Verhandeling 167 Paper 167
Het bezoek aan Filadelfia The Visit to Philadelphia
167:0.1 (1833.1) WANNEER gezegd wordt dat Jezus en de apostelen tijdens deze hele periode van dienstbetoon in Perea de verschillende plaatsen bezochten waar de zeventig aan het werk waren, moet ge niet vergeten dat als regel slechts tien van hen bij hem waren, daar het de gewoonte was dat ten minste twee apostelen in Pella bleven om onderricht te geven aan de schare. Toen Jezus zich gereedmaakte om door te gaan naar Filadelfia, keerden Simon Petrus en zijn broer Andreas, naar het kamp bij Pella terug om de menigte die daar bijeenkwam te onderrichten. Wanneer de Meester het kamp te Pella verliet om dorpen in Perea te bezoeken, was het niet ongewoon dat drie tot vijfhonderd mensen uit het kamp hem volgden. Toen hij te Filadelfia aankwam, was hij vergezeld van meer dan zeshonderd volgelingen. 167:0.1 (1833.1) THROUGHOUT this period of the Perean ministry, when mention is made of Jesus and the apostles visiting the various localities where the seventy were at work, it should be recalled that, as a rule, only ten were with him since it was the practice to leave at least two of the apostles at Pella to instruct the multitude. As Jesus prepared to go on to Philadelphia, Simon Peter and his brother, Andrew, returned to the Pella encampment to teach the crowds there assembled. When the Master left the camp at Pella to visit about Perea, it was not uncommon for from three to five hundred of the campers to follow him. When he arrived at Philadelphia, he was accompanied by over six hundred followers.
167:0.2 (1833.2) De recente prediktocht door de Dekapolis was niet vergezeld gegaan van wonderen en, met uitzondering van de reiniging der tien melaatsen, hadden er zich tot dusver ook geen wonderen voorgedaan op deze zendingstocht door Perea. Dit was een periode waarin het evangelie met kracht werd verkondigd, zonder wonderen, en meestal zonder dat Jezus of zelfs de apostelen aanwezig waren. 167:0.2 (1833.2) No miracles had attended the recent preaching tour through the Decapolis, and, excepting the cleansing of the ten lepers, thus far there had been no miracles on this Perean mission. This was a period when the gospel was proclaimed with power, without miracles, and most of the time without the personal presence of Jesus or even of his apostles.
167:0.3 (1833.3) Jezus en de tien apostelen kwamen op woensdag, 22 februari, in Filadelfia aan en rustten de donderdag en vrijdag uit van de tochten die zij kortgeleden hadden gemaakt en van het werk dat zij hadden gedaan. Die vrijdagavond sprak Jakobus in de synagoge, en voor de volgende avond werd een algemene vergadering bijeengeroepen. Ze waren zeer verheugd over de vooruitgang die het evangelie in Filadelfia en de nabijgelegen dorpen had gemaakt. De koeriers van David brachten ook berichten over het verdere doordringen van het koninkrijk in heel Palestina, en bovendien goed nieuws uit Alexandrië en Damascus. 167:0.3 (1833.3) Jesus and the ten apostles arrived at Philadelphia on Wednesday, February 22, and spent Thursday and Friday resting from their recent travels and labors. That Friday night James spoke in the synagogue, and a general council was called for the following evening. They were much rejoiced over the progress of the gospel at Philadelphia and among the near-by villages. The messengers of David also brought word of the further advancement of the kingdom throughout Palestine, as well as good news from Alexandria and Damascus.
1. Ontbijt met de Farizeeën ^top 1. Breakfast with the Pharisees ^top
167:1.1 (1833.4) Er woonde in Filadelfia een zeer welgestelde en invloedrijke Farizeeër die het onderricht van Abner had aanvaard, en deze nodigde Jezus uit om bij hem thuis op de ochtend van de Sabbat de ochtendmaaltijd te komen gebruiken. Het was bekend dat Jezus omstreeks deze tijd in Filadelfia werd verwacht, en dus was er een groot aantal bezoekers, waaronder vele Farizeeën, vanuit Jeruzalem en van elders naar hier gekomen. Er werden dan ook ongeveer veertig van deze vooraanstaande persoonlijkheden en ook een paar wetgeleerden uitgenodigd voor dit ontbijt dat was aangericht ter ere van de Meester. 167:1.1 (1833.4) There lived in Philadelphia a very wealthy and influential Pharisee who had accepted the teachings of Abner, and who invited Jesus to his house Sabbath morning for breakfast. It was known that Jesus was expected in Philadelphia at this time; so a large number of visitors, among them many Pharisees, had come over from Jerusalem and from elsewhere. Accordingly, about forty of these leading men and a few lawyers were bidden to this breakfast, which had been arranged in honor of the Master.
167:1.2 (1833.5) Terwijl Jezus nog bij de deur met Abner stond te praten en de gastheer reeds was gaan zitten, kwam een van de vooraanstaande Farizeeën uit Jeruzalem, een lid van het Sanhedrin, de kamer binnen en begaf zich, naar zijn gewoonte, rechtstreeks naar de ereplaats links van de gastheer. Daar deze plaats echter gereserveerd was voor de Meester en die aan de rechterzijde voor Abner, wenkte de gastheer de Farizeeër uit Jeruzalem om op de vierde plaats links van hem plaats te nemen, en deze hoogwaardigheidsbekleder was zeer beledigd omdat hij niet de ereplaats kreeg toegewezen. 167:1.2 (1833.5) As Jesus lingered by the door, speaking with Abner, and after the host had seated himself, there came into the room one of the leading Pharisees of Jerusalem, a member of the Sanhedrin, and as was his habit, he made straight for the seat of honor at the left of the host. But since this place had been reserved for the Master and that on the right for Abner, the host beckoned the Jerusalem Pharisee to sit four seats to the left, and this dignitary was much offended because he did not receive the seat of honor.
167:1.3 (1834.1) Spoedig was iedereen gezeten en genoot men van het samenzijn, daar de meeste aanwezigen discipelen van Jezus waren, of althans het evangelie gunstig gezind. Alleen zijn vijanden sloegen acht op het feit dat hij de ceremoniële handwassing niet had verricht voor hij aan tafel ging. Abner waste zijn handen bij het begin der maaltijd maar niet gedurende het verdere verloop. 167:1.3 (1834.1) Soon they were all seated and enjoying the visiting among themselves since the majority of those present were disciples of Jesus or else were friendly to the gospel. Only his enemies took notice of the fact that he did not observe the ceremonial washing of his hands before he sat down to eat. Abner washed his hands at the beginning of the meal but not during the serving.
167:1.4 (1834.2) Toen de maaltijd bijna afgelopen was, kwam er een man van buiten de kamer binnen, die reeds geruime tijd aan een chronische ziekte leed en opgezwollen was door waterzucht. Deze man was een gelovige en kortgeleden door de medewerkers van Abner gedoopt. Hij verzocht Jezus niet om genezing, maar de Meester wist heel goed dat de man met zijn kwaal naar dit ontbijt kwam in de hoop daardoor de menigte te ontgaan die zich altijd om Jezus verdrong en zodoende meer kans te hebben zijn aandacht te trekken. De man wist dat er toen maar weinig wonderen werden verricht, maar hij had in zijn hart overlegd dat zijn erbarmelijke toestand misschien het medelijden van de Meester zou opwekken. En hij had zich niet vergist, want toen hij het vertrek binnenkwam, trok dat de aandacht van Jezus, maar ook van de intolerante Farizeeër uit Jeruzalem. De Farizeeër aarzelde niet zijn wrevel onder woorden te brengen over het feit dat het zo iemand werd toegestaan het vertrek binnen te komen. Maar Jezus zag de zieke man aan en glimlachte zo welwillend, dat deze dichterbij kwam en op de vloer ging zitten. Toen de maaltijd ten einde liep, keek de Meester in het rond naar zijn medegasten en zei toen, na een veelbetekenende blik naar de man met waterzucht: ‘Vrienden, leraren in Israel en wetgeleerden, ik zou u een vraag willen stellen: is het wettelijk toegestaan zieken en gekwelden te genezen op de Sabbatdag of niet?’ Degenen die daar aanwezig waren kenden Jezus echter maar al te goed: ze hielden zich stil, ze gaven geen antwoord op zijn vraag. 167:1.4 (1834.2) Near the end of the meal there came in from the street a man long afflicted with a chronic disease and now in a dropsical condition. This man was a believer, having recently been baptized by Abner’s associates. He made no request of Jesus for healing, but the Master knew full well that this afflicted man came to this breakfast hoping thereby to escape the crowds which thronged him and thus be more likely to engage his attention. This man knew that few miracles were then being performed; however, he had reasoned in his heart that his sorry plight might possibly appeal to the Master’s compassion. And he was not mistaken, for, when he entered the room, both Jesus and the self-righteous Pharisee from Jerusalem took notice of him. The Pharisee was not slow to voice his resentment that such a one should be permitted to enter the room. But Jesus looked upon the sick man and smiled so benignly that he drew near and sat down upon the floor. As the meal was ending, the Master looked over his fellow guests and then, after glancing significantly at the man with dropsy, said: “My friends, teachers in Israel and learned lawyers, I would like to ask you a question: Is it lawful to heal the sick and afflicted on the Sabbath day, or not?” But those who were there present knew Jesus too well; they held their peace; they answered not his question.
167:1.5 (1834.3) Toen ging Jezus naar de plaats waar de zieke man zat, nam hem bij de hand en zei: ‘Sta op en ga uws weegs. Ge hebt niet gevraagd om genezen te worden, maar ik ken het verlangen van uw hart en het geloof in uw ziel.’ Voordat de man het vertrek verliet, ging Jezus naar zijn plaats terug en zei, zich richtende tot degenen die aan tafel gezeten waren: ‘Zulke werken doet de Vader niet om u te verleiden het koninkrijk binnen te gaan, maar om zichzelf te openbaren aan diegenen die reeds in het koninkrijk zijn. Ge kunt wel inzien dat het net iets voor de Vader is om zulke dingen te doen, want wie van u zou, als hij een lievelingsdier had dat op de Sabbatdag in de put was gevallen, niet onmiddellijk naar buiten gaan om het eruit te halen?’ En omdat niemand antwoord wilde geven en aangezien zijn gastheer duidelijk goedkeurde wat er gebeurde, ging Jezus staan en sprak tot alle aanwezigen: ‘Broeders, wanneer ge uitgenodigd wordt op een bruilofsfeest dient ge niet plaats te nemen op de erezetel, zodat indien een man van hoger aanzien dan gij toevallig zou zijn uitgenodigd, de gastheer niet naar u toe hoeft te komen om u te vragen uw plaats af te staan aan deze andere, geëerde gast. Als dat gebeurt, zult ge vol schaamte een lagere plaats aan de tafel moeten nemen. Wanneer ge op een feest wordt uitgenodigd, zou het van wijsheid getuigen om, wanneer ge bij de feestdis komt, de laagste plaats te zoeken en die te nemen, zodat, wanneer de gastheer zijn gasten overziet, hij tot u kan zeggen: “Vriend, waarom zit ge op de laagste plaats? kom hoger op”; en aldus zal zo iemand geëerd worden ten overstaan van zijn medegasten. Vergeet niet, een ieder die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, terwijl hij die zich waarlijk vernedert, verhoogd zal worden. Daarom moet ge, wanneer ge mensen uitnodigt voor het middagmaal of wanneer ge een avondmaaltijd geeft, niet altijd uw vrienden, uw broeders, uw bloedverwanten, of rijke buren uitnodigen, opdat zij op hun beurt u op hun feesten nodigen, en ge op deze wijze zult worden beloond. Wanneer ge een feestmaal geeft, nodig dan ook eens de armen uit, de verminkten en de blinden. Op deze manier zult ge gezegend worden in uw hart, want ge weet heel goed dat de lammen en de kreupelen u uw liefdevol dienstbetoon niet kunnen terugbetalen.’ 167:1.5 (1834.3) Then went Jesus over to where the sick man sat and, taking him by the hand, said: “Arise and go your way. You have not asked to be healed, but I know the desire of your heart and the faith of your soul.” Before the man left the room, Jesus returned to his seat and, addressing those at the table, said: “Such works my Father does, not to tempt you into the kingdom, but to reveal himself to those who are already in the kingdom. You can perceive that it would be like the Father to do just such things because which one of you, having a favorite animal that fell in the well on the Sabbath day, would not go right out and draw him up?” And since no one would answer him, and inasmuch as his host evidently approved of what was going on, Jesus stood up and spoke to all present: “My brethren, when you are bidden to a marriage feast, sit not down in the chief seat, lest, perchance, a more honored man than you has been invited, and the host will have to come to you and request that you give your place to this other and honored guest. In this event, with shame you will be required to take a lower place at the table. When you are bidden to a feast, it would be the part of wisdom, on arriving at the festive table, to seek for the lowest place and take your seat therein, so that, when the host looks over the guests, he may say to you: ‘My friend, why sit in the seat of the least? come up higher’; and thus will such a one have glory in the presence of his fellow guests. Forget not, every one who exalts himself shall be humbled, while he who truly humbles himself shall be exalted. Therefore, when you entertain at dinner or give a supper, invite not always your friends, your brethren, your kinsmen, or your rich neighbors that they in return may bid you to their feasts, and thus will you be recompensed. When you give a banquet, sometimes bid the poor, the maimed, and the blind. In this way you shall be blessed in your heart, for you well know that the lame and the halt cannot repay you for your loving ministry.”
2. De gelijkenis van het grote avondmaal ^top 2. Parable of the Great Supper ^top
167:2.1 (1835.1) Toen Jezus was uitgesproken aan de ontbijttafel van de Farizeeër, zei een van de wetgeleerden die het stilzwijgen wilde verbreken, onnadenkend: ‘Gezegend is hij die brood eet in het koninkrijk Gods’ — een algemeen gezegde in die dagen. Daarop vertelde Jezus een gelijkenis die zelfs zijn vriendelijke gastheer ter harte moest nemen. Hij zei: 167:2.1 (1835.1) As Jesus finished speaking at the breakfast table of the Pharisee, one of the lawyers present, desiring to relieve the silence, thoughtlessly said: “Blessed is he who shall eat bread in the kingdom of God”—that being a common saying of those days. And then Jesus spoke a parable, which even his friendly host was compelled to take to heart. He said:
167:2.2 (1835.2) ‘Een zekere koning gaf een groot avondmaal, en daar hij vele gasten had uitgenodigd, zond hij zijn dienaren uit tegen de tijd van het avondmaal om tot degenen die uitgenodigd waren te zeggen, “Komt nu, want alles is gereed.” En zij begonnen zich allen eenstemmig te verontschuldigen. De eerste zei: “Ik heb zojuist een boerderij gekocht en ik moet er nodig heen om haar te inspecteren; ik verzoek u mij te willen verontschuldigen.” Iemand anders zei, “Ik heb vijf juk ossen gekocht en ik moet ze in ontvangst gaan nemen; ik verzoek u mij te willen verontschuldigen.” Weer iemand anders zei, “Ik heb juist een vrouw getrouwd en daarom kan ik niet komen.” Dus gingen de dienaren naar hun heer terug en brachten van dit alles verslag uit aan hun meester. Toen de heer des huizes dit hoorde, werd hij zeer boos en zich tot zijn dienaren richtend, zei hij: “Ik heb dit bruiloftsfeest in gereedheid gebracht; de gemeste kalveren zijn geslacht en alles is in gereedheid voor mijn gasten, maar zij hebben mijn uitnodiging van de hand gewezen; ieder is achter zijn land of koopwaar aangegaan, en zij hebben zelfs mijn dienaren zonder respect behandeld, toen die hen kwamen vragen om naar mijn feest te komen. Ga daarom snel naar buiten, ga de straten en stegen van de stad in en de grote wegen en zijwegen buiten op, en breng de armen en verstotenen, de blinden en de kreupelen hierheen, opdat er gasten mogen zijn op het bruiloftsfeest.” De dienaren nu deden zoals hun heer hun gebood, en zelfs toen was er nog plaats voor meer gasten. Toen zei de heer tot zijn dienaren: “Ga nu de wegen op en het land in, en dwing hen die ge daar aantreft om te komen, zodat mijn huis moge zijn. Ik zeg u dat niemand van hen die eerst uitgenodigd waren aan mijn avondmaal zal deelnemen.” En de dienaren deden zoals hun heer hun gebood en het huis raakte vol.’ 167:2.2 (1835.2) “A certain ruler gave a great supper, and having bidden many guests, he dispatched his servants at suppertime to say to those who were invited, ‘Come, for everything is now ready.’ And they all with one accord began to make excuses. The first said, ‘I have just bought a farm, and I must needs go to prove it; I pray you have me excused.’ Another said, ‘I have bought five yoke of oxen, and I must go to receive them; I pray you have me excused.’ And another said, ‘I have just married a wife, and therefore I cannot come.’ So the servants went back and reported this to their master. When the master of the house heard this, he was very angry, and turning to his servants, he said: ‘I have made ready this marriage feast; the fatlings are killed, and all is in readiness for my guests, but they have spurned my invitation; they have gone every man after his lands and his merchandise, and they even show disrespect to my servants who bid them come to my feast. Go out quickly, therefore, into the streets and lanes of the city, out into the highways and the byways, and bring hither the poor and the outcast, the blind and the lame, that the marriage feast may have guests.’ And the servants did as their lord commanded, and even then there was room for more guests. Then said the lord to his servants: ‘Go now out into the roads and the countryside and constrain those who are there to come in that my house may be filled. I declare that none of those who were first bidden shall taste of my supper.’ And the servants did as their master commanded, and the house was filled.”
167:2.3 (1835.3) Toen zij deze woorden hoorden, vertrokken zij; ieder ging naar zijn eigen huis. Onder de smalende Farizeeërs die die ochtend aanwezig waren, was er ten minste één die de bedoeling van de gelijkenis begreep, want hij werd die dag gedoopt en beleed openlijk zijn geloof in het evangelie van het koninkrijk. Die avond predikte Abner over deze gelijkenis op de algemene bijeenkomst van de gelovigen. 167:2.3 (1835.3) And when they heard these words, they departed; every man went to his own place. At least one of the sneering Pharisees present that morning comprehended the meaning of this parable, for he was baptized that day and made public confession of his faith in the gospel of the kingdom. Abner preached on this parable that night at the general council of believers.
167:2.4 (1835.4) De volgende dag namen alle apostelen deel aan de filosofische oefening om de betekenis van deze gelijkenis van het grote avondmaal te trachten te verklaren. Ofschoon Jezus met belangstelling naar al deze verschillende uitleggingen luisterde, weigerde hij aldoor beslist hen verder te helpen bij het begrijpen van de gelijkenis. Het enige dat hij wilde zeggen was, ‘Laat ieder de betekenis voor zichzelf en in zijn eigen ziel ontdekken.’ 167:2.4 (1835.4) The next day all of the apostles engaged in the philosophic exercise of endeavoring to interpret the meaning of this parable of the great supper. Though Jesus listened with interest to all of these differing interpretations, he steadfastly refused to offer them further help in understanding the parable. He would only say, “Let every man find out the meaning for himself and in his own soul.”
3. De vrouw met de geest van zwakheid ^top 3. The Woman with the Spirit of Infirmity ^top
167:3.1 (1835.5) Abner had ervoor gezorgd dat Jezus op deze Sabbatdag als leraar in de synagoge kon onderrichten, de eerste maal dat hij in een synagoge verscheen sinds alle synagogen op bevel van het Sanhedrin voor de leer van Jezus gesloten waren verklaard. Aan het einde van de dienst zag Jezus neer op een wat oudere vrouw die voor hem gezeten was; ze had een neerslachtige gelaatsuitdrukking en was sterk gebogen van lichaam. Deze vrouw was reeds lange tijd door angst bevangen, en alle vreugde was uit haar leven verdwenen. Toen Jezus van het spreekgestoelte kwam, ging hij naar haar toe en zei, terwijl hij zijn hand op de schouder van haar voorovergebogen gestalte legde: ‘Vrouw, indien ge alleen maar zoudt willen geloven, zoudt ge geheel vrij kunnen komen van uw geest van zwakheid.’ Deze vrouw nu, die meer dan achttien jaar krom was en ten prooi van depressies die door vrees waren veroorzaakt, geloofde de woorden van de Meester en richtte zich door haar geloof rechtop. Toen deze vrouw zag dat ze weer recht was, verhief zij haar stem en loofde God. 167:3.1 (1835.5) Abner had arranged for the Master to teach in the synagogue on this Sabbath day, the first time Jesus had appeared in a synagogue since they had all been closed to his teachings by order of the Sanhedrin. At the conclusion of the service Jesus looked down before him upon an elderly woman who wore a downcast expression, and who was much bent in form. This woman had long been fear-ridden, and all joy had passed out of her life. As Jesus stepped down from the pulpit, he went over to her and, touching her bowed-over form on the shoulder, said: “Woman, if you would only believe, you could be wholly loosed from your spirit of infirmity.” And this woman, who had been bowed down and bound up by the depressions of fear for more than eighteen years, believed the words of the Master and by faith straightened up immediately. When this woman saw that she had been made straight, she lifted up her voice and glorified God.
167:3.2 (1836.1) Niettegenstaande het feit dat de kwaal van deze vrouw geheel van mentale aard was, aangezien haar voorovergebogen houding het resultaat was van haar neerslachtige bewustzijn, dachten de mensen dat Jezus een echte lichamelijke afwijking had genezen. Ofschoon de gemeente van de synagoge van Filadelfia de leer van Jezus gunstig gezind was, was de eerste overste der synagoge een vijandige Farizeeër. En daar hij de mening van de gemeente deelde dat Jezus een lichamelijke afwijking genezen had en verontwaardigd was dat Jezus het gewaagd had om zoiets op de Sabbatdag te doen, ging hij voor de gemeente staan en zei: ‘Zijn er niet zes dagen waarin men al zijn werk moet doen? Kom daarom op deze werkdagen om genezen te worden, maar niet op de Sabbatdag.’ 167:3.2 (1836.1) Notwithstanding that this woman’s affliction was wholly mental, her bowed-over form being the result of her depressed mind, the people thought that Jesus had healed a real physical disorder. Although the congregation of the synagogue at Philadelphia was friendly toward the teachings of Jesus, the chief ruler of the synagogue was an unfriendly Pharisee. And as he shared the opinion of the congregation that Jesus had healed a physical disorder, and being indignant because Jesus had presumed to do such a thing on the Sabbath, he stood up before the congregation and said: “Are there not six days in which men should do all their work? In these working days come, therefore, and be healed, but not on the Sabbath day.”
167:3.3 (1836.2) Toen de onvriendelijke overste dit had gezegd, keerde Jezus naar het spreekgestoelte terug en zei: ‘Waarom zoudt gij de rol van schijnheilige spelen? Maakt niet ieder van u op de Sabbatdag zijn os los uit de stal en brengt hem naar buiten om te drinken? Indien zulk werk is toegestaan op de Sabbatdag, zou dan deze vrouw, een dochter Abrahams, die gedurende de laatste achttien jaar aan banden van kwaad heeft gelegen, niet uit deze gebondenheid moeten worden losgemaakt en moeten worden uitgeleid om te drinken van de wateren der vrijheid en des levens, zelfs op deze Sabbatdag?’ En terwijl de vrouw God bleef loven, werd zijn criticus beschaamd en de gemeente verheugde zich met haar vanwege haar genezing. 167:3.3 (1836.2) When the unfriendly ruler had thus spoken, Jesus returned to the speaker’s platform and said: “Why play the part of hypocrites? Does not every one of you, on the Sabbath, loose his ox from the stall and lead him forth for watering? If such a service is permissible on the Sabbath day, should not this woman, a daughter of Abraham who has been bound down by evil these eighteen years, be loosed from this bondage and led forth to partake of the waters of liberty and life, even on this Sabbath day?” And as the woman continued to glorify God, his critic was put to shame, and the congregation rejoiced with her that she had been healed.
167:3.4 (1836.3) Als gevolg van zijn openlijke kritiek op Jezus op deze Sabbat werd deze eerste overste der synagoge uit zijn ambt ontzet, en werd een volgeling van Jezus in zijn plaats aangesteld. 167:3.4 (1836.3) As a result of his public criticism of Jesus on this Sabbath the chief ruler of the synagogue was deposed, and a follower of Jesus was put in his place.
167:3.5 (1836.4) Het gebeurde dikwijls dat Jezus zulke slachtoffers van vrees bevrijdde van hun geest van zwakheid, van hun neerslachtig gemoed, of uit hun slavernij van vrees. Maar de mensen dachten dat al zulke kwalen lichamelijke ongesteldheden waren, of bezetenheid door boze geesten. 167:3.5 (1836.4) Jesus frequently delivered such victims of fear from their spirit of infirmity, from their depression of mind, and from their bondage of fear. But the people thought that all such afflictions were either physical disorders or possession of evil spirits.
167:3.6 (1836.5) Op zondag leerde Jezus opnieuw in de synagoge, en velen werden omstreeks het middaguur door Abner gedoopt in de rivier die ten zuiden van de stad stroomde. De volgende morgen zouden Jezus en de tien apostelen de terugreis naar Pella hebben aangevangen, ware het niet dat een van de koeriers van David arriveerde, met een dringende boodschap voor Jezus van zijn vrienden te Betanië bij Jeruzalem. 167:3.6 (1836.5) Jesus taught again in the synagogue on Sunday, and many were baptized by Abner at noon on that day in the river which flowed south of the city. On the morrow Jesus and the ten apostles would have started back to the Pella encampment but for the arrival of one of David’s messengers, who brought an urgent message to Jesus from his friends at Bethany, near Jerusalem.
4. De boodschap uit Betanië ^top 4. The Message from Bethany ^top
167:4.1 (1836.6) Heel laat op de avond van zondag, 26 februari, kwam een koerier uit Betanië te Filadelfia aan met een boodschap van Marta en Maria, die luidde: ‘Heer, hij dien gij liefhebt is heel ziek.’ Deze boodschap bereikte Jezus toen de avondbijeenkomst werd besloten, juist toen hij afscheid nam van de apostelen voor de nacht. Eerst antwoordde Jezus niet. Er vond een van die vreemde intermezzo’s plaats, een ogenblik dat hij in communicatie scheen te zijn met iets buiten en boven hemzelf. Daarna zag hij op, richtte zich tot de koerier en zei, terwijl de apostelen het konden horen: ‘Deze ziekte is niet werkelijk ten dode. Twijfel niet dat zij benut kan worden om God te verheerlijken en de Zoon te verhogen.’ 167:4.1 (1836.6) Very late on Sunday night, February 26, a runner from Bethany arrived at Philadelphia, bringing a message from Martha and Mary which said, “Lord, he whom you love is very sick.” This message reached Jesus at the close of the evening conference and just as he was taking leave of the apostles for the night. At first Jesus made no reply. There occurred one of those strange interludes, a time when he appeared to be in communication with something outside of, and beyond, himself. And then, looking up, he addressed the messenger in the hearing of the apostles, saying: “This sickness is really not to the death. Doubt not that it may be used to glorify God and exalt the Son.”
167:4.2 (1837.1) Jezus hield heel veel van Marta, Maria en hun broer Lazarus; hij had hen innig lief. Zijn eerste, menselijke gedachte was om direct naar hen toe te gaan om hen te helpen, maar een ander idee kwam op in zijn gecombineerde bewustzijn. Hij had bijna de hoop opgegeven dat de Joodse leiders te Jeruzalem ooit het koninkrijk zouden aanvaarden, maar hij had zijn volk nog steeds lief en nu deed zich een plan aan hem voor waardoor de schriftgeleerden en Farizeeën in Jeruzalem nog eenmaal de kans zouden krijgen zijn onderricht te aanvaarden. Hij besloot om, indien dit ook de wil van zijn Vader zou zijn, dit laatste beroep op Jeruzalem het meest diepgaande en verbazingwekkende uiterlijke werk van zijn gehele loopbaan op aarde te maken. De Joden klampten zich vast aan de idee van een verlosser die wonderen verrichtte. En ofschoon hij weigerde zich te verlagen tot het verrichten van materiële wonderen of tot het opvoeren van een wereldlijk vertoon van politieke macht, vroeg hij nu toestemming van de Vader om zijn tot dusver nog niet ten toon gespreide macht over leven en dood te manifesteren. 167:4.2 (1837.1) Jesus was very fond of Martha, Mary, and their brother, Lazarus; he loved them with a fervent affection. His first and human thought was to go to their assistance at once, but another idea came into his combined mind. He had almost given up hope that the Jewish leaders at Jerusalem would ever accept the kingdom, but he still loved his people, and there now occurred to him a plan whereby the scribes and Pharisees of Jerusalem might have one more chance to accept his teachings; and he decided, his Father willing, to make this last appeal to Jerusalem the most profound and stupendous outward working of his entire earth career. The Jews clung to the idea of a wonder-working deliverer. And though he refused to stoop to the performance of material wonders or to the enactment of temporal exhibitions of political power, he did now ask the Father’s consent for the manifestation of his hitherto unexhibited power over life and death.
167:4.3 (1837.2) De Joden hadden de gewoonte hun doden te begraven op de dag van hun overlijden: dit was een noodzakelijk gebruik in zulk een warm klimaat. Het gebeurde dikwijls dat zij iemand in het graf legden die alleen maar in coma verkeerde, met het gevolg dat zo iemand op de tweede dag, of zelfs op de derde, uit het graf tevoorschijn kwam. Maar de Joden geloofden dat, hoewel de geest of ziel zich gedurende twee of drie dagen bij het lichaam kon ophouden, deze nooit langer dan drie dagen daar bleef wachten; dat het ontbindingsproces op de vierde dag reeds duidelijk was gevorderd, en dat niemand na het verstrijken van deze periode ooit uit het graf terugkeerde. En hierom bleef Jezus nog twee volle dagen in Filadelfia, voordat hij zich gereedmaakte om op weg te gaan naar Betanië. 167:4.3 (1837.2) The Jews were in the habit of burying their dead on the day of their demise; this was a necessary practice in such a warm climate. It often happened that they put in the tomb one who was merely comatose, so that on the second or even the third day, such a one would come forth from the tomb. But it was the belief of the Jews that, while the spirit or soul might linger near the body for two or three days, it never tarried after the third day; that decay was well advanced by the fourth day, and that no one ever returned from the tomb after the lapse of such a period. And it was for these reasons that Jesus tarried yet two full days in Philadelphia before he made ready to start for Bethany.
167:4.4 (1837.3) Dienovereenkomstig zei hij op woensdagochtend vroeg tegen zijn apostelen: ‘Laten we ons direct klaarmaken om Judea weer in te gaan.’ Toen de apostelen hun Meester dit hoorden zeggen, trokken ze zich een poosje onder elkaar terug om met elkaar te overleggen. Jakobus nam de leiding bij de bespreking, en ze waren het er allen over eens dat het niets dan dwaasheid zou zijn om Jezus opnieuw Judea in te laten gaan; als één man kwamen ze dan ook bij Jezus terug en deelden hem dit mee. Jakobus zei: ‘Meester, een paar weken geleden waart ge nog in Jeruzalem en trachtten de leiders u te doden, terwijl het volk van zins was u te stenigen. Toen hebt ge die mensen hun kans gegeven om de waarheid aan te nemen en wij zullen niet toelaten dat ge opnieuw Judea ingaat.’ 167:4.4 (1837.3) Accordingly, early on Wednesday morning he said to his apostles: “Let us prepare at once to go into Judea again.” And when the apostles heard their Master say this, they drew off by themselves for a time to take counsel of one another. James assumed the direction of the conference, and they all agreed that it was only folly to allow Jesus to go again into Judea, and they came back as one man and so informed him. Said James: “Master, you were in Jerusalem a few weeks back, and the leaders sought your death, while the people were minded to stone you. At that time you gave these men their chance to receive the truth, and we will not permit you to go again into Judea.”
167:4.5 (1837.4) Daarop zei Jezus: ‘Maar begrijpen jullie dan niet dat een dag twaalf uren heeft waarin het werk veilig gedaan kan worden? Wanneer iemand bij dag loopt, struikelt hij niet aangezien hij licht heeft. Indien iemand ’s nachts loopt, struikelt hij gemakkelijk omdat hij geen licht heeft. Zolang mijn dag duurt, ben ik niet bang om Judea in te gaan. Ik zou nog één machtig werk willen doen voor deze Joden; ik zou hun nog één keer de kans willen geven om te geloven, zelfs op hun eigen voorwaarden — voorwaarden die uiterlijke glorie inhouden en de zichtbare manifestatie van de kracht van de Vader en liefde van de Zoon. Realiseren jullie je overigens wel dat onze vriend Lazarus is ingeslapen? Ik wil erheen gaan om hem wakker te maken uit deze slaap.’ 167:4.5 (1837.4) Then said Jesus: “But do you not understand that there are twelve hours of the day in which work may safely be done? If a man walks in the day, he does not stumble inasmuch as he has light. If a man walks in the night, he is liable to stumble since he is without light. As long as my day lasts, I fear not to enter Judea. I would do one more mighty work for these Jews; I would give them one more chance to believe, even on their own terms—conditions of outward glory and the visible manifestation of the power of the Father and the love of the Son. Besides, do you not realize that our friend Lazarus has fallen asleep, and I would go to awake him out of this sleep!”
167:4.6 (1837.5) Daarop zei een der apostelen: ‘Meester, indien Lazarus in slaap is gevallen, zal hij des te zekerder herstellen.’ Het was toentertijd gewoonte bij de Joden om van de dood te spreken als een vorm van slaap, maar omdat de apostelen niet begrepen dat Jezus bedoelde dat Lazarus verscheiden was van deze wereld, zei hij nu eenvoudig: ‘Lazarus is dood. En ik ben blij voor jullie, zelfs indien anderen er niet door gered worden, dat ik er niet bij was, omdat jullie nu een nieuwe reden zult hebben in mij te geloven; en door wat jullie zullen meemaken moeten jullie allemaal gesterkt worden ter voorbereiding op de dag dat ik afscheid van jullie zal nemen en naar de Vader zal gaan.’ 167:4.6 (1837.5) Then said one of the apostles: “Master, if Lazarus has fallen asleep, then will he the more surely recover.” It was the custom of the Jews at that time to speak of death as a form of sleep, but as the apostles did not understand that Jesus meant that Lazarus had departed from this world, he now said plainly: “Lazarus is dead. And I am glad for your sakes, even if the others are not thereby saved, that I was not there, to the end that you shall now have new cause to believe in me; and by that which you will witness, you should all be strengthened in preparation for that day when I shall take leave of you and go to the Father.”
167:4.7 (1838.1) Toen ze hem er niet toe konden overhalen ervan af te zien Judea in te gaan, en toen zelfs sommigen van de apostelen ongenegen waren hem te vergezellen, richtte Tomas zich tot zijn broeders met de woorden: ‘Wij hebben de Meester verteld waar we bang voor zijn, maar hij is vastbesloten naar Betanië te gaan. Ik ben ervan overtuigd dat dit het einde betekent: ze zullen hem vast en zeker doden, maar als dat de keuze van de Meester is, laten wij ons dan als moedige mannen gedragen: laten wij ook gaan zodat we met hem mogen sterven.’ En zo ging het altijd: in zaken die weloverwogen, aanhoudende moed vereisten was Tomas altijd de steunpilaar van de twaalf apostelen. 167:4.7 (1838.1) When they could not persuade him to refrain from going into Judea, and when some of the apostles were loath even to accompany him, Thomas addressed his fellows, saying: “We have told the Master our fears, but he is determined to go to Bethany. I am satisfied it means the end; they will surely kill him, but if that is the Master’s choice, then let us acquit ourselves like men of courage; let us go also that we may die with him.” And it was ever so; in matters requiring deliberate and sustained courage, Thomas was always the mainstay of the twelve apostles.
5. Op weg naar Betanië ^top 5. On the Way to Bethany ^top
167:5.1 (1838.2) Op zijn tocht naar Judea werd Jezus gevolgd door een gezelschap van bijna vijftig vrienden en vijanden. Op woensdag, tijdens hun middagmaal, sprak hij tot zijn apostelen en deze groep volgelingen over de ‘Voorwaarden voor redding’ en aan het einde van dit onderricht vertelde hij de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (een belastinggaarder). Jezus zei: ‘Ge ziet dus dat de Vader redding schenkt aan de kinderen der mensen, en deze redding is een gave om niet, aan allen die het geloof hebben om het zoonschap in de goddelijke familie te aanvaarden. Er is niets dat de mens kan doen om deze redding te verdienen. Werken van eigendunk kunnen de gunst van God niet kopen, en veel bidden in het openbaar kan het gemis aan levend geloof in het hart niet goedmaken. Mensen kunt ge door uw uiterlijk godsdienstig vertoon misleiden, maar God kijkt in uw ziel. Wat ik u zeg, wordt verduidelijkt door de geschiedenis van twee mannen die in de tempel gingen om te bidden, de een een Farizeeër en de ander een tollenaar. De Farizeeër stond rechtop en bad bij zichzelf: “O God, ik dank u dat ik niet ben zoals de rest der mensen, woekeraars, onwetenden, onrechtvaardigen, echtbrekers, of zelfs zoals deze tollenaar. Ik vast tweemaal per week; ik geef tienden van alles wat ik ontvang.” De tollenaar echter, die ergens achteraf stond, waagde het zelfs niet zijn ogen ten hemel op te slaan maar sloeg zich op de borst en zei: “God wees mij zondaar genadig.” Ik zeg u dat de tollenaar naar huis terugkeerde met Gods goedkeuring, in tegenstelling tot de Farizeeër, want een ieder die zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar hij die zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.’ 167:5.1 (1838.2) On the way to Judea Jesus was followed by a company of almost fifty of his friends and enemies. At their noon lunchtime, on Wednesday, he talked to his apostles and this group of followers on the “Terms of Salvation,” and at the end of this lesson told the parable of the Pharisee and the publican (a tax collector). Said Jesus: “You see, then, that the Father gives salvation to the children of men, and this salvation is a free gift to all who have the faith to receive sonship in the divine family. There is nothing man can do to earn this salvation. Works of self-righteousness cannot buy the favor of God, and much praying in public will not atone for lack of living faith in the heart. Men you may deceive by your outward service, but God looks into your souls. What I am telling you is well illustrated by two men who went into the temple to pray, the one a Pharisee and the other a publican. The Pharisee stood and prayed to himself: ‘O God, I thank you that I am not like the rest of men, extortioners, unlearned, unjust, adulterers, or even like this publican. I fast twice a week; I give tithes of all that I get.’ But the publican, standing afar off, would not so much as lift his eyes to heaven but smote his breast, saying, ‘God be merciful to me a sinner.’ I tell you that the publican went home with God’s approval rather than the Pharisee, for every one who exalts himself shall be humbled, but he who humbles himself shall be exalted.”
167:5.2 (1838.3) Die avond, in Jericho, probeerden de vijandig gezinde Farizeeën de Meester in de val te laten lopen door hem ertoe over te halen de kwestie van huwelijk en echtscheiding te bespreken zoals hun mede-Farizeeën al eens gedaan hadden in Galilea, doch Jezus verijdelde op ingenieuze wijze hun pogingen om hem in conflict te brengen met hun echtscheidingswetten. Zoals de tollenaar en de Farizeeër goede en slechte religie uitbeeldden, zo deden hun echtscheidingspraktijken dienst om de betere huwelijkswetten van het Joodse wetboek te contrasteren met de schandelijke nonchalance van de Farizeeïsche interpretaties van de Mozaïsche echtscheidingswetten. De Farizeeër beoordeelde zichzelf naar de laagste norm; de tollenaar richtte zich naar het hoogste ideaal. Gebed was voor de Farizeeër een middel om een hoogmoedige inactiviteit teweeg te brengen en de zekerheid van een valse geestelijke geborgenheid; voor de tollenaar vormde het gebed een middel om zijn ziel wakker te schudden voor het besef van de noodzaak tot boetvaardigheid, schuldbelijdenis, en de aanvaarding, in geloof, van barmhartige vergeving. De Farizeeër zocht gerechtigheid; de tollenaar vroeg barmhartigheid. De wet van het universum luidt: vraag en ge zult ontvangen; zoek en ge zult vinden. 167:5.2 (1838.3) That night, in Jericho, the unfriendly Pharisees sought to entrap the Master by inducing him to discuss marriage and divorce, as did their fellows one time in Galilee, but Jesus artfully avoided their efforts to bring him into conflict with their laws concerning divorce. As the publican and the Pharisee illustrated good and bad religion, their divorce practices served to contrast the better marriage laws of the Jewish code with the disgraceful laxity of the Pharisaic interpretations of these Mosaic divorce statutes. The Pharisee judged himself by the lowest standard; the publican squared himself by the highest ideal. Devotion, to the Pharisee, was a means of inducing self-righteous inactivity and the assurance of false spiritual security; devotion, to the publican, was a means of stirring up his soul to the realization of the need for repentance, confession, and the acceptance, by faith, of merciful forgiveness. The Pharisee sought justice; the publican sought mercy. The law of the universe is: Ask and you shall receive; seek and you shall find.
167:5.3 (1838.4) Ofschoon Jezus weigerde betrokken te worden in een geschil met de Farizeeën ten aanzien van echtscheiding, verkondigde hij wel een positief onderricht over de hoogste idealen met betrekking tot het huwelijk. Hij verhief het huwelijk tot de meest ideale en hoogste vorm van alle menselijke relaties. Ook impliceerde hij zijn sterke afkeuring van de al te toegeeflijke, onbillijke echtscheidingspraktijken van de Joden in Jeruzalem, waar toentertijd werd toegestaan dat een man van zijn vrouw scheidde om de meest onbeduidende redenen, zoals bijvoorbeeld dat zij niet zo best kon koken, dat zij het huishouden niet zo goed verzorgde, of alleen maar om de simpele reden dat hij verliefd was geworden op een vrouw die er beter uitzag. 167:5.3 (1838.4) Though Jesus refused to be drawn into a controversy with the Pharisees concerning divorce, he did proclaim a positive teaching of the highest ideals regarding marriage. He exalted marriage as the most ideal and highest of all human relationships. Likewise, he intimated strong disapproval of the lax and unfair divorce practices of the Jerusalem Jews, who at that time permitted a man to divorce his wife for the most trifling of reasons, such as being a poor cook, a faulty housekeeper, or for no better reason than that he had become enamored of a better-looking woman.
167:5.4 (1839.1) De Farizeeën waren zelfs zo ver gegaan dat ze leerden dat deze gemakkelijke vorm van scheiding een speciale ontheffing was die aan het Joodse volk was verleend, en in het bijzonder aan de Farizeeën. Terwijl Jezus dus weigerde uitspraken te doen die betrekking hadden op huwelijk en echtscheiding, veroordeelde hij deze schandelijke bespotting van de huwelijksverbintenis toch zeer scherp en wees hij op het onrecht dat hierdoor vrouwen en kinderen werd aangedaan. Hij keurde nimmer enige vorm van scheiding goed waarbij de man enig voordeel had boven de vrouw; de Meester ondersteunde slechts die leringen die vrouwen gelijkstelde aan mannen. 167:5.4 (1839.1) The Pharisees had even gone so far as to teach that divorce of this easy variety was a special dispensation granted the Jewish people, particularly the Pharisees. And so, while Jesus refused to make pronouncements dealing with marriage and divorce, he did most bitterly denounce these shameful floutings of the marriage relationship and pointed out their injustice to women and children. He never sanctioned any divorce practice which gave man any advantage over woman; the Master countenanced only those teachings which accorded women equality with men.
167:5.5 (1839.2) Alhoewel Jezus geen nieuwe opdrachten aangaande huwelijk en echtscheiding naar voren bracht, drukte hij de Joden wel op het hart om in overeenstemming met hun eigen wetten en hogere leringen te leven. Hij beriep zich voortdurend op de woorden in de Schrift bij zijn inspanningen om hun praktijken volgens deze sociale richtlijnen te verbeteren. Terwijl Jezus aldus de hoge, ideale opvattingen van het huwelijk verdedigde, vermeed hij op behendige wijze een botsing met zijn vraagstellers over de sociale praktijken die belichaamd waren in hun geschreven wetten of hun zozeer geliefde voorrechten op het terrein van de echtscheiding. 167:5.5 (1839.2) Although Jesus did not offer new mandates governing marriage and divorce, he did urge the Jews to live up to their own laws and higher teachings. He constantly appealed to the written Scriptures in his effort to improve their practices along these social lines. While thus upholding the high and ideal concepts of marriage, Jesus skillfully avoided clashing with his questioners about the social practices represented by either their written laws or their much-cherished divorce privileges.
167:5.6 (1839.3) De apostelen konden maar moeilijk begrijpen waarom de Meester zo afkerig was om positieve uitspraken te doen inzake wetenschappelijke, maatschappelijke, economische en politieke problemen. Zij beseften niet ten volle dat zijn zending op aarde uitsluitend te maken had met openbaringen van geestelijke en religieuze waarheden. 167:5.6 (1839.3) It was very difficult for the apostles to understand the Master’s reluctance to make positive pronouncements relative to scientific, social, economic, and political problems. They did not fully realize that his earth mission was exclusively concerned with revelations of spiritual and religious truths.
167:5.7 (1839.4) Nadat Jezus over het huwelijk en echtscheiding had gesproken, stelden zijn apostelen hem later op die avond, toen zij met hem alleen waren, nog vele bijkomende vragen, en zijn antwoorden daarop namen vele misvattingen in hun denken weg. Aan het einde van deze bijeenkomst zei Jezus: ‘Het huwelijk is een eerzame zaak en dient door alle mensen begeerd te worden. Het feit dat de Zoon des Mensen zijn aardse missie alléén ten uitvoer brengt, mag geen enkele afbreuk doen aan de wenselijkheid van het huwelijk. Dat ik zo arbeid, is de wil van de Vader, maar deze zelfde Vader heeft de schepping van man en vrouw verordend, en het is de goddelijke wil dat mannen en vrouwen hun hoogste dienstbetoon en de daaruit voortvloeiende vreugde vinden in het scheppen van een thuis voor de ontvangst en opvoeding van kinderen; in de schepping daarvan worden deze ouders compagnons van de Scheppers van hemel en aarde. En voor dit doel zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij tweeën zullen als één worden.’ 167:5.7 (1839.4) After Jesus had talked about marriage and divorce, later on that evening his apostles privately asked many additional questions, and his answers to these inquiries relieved their minds of many misconceptions. At the conclusion of this conference Jesus said: “Marriage is honorable and is to be desired by all men. The fact that the Son of Man pursues his earth mission alone is in no way a reflection on the desirability of marriage. That I should so work is the Father’s will, but this same Father has directed the creation of male and female, and it is the divine will that men and women should find their highest service and consequent joy in the establishment of homes for the reception and training of children, in the creation of whom these parents become copartners with the Makers of heaven and earth. And for this cause shall a man leave his father and mother and shall cleave to his wife, and they two shall become as one.”
167:5.8 (1839.5) Op deze wijze werden vele problemen inzake het huwelijk, die de apostelen bezighielden, door Jezus uit de weg geruimd en werden veel misverstanden inzake de echtscheiding opgehelderd. Tegelijkertijd hielp hij hen zeer hun idealen over sociale verbintenissen te verheffen en hun respect voor vrouwen en kinderen en voor het gezinshuis te vermeerderen. 167:5.8 (1839.5) And in this way Jesus relieved the minds of the apostles of many worries about marriage and cleared up many misunderstandings regarding divorce; at the same time he did much to exalt their ideals of social union and to augment their respect for women and children and for the home.
6. Het zegenen van de kleine kinderen ^top 6. Blessing the Little Children ^top
167:6.1 (1839.6) Die avond verspreidde zich Jezus’ boodschap inzake het huwelijk en de gezegendheid van kinderen door heel Jericho, met het gevolg dat de volgende morgen, lang voordat Jezus en de apostelen zich hadden gereedgemaakt om te vertrekken en zelfs nog vóór het ontbijt, tientallen moeders zich met hun kinderen in de armen of aan de hand naar het huis begaven waar Jezus verbleef, en van Jezus verlangden dat hij de kleintjes zou zegenen. Toen de apostelen naar buiten gingen om deze verzamelde moeders met hun kinderen in ogenschouw te nemen, probeerden zij hen weg te zenden, maar deze vrouwen weigerden heen te gaan voordat de Meester hun kinderen de handen had opgelegd en gezegend. Toen nu de apostelen deze moeders met luide stem berispten, kwam Jezus, die het rumoer hoorde, naar buiten en wees hen verontwaardigd terecht, zeggende: ‘Laat kleine kinderen bij mij komen; verhindert hen niet, want hunner is het koninkrijk des hemels. Voorwaar, voorwaar, zeg ik jullie, ieder die het koninkrijk Gods niet als een klein kind aanvaardt zal bezwaarlijk daar binnengaan en tot de volle wasdom van geestelijke mannelijkheid komen.’ 167:6.1 (1839.6) That evening Jesus’ message regarding marriage and the blessedness of children spread all over Jericho, so that the next morning, long before Jesus and the apostles prepared to leave, even before breakfast time, scores of mothers came to where Jesus lodged, bringing their children in their arms and leading them by their hands, and desired that he bless the little ones. When the apostles went out to view this assemblage of mothers with their children, they endeavored to send them away, but these women refused to depart until the Master laid his hands on their children and blessed them. And when the apostles loudly rebuked these mothers, Jesus, hearing the tumult, came out and indignantly reproved them, saying: “Suffer little children to come to me; forbid them not, for of such is the kingdom of heaven. Verily, verily, I say to you, whosoever receives not the kingdom of God as a little child shall hardly enter therein to grow up to the full stature of spiritual manhood.”
167:6.2 (1840.1) En toen de Meester zo tot zijn apostelen had gesproken, liet hij alle kinderen bij zich komen, legde hun de handen op en sprak onderwijl woorden van moed en hoop tot hun moeders. 167:6.2 (1840.1) And when the Master had spoken to his apostles, he received all of the children, laying his hands on them, while he spoke words of courage and hope to their mothers.
167:6.3 (1840.2) Jezus sprak vaak tot zijn apostelen over de hemelse woningen en leerde hun dat de vorderende kinderen Gods daar geestelijk moeten opgroeien, zoals de kinderen op deze wereld lichamelijk opgroeien. En dus blijkt het heilige dikwijls het gewone te zijn, zoals op deze dag deze kinderen en hun moeders er geen besef van hadden, dat de toeschouwende denkende wezens van Nebadon zagen hoe de kinderen van Jericho aan het spelen waren met de Schepper van een universum. 167:6.3 (1840.2) Jesus often talked to his apostles about the celestial mansions and taught that the advancing children of God must there grow up spiritually as children grow up physically on this world. And so does the sacred oftentimes appear to be the common, as on this day these children and their mothers little realized that the onlooking intelligences of Nebadon beheld the children of Jericho playing with the Creator of a universe.
167:6.4 (1840.3) De positie van de vrouw in Palestina werd door de leer van Jezus zeer verbeterd, en dit zou over de gehele wereld zijn gebeurd, indien zijn volgelingen niet zo ver waren afgeweken van wat hij hun zo zorgvuldig onderwees. 167:6.4 (1840.3) Woman’s status in Palestine was much improved by Jesus’ teaching; and so it would have been throughout the world if his followers had not departed so far from that which he painstakingly taught them.
167:6.5 (1840.4) Het was ook in Jericho dat Jezus, in verband met een bespreking van de vroege religieuze training in gewoonten van religieuze aanbidding, zijn apostelen de grote waarde voorhield van schoonheid als een invloed die leidt naar het verlangen tot godsverering, vooral bij kinderen. In zijn onderricht en door zijn eigen voorbeeld onderrichtte de Meester de waarde van het vereren van de Schepper in de natuurlijke omgeving van de schepping. Hij gaf er de voorkeur aan met de hemelse Vader te communiceren tussen de bomen en de eenvoudige schepselen van de wereld der natuur. Het was hem een vreugde om de Vader te beschouwen door de inspirerende aanblik van de sterrengebieden der Schepper-Zonen. 167:6.5 (1840.4) It was also at Jericho, in connection with the discussion of the early religious training of children in habits of divine worship, that Jesus impressed upon his apostles the great value of beauty as an influence leading to the urge to worship, especially with children. The Master by precept and example taught the value of worshiping the Creator in the midst of the natural surroundings of creation. He preferred to commune with the heavenly Father amidst the trees and among the lowly creatures of the natural world. He rejoiced to contemplate the Father through the inspiring spectacle of the starry realms of the Creator Sons.
167:6.6 (1840.5) Wanneer het niet mogelijk is God te aanbidden in de tabernakelen van de natuur, zouden mensen hun best moeten doen om te zorgen voor huizen van schoonheid, heiligdommen van aantrekkelijke eenvoud en kunstzinnige versiering, zodat de hoogste menselijke emoties wakker geroepen mogen worden in samenhang met de verstandelijke benadering van geestelijke gemeenschap met God. Waarheid, schoonheid en heiligheid zijn krachtige en doeltreffende hulpmiddelen voor ware godsverering. Maar geest-gemeenschap wordt niet bevorderd door louter monumentale sierlijkheid en al te veel verfraaiing door de gedetailleerde en opzichtige kunstwerken van de mens. Schoonheid is het meest religieus wanneer zij het eenvoudigst is en het meest op de natuur lijkt. Wat is het toch jammer dat kleine kinderen hun eerste kennismaking met ideeën over de openbare godsverering in koude, kale vertrekken krijgen, zo geheel en al verstoken van de aantrekkingskracht van schoonheid en zonder dat er enige opgewektheid en inspirerende heiligheid van uitgaat! Het kind dient buiten in de vrije natuur in kennis gebracht te worden met godsverering en later met zijn ouders mee te gaan naar religieuze bijeenkomsten in openbare gebouwen die in materiële zin op zijn minst even aantrekkelijk en in artistieke zin even mooi moeten zijn als het huis waarin hij dagelijks verkeert. 167:6.6 (1840.5) When it is not possible to worship God in the tabernacles of nature, men should do their best to provide houses of beauty, sanctuaries of appealing simplicity and artistic embellishment, so that the highest of human emotions may be aroused in association with the intellectual approach to spiritual communion with God. Truth, beauty, and holiness are powerful and effective aids to true worship. But spirit communion is not promoted by mere massive ornateness and overmuch embellishment with man’s elaborate and ostentatious art. Beauty is most religious when it is most simple and naturelike. How unfortunate that little children should have their first introduction to concepts of public worship in cold and barren rooms so devoid of the beauty appeal and so empty of all suggestion of good cheer and inspiring holiness! The child should be introduced to worship in nature’s outdoors and later accompany his parents to public houses of religious assembly which are at least as materially attractive and artistically beautiful as the home in which he is daily domiciled.
7. Het gesprek over engelen ^top 7. The Talk About Angels ^top
167:7.1 (1840.6) Toen zij zo de heuvels in trokken van Jericho naar Betanië, liep Natanael het grootste deel van de weg naast Jezus, en hun gesprek over kinderen in verband met het koninkrijk des hemels leidde indirect tot een beschouwing over het dienstbetoon van engelen. Natanael stelde de Meester ten slotte de volgende vraag: ‘De hogepriester is een Sadduceeër en Sadduceeërs geloven niet in engelen, dus wat zullen wij de mensen onderrichten over deze hemelse dienaren?’ Hierop zei Jezus onder meer: 167:7.1 (1840.6) As they journeyed up the hills from Jericho to Bethany, Nathaniel walked most of the way by the side of Jesus, and their discussion of children in relation to the kingdom of heaven led indirectly to the consideration of the ministry of angels. Nathaniel finally asked the Master this question: “Seeing that the high priest is a Sadducee, and since the Sadducees do not believe in angels, what shall we teach the people regarding the heavenly ministers?” Then, among other things, Jesus said:
167:7.2 (1841.1) ‘De heerscharen der engelen behoren tot een afzonderlijke orde van geschapen wezens; zij zijn geheel verschillend van de materiële orde der sterfelijke schepselen en zij functioneren als een aparte groep denkende wezens van het universum. Engelen behoren niet tot de groep schepselen die in de Schrift ’de Zonen van God’ genoemd worden; evenmin zijn ze de verheerlijkte geesten van stervelingen die verder zijn gegaan naar de woningwerelden in den hoge om daar vooruitgang te maken. Engelen zijn een rechtstreekse schepping en zij planten zich niet voort. De engelenscharen hebben alleen een geestelijke verwantschap met het geslacht der mensen. Wanneer de mens voortgang maakt op de reis naar de Vader in het Paradijs, doorloopt hij te eniger tijd een zijnstoestand die overeenkomt met de staat der engelen, maar de sterfelijke mens wordt nooit een engel. 167:7.2 (1841.1) “The angelic hosts are a separate order of created beings; they are entirely different from the material order of mortal creatures, and they function as a distinct group of universe intelligences. Angels are not of that group of creatures called ‘the Sons of God’ in the Scriptures; neither are they the glorified spirits of mortal men who have gone on to progress through the mansions on high. Angels are a direct creation, and they do not reproduce themselves. The angelic hosts have only a spiritual kinship with the human race. As man progresses in the journey to the Father in Paradise, he does traverse a state of being at one time analogous to the state of the angels, but mortal man never becomes an angel.
167:7.3 (1841.2) ‘Engelen sterven nooit, terwijl de mens dit wel doet. De engelen zijn onsterfelijk, tenzij ze misschien verwikkeld raken in zonde, zoals sommigen in de misleidingen van Lucifer. De engelen zijn geest-dienaren in de hemel en ze zijn noch alwijs, noch almachtig. Maar alle getrouwe engelen zijn waarlijk rein en heilig. 167:7.3 (1841.2) “The angels never die, as man does. The angels are immortal unless, perchance, they become involved in sin as did some of them with the deceptions of Lucifer. The angels are the spirit servants in heaven, and they are neither all-wise nor all-powerful. But all of the loyal angels are truly pure and holy.
167:7.4 (1841.3) ‘En herinner je je niet dat ik je vroeger eens gezegd heb dat, indien je geestelijke ogen gezalfd zouden worden, je de hemelen geopend zou zien en Gods engelen zou zien opstijgen en neerdalen? Door de dienst der engelen kan de ene wereld in contact blijven met andere werelden, want heb ik jullie niet herhaaldelijk gezegd dat ik nog andere schapen heb die niet tot deze kudde behoren? En deze engelen zijn niet de spionnen van de geest-wereld die je in het oog houden en daarna de Vader de gedachten van je hart gaan vertellen en verslag uitbrengen van de daden die je in het vlees hebt begaan. De Vader heeft geen behoefte aan zulke diensten, aangezien zijn eigen geest in je woont. Maar deze engel-geesten zijn wel werkzaam teneinde het ene gedeelte van de hemelse schepping op de hoogte te houden van het doen en laten van andere, ver verwijderde delen van het universum. En terwijl zij werkzaam zijn in het bestuur van de Vader en in de universa van de Zonen, zijn vele engelen aangesteld om het menselijk geslacht te dienen. Toen ik jullie leerde dat veel van deze serafijnen dienende geesten zijn, sprak ik niet in figuurlijke taal of in dichterlijke trant. En dit alles is waar, ondanks het feit dat je moeite hebt deze zaken te begrijpen. 167:7.4 (1841.3) “And do you not remember that I said to you once before that, if you had your spiritual eyes anointed, you would then see the heavens opened and behold the angels of God ascending and descending? It is by the ministry of the angels that one world may be kept in touch with other worlds, for have I not repeatedly told you that I have other sheep not of this fold? And these angels are not the spies of the spirit world who watch upon you and then go forth to tell the Father the thoughts of your heart and to report on the deeds of the flesh. The Father has no need of such service inasmuch as his own spirit lives within you. But these angelic spirits do function to keep one part of the heavenly creation informed concerning the doings of other and remote parts of the universe. And many of the angels, while functioning in the government of the Father and the universes of the Sons, are assigned to the service of the human races. When I taught you that many of these seraphim are ministering spirits, I spoke not in figurative language nor in poetic strains. And all this is true, regardless of your difficulty in comprehending such matters.
167:7.5 (1841.4) ‘Velen van deze engelen houden zich bezig met het werk van het redden van mensen, want heb ik jullie niet gesproken over de vreugde onder de serafijnen wanneer een ziel besluit de zonde te verzaken en God begint te zoeken? Ik heb jullie zelfs verteld over de vreugde onder de engelen des hemels, wanneer één zondaar berouw heeft, daarmede tevens aangevend dat er nog andere, hogere orden van hemelse wezens bestaan die eveneens betrokken zijn bij het geestelijk welzijn en de goddelijke vooruitgang van de sterfelijke mens. 167:7.5 (1841.4) “Many of these angels are engaged in the work of saving men, for have I not told you of the seraphic joy when one soul elects to forsake sin and begin the search for God? I did even tell you of the joy in the presence of the angels of heaven over one sinner who repents, thereby indicating the existence of other and higher orders of celestial beings who are likewise concerned in the spiritual welfare and with the divine progress of mortal man.
167:7.6 (1841.5) ‘Ook zijn deze engelen ten zeerste betrokken bij de middelen waardoor ’s mensen geest wordt bevrijd uit zijn aardse tabernakel en zijn ziel naar de hemelse woningen wordt begeleid. De engelen zijn de veilige, hemelse gidsen van de menselijke ziel gedurende die niet in kaart gebrachte, onbepaalde tijdspanne tussen de dood van het vlees en het nieuwe leven in de geestelijke woonplaatsen.’ 167:7.6 (1841.5) “Also are these angels very much concerned with the means whereby man’s spirit is released from the tabernacles of the flesh and his soul escorted to the mansions in heaven. Angels are the sure and heavenly guides of the soul of man during that uncharted and indefinite period of time which intervenes between the death of the flesh and the new life in the spirit abodes.”
167:7.7 (1841.6) Jezus zou nog wel verder met Natanael over de dienst der engelen hebben gesproken, maar hij werd onderbroken door de komst van Marta, die door vrienden die hem de oostelijk gelegen heuvels hadden zien opgaan, verwittigd was dat de Meester bijna Betanië had bereikt. En zij haastte zich nu om hem te begroeten. 167:7.7 (1841.6) And he would have spoken further with Nathaniel regarding the ministry of angels, but he was interrupted by the approach of Martha, who had been informed that the Master was drawing near to Bethany by friends who had observed him ascending the hills to the east. And she now hastened to greet him.