Verhandeling 176   Paper 176
Dinsdagavond op de Olijfberg   Tuesday Evening on Mount Olivet
176:0.1 (1912.1) DEZE dinsdagmiddag, toen Jezus en de apostelen de tempel verlieten en op weg gingen naar het kamp in Getsemane, vestigde Matteüs hun aandacht op de tempelgebouwen en zei: ‘Meester, zie toch eens wat voor gebouwen dat zijn. Zie die zware stenen en prachtige versiering, is het mogelijk dat deze gebouwen verwoest zullen worden?’ Terwijl zij verder liepen naar de Olijfberg, zei Jezus: ‘Jullie zien die stenen en die grootse tempel; voorwaar, voorwaar, ik zeg jullie: in de dagen die spoedig zullen aanbreken, zal niet één steen op de andere gelaten worden. Ze zullen alle worden neergehaald.’ Deze opmerkingen die de verwoesting van de heilige tempel beschreven, wekten de nieuwsgierigheid van de apostelen terwijl zij achter de Meester aan liepen; zij konden zich geen gebeurtenis indenken, anders dan het einde der wereld, die de verwoesting van de tempel teweeg zou kunnen brengen.   176:0.1 (1912.1) THIS Tuesday afternoon, as Jesus and the apostles passed out of the temple on their way to the Gethsemane camp, Matthew, calling attention to the temple construction, said: “Master, observe what manner of buildings these are. See the massive stones and the beautiful adornment; can it be that these buildings are to be destroyed?” As they went on toward Olivet, Jesus said: “You see these stones and this massive temple; verily, verily, I say to you: In the days soon to come there shall not be left one stone upon another. They shall all be thrown down.” These remarks depicting the destruction of the sacred temple aroused the curiosity of the apostles as they walked along behind the Master; they could conceive of no event short of the end of the world which would occasion the destruction of the temple.
176:0.2 (1912.2) Om de mensenmenigten te vermijden die zich door het dal van de Kidron naar Getsemane bewogen, waren Jezus en zijn metgezellen van zins de westelijke helling van de de Olijfberg een eindje op te gaan en daarna een smal pad te volgen naar hun eigen kamp bij Getsemane, iets hoger gelegen dan het openbare kampeerterrein. Toen zij de weg, die doorliep naar Betanië, verlieten, zagen ze de tempel opnieuw, verheerlijkt door de stralen van de ondergaande zon, en terwijl zij zo een poosje bleven staan op de berg, zagen ze de lichten van de stad verschijnen en aanschouwden ze de schoonheid van de verlichte tempel. Daar, in het zachte schijnsel van de volle maan, zetten Jezus en de twaalf zich neer. De Meester sprak met hen en even later stelde Natanael de vraag: ‘Zeg ons, Meester, hoe wij zullen weten wanneer deze dingen zullen gaan gebeuren?’   176:0.2 (1912.2) In order to avoid the crowds passing along the Kidron valley toward Gethsemane, Jesus and his associates were minded to climb up the western slope of Olivet for a short distance and then follow a trail over to their private camp near Gethsemane located a short distance above the public camping ground. As they turned to leave the road leading on to Bethany, they observed the temple, glorified by the rays of the setting sun; and while they tarried on the mount, they saw the lights of the city appear and beheld the beauty of the illuminated temple; and there, under the mellow light of the full moon, Jesus and the twelve sat down. The Master talked with them, and presently Nathaniel asked this question: “Tell us, Master, how shall we know when these events are about to come to pass?”
1. De verwoesting van Jeruzalem ^top   1. The Destruction of Jerusalem ^top
176:1.1 (1912.3) Op deze vraag van Natanael antwoordde Jezus het volgende: ‘Goed, ik zal jullie vertellen over de periode dat dit volk de beker van zijn ongerechtigheid tot de rand zal hebben gevuld, wanneer de gerechte straf snel op deze stad onzer vaderen zal neerkomen. Ik ga jullie nu weldra verlaten, ik ga naar de Vader. Pas op dat niemand jullie misleidt nadat ik van jullie ben heengegaan, want er zullen velen als verlossers komen en velen op een dwaalspoor brengen. Wanneer jullie hoort over oorlogen en geruchten van oorlogen, weest dan niet verontrust, want ofschoon al deze dingen zullen gebeuren, is het einde van Jeruzalem nog niet nabij. Laat jullie niet verontrusten door hongersnoden of aardbevingen, en evenmin moeten jullie bezorgd zijn wanneer jullie aan de wereldlijke overheden worden overgeleverd en terwille van het evangelie vervolgd worden. Jullie zult uit de synagoge geworpen worden en gevangen worden gezet om mijnentwil, en sommigen van jullie zullen gedood worden. Wanneer jullie voor landvoogden en heersers geleid zult worden, zal het zijn om getuigenis te geven van jullie geloof en om jullie standvastigheid in het evangelie van het koninkrijk te laten blijken. En wanneer jullie voor de rechter staan, weest dan niet van te voren bezorgd over wat je moet zeggen, want de geest zal jullie in datzelfde uur leren wat je je tegenstanders moet antwoorden. In die dagen van barensnood zal jullie eigen volk, onder leiding van hen die de Zoon des Mensen hebben verworpen, jullie overleveren om gevangen gezet of ter dood gebracht te worden. Een tijdlang worden jullie wellicht om mijnentwil door allen gehaat, maar zelfs gedurende deze vervolgingen zal ik jullie niet verlaten: mijn geest zal jullie niet alleen laten. Wees geduldig! Twijfel niet dat dit evangelie van het koninkrijk over alle vijanden zal zegevieren en uiteindelijk aan alle volkeren zal worden verkondigd.’   176:1.1 (1912.3) In answering Nathaniel’s question, Jesus said: “Yes, I will tell you about the times when this people shall have filled up the cup of their iniquity; when justice shall swiftly descend upon this city of our fathers. I am about to leave you; I go to the Father. After I leave you, take heed that no man deceive you, for many will come as deliverers and will lead many astray. When you hear of wars and rumors of wars, be not troubled, for though all these things will happen, the end of Jerusalem is not yet at hand. You should not be perturbed by famines or earthquakes; neither should you be concerned when you are delivered up to the civil authorities and are persecuted for the sake of the gospel. You will be thrown out of the synagogue and put in prison for my sake, and some of you will be killed. When you are brought up before governors and rulers, it shall be for a testimony of your faith and to show your steadfastness in the gospel of the kingdom. And when you stand before judges, be not anxious beforehand as to what you should say, for the spirit will teach you in that very hour what you should answer your adversaries. In these days of travail, even your own kinsfolk, under the leadership of those who have rejected the Son of Man, will deliver you up to prison and death. For a time you may be hated by all men for my sake, but even in these persecutions I will not forsake you; my spirit will not desert you. Be patient! doubt not that this gospel of the kingdom will triumph over all enemies and, eventually, be proclaimed to all nations.”
176:1.2 (1913.1) Jezus zweeg een ogenblik terwijl hij neerkeek op de stad. De Meester besefte dat het afwijzen van het geestelijke begrip van de Messias, de vastbeslotenheid om blindelings vast te houden aan het materiële karakter van de zending van de verwachte bevrijder, de Joden zeer spoedig in rechtstreeks conflict met de machtige Romeinse legers zou brengen, en dat zo’n strijd slechts kon uitlopen op de definitieve en volledige omverwerping van de Joodse natie. Toen zijn volk zijn geestelijke zelfschenking verwierp en weigerde het licht des hemels te ontvangen toen dit hen zo vol van genade bescheen, bezegelde het daarmee zijn ondergang als een onafhankelijk volk met een speciale geestelijke opdracht op aarde. Zelfs de Joodse leiders erkenden later dat het deze wereldlijke idee van de Messias was, die rechtstreeks tot de woelingen leidde waardoor uiteindelijk hun ondergang werd teweeggebracht.   176:1.2 (1913.1) Jesus paused while he looked down upon the city. The Master realized that the rejection of the spiritual concept of the Messiah, the determination to cling persistently and blindly to the material mission of the expected deliverer, would presently bring the Jews in direct conflict with the powerful Roman armies, and that such a contest could only result in the final and complete overthrow of the Jewish nation. When his people rejected his spiritual bestowal and refused to receive the light of heaven as it so mercifully shone upon them, they thereby sealed their doom as an independent people with a special spiritual mission on earth. Even the Jewish leaders subsequently recognized that it was this secular idea of the Messiah which directly led to the turbulence which eventually brought about their destruction.
176:1.3 (1913.2) Aangezien Jeruzalem de bakermat van de prille evangeliebeweging zou worden, wilde Jezus niet dat haar leraren en predikers zouden omkomen bij de verschrikkelijke nederlaag van het Joodse volk in verband met de verwoesting van Jeruzalem, vandaar dat hij deze aanwijzingen aan zijn volgelingen gaf. Jezus was zeer bezorgd over de mogelijkheid dat sommigen van zijn discipelen verwikkeld zouden raken in de oproeren die zich spoedig zouden voordoen, en zo zouden omkomen bij de val van Jeruzalem.   176:1.3 (1913.2) Since Jerusalem was to become the cradle of the early gospel movement, Jesus did not want its teachers and preachers to perish in the terrible overthrow of the Jewish people in connection with the destruction of Jerusalem; wherefore did he give these instructions to his followers. Jesus was much concerned lest some of his disciples become involved in these soon-coming revolts and so perish in the downfall of Jerusalem.
176:1.4 (1913.3) Toen vroeg Andreas: ‘Maar Meester, als de Heilige Stad en de tempel verwoest zullen worden en gij niet hier zijt om ons leiding te geven, wanneer moeten wij dan Jeruzalem verlaten?’ Jezus antwoordde: ‘Jullie kunnen in de stad blijven wanneer ik zal zijn vertrokken, zelfs gedurende deze zware tijden en bittere vervolging, maar wanneer jullie ten slotte Jeruzalem omringd zien door de Romeinse legers na de opstand der valse profeten, dan zullen jullie weten dat haar verwoesting nabij is; dan moeten jullie naar de bergen vluchten. Laat niemand die in de stad of in de omgeving is, dralen om nog iets te redden en laat niemand die buiten de stad is het wagen daar binnen te gaan. Er zal grote ellende zijn, want dit zullen de dagen zijn van de wraak der heidenen. En nadat jullie de stad zult hebben ontvlucht, zal dit ongehoorzame volk geveld worden door de scherpte des zwaards en gevankelijk worden weggevoerd naar alle naties; en zo zal Jeruzalem door de heidenen worden vertreden. Ondertussen waarschuw ik jullie, laat je niet misleiden. Als de een of ander tot jullie komt en zegt, “Zie, hier is de Verlosser”, of `Zie, hij is daar”, geloof het niet, want vele valse leraren zullen opstaan en velen zullen op een dwaalspoor worden gebracht; maar jullie moeten je niet laten bedriegen, want ik heb jullie dit alles van te voren voorzegd.’   176:1.4 (1913.3) Then Andrew inquired: “But, Master, if the Holy City and the temple are to be destroyed, and if you are not here to direct us, when should we forsake Jerusalem?” Said Jesus: “You may remain in the city after I have gone, even through these times of travail and bitter persecution, but when you finally see Jerusalem being encompassed by the Roman armies after the revolt of the false prophets, then will you know that her desolation is at hand; then must you flee to the mountains. Let none who are in the city and around about tarry to save aught, neither let those who are outside dare to enter therein. There will be great tribulation, for these will be the days of gentile vengeance. And after you have deserted the city, this disobedient people will fall by the edge of the sword and will be led captive into all nations; and so shall Jerusalem be trodden down by the gentiles. In the meantime, I warn you, be not deceived. If any man comes to you, saying, ‘Behold, here is the Deliverer,’ or ‘Behold, there is he,’ believe it not, for many false teachers will arise and many will be led astray; but you should not be deceived, for I have told you all this beforehand.”
176:1.5 (1913.4) De apostelen zaten lange tijd zwijgend in het maanlicht terwijl deze ontstellende voorspellingen van de Meester tot hun verbijsterde bewustzijn doordrongen. En omdat praktisch de gehele groep gelovigen en discipelen gehoor gaf aan de waarschuwing van dit ogenblik, en uit Jeruzalem wegvluchtte toen de eerste Romeinse troepen verschenen, kon zij een veilig toevluchtsoord vinden in het noordelijk gelegen Pella.   176:1.5 (1913.4) The apostles sat in silence in the moonlight for a considerable time while these astounding predictions of the Master sank into their bewildered minds. And it was in conformity with this very warning that practically the entire group of believers and disciples fled from Jerusalem upon the first appearance of the Roman troops, finding a safe shelter in Pella to the north.
176:1.6 (1913.5) Zelfs na deze uitdrukkelijke waarschuwing legden toch vele volgelingen van Jezus zijn voorspellingen uit als zouden deze betrekking hebben op de veranderingen die vanzelfsprekend in Jeruzalem zouden plaatsvinden, wanneer de wederkomst van de Messias zou uitlopen op de oprichting van het Nieuwe Jeruzalem en in de uitbreiding van de stad, zodat zij de hoofdstad van de wereld zou worden. Deze Joden hielden nu eenmaal vast aan hun overtuiging dat de verwoesting van de tempel verbonden was aan ‘het einde der wereld.’ Zij geloofden dat dit Nieuwe Jeruzalem geheel Palestina zou beslaan; dat het einde der wereld direct daarna gevolgd zou worden door de verschijning van ‘de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde.’ Dus was het ook niet zo vreemd dat Petrus zei: ‘Meester, wij weten dat al deze dingen zullen verdwijnen wanneer de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde verschijnen, maar hoe zullen wij weten wanneer gij terug zult komen om dit alles tot stand te brengen?’   176:1.6 (1913.5) Even after this explicit warning, many of Jesus’ followers interpreted these predictions as referring to the changes which would obviously occur in Jerusalem when the reappearing of the Messiah would result in the establishment of the New Jerusalem and in the enlargement of the city to become the world’s capital. In their minds these Jews were determined to connect the destruction of the temple with the “end of the world.” They believed this New Jerusalem would fill all Palestine; that the end of the world would be followed by the immediate appearance of the “new heavens and the new earth.” And so it was not strange that Peter should say: “Master, we know that all things will pass away when the new heavens and the new earth appear, but how shall we know when you will return to bring all this about?”
176:1.7 (1914.1) Toen Jezus dit hoorde, dacht hij enige tijd na en zei toen: ‘Jullie ziet het steeds weer verkeerd, omdat jullie voortdurend tracht het nieuwe onderricht te laten aansluiten bij het oude; jullie zijt vastbesloten om al mijn onderricht verkeerd op te vatten; jullie houdt maar vol het evangelie te interpreteren in overeenstemming met wat jullie altijd hebt geloofd. Niettemin zal ik trachten jullie klaarheid te verschaffen.’   176:1.7 (1914.1) When Jesus heard this, he was thoughtful for some time and then said: “You ever err since you always try to attach the new teaching to the old; you are determined to misunderstand all my teaching; you insist on interpreting the gospel in accordance with your established beliefs. Nevertheless, I will try to enlighten you.”
2. De tweede komst van de Meester ^top   2. The Master’s Second Coming ^top
176:2.1 (1914.2) Bij verscheidene gelegenheden had Jezus uitspraken gedaan die zijn toehoorders ertoe brachten te concluderen dat hij, ofschoon hij voornemens was weldra deze wereld te verlaten, zeer zeker terug zou komen om het werk van het hemelse koninkrijk te voltooien. Toen de overtuiging bij zijn volgelingen sterker werd dat hij hen zou gaan verlaten, en ook nadat hij deze wereld verlaten had, sprak het niet meer dan vanzelf dat alle gelovigen zich vastklampten aan deze beloften dat hij zou terugkomen. De leerstelling van de tweede komst van Christus werd zo reeds vroeg in het onderricht van de Christenen opgenomen, en vrijwel iedere volgende generatie van discipelen heeft deze waarheid oprecht en vurig geloofd en vol vertrouwen uitgezien naar zijn wederkomst, die eens plaats zou vinden.   176:2.1 (1914.2) On several occasions Jesus had made statements which led his hearers to infer that, while he intended presently to leave this world, he would most certainly return to consummate the work of the heavenly kingdom. As the conviction grew on his followers that he was going to leave them, and after he had departed from this world, it was only natural for all believers to lay fast hold upon these promises to return. The doctrine of the second coming of Christ thus became early incorporated into the teachings of the Christians, and almost every subsequent generation of disciples has devoutly believed this truth and has confidently looked forward to his sometime coming.
176:2.2 (1914.3) Indien deze eerste discipelen en de apostelen dan al afscheid moesten nemen van hun Meester en Leraar, klemden zij zich des te meer vast aan de belofte dat hij terug zou komen, en al heel snel verbonden zij de voorzegde verwoesting van Jeruzalem met deze beloofde tweede komst. En zij bleven zijn woorden op deze wijze opvatten, niettegenstaande het feit dat de Meester deze gehele avond van instructie op de Olijfberg zich speciaal moeite gaf om een dergelijke misvatting te voorkomen.   176:2.2 (1914.3) If they were to part with their Master and Teacher, how much more did these first disciples and the apostles grasp at this promise to return, and they lost no time in associating the predicted destruction of Jerusalem with this promised second coming. And they continued thus to interpret his words notwithstanding that, throughout this evening of instruction on Mount Olivet, the Master took particular pains to prevent just such a mistake.
176:2.3 (1914.4) Nader ingaande op de vraag van Petrus, zei Jezus: ‘Waarom zien jullie er nog steeds naar uit dat de Zoon des Mensen op de troon van David zal zitten en waarom verwachten jullie dat de aardse dromen der Joden vervuld zullen worden? Heb ik jullie niet al deze jaren gezegd dat mijn koninkrijk niet van deze wereld is? De dingen waarop jullie nu neerkijken komen ten einde, maar dit zal een nieuw begin zijn van waaruit het evangelie van het koninkrijk tot de gehele wereld zal uitgaan en dit heil zich zal verbreiden naar alle volkeren. En wanneer het koninkrijk zijn volle vrucht zal hebben opgeleverd, kunnen jullie er zeker van zijn dat de Vader in de hemel niet zal nalaten tot jullie te komen met een uitgebreidere openbaring van waarheid en een hogere demonstratie van rechtvaardigheid, zoals hij ook reeds eerder hem op deze wereld plaatste, die de vorst der duisternis is geworden, en daarna Adam, die gevolgd werd door Melchizedek, en in deze dagen de Zoon des Mensen. Zo zal mijn Vader voortgaan zijn barmhartigheid te tonen en zijn liefde te doen blijken, zelfs aan deze duistere en boze wereld. Evenzo zal ik, nadat mijn Vader mij met alle macht en gezag heeft bekleed, voortgaan jullie lotgevallen te volgen en jullie leiden in de aangelegenheden van het koninkrijk, door de tegenwoordigheid van mijn geest die binnenkort op alle vlees zal worden uitgestort. Al zal ik aldus in de geest bij jullie zijn, beloof ik ook dat ik te zijner tijd zal terugkeren naar deze wereld, waar ik dit leven in het vlees geleefd heb en de ervaring heb doorgemaakt tegelijkertijd God aan de mens te openbaren en de mens tot God te leiden. Zeer spoedig moet ik jullie verlaten en het werk weer ter hand nemen dat mijn Vader mij heeft toevertrouwd, maar houdt goede moed, want eens zal ik terugkomen. Intussen zal mijn Geest van de Waarheid van een universum jullie bemoedigen en de weg wijzen.   176:2.3 (1914.4) In further answer to Peter’s question, Jesus said: “Why do you still look for the Son of Man to sit upon the throne of David and expect that the material dreams of the Jews will be fulfilled? Have I not told you all these years that my kingdom is not of this world? The things which you now look down upon are coming to an end, but this will be a new beginning out of which the gospel of the kingdom will go to all the world and this salvation will spread to all peoples. And when the kingdom shall have come to its full fruition, be assured that the Father in heaven will not fail to visit you with an enlarged revelation of truth and an enhanced demonstration of righteousness, even as he has already bestowed upon this world him who became the prince of darkness, and then Adam, who was followed by Melchizedek, and in these days, the Son of Man. And so will my Father continue to manifest his mercy and show forth his love, even to this dark and evil world. So also will I, after my Father has invested me with all power and authority, continue to follow your fortunes and to guide in the affairs of the kingdom by the presence of my spirit, who shall shortly be poured out upon all flesh. Even though I shall thus be present with you in spirit, I also promise that I will sometime return to this world, where I have lived this life in the flesh and achieved the experience of simultaneously revealing God to man and leading man to God. Very soon must I leave you and take up the work the Father has intrusted to my hands, but be of good courage, for I will sometime return. In the meantime, my Spirit of the Truth of a universe shall comfort and guide you.
176:2.4 (1915.1) ‘Jullie zien mij nu in zwakheid en in het vlees, maar wanneer ik terugkom, zal het zijn met macht en in de geest. Het oog van het vlees aanschouwt de Zoon des Mensen in het vlees, maar alleen het oog van de geest zal de Zoon des Mensen aanschouwen wanneer hij verheerlijkt zal zijn door de Vader en op aarde verschijnt in zijn eigen naam.   176:2.4 (1915.1) “You behold me now in weakness and in the flesh, but when I return, it shall be with power and in the spirit. The eye of flesh beholds the Son of Man in the flesh, but only the eye of the spirit will behold the Son of Man glorified by the Father and appearing on earth in his own name.
176:2.5 (1915.2) ‘Doch de tijden van het opnieuw verschijnen van de Zoon des Mensen zijn slechts in de raadsvergaderingen van het Paradijs bekend: zelfs de engelen des hemels weten niet wanneer dit zal geschieden. Jullie dient echter te begrijpen dat wanneer dit evangelie van het koninkrijk aan de gehele wereld verkondigd zal zijn tot heil van alle volken, en wanneer de volheid van het tijdperk zal zijn aangebroken, de Vader jullie iemand anders zal schenken die hier een nieuw tijdperk zal inluiden, of anders zal de Zoon des Mensen terugkomen om het tijdperk te oordelen.   176:2.5 (1915.2) “But the times of the reappearing of the Son of Man are known only in the councils of Paradise; not even the angels of heaven know when this will occur. However, you should understand that, when this gospel of the kingdom shall have been proclaimed to all the world for the salvation of all peoples, and when the fullness of the age has come to pass, the Father will send you another dispensational bestowal, or else the Son of Man will return to adjudge the age.
176:2.6 (1915.3) ‘Wat nu de zware tijd van Jeruzalem betreft, waarover ik met jullie gesproken heb, zelfs de huidige generatie zal niet heengaan voordat mijn woorden vervuld worden; maar aangaande de tijden van de wederkomst van de Zoon des Mensen mag niemand, noch in de hemel, noch op aarde, zich aanmatigen een uitspraak te doen. Maar jullie moet verstandig zijn ten aanzien van het rijpen van een tijdperk; jullie dient alert te zijn zodat je de tekenen des tijds onderkent. Jullie weet dat wanneer de vijgeboom zijn jonge takken vertoont en zijn bladeren te voorschijn brengt, de zomer voor de deur staat. Zo ook moeten jullie weten dat, wanneer de wereld de lange winter van materialistische gezindheid achter de rug heeft en jullie de komst van de geestelijke lente van een nieuwe dispensatie bespeurt, de zomer van een nieuw bezoek nadert.   176:2.6 (1915.3) “And now concerning the travail of Jerusalem, about which I have spoken to you, even this generation will not pass away until my words are fulfilled; but concerning the times of the coming again of the Son of Man, no one in heaven or on earth may presume to speak. But you should be wise regarding the ripening of an age; you should be alert to discern the signs of the times. You know when the fig tree shows its tender branches and puts forth its leaves that summer is near. Likewise, when the world has passed through the long winter of material-mindedness and you discern the coming of the spiritual springtime of a new dispensation, should you know that the summertime of a new visitation draws near.
176:2.7 (1915.4) ‘Maar wat is de betekenis van dit onderricht dat te maken heeft met de komst van de Zonen van God? Zien jullie niet dat, wanneer een ieder van jullie geroepen wordt zijn levensstrijd op te geven en door de poort van de dood te gaan, je in de onmiddellijke tegenwoordigheid van het oordeel staat, en geconfronteerd wordt met de feiten van een nieuwe dispensatie van dienstbaarheid in het eeuwige plan van de oneindige Vader? Wat de hele wereld aan het eind van een tijdperk onder ogen moet zien als een letterlijk feit, zal ieder van jullie zeer zeker als een persoonlijke ervaring onder ogen moeten zien wanneer jullie het einde van je natuurlijke leven bereikt en daardoor verder gaat om geconfronteerd te worden met de voorwaarden en eisen die inherent zijn aan de volgende openbaring in de eeuwige voortgang van het koninkrijk van de Vader.’   176:2.7 (1915.4) “But what is the significance of this teaching having to do with the coming of the Sons of God? Do you not perceive that, when each of you is called to lay down his life struggle and pass through the portal of death, you stand in the immediate presence of judgment, and that you are face to face with the facts of a new dispensation of service in the eternal plan of the infinite Father? What the whole world must face as a literal fact at the end of an age, you, as individuals, must each most certainly face as a personal experience when you reach the end of your natural life and thereby pass on to be confronted with the conditions and demands inherent in the next revelation of the eternal progression of the Father’s kingdom.”
176:2.8 (1915.5) Van alle toespraken die de Meester tot zijn apostelen hield, was er geen die in hun herinnering zo verward raakte als deze, die op deze dinsdagavond op de Olijfberg werd gehouden en betrekking had op het tweevoudige onderwerp van de verwoesting van Jeruzalem en van zijn eigen tweede komst. Er bestond dan ook maar weinig overeenstemming tussen de later geschreven verslagen die gebaseerd waren op herinneringen aan wat de Meester bij deze bijzondere gelegenheid had gezegd. Een gevolg daarvan was dat, toen de verslagen niets vermeldden over veel van hetgeen die dinsdagavond gezegd was, er vele overleveringen ontstonden; en heel in het begin van de tweede eeuw werd een Joodse apocalyptische tekst over de Messias, geschreven door een zekere Selta die verbonden was aan het hof van keizer Caligula, in zijn geheel overgenomen in het evangelie van Matteüs, en later (gedeeltelijk) toegevoegd aan de verslagen van Marcus en Lucas. In dit geschrift van Selta nu verscheen de gelijkenis van de tien maagden. Geen ander deel van het geschreven evangelie is ooit zo verwarrend verkeerd uitgelegd als het onderricht van deze avond. De apostel Johannes echter, is nooit zo verward geraakt.   176:2.8 (1915.5) Of all the discourses which the Master gave his apostles, none ever became so confused in their minds as this one, given this Tuesday evening on the Mount of Olives, regarding the twofold subject of the destruction of Jerusalem and his own second coming. There was, therefore, little agreement between the subsequent written accounts based on the memories of what the Master said on this extraordinary occasion. Consequently, when the records were left blank concerning much that was said that Tuesday evening, there grew up many traditions; and very early in the second century a Jewish apocalyptic about the Messiah written by one Selta, who was attached to the court of the Emperor Caligula, was bodily copied into the Matthew Gospel and subsequently added (in part) to the Mark and Luke records. It was in these writings of Selta that the parable of the ten virgins appeared. No part of the gospel record ever suffered such confusing misconstruction as this evening’s teaching. But the Apostle John never became thus confused.
176:2.9 (1915.6) Terwijl deze dertien mannen hun tocht naar het kamp hervatten, waren zij sprakeloos en in grote emotionele spanning. Judas had zijn beslissing om zijn metgezellen te verlaten nu definitief genomen. Het was al laat toen David Zebedeüs, Johannes Marcus, en een aantal van de voornaamste discipelen Jezus en de twaalf in het nieuwe kamp verwelkomden, maar de apostelen wilden niet gaan slapen: zij wilden meer horen over de verwoesting van Jeruzalem, het vertrek van de Meester en het einde van de wereld.   176:2.9 (1915.6) As these thirteen men resumed their journey toward the camp, they were speechless and under great emotional tension. Judas had finally confirmed his decision to abandon his associates. It was a late hour when David Zebedee, John Mark, and a number of the leading disciples welcomed Jesus and the twelve to the new camp, but the apostles did not want to sleep; they wanted to know more about the destruction of Jerusalem, the Master’s departure, and the end of the world.
3. De latere bespreking in het kamp ^top   3. Later Discussion at the Camp ^top
176:3.1 (1916.1) Toen ze zich rond het kampvuur verzamelden, met ongeveer twintig man, vroeg Tomas: ‘Nu u terug zult komen om het werk voor het koninkrijk af te maken, zou ik u willen vragen wat onze houding moet zijn terwijl u weg bent om de zaken van de Vader te behartigen?’ Jezus keek hen rondom aan bij het licht van het vuur en antwoordde:   176:3.1 (1916.1) As they gathered about the campfire, some twenty of them, Thomas asked: “Since you are to return to finish the work of the kingdom, what should be our attitude while you are away on the Father’s business?” As Jesus looked them over by the firelight, he answered:
176:3.2 (1916.2) ‘Zelfs jij, Tomas, begrijpt niet wat ik heb gezegd. Heb ik jullie niet al deze tijd geleerd dat jullie band met het koninkrijk geestelijk en individueel is, geheel een zaak van eigen persoonlijke ervaring in de geest door de geloofsrealisatie dat je een zoon van God bent? Wat moet ik nog meer zeggen? De val van naties, het ineenstorten van wereldrijken, de ondergang van de ongelovige Joden, het einde van een tijdperk, ja zelfs het einde van de wereld, wat raken deze zaken een mens die dit evangelie gelooft en die zijn leven geborgen heeft in de zekerheid van het eeuwige koninkrijk? Jullie die God kent en het evangelie gelooft, hebt reeds de garanties van het eeuwige leven ontvangen. Aangezien jullie leven in de geest is geleid en voor de Vader, is er niets waarover jullie ernstig bezorgd behoeft te zijn. Bouwers van het koninkrijk, de erkende burgers van de hemelse werelden, moeten zich niet laten verontrusten door wereldlijke beroeringen of ontdaan raken door omwentelingen op aarde. Wat deert het jullie die dit evangelie van het koninkrijk gelooft, wanneer naties ten onder gaan, het tijdperk eindigt, of alle zichtbare dingen ineenstorten, aangezien jullie weet dat je leven het geschenk van de Zoon is, en dat het eeuwig veilig is in de Vader? Nu jullie het tijdelijke leven in geloof hebt geleefd en de vruchten van de geest hebt voortgebracht als de rechtvaardigheid van liefdevol dienen van jullie medemens, kunnen jullie met vertrouwen uitzien naar de volgende stap in de eeuwige loopbaan, met hetzelfde geloof in je overleving dat jullie door je eerste, aardse avontuur in het zoonschap van God heeft heengedragen.   176:3.2 (1916.2) “And even you, Thomas, fail to comprehend what I have been saying. Have I not all this time taught you that your connection with the kingdom is spiritual and individual, wholly a matter of personal experience in the spirit by the faith-realization that you are a son of God? What more shall I say? The downfall of nations, the crash of empires, the destruction of the unbelieving Jews, the end of an age, even the end of the world, what have these things to do with one who believes this gospel, and who has hid his life in the surety of the eternal kingdom? You who are God-knowing and gospel-believing have already received the assurances of eternal life. Since your lives have been lived in the spirit and for the Father, nothing can be of serious concern to you. Kingdom builders, the accredited citizens of the heavenly worlds, are not to be disturbed by temporal upheavals or perturbed by terrestrial cataclysms. What does it matter to you who believe this gospel of the kingdom if nations overturn, the age ends, or all things visible crash, since you know that your life is the gift of the Son, and that it is eternally secure in the Father? Having lived the temporal life by faith and having yielded the fruits of the spirit as the righteousness of loving service for your fellows, you can confidently look forward to the next step in the eternal career with the same survival faith that has carried you through your first and earthly adventure in sonship with God.
176:3.3 (1916.3) ‘Elke generatie gelovigen moet, met het oog op de mogelijke wederkomst van de Zoon des Mensen doorgaan met zijn werk, precies zoals iedere individuele gelovige zijn werk in het leven voortzet met het oog op de onvermijdelijke natuurlijke dood die hem altijd boven het hoofd hangt. Wanneer je jezelf eenmaal door geloof bevestigd hebt als zoon van God, doet niets anders er meer toe wat de zekerheid van je overleving betreft. Maar vergis je niet! Dit overlevingsgeloof is een levend geloof, en het manifesteert steeds meer de vruchten van de goddelijke geest die het menselijke hart er eerst toe heeft geïnspireerd. Het feit dat jullie eens het zoonschap in het hemels koninkrijk hebt aanvaard, zal je niet baten wanneer de waarheden die te maken hebben met het progressieve dragen van geestelijke vruchten door de zonen van God in het vlees, steeds welbewust worden afgewezen. Jullie die met mij geweest zijt in de zaken van mijn Vader op aarde, kunt zelfs nu nog het koninkrijk in de steek laten, wanneer je merkt dat je niet houdt van de wijze waarop de Vader de mensheid dient.   176:3.3 (1916.3) “Each generation of believers should carry on their work, in view of the possible return of the Son of Man, exactly as each individual believer carries forward his lifework in view of inevitable and ever-impending natural death. When you have by faith once established yourself as a son of God, nothing else matters as regards the surety of survival. But make no mistake! this survival faith is a living faith, and it increasingly manifests the fruits of that divine spirit which first inspired it in the human heart. That you have once accepted sonship in the heavenly kingdom will not save you in the face of the knowing and persistent rejection of those truths which have to do with the progressive spiritual fruit-bearing of the sons of God in the flesh. You who have been with me in the Father’s business on earth can even now desert the kingdom if you find that you love not the way of the Father’s service for mankind.
176:3.4 (1916.4) ‘Luister naar mij als individuele gelovigen en als een generatie van gelovigen, terwijl ik jullie een gelijkenis vertel: Er was eens een zeker groot man die, voordat hij een lange reis naar het buitenland ging maken, al zijn vertrouwde dienaren bij zich riep en hun al zijn bezittingen in beheer gaf. Aan de een gaf hij vijf talenten, aan een ander twee, en aan nog een ander één. Zo vertrouwde hij aan elk van de groep eerzame rentmeesters een deel van zijn goederen toe al naargelang hun verschillende bekwaamheden, en daarna ging hij op reis. Toen hun heer vertrokken was, begonnen zijn dienaren aan hun taak om winst te maken met het kapitaal dat hun was toevertrouwd. De man die vijf talenten ontvangen had, begon daar onmiddellijk handel mee te drijven en maakte al heel spoedig een winst van nog eens vijf talenten. Evenzo had degene die twee talenten had ontvangen, er spoedig twee bijverdiend. En zo maakten al deze dienaren winst voor hun meester, behalve hij die slechts één talent had ontvangen. Deze trok zich terug en groef een gat in de grond waarin hij het geld van zijn meester verborg. Kort daarop kwam de heer van die dienaren onverwachts terug en riep zijn rentmeesters op om af te rekenen. Toen allen voor hun meester verschenen waren, kwam degene die de vijf talenten had ontvangen naar voren met het hem toevertrouwde geld en bracht nog eens vijf talenten mee, zeggende: “Heer, gij hebt mij vijf talenten gegeven om te beleggen en ik ben blij u nog eens vijf talenten als mijn winst aan te kunnen bieden.” Hierop zei zijn meester tot hem: “Goed gedaan, goede en trouwe dienaar, je bent trouw geweest over slechts weinige zaken; ik zal je nu tot rentmeester maken over vele; ga terstond in tot de vreugde van je heer.” Daarop kwam degene die de twee talenten had ontvangen naar voren en zei: “Heer, gij hebt mij twee talenten in handen gegeven; zie, ik heb er nog twee bij verdiend.” En zijn heer sprak tot hem: “Goed gedaan, goede en trouwe rentmeester; jij bent ook getrouw geweest over slechts weinig, en ik zal je nu over veel stellen; ga in tot de vreugde van je heer.” Toen kwam degene die maar één talent had ontvangen om af te rekenen. Deze dienaar kwam naar voren en zei: “Heer, ik kende u en realiseerde mij dat gij een lastig man zijt, die verwacht winst te maken waarvoor ge niet persoonlijk gewerkt hebt; daarom was ik bang iets van hetgeen mij was toevertrouwd op het spel te zetten. Ik heb uw talent veilig in de grond verborgen, hier is het; nu hebt ge wat u toebehoort.” Maar zijn heer antwoordde: “Jij bent een trage en luie rentmeester. Met je eigen woorden beken je dat je wist dat ik rekenschap van je zou eisen en een redelijke winst, zoals je arbeidzame mededienaren mij vandaag hebben gegeven. Omdat je dit wist, had je op zijn minst mijn geld in handen van de bankiers moeten geven, zodat ik bij mijn terugkeer het mijne met rente terug ontvangen zou hebben.” Hierop zei deze heer tot de hoofdrentmeester: “Neem dit ene talent af van deze onnutte dienaar en geef het aan hem die de tien talenten heeft.”   176:3.4 (1916.4) “As individuals, and as a generation of believers, hear me while I speak a parable: There was a certain great man who, before starting out on a long journey to another country, called all his trusted servants before him and delivered into their hands all his goods. To one he gave five talents, to another two, and to another one. And so on down through the entire group of honored stewards, to each he intrusted his goods according to their several abilities; and then he set out on his journey. When their lord had departed, his servants set themselves at work to gain profits from the wealth intrusted to them. Immediately he who had received five talents began to trade with them and very soon had made a profit of another five talents. In like manner he who had received two talents soon had gained two more. And so did all of these servants make gains for their master except him who received but one talent. He went away by himself and dug a hole in the earth where he hid his lord’s money. Presently the lord of those servants unexpectedly returned and called upon his stewards for a reckoning. And when they had all been called before their master, he who had received the five talents came forward with the money which had been intrusted to him and brought five additional talents, saying, ‘Lord, you gave me five talents to invest, and I am glad to present five other talents as my gain.’ And then his lord said to him: ‘Well done, good and faithful servant, you have been faithful over a few things; I will now set you as steward over many; enter forthwith into the joy of your lord.’ And then he who had received the two talents came forward, saying: ‘Lord, you delivered into my hands two talents; behold, I have gained these other two talents.’ And his lord then said to him: ‘Well done, good and faithful steward; you also have been faithful over a few things, and I will now set you over many; enter you into the joy of your lord.’ And then there came to the accounting he who had received the one talent. This servant came forward, saying, ‘Lord, I knew you and realized that you were a shrewd man in that you expected gains where you had not personally labored; therefore was I afraid to risk aught of that which was intrusted to me. I safely hid your talent in the earth; here it is; you now have what belongs to you.’ But his lord answered: ‘You are an indolent and slothful steward. By your own words you confess that you knew I would require of you an accounting with reasonable profit, such as your diligent fellow servants have this day rendered. Knowing this, you ought, therefore, to have at least put my money into the hands of the bankers that on my return I might have received my own with interest.’ And then to the chief steward this lord said: ‘Take away this one talent from this unprofitable servant and give it to him who has the ten talents.’
176:3.5 (1917.1) ‘Aan een ieder die heeft, zal meer gegeven worden en hij zal overvloed hebben; maar van hem die niet heeft, zal zelfs dat wat hij nog wel heeft, ontnomen worden. Je kunt niet stilstaan in de zaken van het eeuwige koninkrijk. Mijn Vader eist van al zijn kinderen dat zij toenemen in genade en kennis van waarheid. Jullie die deze waarheden kennen, moeten in steeds grotere mate de vruchten van de geest voortbrengen en steeds meer toewijding aan de dag leggen aan het onzelfzuchtig dienen van je mededienaren. Houdt in gedachten dat voor zover jullie één van de minste van mijn broeders bijstaat, je deze dienst aan mij hebben betoond.   176:3.5 (1917.1) “To every one who has, more shall be given, and he shall have abundance; but from him who has not, even that which he has shall be taken away. You cannot stand still in the affairs of the eternal kingdom. My Father requires all his children to grow in grace and in a knowledge of the truth. You who know these truths must yield the increase of the fruits of the spirit and manifest a growing devotion to the unselfish service of your fellow servants. And remember that, inasmuch as you minister to one of the least of my brethren, you have done this service to me.
176:3.6 (1917.2) ‘En zo moeten jullie van nu af aan het werk voor de Vader ter hand nemen, nu en voortaan, zelfs in eeuwigheid. Ga door met het werk totdat ik kom. Doet in alle getrouwheid hetgeen jullie is toevertrouwd, en daardoor zullen jullie gereed zijn voor de oproep tot rekenschap bij de dood. Wanneer jullie zo geleefd hebt voor de heerlijkheid van de Vader en voor de voldoening van de Zoon, zullen jullie met vreugde en buitengewoon groot genoegen ingaan tot de eeuwige dienst in het eeuwigdurende koninkrijk.’   176:3.6 (1917.2) “And so should you go about the work of the Father’s business, now and henceforth, even forevermore. Carry on until I come. In faithfulness do that which is intrusted to you, and thereby shall you be ready for the reckoning call of death. And having thus lived for the glory of the Father and the satisfaction of the Son, you shall enter with joy and exceedingly great pleasure into the eternal service of the everlasting kingdom.”
176:3.7 (1917.3) De waarheid is levend; de Geest van Waarheid leidt de kinderen des lichts steeds binnen in nieuwe gebieden van geestelijke werkelijkheid en goddelijk dienstbetoon. De waarheid is u niet gegeven om deze te laten stollen in vaste, veilige en geëerbiedigde vormen. Uw openbaring van waarheid moet zich zo verdiepen door het passeren van uw persoonlijke ervaring, dat zich nieuwe schoonheid en daadwerkelijke geestelijke winsten zullen onthullen aan allen die uw geestelijke vruchten zien, en ten gevolge daarvan ertoe komen de Vader die in de hemel is te verheerlijken. Alleen de trouwe dienaren die aldus groeien in de kennis der waarheid, en daardoor het vermogen ontwikkelen tot goddelijke waardering van geestelijke werkelijkheden, kunnen ooit hopen ‘volledig de vreugde van hun Heer binnen te gaan’. Welk een droevige aanblik leveren achtereenvolgende generaties van diegenen die beweren volgelingen van Jezus te zijn, wanneer ze ten aanzien van hun rentmeesterschap over de goddelijke waarheid zeggen: ‘Zie, Meester, hier is de waarheid die u ons honderd of duizend jaar geleden hebt toevertrouwd. Wij hebben er niets van verloren; wij hebben getrouw alles wat gij ons gegeven hebt, in stand gehouden; wij hebben niet toegestaan dat er veranderingen aangebracht werden in hetgeen gij ons geleerd hebt; hier is de waarheid die gij ons gegeven hebt.’ Maar zulk een pleitrede voor geestelijke traagheid zal de rentmeester van de waarheid die geen vruchten heeft voortgebracht, niet rechtvaardigen ten overstaan van de Meester. Overeenkomstig de waarheid die u in handen is gegeven, zal de Meester der waarheid u rekenschap vragen.   176:3.7 (1917.3) Truth is living; the Spirit of Truth is ever leading the children of light into new realms of spiritual reality and divine service. You are not given truth to crystallize into settled, safe, and honored forms. Your revelation of truth must be so enhanced by passing through your personal experience that new beauty and actual spiritual gains will be disclosed to all who behold your spiritual fruits and in consequence thereof are led to glorify the Father who is in heaven. Only those faithful servants who thus grow in the knowledge of the truth, and who thereby develop the capacity for divine appreciation of spiritual realities, can ever hope to “enter fully into the joy of their Lord.” What a sorry sight for successive generations of the professed followers of Jesus to say, regarding their stewardship of divine truth: “Here, Master, is the truth you committed to us a hundred or a thousand years ago. We have lost nothing; we have faithfully preserved all you gave us; we have allowed no changes to be made in that which you taught us; here is the truth you gave us.” But such a plea concerning spiritual indolence will not justify the barren steward of truth in the presence of the Master. In accordance with the truth committed to your hands will the Master of truth require a reckoning.
176:3.8 (1918.1) In de volgende wereld zal u gevraagd worden rekenschap af te leggen van uw gaven en uw rentmeesterschap in deze wereld. Of uw aangeboren talenten nu weinige zijn of vele, ge komt voor het feit van een rechtvaardige en barmhartige afrekening te staan. Wanneer de gaven alleen voor het najagen van zelfzuchtige doeleinden zijn gebruikt en geen aandacht is geschonken aan de hogere plicht om een grotere oogst aan vruchten van de geest voort te brengen, zoals deze aan de dag treden in een zich immer uitbreidend dienen van de mens en verering van God, dan moeten zulke zelfzuchtige rentmeesters de consequenties aanvaarden van hun welbewuste keuze.   176:3.8 (1918.1) In the next world you will be asked to give an account of the endowments and stewardships of this world. Whether inherent talents are few or many, a just and merciful reckoning must be faced. If endowments are used only in selfish pursuits and no thought is bestowed upon the higher duty of obtaining increased yield of the fruits of the spirit, as they are manifested in the ever-expanding service of men and the worship of God, such selfish stewards must accept the consequences of their deliberate choosing.
176:3.9 (1918.2) En hoezeer handelde deze ontrouwe dienaar met het ene talent niet als alle zelfzuchtige mensen, in de zin dat hij zijn luiheid rechtstreeks aan zijn heer weet. Hoe sterk is de mens niet geneigd om wanneer hij geconfronteerd wordt met mislukking door eigen schuld, de blaam op anderen te werpen, vaak op hen die dit het minst verdienen!   176:3.9 (1918.2) And how much like all selfish mortals was this unfaithful servant with the one talent in that he blamed his slothfulness directly upon his lord. How prone is man, when he is confronted with the failures of his own making, to put the blame upon others, oftentimes upon those who least deserve it!
176:3.10 (1918.3) Die avond, toen ze zich ter ruste begaven, zei Jezus nog: ‘Vrijelijk hebben jullie ontvangen, daarom moeten jullie ook vrijelijk van de waarheid des hemels uitdelen, en in het geven zal deze waarheid zich vermenigvuldigen en zal zij steeds helderder het licht van de reddende genade laten schijnen, juist terwijl jullie ermee werken.’   176:3.10 (1918.3) Said Jesus that night as they went to their rest: “Freely have you received; therefore freely should you give of the truth of heaven, and in the giving will this truth multiply and show forth the increasing light of saving grace, even as you minister it.”
4. De terugkomst van Michael ^top   4. The Return of Michael ^top
176:4.1 (1918.4) Niets van alle onderricht van de Meester is zo verkeerd begrepen als zijn belofte eens in eigen persoon naar deze wereld terug te keren. Het is niet verwonderlijk dat Michael erin geïnteresseerd is te eniger tijd terug te komen naar de planeet waar hij zijn zevende en laatste zelfschenking heeft doorgemaakt als een sterfelijk mens van dit gebied. Het is niet meer dan natuurlijk om te geloven dat Jezus van Nazaret, die nu soeverein is over een ontzaglijk groot universum, er belangstelling voor zou hebben om niet slechts éénmaal, doch zelfs vele malen, terug te keren naar de wereld waarop hij zulk een uniek leven heeft geleid en waar hij ten slotte die onbeperkte macht en gezag over een universum verwierf, waarmee de Vader hem heeft bekleed. Urantia zal voor eeuwig een van de geboortewerelden zijn van Michael toen hij de soevereiniteit over zijn universum verwierf.   176:4.1 (1918.4) Of all the Master’s teachings no one phase has been so misunderstood as his promise sometime to come back in person to this world. It is not strange that Michael should be interested in sometime returning to the planet whereon he experienced his seventh and last bestowal, as a mortal of the realm. It is only natural to believe that Jesus of Nazareth, now sovereign ruler of a vast universe, would be interested in coming back, not only once but even many times, to the world whereon he lived such a unique life and finally won for himself the Father’s unlimited bestowal of universe power and authority. Urantia will eternally be one of the seven nativity spheres of Michael in the winning of universe sovereignty.
176:4.2 (1918.5) Jezus heeft bij talrijke gelegenheden en tegenover vele personen inderdaad verklaard dat hij voornemens was naar deze wereld terug te keren. Toen zijn volgelingen begonnen te beseffen dat hun Meester niet als een wereldlijk bevrijder zou optreden, en toen zij luisterden naar zijn voorspellingen van de ondergang van Jeruzalem en de val van de Joodse natie, begonnen ze geheel vanzelfsprekend zijn beloofde wederkomst te associëren met deze katastrofale gebeurtenissen. Maar toen de Romeinse legers de muren van Jeruzalem neerhaalden, de tempel verwoestten en de Joden van Judea verstrooiden, en de Meester zich nog steeds niet in macht en heerlijkheid openbaarde, begonnen zijn volgelingen het geloof te formuleren dat uiteindelijk de tweede komst van Christus verbond met het einde van het tijdperk, ja zelfs met het einde der wereld.   176:4.2 (1918.5) Jesus did, on numerous occasions and to many individuals, declare his intention of returning to this world. As his followers awakened to the fact that their Master was not going to function as a temporal deliverer, and as they listened to his predictions of the overthrow of Jerusalem and the downfall of the Jewish nation, they most naturally began to associate his promised return with these catastrophic events. But when the Roman armies leveled the walls of Jerusalem, destroyed the temple, and dispersed the Judean Jews, and still the Master did not reveal himself in power and glory, his followers began the formulation of that belief which eventually associated the second coming of Christ with the end of the age, even with the end of the world.
176:4.3 (1918.6) Jezus beloofde twee dingen te doen nadat hij opgevaren zou zijn naar de Vader, en nadat alle macht in hemel en op aarde in zijn handen gegeven zou zijn. Hij beloofde ten eerste om in zijn plaats een andere leraar tot de wereld te zenden, de Geest van Waarheid; dit deed hij op de dag van Pinksteren. Ten tweede beloofde hij zijn volgelingen zeer stellig dat hij eens persoonlijk naar deze wereld zou terugkomen. Maar hij zei niet hoe, waar, of wanneer hij deze planeet, waar hij zijn zelfschenking in het vlees had ervaren, opnieuw zou bezoeken. Bij één gelegenheid liet hij doorschemeren dat, terwijl het oog van het vlees hem had aanschouwd toen hij hier in het vlees leefde, hij bij zijn terugkeer (tenminste bij één van zijn mogelijke bezoeken) slechts door het oog van het geestelijk geloof zou worden onderscheiden.   176:4.3 (1918.6) Jesus promised to do two things after he had ascended to the Father, and after all power in heaven and on earth had been placed in his hands. He promised, first, to send into the world, and in his stead, another teacher, the Spirit of Truth; and this he did on the day of Pentecost. Second, he most certainly promised his followers that he would sometime personally return to this world. But he did not say how, where, or when he would revisit this planet of his bestowal experience in the flesh. On one occasion he intimated that, whereas the eye of flesh had beheld him when he lived here in the flesh, on his return (at least on one of his possible visits) he would be discerned only by the eye of spiritual faith.
176:4.4 (1919.1) Velen van ons zijn geneigd te geloven dat Jezus vele malen op Urantia zal terugkomen gedurende de komende eeuwen. Wij hebben wel niet zijn specifieke belofte dat hij deze meervoudige bezoeken zal brengen, maar het lijkt zeer waarschijnlijk dat hij, die immers als een van zijn universum-titels die van Planetaire Vorst van Urantia draagt, vele malen de wereld zal bezoeken door wier verovering hem zulk een uitzonderlijke titel werd verleend.   176:4.4 (1919.1) Many of us are inclined to believe that Jesus will return to Urantia many times during the ages to come. We do not have his specific promise to make these plural visits, but it seems most probable that he who carries among his universe titles that of Planetary Prince of Urantia will many times visit the world whose conquest conferred such a unique title upon him.
176:4.5 (1919.2) Wij geloven zeer beslist dat Michael opnieuw in eigen persoon naar Urantia zal komen, maar wij hebben niet het minste idee wanneer of op welke wijze hij zal verkiezen te komen. Zal het tijdstip van zijn tweede komst op aarde zo worden gekozen, dat het samenvalt met de eindbeoordeling van het huidige tijdperk en al of niet gepaard gaan met de verschijning van een Magistraat-Zoon die daarmee is verbonden? Zal hij komen in verband met de beëindiging van een volgend tijdperk op Urantia? Zal hij onaangekondigd komen en als een op zichzelf staande gebeurtenis? Wij weten het niet. Wij zijn slechts van één ding zeker, namelijk dat, wanneer hij metterdaad terugkomt, het aannemelijk is dat de gehele wereld dit zal weten, want hij moet komen als de allerhoogste regeerder van een universum, en niet als het onbekende kindje van Betlehem. Maar indien elk oog hem zal kunnen zien, en indien zijn aanwezigheid slechts met geestelijke ogen kan worden waargenomen, dan zal zijn komst nog lang op zich laten wachten.   176:4.5 (1919.2) We most positively believe that Michael will again come in person to Urantia, but we have not the slightest idea as to when or in what manner he may choose to come. Will his second advent on earth be timed to occur in connection with the terminal judgment of this present age, either with or without the associated appearance of a Magisterial Son? Will he come in connection with the termination of some subsequent Urantian age? Will he come unannounced and as an isolated event? We do not know. Only one thing we are certain of, that is, when he does return, all the world will likely know about it, for he must come as the supreme ruler of a universe and not as the obscure babe of Bethlehem. But if every eye is to behold him, and if only spiritual eyes are to discern his presence, then must his advent be long deferred.
176:4.6 (1919.3) Ge zult er daarom goed aan doen de persoonlijke terugkomst van de Meester naar de aarde geheel los te zien van alle vastgestelde gebeurtenissen of vast bepaalde tijdvakken. Zeker zijn wij slechts van één ding: hij heeft beloofd terug te komen. Wij hebben geen idee wanneer hij die belofte zal inlossen of in welk verband dit zal gebeuren. Voorzover wij weten, kan hij ieder moment op aarde verschijnen, en het kan ook zijn dat hij pas komt nadat er vele tijdperken zijn voorbijgegaan en volgens de daarvoor geldende regels zijn beoordeeld door de met hem samenwerkende Zonen van het Paradijs-korps.   176:4.6 (1919.3) You would do well, therefore, to disassociate the Master’s personal return to earth from any and all set events or settled epochs. We are sure of only one thing: He has promised to come back. We have no idea as to when he will fulfill this promise or in what connection. As far as we know, he may appear on earth any day, and he may not come until age after age has passed and been duly adjudicated by his associated Sons of the Paradise corps.
176:4.7 (1919.4) De tweede advent van Michael op aarde is een gebeurtenis met een geweldige gevoelswaarde, zowel voor de middenwezens als voor de mensen; voor het overige is deze niet van onmiddellijk belang voor middenwezens, en voor de mensen van niet meer praktische betekenis dan het gewone gebeuren van de natuurlijke dood, waardoor de sterfelijke mens zo plotseling in de onmiddellijke greep geraakt van die opeenvolging van universum-gebeurtenissen die hem rechtstreeks in de tegenwoordigheid brengt van deze zelfde Jezus, de soevereine regeerder over ons universum. De kinderen des lichts zijn allen voorbestemd hem te zien, en het komt er niet zoveel op aan of wij tot hem gaan, of dat hij toevallig eerst tot ons zal komen. Weest daarom immer gereed hem te verwelkomen op aarde, zoals hij gereed staat u te verwelkomen in de hemel. Wij zien met vertrouwen uit naar zijn glorierijke verschijning, wij verwachten zelfs dat hij herhaalde malen zal komen, maar wij zijn er volkomen onkundig van hoe, wanneer, en in welk verband wij zijn verschijnen mogen verwachten.   176:4.7 (1919.4) The second advent of Michael on earth is an event of tremendous sentimental value to both midwayers and humans; but otherwise it is of no immediate moment to midwayers and of no more practical importance to human beings than the common event of natural death, which so suddenly precipitates mortal man into the immediate grasp of that succession of universe events which leads directly to the presence of this same Jesus, the sovereign ruler of our universe. The children of light are all destined to see him, and it is of no serious concern whether we go to him or whether he should chance first to come to us. Be you therefore ever ready to welcome him on earth as he stands ready to welcome you in heaven. We confidently look for his glorious appearing, even for repeated comings, but we are wholly ignorant as to how, when, or in what connection he is destined to appear.