het te beteugelen in hen die het bezitten. Maakt niet de fout dat ge alleen maar het verkeerde in het leven van uw leerlingen veroordeelt; denk er ook aan dat ge rijkelijk waardering toont voor de meest prijzenswaardige dingen in hun leven. Vergeet niet dat ik mij door niets zal laten weerhouden om het zelfrespect te hergeven aan hen die het verloren hebben, en die werkelijk verlangen het te herwinnen. 159:3.3 (1765.5) In bringing men into the kingdom, do not lessen or destroy their self-respect. While overmuch self-respect may destroy proper humility and end in pride, conceit, and arrogance, the loss of self-respect often ends in paralysis of the will. It is the purpose of this gospel to restore self-respect to those who have lost it and to restrain it in those who have it. Make not the mistake of only condemning the wrongs in the lives of your pupils; remember also to accord generous recognition for the most praiseworthy things in their lives. Forget not that I will stop at nothing to restore self-respect to those who have lost it, and who really desire to regain it.
159:3.4 (1765.6) Past op dat ge het zelfrespect van beschroomde en vreesachtige zielen niet verwondt. Geeft u niet over aan sarcasme ten koste van mijn broeders die eenvoudig van geest zijn. Weest niet cynisch tegen mijn door vrees bevangen kinderen. Lediggang vernietigt het zelfrespect: vermaant uw broeders daarom steeds bezig te blijven met de taken die zij gekozen hebben, en stelt alles in het werk om arbeid te vinden voor hen die zonder werk zijn. 159:3.4 (1765.6) Take care that you do not wound the self-respect of timid and fearful souls. Do not indulge in sarcasm at the expense of my simple-minded brethren. Be not cynical with my fear-ridden children. Idleness is destructive of self-respect; therefore, admonish your brethren ever to keep busy at their chosen tasks, and put forth every effort to secure work for those who find themselves without employment.
159:3.5 (1766.1) Maakt u nooit schuldig aan de onwaardige taktiek dat ge tracht mannen en vrouwen het koninkrijk te doen binnengaan door vrees. Een liefhebbende vader gebruikt geen angst als middel om zijn kinderen gehoor te doen geven aan zijn rechtvaardige verlangens. 159:3.5 (1766.1) Never be guilty of such unworthy tactics as endeavoring to frighten men and women into the kingdom. A loving father does not frighten his children into yielding obedience to his just requirements.
159:3.6 (1766.2) Eens zullen de kinderen van het koninkrijk beseffen dat krachtige gevoelens van ontroering niet gelijk staan met leiding door de goddelijke geest. Dat men op onverklaarbare wijze de sterke indruk krijgt iets te moeten doen of naar een bepaalde plek te moeten gaan, betekent niet noodzakelijkerwijze dat zo’n impuls de leiding is van de inwonende geest. 159:3.6 (1766.2) Sometime the children of the kingdom will realize that strong feelings of emotion are not equivalent to the leadings of the divine spirit. To be strongly and strangely impressed to do something or to go to a certain place, does not necessarily mean that such impulses are the leadings of the indwelling spirit.
159:3.7 (1766.3) Maakt alle gelovigen van tevoren attent op het randgebied van conflicten waar allen doorheen moeten die van het leven zoals het in het vlees wordt geleid, overgaan naar het hogere leven zoals het in de geest wordt geleid. Voor degenen die geheel binnen het ene of binnen het andere gebied leven, is er weinig conflict of verwarring, maar gedurende de overgangstijd tussen de twee niveaus van leven zijn allen gedoemd in min of meerdere mate onzekerheid te ervaren. Wanneer ge het koninkrijk binnengaat, kunt ge niet ontkomen aan de verantwoordelijkheden daarvan, noch de verplichtingen ervan vermijden, maar onthoudt dit: het juk van het evangelie is gemakkelijk en de last der waarheid is licht. 159:3.7 (1766.3) Forewarn all believers regarding the fringe of conflict which must be traversed by all who pass from the life as it is lived in the flesh to the higher life as it is lived in the spirit. To those who live quite wholly within either realm, there is little conflict or confusion, but all are doomed to experience more or less uncertainty during the times of transition between the two levels of living. In entering the kingdom, you cannot escape its responsibilities or avoid its obligations, but remember: The gospel yoke is easy and the burden of truth is light.
159:3.8 (1766.4) De wereld is vol hunkerende zielen die van honger omkomen, terwijl het brood des levens toch bij hen is: de mensen sterven zoekend naar juist de God die in hen woont. De mensen zoeken naar de schatten van het koninkrijk met verlangende harten en met vermoeide voeten, terwijl deze schatten alle binnen het directe bereik van het levende geloof liggen. Geloof is voor religie wat zeilen zijn voor een schip; het is een toevoeging van kracht, niet een bijkomende levenslast. Er is slechts één worsteling voor degenen die het koninkrijk binnengaan, en dat is het strijden van de goede strijd des geloofs. De gelovige heeft slechts één strijd te strijden en dat is de strijd tegen twijfel — ongeloof. 159:3.8 (1766.4) The world is filled with hungry souls who famish in the very presence of the bread of life; men die searching for the very God who lives within them. Men seek for the treasures of the kingdom with yearning hearts and weary feet when they are all within the immediate grasp of living faith. Faith is to religion what sails are to a ship; it is an addition of power, not an added burden of life. There is but one struggle for those who enter the kingdom, and that is to fight the good fight of faith. The believer has only one battle, and that is against doubt—unbelief.
159:3.9 (1766.5) Wanneer ge het evangelie van het koninkrijk predikt, onderricht ge eenvoudig vriendschap met God. En deze vriendschap zal voor mannen en vrouwen even aantrekkelijk zijn, in de zin dat beiden daarin zullen vinden wat hun karakteristieke verlangens en idealen het echtst bevredigt. Zegt mijn kinderen dat ik niet alleen voorzichtig ben met hun gevoelens en geduldig met hun zwakheden, maar ook dat ik geen mededogen ken met zonde, en ongerechtigheid niet kan verdragen. Ik ben inderdaad zachtmoedig en nederig tegenover mijn Vader, maar ik ben evenzeer meedogenloos en onverbiddelijk waar opzettelijk kwaad wordt gedaan en zondige rebellie heerst tegen de wil van mijn Vader in de hemel. 159:3.9 (1766.5) In preaching the gospel of the kingdom, you are simply teaching friendship with God. And this fellowship will appeal alike to men and women in that both will find that which most truly satisfies their characteristic longings and ideals. Tell my children that I am not only tender of their feelings and patient with their frailties, but that I am also ruthless with sin and intolerant of iniquity. I am indeed meek and humble in the presence of my Father, but I am equally and relentlessly inexorable where there is deliberate evil-doing and sinful rebellion against the will of my Father in heaven.
159:3.10 (1766.6) Ge zult uw leraar niet afschilderen als een man van smarten. Toekomende generaties zullen ook onze stralende vreugde kennen, de opgewektheid van onze goede wil, en de inspiratie van ons goede humeur. Wij verkondigen een boodschap van goed nieuws, die aanstekelijk is in zijn transformerende kracht. Onze religie klopt van nieuw leven en nieuwe betekenis. Zij die dit onderricht aanvaarden, worden van vreugde vervuld en hun hart moet zich wel steeds meer verheugen. Toenemend geluk is altijd de ervaring van allen die zeker zijn over God. 159:3.10 (1766.6) You shall not portray your teacher as a man of sorrows. Future generations shall know also the radiance of our joy, the buoyance of our good will, and the inspiration of our good humor. We proclaim a message of good news which is infectious in its transforming power. Our religion is throbbing with new life and new meanings. Those who accept this teaching are filled with joy and in their hearts are constrained to rejoice evermore. Increasing happiness is always the experience of all who are certain about God.
159:3.11 (1766.7) Leert alle gelovigen dat ze niet moeten leunen op de onzekere stut van valse sympathie. Ge kunt geen sterk karakter ontwikkelen door toe te geven aan zelfmedelijden; tracht eerlijk de bedrieglijke invloed te vermijden van loutere kameraadschap in de ellende. Laat uw sympathie uitgaan naar de dapperen en moedigen en heb niet al te veel medelijden met lafhartige zielen die de beproevingen in het leven maar halfslachtig willen aanpakken. Biedt geen vertroosting aan hen die bij de pakken neerzitten zonder strijd geleverd te hebben. Reageert niet meevoelend op uw medemens met alleen de bedoeling dat zij op hun beurt meevoelend op u zullen reageren. 159:3.11 (1766.7) Teach all believers to avoid leaning upon the insecure props of false sympathy. You cannot develop strong characters out of the indulgence of self-pity; honestly endeavor to avoid the deceptive influence of mere fellowship in misery. Extend sympathy to the brave and courageous while you withhold overmuch pity from those cowardly souls who only halfheartedly stand up before the trials of living. Offer not consolation to those who lie down before their troubles without a struggle. Sympathize not with your fellows merely that they may sympathize with you in return.
159:3.12 (1766.8) Wanneer mijn kinderen zich eenmaal bewust worden van de zekerheid van de goddelijke tegenwoordigheid, zal dit geloof het bewustzijn verruimen, adel verlenen aan de ziel, de persoonlijkheid versterken, het geluk vermeerderen, de geest-waarneming verdiepen, en het vermogen om lief te hebben en bemind te worden vergroten. 159:3.12 (1766.8) When my children once become self-conscious of the assurance of the divine presence, such a faith will expand the mind, ennoble the soul, reinforce the personality, augment the happiness, deepen the spirit perception, and enhance the power to love and be loved.
159:3.13 (1767.1) Leert alle gelovigen dat zij die het koninkrijk binnengaan daardoor niet onkwetsbaar worden voor de ongelukken in de tijd of voor gewone natuurrampen. Geloof in het evangelie zal niet voorkomen dat men in moeilijkheden geraakt, maar het zal wel zorgen dat ge onbevreesd zult zijn wanneer ge door moeilijkheden wordt overvallen. Indien ge in mij durft te geloven en mij van ganser harte gaat volgen, slaat ge daardoor zekerlijk de weg in die vast en zeker tot problemen leidt. Ik beloof niet dat ik u zal verlossen van de wateren der tegenspoed, maar wel beloof ik dat ik met u door al die wateren zal gaan. 159:3.13 (1767.1) Teach all believers that those who enter the kingdom are not thereby rendered immune to the accidents of time or to the ordinary catastrophes of nature. Believing the gospel will not prevent getting into trouble, but it will insure that you shall be unafraid when trouble does overtake you. If you dare to believe in me and wholeheartedly proceed to follow after me, you shall most certainly by so doing enter upon the sure pathway to trouble. I do not promise to deliver you from the waters of adversity, but I do promise to go with you through all of them.
159:3.14 (1767.2) En nog veel meer leerde Jezus deze groep gelovigen, voordat zij zich gereedmaakten voor de nacht. Zij die deze woorden hoorden, bewaarden ze als schatten in hun hart en herhaalden ze dikwijls ter stichting van de apostelen en discipelen die niet aanwezig waren toen ze werden uitgesproken. 159:3.14 (1767.2) And much more did Jesus teach this group of believers before they made ready for the night’s sleep. And they who heard these sayings treasured them in their hearts and did often recite them for the edification of the apostles and disciples who were not present when they were spoken.
4. Het gesprek met Natanael ^top 4. The Talk with Nathaniel ^top
159:4.1 (1767.3) Daarna ging Jezus naar Abila, waar Natanael en zijn metgezellen werkten. Natanael had het nogal moeilijk met sommige uitspraken van Jezus, die afbreuk schenen te doen aan het gezag van de erkende Hebreeuwse schrift. Dientengevolge nam Natanael, na de gewone tijd voor vragen en antwoorden, Jezus apart en vroeg: ‘Meester, zoudt u mij kunnen toevertrouwen de waarheid te weten over de Schrift? Ik merk dat u ons slechts een gedeelte van de heilige geschriften onderricht — het beste zoals ik het zie — en daaruit leid ik af dat u afwijst wat de rabbi’s onderwijzen, namelijk dat de woorden van de wet de woorden van God zelf zijn, die al in de hemel bestonden vóór de tijd van Abraham en Mozes. Wat is de waarheid ten aanzien van de Schrift?’ Toen Jezus de vraag van zijn verbijsterde apostel hoorde, antwoordde hij: 159:4.1 (1767.3) And then went Jesus over to Abila, where Nathaniel and his associates labored. Nathaniel was much bothered by some of Jesus’ pronouncements which seemed to detract from the authority of the recognized Hebrew scriptures. Accordingly, on this night, after the usual period of questions and answers, Nathaniel took Jesus away from the others and asked: “Master, could you trust me to know the truth about the Scriptures? I observe that you teach us only a portion of the sacred writings—the best as I view it—and I infer that you reject the teachings of the rabbis to the effect that the words of the law are the very words of God, having been with God in heaven even before the times of Abraham and Moses. What is the truth about the Scriptures?” When Jesus heard the question of his bewildered apostle, he answered:
159:4.2 (1767.4) ‘Natanael, je ziet het goed: ik beschouw de Schrift niet zoals de rabbi’s. Ik zal met je hierover spreken op voorwaarde dat je deze zaken niet doorgeeft aan je broeders die nog niet allen bereid zijn dit onderricht te ontvangen. De woorden van de wet van Mozes en de leer van de Schrift bestonden niet al vóór Abraham. Pas in een tijd die nog niet zo ver achter ons ligt, zijn de geschriften zoals wij die nu hebben bijeengebracht. Hoewel zij het beste bevatten van de hogere gedachten en verlangens van het Joodse volk, bevatten zij ook veel dat bij lange na niet representatief is voor het karakter en het onderricht van de Vader in de hemel, en daarom moet ik uit de betere leringen die waarheden kiezen die verzameld kunnen worden ten behoeve van het evangelie van het koninkrijk. 159:4.2 (1767.4) “Nathaniel, you have rightly judged; I do not regard the Scriptures as do the rabbis. I will talk with you about this matter on condition that you do not relate these things to your brethren, who are not all prepared to receive this teaching. The words of the law of Moses and the teachings of the Scriptures were not in existence before Abraham. Only in recent times have the Scriptures been gathered together as we now have them. While they contain the best of the higher thoughts and longings of the Jewish people, they also contain much that is far from being representative of the character and teachings of the Father in heaven; wherefore must I choose from among the better teachings those truths which are to be gleaned for the gospel of the kingdom.
159:4.3 (1767.5) ‘Deze geschriften zijn het werk van mensen, heilige en niet zo heilige mensen. De leringen in deze boeken vertegenwoordigen de verschillende gezichtspunten en de mate van verlichting van de perioden waarin ze zijn ontstaan. Als openbaring van de waarheid zijn de laatste betrouwbaarder dan de eerste. De Schrift is gebrekkig en geheel van menselijke oorsprong, maar vergis je niet, zij vormt de beste collectie van religieuze wijsheid en geestelijke waarheid die men op dit moment waar ook ter wereld kan vinden. 159:4.3 (1767.5) “These writings are the work of men, some of them holy men, others not so holy. The teachings of these books represent the views and extent of enlightenment of the times in which they had their origin. As a revelation of truth, the last are more dependable than the first. The Scriptures are faulty and altogether human in origin, but mistake not, they do constitute the best collection of religious wisdom and spiritual truth to be found in all the world at this time.
159:4.4 (1767.6) ‘Veel van deze boeken zijn niet geschreven door de personen wier naam ze dragen, maar dat doet in geen enkel opzicht afbreuk aan de waarheden die ze bevatten. Indien het verhaal van Jona niet een feit zou zijnen, zelfs indien Jona nooit geleefd zou hebben, zou de diepe waarheid van dit verhaal, de liefde van God voor Ninevé en de zogenaamde heidenen, toch even kostbaar zijn in de ogen van allen die hun medemensen liefhebben. De Schrift is heilig omdat zij de gedachten en daden weergeeft van mensen die God hebben gezocht en die in deze geschriften hun hoogste opvattingen van rechtvaardigheid, waarheid en heiligheid te boek hebben gesteld. De Schrift bevat zeer veel waarheid, maar in het licht van hetgeen je nu leert, weet je dat deze geschriften ook veel bevatten dat een verkeerde voorstelling geeft van de Vader in de hemel, de liefhebbende God die ik ben komen openbaren aan alle werelden. 159:4.4 (1767.6) “Many of these books were not written by the persons whose names they bear, but that in no way detracts from the value of the truths which they contain. If the story of Jonah should not be a fact, even if Jonah had never lived, still would the profound truth of this narrative, the love of God for Nineveh and the so-called heathen, be none the less precious in the eyes of all those who love their fellow men. The Scriptures are sacred because they present the thoughts and acts of men who were searching for God, and who in these writings left on record their highest concepts of righteousness, truth, and holiness. The Scriptures contain much that is true, very much, but in the light of your present teaching, you know that these writings also contain much that is misrepresentative of the Father in heaven, the loving God I have come to reveal to all the worlds.
159:4.5 (1768.1) ‘Natanael, sta je zelf niet toe om ook maar een ogenblik te geloven in de verslagen in de Schrift die je vertellen dat de God van liefde je voorvaderen opdracht gaf ten strijde te trekken en al hun vijanden te doden — mannen, vrouwen en kinderen. Zulke verhalen zijn de woorden van mensen, niet erg heilige mensen, en niet de woorden van God. De Schrift heeft altijd de intellectuele, morele en geestelijke staat weerspiegeld van hen die haar hebben geschapen, en zal dit altijd doen. Heb je niet opgemerkt dat de voorstellingen aangaande Jahweh in schoonheid en heerlijkheid toenemen, wanneer de profeten, van Samuel tot Jesaja, hun woorden neerschrijven? Je moet ook in gedachten houden dat de Schrift bedoeld is voor religieus onderricht en geestelijke leiding. Zij is niet het werk van historici of van filosofen. 159:4.5 (1768.1) “Nathaniel, never permit yourself for one moment to believe the Scripture records which tell you that the God of love directed your forefathers to go forth in battle to slay all their enemies—men, women, and children. Such records are the words of men, not very holy men, and they are not the word of God. The Scriptures always have, and always will, reflect the intellectual, moral, and spiritual status of those who create them. Have you not noted that the concepts of Yahweh grow in beauty and glory as the prophets make their records from Samuel to Isaiah? And you should remember that the Scriptures are intended for religious instruction and spiritual guidance. They are not the works of either historians or philosophers.
159:4.6 (1768.2) ‘Het meest betreurenswaardige is niet alleen dit verkeerde idee van de absolute volmaaktheid van wat in de Schrift staat en van de onfeilbaarheid van haar leringen, maar meer nog de verwarrende, verkeerde interpretatie van deze heilige schrift door de schriftgeleerden en Farizeeën in Jeruzalem, die geknecht zijn door de traditie. En nu willen ze zowel het leer- stuk van de inspiratie van de Schrift als hun verkeerde interpretatie gebruiken in hun vastberaden inspanning om deze nieuwe leer van het koninkrijk te weerstaan. Natanael, vergeet nooit dat de Vader de openbaring van waarheid nimmer beperkt tot een bepaalde generatie of een bepaald volk. Vele ernstige waarheidszoekers zijn in verwarring geraakt en ontmoedigd door deze leerstellingen over de volmaaktheid van de Schrift, en dit zal ook in de toekomst zo zijn. 159:4.6 (1768.2) “The thing most deplorable is not merely this erroneous idea of the absolute perfection of the Scripture record and the infallibility of its teachings, but rather the confusing misinterpretation of these sacred writings by the tradition-enslaved scribes and Pharisees at Jerusalem. And now will they employ both the doctrine of the inspiration of the Scriptures and their misinterpretations thereof in their determined effort to withstand these newer teachings of the gospel of the kingdom. Nathaniel, never forget, the Father does not limit the revelation of truth to any one generation or to any one people. Many earnest seekers after the truth have been, and will continue to be, confused and disheartened by these doctrines of the perfection of the Scriptures.
159:4.7 (1768.3) ‘Het gezag der waarheid is de geest zelf die in haar levende manifestaties woont, en niet de dode woorden van de minder verlichte en vermeend geïnspireerde mensen van een voorbije generatie. En zelfs indien deze heilige mensen van weleer geïnspireerde en van geest vervulde levens hebben geleid, dan betekent dat nog niet dat hun woorden even geestelijk geïnspireerd waren. In deze dagen stellen wij geen verslag op van het onderricht van dit evangelie van het koninkrijk, opdat jullie, nadat ik zal zijn heengegaan, niet al te spoedig verdeeld zult raken in allerlei groepen van strijders voor de waarheid, tengevolge van de diversiteit in jullie interpretatie van mijn onderricht. Voor deze generatie is het het beste dat wij deze waarheden in ons leven tot uitdrukking brengen, terwijl we het maken van geschriften vermijden. 159:4.7 (1768.3) “The authority of truth is the very spirit that indwells its living manifestations, and not the dead words of the less illuminated and supposedly inspired men of another generation. And even if these holy men of old lived inspired and spirit-filled lives, that does not mean that their words were similarly spiritually inspired. Today we make no record of the teachings of this gospel of the kingdom lest, when I have gone, you speedily become divided up into sundry groups of truth contenders as a result of the diversity of your interpretation of my teachings. For this generation it is best that we live these truths while we shun the making of records.
159:4.8 (1768.4) ‘Let goed op mijn woorden, Natanael, niets dat door de menselijke natuur is aangeraakt kan als onfeilbaar worden beschouwd. Door het menselijke bewustzijn kan inderdaad goddelijke waarheid stralen, maar deze is altijd van betrekkelijke zuiverheid en gedeeltelijke goddelijkheid. Het schepsel moge hunkeren naar onfeilbaarheid, doch alleen de Scheppers bezitten die. 159:4.8 (1768.4) “Mark you well my words, Nathaniel, nothing which human nature has touched can be regarded as infallible. Through the mind of man divine truth may indeed shine forth, but always of relative purity and partial divinity. The creature may crave infallibility, but only the Creators possess it.
159:4.9 (1768.5) ‘De grootste dwaling in de leer aangaande de Schrift is echter het leerstuk dat stelt dat zij bestaat uit verzegelde boeken van mysterie en wijsheid, die alleen de wijzen van het volk mogen wagen te interpreteren. De openbaringen van de goddelijke waarheid zijn niet verzegeld, behalve door menselijke onwetendheid, kwezelarij en bekrompen onverdraagzaamheid. Het licht van de Schrift wordt alleen van zijn glans beroofd door vooroordeel, en verduisterd door bijgeloof. Een valse vrees voor het heilige heeft gemaakt dat de godsdienst de beveiliging van het gezonde verstand heeft moeten ontberen. De vrees voor het gezag van de heilige schrift uit het verleden belet de oprechte zielen van vandaag in feite om het nieuwe licht van het evangelie te aanvaarden, het licht dat juist deze God kennende mensen van een voorbije generatie zo vurig verlangden te zien. 159:4.9 (1768.5) “But the greatest error of the teaching about the Scriptures is the doctrine of their being sealed books of mystery and wisdom which only the wise minds of the nation dare to interpret. The revelations of divine truth are not sealed except by human ignorance, bigotry, and narrow-minded intolerance. The light of the Scriptures is only dimmed by prejudice and darkened by superstition. A false fear of sacredness has prevented religion from being safeguarded by common sense. The fear of the authority of the sacred writings of the past effectively prevents the honest souls of today from accepting the new light of the gospel, the light which these very God-knowing men of another generation so intensely longed to see.
159:4.10 (1769.1) ‘Maar de droevigste kant van dit alles is dat sommige leraren van de heiligheid van dit traditionalisme juist deze waarheid weten. Ze begrijpen deze beperkingen van de Schrift min of meer volledig, maar het zijn morele lafaards, die intellectueel oneerlijk zijn. Ze kennen de waarheid aangaande de heilige geschrift, maar ze geven er de voorkeur aan deze storende feiten niet bekend te maken aan het volk. En zo verdraaien en verwringen zij de Schrift door haar tot een gids te maken in slaafse bijzaken van het dagelijks leven en tot een autoriteit in niet-geestelijke zaken, inplaats van een beroep te doen op de heilige schrift als de schatkamer van morele wijsheid, religieuze inspiratie, en het geestelijke onderricht van de Godkennende mensen uit vorige generaties.’ 159:4.10 (1769.1) “But the saddest feature of all is the fact that some of the teachers of the sanctity of this traditionalism know this very truth. They more or less fully understand these limitations of Scripture, but they are moral cowards, intellectually dishonest. They know the truth regarding the sacred writings, but they prefer to withhold such disturbing facts from the people. And thus do they pervert and distort the Scriptures, making them the guide to slavish details of the daily life and an authority in things nonspiritual instead of appealing to the sacred writings as the repository of the moral wisdom, religious inspiration, and the spiritual teaching of the God-knowing men of other generations.”
159:4.11 (1769.2) Natanael kreeg wel klaarheid, maar was ook geschokt door de uitspraken van de Meester. Lange tijd bezon hij zich in de diepten van zijn ziel op dit gesprek, maar hij sprak er met niemand over tot na Jezus’ hemelvaart; en zelfs toen was hij nog bevreesd om volledig verslag te doen van dit onderricht van de Meester. 159:4.11 (1769.2) Nathaniel was enlightened, and shocked, by the Master’s pronouncement. He long pondered this talk in the depths of his soul, but he told no man concerning this conference until after Jesus’ ascension; and even then he feared to impart the full story of the Master’s instruction.
5. De positieve natuur van de religie van Jezus ^top 5. The Positive Nature of Jesus’ Religion ^top
159:5.1 (1769.3) In Filadelfia, waar Jakobus werkzaam was, onderrichtte Jezus de discipelen over de positieve natuur van het evangelie van het koninkrijk. Toen hij in de loop van zijn commentaar liet doorschemeren dat bepaalde gedeelten van de Schrift meer waarheid bevatten dan andere, en hij zijn toehoorders aanried hun ziel het beste geestelijke voedsel voor te zetten, onderbrak Jakobus de Meester met de vraag: ‘Meester, zoudt u zo vriendelijk willen zijn ons een idee te geven hoe wij de beste passages uit de Schrift moeten uitkiezen ten behoeve van onze persoonlijke groei en stichting?’ Waarop Jezus antwoordde: ‘Jazeker, Jakobus, wanneer je in de heilige Schrift leest, zoek dan speciaal naar die leringen die eeuwig waar en goddelijk schoon zijn, zoals: 159:5.1 (1769.3) At Philadelphia, where James was working, Jesus taught the disciples about the positive nature of the gospel of the kingdom. When, in the course of his remarks, he intimated that some parts of the Scripture were more truth-containing than others and admonished his hearers to feed their souls upon the best of the spiritual food, James interrupted the Master, asking: “Would you be good enough, Master, to suggest to us how we may choose the better passages from the Scriptures for our personal edification?” And Jesus replied: “Yes, James, when you read the Scriptures look for those eternally true and divinely beautiful teachings, such as:
159:5.2 (1769.4) ‘Schep in mij een rein hart, o Heer.’ 159:5.2 (1769.4) “Create in me a clean heart, O Lord.
159:5.3 (1769.5) ‘De Heer is mijn herder; mij zal niets ontbreken.’ 159:5.3 (1769.5) “The Lord is my shepherd; I shall not want.
159:5.4 (1769.6) ‘Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.’ 159:5.4 (1769.6) “You should love your neighbor as yourself.
159:5.5 (1769.7) ‘Want Ik, de Heer uw God, grijp uw rechterhand vast; die tot u zeg: vrees niet; Ik zal u helpen.’ 159:5.5 (1769.7) “For I, the Lord your God, will hold your right hand, saying, fear not; I will help you.
159:5.6 (1769.8) ‘En de volken zullen de oorlog niet meer leren?’ 159:5.6 (1769.8) “Neither shall the nations learn war any more.”
159:5.7 (1769.9) En dit tekent de manier waarop Jezus zich dag aan dag het uitgelezenste van de Hebreeuwse geschrift toeëigende om zijn volgelingen te onderrichten en om deze leringen op te nemen in het onderricht van het nieuwe evangelie van het koninkrijk. Ook andere religies hadden de gedachte naar voren gebracht dat God de mensen nabij is, maar Jezus stelde de zorg van God voor de mens gelijk aan de bezorgdheid van een liefhebbende vader voor het welzijn van zijn afhankelijke kinderen en maakte dit onderricht vervolgens tot de hoeksteen van zijn religie. En aldus werd door de leer van het vaderschap van God de praktijk van de broederschap der mensen onontkoombaar. De verering van God en het dienen van de mens werd de som en de essentie van zijn religie. Jezus nam het beste uit de Joodse religie tot zich en bracht het over naar de waardige omlijsting van het nieuwe onderricht, het evangelie van het koninkrijk. 159:5.7 (1769.9) And this is illustrative of the way Jesus, day by day, appropriated the cream of the Hebrew scriptures for the instruction of his followers and for inclusion in the teachings of the new gospel of the kingdom. Other religions had suggested the thought of the nearness of God to man, but Jesus made the care of God for man like the solicitude of a loving father for the welfare of his dependent children and then made this teaching the cornerstone of his religion. And thus did the doctrine of the fatherhood of God make imperative the practice of the brotherhood of man. The worship of God and the service of man became the sum and substance of his religion. Jesus took the best of the Jewish religion and translated it to a worthy setting in the new teachings of the gospel of the kingdom.
159:5.8 (1769.10) Jezus voerde de geest van positieve activiteit in de passieve leerstellingen van de Joodse godsdienst in. In plaats van het negatieve voldoen aan ceremoniële verplichtingen, verlangde Jezus het positieve doen van datgene wat zijn nieuwe religie vroeg van degenen die haar aanvaardden. De religie van Jezus bestond niet slechts in geloven, doch in het werkelijk doen van datgene wat het evangelie vereiste. Hij onderrichtte niet dat de essentie van zijn religie bestond in het dienen van de medemens, doch veeleer dat sociaal dienstbetoon een van de zekere resultaten was van het bezit van de geest van ware religie. 159:5.8 (1769.10) Jesus put the spirit of positive action into the passive doctrines of the Jewish religion. In the place of negative compliance with ceremonial requirements, Jesus enjoined the positive doing of that which his new religion required of those who accepted it. Jesus’ religion consisted not merely in believing, but in actually doing, those things which the gospel required. He did not teach that the essence of his religion consisted in social service, but rather that social service was one of the certain effects of the possession of the spirit of true religion.
159:5.9 (1770.1) Jezus aarzelde niet om het beste gedeelte van een passage uit de Schrift tot het zijne te maken, terwijl hij het minder goede gedeelte afwees. Zijn grote oproep: ‘Heb uw naaste lief als uzelf’, ontleende hij aan de passage uit de Schrift die luidt: ‘Gij zult geen wraak koesteren jegens de kinderen van uw volk, maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.’ Jezus eigende zich het positieve gedeelte van deze bijbeltekst toe, terwijl hij het negatieve gedeelte verwierp. Hij was zelfs gekant tegen negatieve of zuiver passieve geweldloosheid. In dit verband zei hij: ‘Wanneer een vijand u op de ene wang slaat, sta er dan niet suf en lijdelijk bij, maar keer hem met een positieve instelling ook de andere toe; dat wil zeggen, doe al het mogelijke om metterdaad uw dwalende broeder van slechte paden af te brengen en hem op de betere wegen van een rechtvaardig leven te leiden.’ Jezus verlangde van zijn volgelingen dat zij op iedere situatie in het leven positief en met initiatief zouden reageren. Het toekeren van de andere wang, of welke handeling ook die dit moge symboliseren, vraagt initiatief, noodzaakt tot een krachtig, actief en moedig tot uitdrukking brengen van de persoonlijkheid van de gelovige. 159:5.9 (1770.1) Jesus did not hesitate to appropriate the better half of a Scripture while he repudiated the lesser portion. His great exhortation, “Love your neighbor as yourself,” he took from the Scripture which reads: “You shall not take vengeance against the children of your people, but you shall love your neighbor as yourself.” Jesus appropriated the positive portion of this Scripture while rejecting the negative part. He even opposed negative or purely passive nonresistance. Said he: “When an enemy smites you on one cheek, do not stand there dumb and passive but in positive attitude turn the other; that is, do the best thing possible actively to lead your brother in error away from the evil paths into the better ways of righteous living.” Jesus required his followers to react positively and aggressively to every life situation. The turning of the other cheek, or whatever act that may typify, demands initiative, necessitates vigorous, active, and courageous expression of the believer’s personality.
159:5.10 (1770.2) Jezus was geen voorstander van de praktijk van negatieve onderwerping aan vernederingen van de zijde van degenen die opzettelijk misbruik willen maken van mensen die geen weerstand willen bieden tegen kwaad, maar het was veeleer zijn bedoeling dat zijn volgelingen wijs en alert zouden zijn in de snelle, postitieve reactie van goed op kwaad, zodat zij doeltreffend het kwaad met het goede zouden kunnen overwinnen. Vergeet niet dat het waarlijk goede steevast krachtiger is dan het boosaardigste kwaad. De Meester onderrichtte een positieve maatstaf van rechtvaardigheid: ‘Een ieder die mijn discipel wil zijn, moet geen acht slaan op zichzelf, en ten volle zijn verantwoordelijkheid aanvaarden om mij dagelijks na te volgen.’ En zelf leefde hij ‘al goeddoende.’ Dit aspect van het evangelie werd ook goed belicht door vele gelijkenissen die hij zijn volgelingen later vertelde. Hij spoorde zijn volgelingen nooit aan om hun verplichtingen geduldig te dragen, maar veeleer om met energie en enthousiasme hun menselijke verantwoordelijkheden ten volle na te komen en overeenkomstig hun goddelijke voorrechten in het koninkrijk Gods te leven. 159:5.10 (1770.2) Jesus did not advocate the practice of negative submission to the indignities of those who might purposely seek to impose upon the practitioners of nonresistance to evil, but rather that his followers should be wise and alert in the quick and positive reaction of good to evil to the end that they might effectively overcome evil with good. Forget not, the truly good is invariably more powerful than the most malignant evil. The Master taught a positive standard of righteousness: “Whosoever wishes to be my disciple, let him disregard himself and take up the full measure of his responsibilities daily to follow me.” And he so lived himself in that “he went about doing good.” And this aspect of the gospel was well illustrated by many parables which he later spoke to his followers. He never exhorted his followers patiently to bear their obligations but rather with energy and enthusiasm to live up to the full measure of their human responsibilities and divine privileges in the kingdom of God.
159:5.11 (1770.3) Toen Jezus zijn apostelen leerde dat zij, ingeval iemand wederrechtelijk hun hemd wegnam, hem ook hun andere kledingstuk moesten aanbieden, doelde hij niet zozeer op een tweede hemd in letterlijke zin, als wel op de gedachte iets positiefs te doen om de boosdoener te redden, in plaats van het oude advies om wraak te nemen — ’oog om oog,’ enzovoort. Jezus verafschuwde zowel de idee van vergelding als de idee om alleen maar passief te lijden onder, of het slachtoffer te worden van onrechtvaardigheid. Bij deze gelegenheid leerde hij hun de drie manieren om kwaad te bestrijden en te weerstaan: 159:5.11 (1770.3) When Jesus instructed his apostles that they should, when one unjustly took away the coat, offer the other garment, he referred not so much to a literal second coat as to the idea of doing something positive to save the wrongdoer in the place of the olden advice to retaliate—“an eye for an eye” and so on. Jesus abhorred the idea either of retaliation or of becoming just a passive sufferer or victim of injustice. On this occasion he taught them the three ways of contending with, and resisting, evil:
159:5.12 (1770.4) 1. kwaad met kwaad vergelden — de positieve maar onrechtvaardige methode; 159:5.12 (1770.4) 1. To return evil for evil—the positive but unrighteous method.
159:5.13 (1770.5) 2. het kwaad zonder klagen en lijdzaam ondergaan — de zuiver negatieve methode; 159:5.13 (1770.5) 2. To suffer evil without complaint and without resistance—the purely negative method.
159:5.14 (1770.6) 3. kwaad met goed vergelden, de wil laten gelden om de situatie meester te worden, het overwinnen van het kwade met het goede — de positieve en rechtvaardige methode. 159:5.14 (1770.6) 3. To return good for evil, to assert the will so as to become master of the situation, to overcome evil with good—the positive and righteous method.
159:5.15 (1770.7) Eén van de apostelen vroeg eens: ‘Meester, wat zou ik moeten doen wanneer een vreemde mij zou dwingen zijn last een kilometer lang voor hem te dragen?’ Jezus antwoordde: ‘Ga niet zitten zuchten om bevrijding van je last, terwijl je de vreemde in stilte verwenst. Uit een dergelijke passieve houding komt geen rechtvaardigheid voort. Als je niets anders kunt bedenken dat een werkelijk positieve uitwerking zou kunnen hebben, kun je ten minste de last nog een tweede kilometer dragen. Dat zal voor die onrechtvaardige, goddeloze vreemdeling zeker een uitdaging betekenen.’ 159:5.15 (1770.7) One of the apostles once asked: “Master, what should I do if a stranger forced me to carry his pack for a mile?” Jesus answered: “Do not sit down and sigh for relief while you berate the stranger under your breath. Righteousness comes not from such passive attitudes. If you can think of nothing more effectively positive to do, you can at least carry the pack a second mile. That will of a certainty challenge the unrighteous and ungodly stranger.”
159:5.16 (1770.8) De Joden hadden van een God gehoord die berouwvolle zondaren wel wilde vergeven en wilde trachten hun slechte daden te vergeten, maar pas bij de komst van Jezus hoorden de mensen van een God die op zoek ging naar het verloren schaap, die zelf het initiatief nam om naar zondaren uit te zien, en die zich verblijdde wanneer hij hen bereid vond naar het huis van de Vader terug te keren. Deze positieve toon breidde Jezus tot zelfs in zijn gebeden uit. En hij zette de negatieve gulden regel om in een positieve opwekking tot menselijke billijkheid. 159:5.16 (1770.8) The Jews had heard of a God who would forgive repentant sinners and try to forget their misdeeds, but not until Jesus came, did men hear about a God who went in search of lost sheep, who took the initiative in looking for sinners, and who rejoiced when he found them willing to return to the Father’s house. This positive note in religion Jesus extended even to his prayers. And he converted the negative golden rule into a positive admonition of human fairness.
159:5.17 (1771.1) In al zijn onderricht vermeed Jezus altijd afleidende details. Hij schuwde bloemrijke taal en vermeed de dichterlijke beeldspraak die niet meer was dan een spel met woorden. Hij was gewoon dingen van grote betekenis in kleine uitdrukkingen te vatten. Om zaken toe te lichten week Jezus dikwijls af van de gangbare betekenis van vele termen, zoals zout, zuurdesem, vissen en kleine kinderen. Hij maakte een hoogst doeltreffend gebruik van de antithese, de tegenstelling, waarbij hij onder andere het zeer kleine vergeleek met het oneindig grote. Zijn beelden waren verrassend, zoals ‘de blinde die de blinde leidt.’ Maar de grootste kracht van zijn aanschouwelijk onderricht was de natuurlijkheid ervan. Jezus haalde de godsdienst uit de hemel omlaag naar de aarde. Hij beschreef de elementaire behoeften van de ziel met nieuw inzicht en een nieuwe schenking van liefde. 159:5.17 (1771.1) In all his teaching Jesus unfailingly avoided distracting details. He shunned flowery language and avoided the mere poetic imagery of a play upon words. He habitually put large meanings into small expressions. For purposes of illustration Jesus reversed the current meanings of many terms, such as salt, leaven, fishing, and little children. He most effectively employed the antithesis, comparing the minute to the infinite and so on. His pictures were striking, such as, “The blind leading the blind.” But the greatest strength to be found in his illustrative teaching was its naturalness. Jesus brought the philosophy of religion from heaven down to earth. He portrayed the elemental needs of the soul with a new insight and a new bestowal of affection.
6. De terugkeer naar Magadan ^top 6. The Return to Magadan ^top
159:6.1 (1771.2) De missie van vier weken in de Dekapolis was tamelijk succesvol. Er werden honderden zielen in het koninkrijk ontvangen en de apostelen en evangelisten deden waardevolle ervaring op door met hun werk door te gaan zonder de inspiratie van de onmiddellijke persoonlijke tegenwoordigheid van Jezus. 159:6.1 (1771.2) The mission of four weeks in the Decapolis was moderately successful. Hundreds of souls were received into the kingdom, and the apostles and evangelists had a valuable experience in carrying on their work without the inspiration of the immediate personal presence of Jesus.
159:6.2 (1771.3) Op vrijdag 16 september, verzamelde het gehele korps werkers zich, zoals tevoren was afgesproken, in het Magadanpark. Op de Sabbatdag werd een beraadslaging gehouden waaraan meer dan honderd gelovigen deelnamen en waar de plannen om het werk van het koninkrijk in de toekomst uit te breiden, grondig werden besproken. De koeriers van David waren er ook en rapporteerden over het welzijn van de gelovigen in geheel Judea, Samaria, Galilea en aangrenzende gebieden. 159:6.2 (1771.3) On Friday, September 16, the entire corps of workers assembled by prearrangement at Magadan Park. On the Sabbath day a council of more than one hundred believers was held at which the future plans for extending the work of the kingdom were fully considered. The messengers of David were present and made reports concerning the welfare of the believers throughout Judea, Samaria, Galilee, and adjoining districts.
159:6.3 (1771.4) Slechts weinigen van Jezus’ volgelingen beseften in die dagen de grote waarde van de diensten van dit koerierskorps. Niet alleen hielden de koeriers de gelovigen in heel Palestina in contact met elkaar, en met Jezus en de apostelen, maar in deze donkere dagen fungeerden zij ook als inzamelaars van geld, niet alleen voor het levensonderhoud van Jezus en zijn metgezellen, maar ook voor de ondersteuning van de families van de twaalf apostelen en de twaalf evangelisten. 159:6.3 (1771.4) Few of Jesus’ followers at this time fully appreciated the great value of the services of the messenger corps. Not only did the messengers keep the believers throughout Palestine in touch with each other and with Jesus and the apostles, but during these dark days they also served as collectors of funds, not only for the sustenance of Jesus and his associates, but also for the support of the families of the twelve apostles and the twelve evangelists.
159:6.4 (1771.5) Omstreeks deze tijd verplaatste Abner het centrum van zijn activiteiten van Hebron naar Betlehem, en laatstgenoemde plaats was ook het hoofdkwartier in Judea voor de koeriers van David. David onderhield een nachtdienst tussen Jeruzalem en Betsaïda; de snellopers verlieten Jeruzalem ’s avonds, werden afgelost in Sichar en Skytopolis, en arriveerden dan de volgende ochtend tegen het ontbijt in Betsaïda. 159:6.4 (1771.5) About this time Abner moved his base of operations from Hebron to Bethlehem, and this latter place was also the headquarters in Judea for David’s messengers. David maintained an overnight relay messenger service between Jerusalem and Bethsaida. These runners left Jerusalem each evening, relaying at Sychar and Scythopolis, arriving in Bethsaida by breakfast time the next morning.
159:6.5 (1771.6) Jezus en zijn metgezellen maakten zich nu gereed om een week rust te nemen alvorens aan de laatste fase van hun werk voor het koninkrijk te beginnen. Dit was hun laatste rustperiode, want hun missie in Perea groeide uit tot een campagne van prediking en onderricht, die voortduurde tot aan de tijd van hun aankomst te Jeruzalem en de opvoering van de afsluitende episoden van Jezus’ loopbaan op aarde. 159:6.5 (1771.6) Jesus and his associates now prepared to take a week’s rest before they made ready to start upon the last epoch of their labors in behalf of the kingdom. This was their last rest, for the Perean mission developed into a campaign of preaching and teaching which extended right on down to the time of their arrival at Jerusalem and of the enactment of the closing episodes of Jesus’ earth career.