Verhandeling 177 Paper 177
Woensdag, de rustdag Wednesday, the Rest Day
177:0.1 (1920.1) WANNEER het werk van het onderricht aan het volk dit toeliet, waren Jezus en zijn apostelen gewoon om iedere woensdag uit te rusten van hun arbeid. Op deze bewuste woensdag ontbeten zij iets later dan gewoonlijk en heerste er in het kamp een onheilspellende stilte; tijdens de eerste helft van deze ochtendmaaltijd werd er slechts weinig gesproken. Eindelijk zei Jezus: ‘Ik wens dat jullie vandaag uitrusten. Neemt er de tijd voor om alles te overdenken wat er plaatsgevonden heeft sinds wij naar Jeruzalem zijn gekomen en denkt na over wat nu vlak voor ons ligt en waarover ik zo openlijk met jullie heb gesproken. Zorgt ervoor dat de waarheid steeds aanwezig is in jullie leven en dat jullie iedere dag groeit in genade.’ 177:0.1 (1920.1) WHEN the work of teaching the people did not press them, it was the custom of Jesus and his apostles to rest from their labors each Wednesday. On this particular Wednesday they ate breakfast somewhat later than usual, and the camp was pervaded by an ominous silence; little was said during the first half of this morning meal. At last Jesus spoke: “I desire that you rest today. Take time to think over all that has happened since we came to Jerusalem and meditate on what is just ahead, of which I have plainly told you. Make sure that the truth abides in your lives, and that you daily grow in grace.”
177:0.2 (1920.2) Na het ontbijt deelde de Meester aan Andreas mede dat hij van plan was de hele dag afwezig te zijn en stelde voor dat de apostelen hun tijd naar eigen verkiezing zouden doorbrengen, onder voorbehoud dat zij onder geen beding de poorten van Jeruzalem zouden binnengaan. 177:0.2 (1920.2) After breakfast the Master informed Andrew that he intended to be absent for the day and suggested that the apostles be permitted to spend the time in accordance with their own choosing, except that under no circumstances should they go within the gates of Jerusalem.
177:0.3 (1920.3) Toen Jezus zich gereedmaakte alleen de bergen in te gaan, sprak David Zebedeüs hem aan met de woorden: ‘Ge weet toch, Meester, dat de Farizeeën en oversten trachten u ter dood te brengen, en toch maakt ge aanstalten om alleen de bergen in te trekken. Dat is toch dwaasheid; ik zal daarom drie goed uitgeruste mannen met u meesturen om ervoor te zorgen dat u geen kwaad overkomt.’ Jezus nam de drie zwaarbewapende, stoere Galileeërs in ogenschouw en zei tot David: ‘Je bedoelt het goed, maar je ziet het verkeerd, in de zin dat je niet begrijpt dat de Zoon des Mensen niemand nodig heeft om hem te verdedigen. Geen mens zal de hand aan mij slaan voordat het uur is gekomen waarop ik gereed zal zijn mijn leven af te leggen overeenkomstig de wil mijns Vaders. Deze mannen mogen mij niet vergezellen. Ik wil alleen gaan, zodat ik met de Vader kan communiceren.’ 177:0.3 (1920.3) When Jesus made ready to go into the hills alone, David Zebedee accosted him, saying: “You well know, Master, that the Pharisees and rulers seek to destroy you, and yet you make ready to go alone into the hills. To do this is folly; I will therefore send three men with you well prepared to see that no harm befalls you.” Jesus looked over the three well-armed and stalwart Galileans and said to David: “You mean well, but you err in that you fail to understand that the Son of Man needs no one to defend him. No man will lay hands on me until that hour when I am ready to lay down my life in conformity to my Father’s will. These men may not accompany me. I desire to go alone, that I may commune with the Father.”
177:0.4 (1920.4) Toen zij deze woorden hoorden, trokken David en zijn gewapende lijfwachten zich terug, maar toen Jezus alleen op weg wilde gaan, kwam Johannes Marcus naar voren met een klein mandje met voedsel en water, en opperde dat Jezus, als hij van plan was de hele dag weg te blijven, wel eens honger zou kunnen krijgen. De Meester lachte Johannes toe en bukte zich om het mandje over te nemen. 177:0.4 (1920.4) Upon hearing these words, David and his armed guards withdrew; but as Jesus started off alone, John Mark came forward with a small basket containing food and water and suggested that, if he intended to be away all day, he might find himself hungry. The Master smiled on John and reached down to take the basket.
1. Een dag alleen met God ^top 1. One Day Alone with God ^top
177:1.1 (1920.5) Toen Jezus op het punt stond het lunchmandje uit handen van Johannes over te nemen, raapte de jongeman al zijn moed bijeen en zei: ‘Maar Meester, ge zoudt het mandje neer kunnen zetten terwijl ge ergens gaat bidden en het vergeten als ge verdergaat. En bovendien, als ik mee zou gaan om het eten te dragen, zoudt ge u vrijer aan het gebed kunnen wijden, en ik zal beslist stil zijn. Ik zal geen vragen stellen en bij het mandje blijven wanneer u zich afzondert om te bidden.’ 177:1.1 (1920.5) As Jesus was about to take the lunch basket from John’s hand, the young man ventured to say: “But, Master, you may set the basket down while you turn aside to pray and go on without it. Besides, if I should go along to carry the lunch, you would be more free to worship, and I will surely be silent. I will ask no questions and will stay by the basket when you go apart by yourself to pray.”
177:1.2 (1920.6) Terwijl Johannes deze toespraak hield, waarvan de vrijmoedigheid sommige omstanders verbaasde, had hij zich verstout om het mandje vast te blijven houden. Zo stonden ze daar, Johannes en Jezus, beiden het mandje vasthoudend. Een ogenblik later liet de Meester los en op de jongen neerziend, zei hij: ‘Omdat je er met je hele hart naar hunkert met mij mee te gaan, zal je dit niet geweigerd worden. Wij zullen er samen op uit gaan en een fijne dag hebben. Je mag me iedere vraag stellen die in je hart opkomt, en we zullen elkaar opbeuren en troosten. Jij mag beginnen het mandje te dragen, en wanneer je moe wordt zal ik je helpen. Kom nu maar met me mee.’ 177:1.2 (1920.6) While making this speech, the temerity of which astonished some of the near-by listeners, John had made bold to hold on to the basket. There they stood, both John and Jesus holding the basket. Presently the Master let go and, looking down on the lad, said: “Since with all your heart you crave to go with me, it shall not be denied you. We will go off by ourselves and have a good visit. You may ask me any question that arises in your heart, and we will comfort and console each other. You may start out carrying the lunch, and when you grow weary, I will help you. Follow on with me.”
177:1.3 (1921.1) Jezus kwam pas ’s avonds na zonsondergang in het kamp terug. De Meester bracht deze laatste dag van ongestoorde rust op aarde pratend door met deze naar waarheid hunkerende jongen en ook sprak hij met zijn Paradijs-Vader. Deze gebeurtenis staat in den hoge bekend als ‘de dag die een jongeman met God in de bergen doorbracht.’ Dit voorval geldt voor eeuwig als een voorbeeld van de bereidheid van de Schepper om de metgezel te zijn van de geschapen mens. Als het verlangen van zijn hart werkelijk allesoverheersend is, kan zelfs een jongen de aandacht trekken van de God van een universum en zich verheugen in diens liefdevolle gezelschap, kan hij daadwerkelijk de onvergetelijke verrukking ervaren alleen met God in de bergen te zijn, een hele dag lang. Dit was de uitzonderlijke belevenis van Johannes Marcus op die woensdag in de bergen van Judea. 177:1.3 (1921.1) Jesus did not return to the camp that evening until after sunset. The Master spent this last day of quiet on earth visiting with this truth-hungry youth and talking with his Paradise Father. This event has become known on high as “the day which a young man spent with God in the hills.” Forever this occasion exemplifies the willingness of the Creator to fellowship the creature. Even a youth, if the desire of the heart is really supreme, can command the attention and enjoy the loving companionship of the God of a universe, actually experience the unforgettable ecstasy of being alone with God in the hills, and for a whole day. And such was the unique experience of John Mark on this Wednesday in the hills of Judea.
177:1.4 (1921.2) Jezus praatte veel met Johannes, en zij spraken vrijelijk over zaken van deze wereld en die van de volgende. Johannes vertelde Jezus hoezeer hij betreurde dat hij niet oud genoeg was geweest om een van de apostelen te kunnen zijn, en uitte zijn grote dankbaarheid voor het feit dat hij, sinds de tijd dat zij waren begonnen te prediken bij de doorwaadbare plaats van de Jordaan bij Jericho, met hen had mogen optrekken, behalve op de tocht naar Fenicië. Jezus waarschuwde de jongen niet de moed te verliezen door de aanstaande gebeurtenissen en verzekerde hem dat hij in zijn latere leven een machtig boodschapper van het koninkrijk zou worden. 177:1.4 (1921.2) Jesus visited much with John, talking freely about the affairs of this world and the next. John told Jesus how much he regretted that he had not been old enough to be one of the apostles and expressed his great appreciation that he had been permitted to follow on with them since their first preaching at the Jordan ford near Jericho, except for the trip to Phoenicia. Jesus warned the lad not to become discouraged by impending events and assured him he would live to become a mighty messenger of the kingdom.
177:1.5 (1921.3) Wanneer Johannes Marcus later terugdacht aan deze dag met Jezus in de bergen, werd hij er steeds door ontroerd, maar hij vergat nooit de laatste waarschuwing van de Meester toen ze op het punt stonden naar het kamp van Getsemane terug te keren: ‘Wel Johannes, we hebben een mooie dag gehad samen, een echte rustdag, maar zorg ervoor dat je met niemand spreekt over de dingen die ik je vandaag gezegd heb.’ En Johannes Markus heeft ook inderdaad nooit iets onthuld van hetgeen hem die dag met Jezus in de bergen duidelijk was geworden. 177:1.5 (1921.3) John Mark was thrilled by the memory of this day with Jesus in the hills, but he never forgot the Master’s final admonition, spoken just as they were about to return to the Gethsemane camp, when he said: “Well, John, we have had a good visit, a real day of rest, but see to it that you tell no man the things which I told you.” And John Mark never did reveal anything that transpired on this day which he spent with Jesus in the hills.
177:1.6 (1921.4) De weinige nog resterende uren van Jezus’ aardse leven hield Johannes Marcus de Meester aldoor zoveel mogelijk in het oog. Steeds hield de jongen zich ergens dichtbij hem in de buurt schuil: hij sliep alleen wanneer Jezus sliep. 177:1.6 (1921.4) Throughout the few remaining hours of Jesus’ earth life John Mark never permitted the Master for long to get out of his sight. Always was the lad in hiding near by; he slept only when Jesus slept.
2. De vroege levensjaren in het gezin ^top 2. Early Home Life ^top
177:2.1 (1921.5) In de loop van zijn samenzijn met Johannes Marcus op deze dag, besteedde Jezus heel wat tijd aan het vergelijken van hun beider vroege kinderjaren en latere ervaring als jongens. Ofschoon de ouders van Johannes meer goederen dezer wereld bezaten dan het geval was geweest met Jezus’ ouders, vertoonden hun ervaringen in hun jongensjaren toch grote overeenkomsten. Jezus zei vele dingen die Johannes hielpen om zijn ouders en andere familieleden beter te begrijpen. Toen de jongen de Meester vroeg hoe deze kon weten dat hij later een ‘machtig boodschapper van het koninkrijk’ zou worden, zei Jezus: 177:2.1 (1921.5) In the course of this day’s visiting with John Mark, Jesus spent considerable time comparing their early childhood and later boyhood experiences. Although John’s parents possessed more of this world’s goods than had Jesus’ parents, there was much experience in their boyhood which was very similar. Jesus said many things which helped John better to understand his parents and other members of his family. When the lad asked the Master how he could know that he would turn out to be a “mighty messenger of the kingdom,” Jesus said:
177:2.2 (1921.6) ‘Ik weet dat je trouw zult blijken aan het evangelie van het koninkrijk, omdat ik ook op je huidige geloof en liefde kan rekenen, waar deze eigenschappen gefundeerd zijn op een opvoeding zoals jou in je vroege jeugd thuis ten deel is gevallen. Jij bent grootgebracht in een gezin waar de ouders elkaar oprecht liefhebben, en daarom ben je niet overmatig bemind, waardoor je gevoel van eigenwaarde nadelig vergroot zou zijn. En ook is je persoonlijkheid niet misvormd door liefdeloze onderlinge manoeuvres van je ouders om jouw vertrouwen en aanhankelijkheid. Je hebt de ouderlijke liefde genoten die je verzekert van een prijzenswaardig zelfvertrouwen en die een normaal gevoel van veiligheid aankweekt. Maar je bent ook fortuinlijk geweest, in de zin dat je ouders hebt gehad die niet alleen liefde, maar ook wijsheid bezaten. En deze wijsheid bracht hen ertoe je de meeste vormen van verwennerij en vele luxe dingen die rijke mensen kunnen kopen, te onthouden, en je naar de synagogeschool te sturen samen met je speelmakkers uit de buurt, en ze hebben je bovendien aangemoedigd om te leren hoe je in deze wereld moet leven door je toe te staan je eigen ervaring op te doen. Je kwam met je vriendje Amos naar de Jordaan waar wij predikten en de discipelen van Johannes doopten. Jullie verlangden beiden om met ons mee te gaan. Toen jullie naar Jeruzalem teruggingen, gaven jouw ouders hun toestemming, maar de ouders van Amos weigerden die. Zij hielden zoveel van hun zoon, dat zij hem de zegenrijke ervaring ontzegden die jij hebt gehad, zo’n ervaring als jij vandaag mag meemaken. Door weg te lopen van huis zou Amos zich bij ons hebben kunnen voegen, maar als hij dat gedaan had, zou hij hun gevoelens van liefde hebben gekwetst en zijn loyaliteit hebben opgeofferd. Zelfs indien het verstandig geweest zou zijn deze weg in te slaan, zou dit een vreselijke prijs zijn geweest voor ervaring, onafhankelijkheid en vrijheid. Verstandige ouders, zoals de jouwe, zorgen ervoor dat kinderen, wanneer zij jouw leeftijd bereikt hebben, geen liefdegevoelens behoeven te kwetsen en geen loyaliteit behoeven te onderdrukken, zodat zij onafhankelijkheid kunnen ontwikkelen en een vrijheid kunnen genieten die hen sterk maakt. 177:2.2 (1921.6) “I know you will prove loyal to the gospel of the kingdom because I can depend upon your present faith and love when these qualities are grounded upon such an early training as has been your portion at home. You are the product of a home where the parents bear each other a sincere affection, and therefore you have not been overloved so as injuriously to exalt your concept of self-importance. Neither has your personality suffered distortion in consequence of your parents’ loveless maneuvering for your confidence and loyalty, the one against the other. You have enjoyed that parental love which insures laudable self-confidence and which fosters normal feelings of security. But you have also been fortunate in that your parents possessed wisdom as well as love; and it was wisdom which led them to withhold most forms of indulgence and many luxuries which wealth can buy while they sent you to the synagogue school along with your neighborhood playfellows, and they also encouraged you to learn how to live in this world by permitting you to have original experience. You came over to the Jordan, where we preached and John’s disciples baptized, with your young friend Amos. Both of you desired to go with us. When you returned to Jerusalem, your parents consented; Amos’s parents refused; they loved their son so much that they denied him the blessed experience which you have had, even such as you this day enjoy. By running away from home, Amos could have joined us, but in so doing he would have wounded love and sacrificed loyalty. Even if such a course had been wise, it would have been a terrible price to pay for experience, independence, and liberty. Wise parents, such as yours, see to it that their children do not have to wound love or stifle loyalty in order to develop independence and enjoy invigorating liberty when they have grown up to your age.
177:2.3 (1922.1) ‘Liefde, Johannes, is de allerhoogste werkelijkheid van het universum wanneer zij door alwijze wezens wordt geschonken, maar het is een gevaarlijke en vaak half-zelfzuchtige trek zoals zij wordt gemanifesteerd in de ervaring van menselijke ouders. Wanneer jij trouwt en eigen kinderen zult hebben op te voeden, zorg er dan voor dat je liefde de wijsheid in acht neemt en zich door intelligentie laat leiden. 177:2.3 (1922.1) “Love, John, is the supreme reality of the universe when bestowed by all-wise beings, but it is a dangerous and oftentimes semiselfish trait as it is manifested in the experience of mortal parents. When you get married and have children of your own to rear, make sure that your love is admonished by wisdom and guided by intelligence.
177:2.4 (1922.2) Je vriend Amos gelooft evenzeer als jij in dit evangelie van het koninkrijk, maar ik kan niet volledig op hem bouwen: ik ben er niet zeker van wat hij in de komende jaren zal doen. Zijn vroege jeugd thuis was niet van die aard dat hij een volledig betrouwbaar mens heeft kunnen worden. Amos lijkt teveel op een van de apostelen die ook geen normale, liefdevolle en verstandige opvoeding thuis heeft genoten. Jouw hele verdere leven zal gelukkiger en zekerder zijn, omdat je je eerste acht levensjaren in een normaal en goed geregeld thuis hebt doorgebracht. Jij hebt een sterk en hecht karakter, omdat je bent opgegroeid in een ouderlijk huis waar liefde de boventoon voerde en waar wijsheid regeerde. Zulk een opvoeding in je jeugd brengt een soort loyaliteit voort, die mij ervan verzekert dat je door zult gaan op de weg die je bent ingeslagen." 177:2.4 (1922.2) “Your young friend Amos believes this gospel of the kingdom just as much as you, but I cannot fully depend upon him; I am not certain about what he will do in the years to come. His early home life was not such as would produce a wholly dependable person. Amos is too much like one of the apostles who failed to enjoy a normal, loving, and wise home training. Your whole afterlife will be more happy and dependable because you spent your first eight years in a normal and well-regulated home. You possess a strong and well-knit character because you grew up in a home where love prevailed and wisdom reigned. Such a childhood training produces a type of loyalty which assures me that you will go through with the course you have begun.”
177:2.5 (1922.3) Meer dan een uur lang praatten Jezus en Johannes door over het huiselijk leven. De Meester legde daarbij Johannes uit dat een kind voor al zijn aanvankelijke ideeën over alle verstandelijke, sociale, morele en zelfs geestelijke zaken, volledig afhankelijk is van zijn ouders en het leven in het gezin dat met dezen is verbonden, omdat het gezin voor het jonge kind alles vertegenwoordigt wat hij in eerste instantie kan weten van zowel menselijke als goddelijke verhoudingen. Het kind moet zijn eerste indrukken van het universum ontlenen aan de zorg die hij van zijn moeder ondervindt; hij is volledig afhankelijk van zijn aardse vader voor zijn eerste ideeën over de hemelse Vader. Het latere leven van het kind wordt gelukkig of ongelukkig, gemakkelijk of moeilijk gemaakt, overeenkomstig zijn mentale en emotionele leven, dat bepaald is door deze sociale en geestelijke betrekkingen in het gezin. Het hele latere leven van een mens wordt enorm beïnvloed door wat er gebeurt in de eerste jaren van zijn bestaan. 177:2.5 (1922.3) For more than an hour Jesus and John continued this discussion of home life. The Master went on to explain to John how a child is wholly dependent on his parents and the associated home life for all his early concepts of everything intellectual, social, moral, and even spiritual since the family represents to the young child all that he can first know of either human or divine relationships. The child must derive his first impressions of the universe from the mother’s care; he is wholly dependent on the earthly father for his first ideas of the heavenly Father. The child’s subsequent life is made happy or unhappy, easy or difficult, in accordance with his early mental and emotional life, conditioned by these social and spiritual relationships of the home. A human being’s entire afterlife is enormously influenced by what happens during the first few years of existence.
177:2.6 (1922.4) Wij zijn er oprecht van overtuigd dat het evangelie zoals Jezus dit leerde en dat zozeer op de vader-kind-verhouding is gefundeerd, moeilijk wereldwijd aanvaard zal kunnen worden voordat het huiselijke leven van de moderne beschaafde volken meer liefde en meer wijsheid behelst. Niettegenstaande dat de ouders van de twintigste eeuw grote kennis bezitten en ook meer van de waarheid weten om een beter thuis te kunnen scheppen en hun huiselijk leven meer adeldom te kunnen geven, blijft het een feit dat maar zeer weinig moderne gezinnen even goede plaatsen zijn om jongens en meisjes op te voeden als het ouderlijk huis van Jezus in Galilea en dat van Johannes Marcus in Judea, alhoewel het aanvaarden van de leer van Jezus een onmiddellijke verbetering van het huiselijke leven tengevolge zal hebben. Het leven van liefde in een huis van wijze ouders, en de trouwe toewijding die voortkomt uit echte religie, oefenen een grote wederzijdse invloed op elkaar uit. Zulk gezinsleven verhoogt de religie, en echte religie verheerlijkt altijd het gezinsleven. 177:2.6 (1922.4) It is our sincere belief that the gospel of Jesus’ teaching, founded as it is on the father-child relationship, can hardly enjoy a world-wide acceptance until such a time as the home life of the modern civilized peoples embraces more of love and more of wisdom. Notwithstanding that parents of the twentieth century possess great knowledge and increased truth for improving the home and ennobling the home life, it remains a fact that very few modern homes are such good places in which to nurture boys and girls as Jesus’ home in Galilee and John Mark’s home in Judea, albeit the acceptance of Jesus’ gospel will result in the immediate improvement of home life. The love life of a wise home and the loyal devotion of true religion exert a profound reciprocal influence upon each other. Such a home life enhances religion, and genuine religion always glorifies the home.
177:2.7 (1923.1) Het is waar dat veel van de laakbare, groei-belemmerende invloeden en andere benauwende trekken van het Joodse gezinsleven van vroeger, praktisch verdwenen zijn bij veel van de beter bestuurde gezinnen van de moderne tijd. Er bestaat inderdaad meer spontane vrijheid en veel meer persoonlijke vrijheid, maar deze vrijheid wordt niet door liefde ingetoomd, gemotiveerd door loyaliteit, of gericht door de intelligente discipline van wijsheid. Zolang wij het kind leren bidden, ‘Onze Vader die in de hemelen zijt,’ rust er een enorme verantwoordelijkheid op alle aardse vaders om zo te leven en hun huiselijk leven zo te regelen, dat het woord vader een waardige, heilige plaats zal vinden in de gedachten en het hart van alle opgroeiende kinderen. 177:2.7 (1923.1) It is true that many of the objectionable stunting influences and other cramping features of these olden Jewish homes have been virtually eliminated from many of the better-regulated modern homes. There is, indeed, more spontaneous freedom and far more personal liberty, but this liberty is not restrained by love, motivated by loyalty, nor directed by the intelligent discipline of wisdom. As long as we teach the child to pray, “Our Father who is in heaven,” a tremendous responsibility rests upon all earthly fathers so to live and order their homes that the word father becomes worthily enshrined in the minds and hearts of all growing children.
3. De dag in het kamp ^top 3. The Day at Camp ^top
177:3.1 (1923.2) Het grootste deel van deze dag wandelden de apostelen rond op de Olijfberg en praatten zij met de discipelen die met hen in het kamp waren, maar al vroeg in de middag begonnen zij erg naar de terugkomst van Jezus uit te zien. Naarmate de dag vorderde, werden zij steeds on- geruster over zijn veiligheid; zij voelden zich onuitsprekelijk eenzaam zonder hem. De hele dag door werd er veel van gedachten gewisseld over de vraag of zij het wel hadden mogen toelaten dat de Meester alleen de bergen inging, met slechts een loopjongen als gezelschap. Ofschoon niemand zijn gedachten in dit opzicht openlijk onder woorden bracht, was er geen van hen, behalve Judas Iskariot, die niet wenste dat hij in de schoenen van Johannes Marcus stond. 177:3.1 (1923.2) The apostles spent most of this day walking about on Mount Olivet and visiting with the disciples who were encamped with them, but early in the afternoon they became very desirous of seeing Jesus return. As the day wore on, they grew increasingly anxious about his safety; they felt inexpressibly lonely without him. There was much debating throughout the day as to whether the Master should have been allowed to go off by himself in the hills, accompanied only by an errand boy. Though no man openly so expressed his thoughts, there was not one of them, save Judas Iscariot, who did not wish himself in John Mark’s place.
177:3.2 (1923.3) Ongeveer halverwege de middag hield Natanael voor ongeveer de helft van de apostelen en evenzovele discipelen zijn toespraak over ‘Het allerhoogst verlangen’, en hij eindigde met de woorden: ‘Wat er bij de meesten van ons aan schort is dat wij zo halfslachtig zijn. Wij schieten tekort in onze liefde voor de Meester, vergeleken bij zijn liefde voor ons. Als wij allen even sterk als Johannes Marcus verlangd hadden om met hem mee te gaan, zou hij ons zeker allemaal hebben meegenomen. Wij zagen werkeloos toe toen de jongen naar de Meester ging en hem het mandje aanbood, maar toen de Meester het aanpakte, wilde de jongen het niet loslaten. En zo heeft de Meester ons hier achtergelaten, terwijl hij de bergen inging met het mandje en de jongen erbij.’ 177:3.2 (1923.3) It was about midafternoon when Nathaniel made his speech on “Supreme Desire” to about half a dozen of the apostles and as many disciples, the ending of which was: “What is wrong with most of us is that we are only halfhearted. We fail to love the Master as he loves us. If we had all wanted to go with him as much as John Mark did, he would surely have taken us all. We stood by while the lad approached the Master and offered him the basket, but when the Master took hold of it, the lad would not let go. And so the Master left us here while he went off to the hills with basket, boy, and all.”
177:3.3 (1923.4) Om ongeveer vier uur arriveerden er koeriers bij David Zebedeüs met berichten van zijn eigen moeder in Betsaïda en van de moeder van Jezus. Enige dagen tevoren was David tot de conclusie gekomen dat de overpriesters en oversten Jezus ter dood zouden gaan brengen. David wist dat zij vastbesloten waren de Meester uit de weg te ruimen en hij was er vrijwel van overtuigd dat Jezus zijn goddelijke kracht niet zou aanwenden om zichzelf te redden, en dat hij evenmin zijn volgelingen zou toestaan om hem met geweld te verdedigen. Toen hij tot deze conclusies was gekomen, stuurde hij onmiddellijk een koerier naar zijn moeder met het dringende verzoek onmiddellijk naar Jeruzalem te komen en Maria, de moeder van Jezus, en alle leden van haar gezin mee te brengen. 177:3.3 (1923.4) About four o’clock, runners came to David Zebedee bringing him word from his mother at Bethsaida and from Jesus’ mother. Several days previously David had made up his mind that the chief priests and rulers were going to kill Jesus. David knew they were determined to destroy the Master, and he was about convinced that Jesus would neither exert his divine power to save himself nor permit his followers to employ force in his defense. Having reached these conclusions, he lost no time in dispatching a messenger to his mother, urging her to come at once to Jerusalem and to bring Mary the mother of Jesus and every member of his family.
177:3.4 (1923.5) Davids moeder deed zoals haar zoon haar had gevraagd, en nu kwamen de koeriers bij David terug met het bericht dat zijn moeder en de gehele familie van Jezus op weg waren naar Jeruzalem en de volgende dag laat in de middag, of de daarop volgende morgen heel vroeg, zouden aankomen. Omdat David dit op eigen initiatief had gedaan, leek het hem verstandig de zaak stil te houden. Hij vertelde daarom aan niemand dat de familie van Jezus onderweg was naar Jeruzalem. 177:3.4 (1923.5) David’s mother did as her son requested, and now the runners came back to David bringing the word that his mother and Jesus’ entire family were on the way to Jerusalem and should arrive sometime late on the following day or very early the next morning. Since David did this on his own initiative, he thought it wise to keep the matter to himself. He told no one, therefore, that Jesus’ family was on the way to Jerusalem.
177:3.5 (1924.1) Even na het middaguur kwamen meer dan twintig van de Grieken die ten huize van Jozef van Arimatea met Jezus en de twaalf hadden gesproken, aan in het kamp, aan en Petrus en Johannes spraken urenlang met hen. Deze Grieken, althans enkelen van hen, hadden gevorderde kennis van het koninkrijk doordat ze onderricht hadden ontvangen van Rodan in Alexandrië. 177:3.5 (1924.1) Shortly after noon, more than twenty of the Greeks who had met with Jesus and the twelve at the home of Joseph of Arimathea arrived at the camp, and Peter and John spent several hours in conference with them. These Greeks, at least some of them, were well advanced in the knowledge of the kingdom, having been instructed by Rodan at Alexandria.
177:3.6 (1924.2) Toen Jezus was teruggekeerd in het kamp, onderhield hij zich die avond met de Grieken, en ware het niet dat zulk een gang van zaken zijn apostelen en velen van zijn vooraanstaande discipelen zeer verontrust zou hebben, dan zou hij deze twintig Grieken hebben gewijd zoals hij het ook de zeventig had gedaan. 177:3.6 (1924.2) That evening, after returning to the camp, Jesus visited with the Greeks, and had it not been that such a course would have greatly disturbed his apostles and many of his leading disciples, he would have ordained these twenty Greeks, even as he had the seventy.
177:3.7 (1924.3) Terwijl dit alles in het kamp plaatsvond, verbaasden de overpriesters en de oudsten in Jeruzalem zich erover dat Jezus niet terugkwam om de menigten toe te spreken. Weliswaar had hij de dag tevoren, toen hij de tempel verliet, gezegd: ‘Ik laat u uw huis verlaten achter.’ Zij konden echter niet begrijpen waarom hij bereid was het grote voordeel te laten schieten dat hij had opgebouwd in de welgezinde houding van de menigten. Terwijl zij vreesden dat hij een grote beroering onder de mensen zou teweegbrengen, waren de laatste woorden van de Meester tot de menigte een aansporing geweest om zich in alle redelijkheid te schikken naar het gezag van hen ‘die op de stoel van Mozes zitten.’ Het was echter een drukke dag in de stad, omdat zij zich tegelijkertijd gereedmaakten voor het Paasfeest en hun plannen afrondden om Jezus uit de weg te ruimen. 177:3.7 (1924.3) While all of this was going on at the camp, in Jerusalem the chief priests and elders were amazed that Jesus did not return to address the multitudes. True, the day before, when he left the temple, he had said, “I leave your house to you desolate.” But they could not understand why he would be willing to forgo the great advantage which he had built up in the friendly attitude of the crowds. While they feared he would stir up a tumult among the people, the Master’s last words to the multitude had been an exhortation to conform in every reasonable manner with the authority of those “who sit in Moses’ seat.” But it was a busy day in the city as they simultaneously prepared for the Passover and perfected their plans for destroying Jesus.
177:3.8 (1924.4) Er kwamen niet veel mensen naar het kamp, omdat de inrichting daarvan geheim gehouden was, een geheim dat goed bewaard werd door allen die wisten dat Jezus van plan was daar te verblijven, in plaats van elke avond naar Betanië te gaan. 177:3.8 (1924.4) Not many people came to the camp, for its establishment had been kept a well-guarded secret by all who knew that Jesus was expecting to stay there in place of going out to Bethany every night.
4. Judas en de overpriesters ^top 4. Judas and the Chief Priests ^top
177:4.1 (1924.5) Kort nadat Jezus en Johannes Marcus het kamp hadden verlaten, verdween Judas Iskariot uit het gezelschap van zijn broeders om pas laat in de middag terug te keren. Ondanks het nadrukkelijke verzoek van zijn Meester om Jeruzalem niet in te gaan, vertrok deze verwarde en ontevreden apostel haastig naar het huis van Kajafas, de hogepriester, om zijn afspraak met de vijanden van Jezus na te komen. Dit was een onofficiële bijeenkomst van het Sanhedrin, die om even na tien uur die morgen zou plaatshebben. Deze vergadering was belegd om de aard van de beschuldigingen te bespreken die tegen Jezus zouden worden ingebracht, en om te beslissen welke handelwijze zou moeten worden gevolgd om hem voor de Romeinse autoriteiten te brengen, teneinde van het civiele gezag de noodzakelijke bevestiging te krijgen van het doodvonnis dat zij reeds over hem hadden uitgesproken. 177:4.1 (1924.5) Shortly after Jesus and John Mark left the camp, Judas Iscariot disappeared from among his brethren, not returning until late in the afternoon. This confused and discontented apostle, notwithstanding his Master’s specific request to refrain from entering Jerusalem, went in haste to keep his appointment with Jesus’ enemies at the home of Caiaphas the high priest. This was an informal meeting of the Sanhedrin and had been appointed for shortly after ten o’clock that morning. This meeting was called to discuss the nature of the charges which should be lodged against Jesus and to decide upon the procedure to be employed in bringing him before the Roman authorities for the purpose of securing the necessary civil confirmation of the death sentence which they had already passed upon him.
177:4.2 (1924.6) De vorige dag had Judas aan enkelen van zijn familieleden, en aan bepaalde Sadducese vrienden van de familie van zijn vader, onthuld dat hij tot de conclusie was gekomen dat Jezus weliswaar een welmenende dromer en idealist was, maar niet de verwachte bevrijder van Israel. Judas verklaarde dat hij heel graag een manier zou willen vinden om zich met goed fatsoen uit de hele beweging terug te trekken. Zijn vrienden verzekerden hem op vleiende toon dat zijn uittreden door de Joodse oversten als een grote gebeurtenis verwelkomd zou worden en dat niets te goed voor hem zou zijn. Zij deden hem geloven dat hij onmiddellijk hoge ereblijken van het Sanhedrin zou ontvangen en dat hij zich eindelijk geheel zou kunnen zuiveren van de blaam van zijn goedbedoelde, maar ‘ongelukkige omgang met die ongeletterde Galileeërs.’ 177:4.2 (1924.6) On the preceding day Judas had disclosed to some of his relatives and to certain Sadducean friends of his father’s family that he had reached the conclusion that, while Jesus was a well-meaning dreamer and idealist, he was not the expected deliverer of Israel. Judas stated that he would very much like to find some way of withdrawing gracefully from the whole movement. His friends flatteringly assured him that his withdrawal would be hailed by the Jewish rulers as a great event, and that nothing would be too good for him. They led him to believe that he would forthwith receive high honors from the Sanhedrin, and that he would at last be in a position to erase the stigma of his well-meant but “unfortunate association with untaught Galileans.”
177:4.3 (1924.7) Het wilde er bij Judas niet in dat de machtige werken van de Meester door de macht van de vorst der duivels verricht waren, maar hij was er nu volledig van overtuigd dat Jezus zijn kracht niet zou aanwenden ter zelfverheerlijking; hij was er ten slotte van overtuigd geraakt dat Jezus zou toelaten dat de Joodse oversten hem uit de weg zouden ruimen, en hij kon de vernederende gedachte niet verdragen dat hij met een verslagen beweging zou worden vereenzelvigd. Hij wilde een ogenschijnlijke mislukking eenvoudig niet overwegen. Hij kende het stoere karakter van zijn Meester en de scherpte van diens majesteitelijk en barmhartig verstand heel goed, maar toch deed het hem genoegen om ten dele mee te gaan met de suggestie van een van zijn verwanten, dat Jezus een fanaticus was met goede bedoelingen, maar waarschijnlijk niet helemaal goed bij zijn verstand: dat hij altijd al een vreemde, verkeerd begrepen man had geleken. 177:4.3 (1924.7) Judas could not quite believe that the mighty works of the Master had been wrought by the power of the prince of devils, but he was now fully convinced that Jesus would not exert his power in self-aggrandizement; he was at last convinced that Jesus would allow himself to be destroyed by the Jewish rulers, and he could not endure the humiliating thought of being identified with a movement of defeat. He refused to entertain the idea of apparent failure. He thoroughly understood the sturdy character of his Master and the keenness of that majestic and merciful mind, yet he derived pleasure from even the partial entertainment of the suggestion of one of his relatives that Jesus, while he was a well-meaning fanatic, was probably not really sound of mind; that he had always appeared to be a strange and misunderstood person.
177:4.4 (1925.1) En nu, als nooit tevoren, voelde Judas zich merkwaardig gepikeerd omdat Jezus hem nooit een eervollere positie had gegeven. Al deze jaren had hij zich vereerd gevoeld de penningmeester der apostelen te zijn, maar nu kreeg hij het gevoel dat hij niet gewaardeerd werd, dat zijn bekwaamheden niet werden erkend. Plotseling werd hij overmeesterd door verontwaardiging omdat Petrus, Jakobus en Johannes vereerd waren met de opdracht in nauw contact met Jezus te blijven, en op dit moment, op weg naar het huis van de hogepriester, was hij er meer op uit om dit Petrus, Jakobus, en Johannes betaald te zetten, dan dat hij eraan dacht om Jezus te verraden. Maar over dit alles heen en boven dit alles uit kwam er vervolgens een nieuwe, overheersende gedachte in zijn bewustzijn op de voorgrond: hij was op weg gegaan om ereblijken voor zichzelf te bemachtigen, en als hij dit kon bereiken tegelijk met een afrekening met degenen die tot de grootste teleurstelling in zijn leven hadden bijgedragen, des te beter. Verschrikkelijke gevoelens van verwarring, trots, wanhoop, en vastbeslotenheid spanden samen en hielden hem in hun macht. En zo moet het u wel duidelijk zijn dat het Judas niet om geld te doen was toen hij op weg ging naar het huis van Kajafas om een afspraak te maken om Jezus te verraden. 177:4.4 (1925.1) And now, as never before, Judas found himself becoming strangely resentful that Jesus had never assigned him a position of greater honor. All along he had appreciated the honor of being the apostolic treasurer, but now he began to feel that he was not appreciated; that his abilities were unrecognized. He was suddenly overcome with indignation that Peter, James, and John should have been honored with close association with Jesus, and at this time, when he was on the way to the high priest’s home, he was bent on getting even with Peter, James, and John more than he was concerned with any thought of betraying Jesus. But over and above all, just then, a new and dominating thought began to occupy the forefront of his conscious mind: He had set out to get honor for himself, and if this could be secured simultaneously with getting even with those who had contributed to the greatest disappointment of his life, all the better. He was seized with a terrible conspiracy of confusion, pride, desperation, and determination. And so it must be plain that it was not for money that Judas was then on his way to the home of Caiaphas to arrange for the betrayal of Jesus.
177:4.5 (1925.2) Toen Judas het huis van Kajafas naderde, kwam hij tot het definitieve besluit om Jezus en zijn mede-apostelen te verlaten; en toen hij aldus had besloten de zaak van het koninkrijk des hemels in de steek te laten, was hij vastbesloten om voor zichzelf zoveel mogelijk binnen te halen van de eer en roem die, naar hij dacht toen hij zich aanvankelijk met Jezus en het nieuwe evangelie van het koninkrijk verbond, hem eens te beurt zouden vallen. Alle apostelen hadden eens deze ambitie met Judas gemeen gehad, maar na verloop van tijd leerden ze steeds meer bewondering te hebben voor de waarheid en Jezus lief te hebben, althans meer dan Judas. 177:4.5 (1925.2) As Judas approached the home of Caiaphas, he arrived at the final decision to abandon Jesus and his fellow apostles; and having thus made up his mind to desert the cause of the kingdom of heaven, he was determined to secure for himself as much as possible of that honor and glory which he had thought would sometime be his when he first identified himself with Jesus and the new gospel of the kingdom. All of the apostles once shared this ambition with Judas, but as time passed they learned to admire truth and to love Jesus, at least more than did Judas.
177:4.6 (1925.3) De verrader werd aan Kajafas en de Joodse oversten voorgesteld door zijn neef; deze legde uit dat Judas had ingezien dat hij zich had vergist toen hij zich door de arglistige leer van Jezus had laten verleiden, en dat hij thans zover was, dat hij openlijk en formeel zijn verbintenis met de Galileeër wilde afzweren en tegelijkertijd wilde verzoeken om weer in het vertrouwen en de gemeenschap van zijn Judese broeders te worden hersteld. Deze woordvoerder voor Judas legde verder uit dat Judas inzag dat het voor de vrede van Israel het beste zou zijn indien Jezus in hechtenis zou worden genomen en dat hij, als blijk van zijn spijt dat hij had deelgenomen aan een beweging van dergelijk dwaalgeloof, en als blijk van de oprechtheid van zijn terugkeer tot de leer van Mozes, nu hier was gekomen om zich aan te bieden aan het Sanhedrin als de man die een zodanige regeling kon maken met de kapitein die het bevel had gekregen om Jezus te arresteren, dat hij in alle rust in hechtenis kon worden genomen, zodat alle gevaar dat de scharen in beweging zouden komen, vermeden kon worden en er geen noodzaak bestond zijn arrestatie uit te stellen tot na het Pascha. 177:4.6 (1925.3) The traitor was presented to Caiaphas and the Jewish rulers by his cousin, who explained that Judas, having discovered his mistake in allowing himself to be misled by the subtle teaching of Jesus, had arrived at the place where he wished to make public and formal renunciation of his association with the Galilean and at the same time to ask for reinstatement in the confidence and fellowship of his Judean brethren. This spokesman for Judas went on to explain that Judas recognized it would be best for the peace of Israel if Jesus should be taken into custody, and that, as evidence of his sorrow in having participated in such a movement of error and as proof of his sincerity in now returning to the teachings of Moses, he had come to offer himself to the Sanhedrin as one who could so arrange with the captain holding the orders for Jesus’ arrest that he could be taken into custody quietly, thus avoiding any danger of stirring up the multitudes or the necessity of postponing his arrest until after the Passover.
177:4.7 (1925.4) Toen zijn neef ophield met spreken, stelde hij Judas voor, die naar voren trad tot bij de hogepriester en zei: ‘Al wat mijn neef heeft beloofd, zal ik doen, maar wat zijt gij bereid mij te geven voor mijn diensten?’ Judas scheen de blik van verachting, ja zelfs walging, niet op te merken die op het gelaat van de hardvochtige, opgeblazen Kajafas verscheen; zijn hart ging te zeer uit naar roem voor zichzelf en dorstte naar de voldoening om in aanzien te komen. 177:4.7 (1925.4) When his cousin had finished speaking, he presented Judas, who, stepping forward near the high priest, said: “All that my cousin has promised, I will do, but what are you willing to give me for this service?” Judas did not seem to discern the look of disdain and even disgust that came over the face of the hardhearted and vainglorious Caiaphas; his heart was too much set on self-glory and the craving for the satisfaction of self-exaltation.
177:4.8 (1926.1) Toen zag Kajafas neer op de verrader en zei: ‘Judas, ga naar de kapitein van de wacht en regel het zo met die officier dat ge uw Meester òf vanavond òf morgenavond bij ons brengt, en wanneer hij door u aan ons overgeleverd zal zijn, zult ge uw beloning ontvangen voor deze dienst.’ Toen Judas dit hoorde, verliet hij het gezelschap van overpriesters en oversten om overleg te plegen met de kapitein van de tempelwacht over de wijze waarop Jezus gearresteerd zou moeten worden. Judas wist dat Jezus op dat moment niet in het kamp aanwezig was en hij had er geen idee van wanneer hij die avond zou terugkeren, en dus kwamen ze met elkaar overeen Jezus de volgende avond (donderdag) te arresteren, nadat de inwoners van Jeruzalem en alle pelgrims die naar Jeruzalem waren gekomen, zich zouden hebben teruggetrokken voor de nacht. 177:4.8 (1926.1) And then Caiaphas looked down upon the betrayer while he said: “Judas, you go to the captain of the guard and arrange with that officer to bring your Master to us either tonight or tomorrow night, and when he has been delivered by you into our hands, you shall receive your reward for this service.” When Judas heard this, he went forth from the presence of the chief priests and rulers and took counsel with the captain of the temple guards as to the manner in which Jesus was to be apprehended. Judas knew that Jesus was then absent from the camp and had no idea when he would return that evening, and so they agreed among themselves to arrest Jesus the next evening (Thursday) after the people of Jerusalem and all of the visiting pilgrims had retired for the night.
177:4.9 (1926.2) Bedwelmd door gedachten aan grootheid en roem zoals hij in vele dagen niet had gehad, keerde Judas naar zijn metgezellen in het kamp terug. Hij had zich aangesloten bij Jezus in de hoop eens een groot man te worden in het nieuwe koninkrijk. Hij had zich eindelijk gerealiseerd dat er geen nieuw koninkrijk, zoals hij dat had verwacht, zou komen. Maar hij was blij dat hij zo schrander was geweest zijn teleurstelling over het feit dat hij geen roem zou verwerven in een verwacht nieuw koninkrijk, in te ruilen voor de ogenblikkelijke verwezenlijking van eer en beloning in de oude orde die, naar hij nu geloofde, zou blijven bestaan en door welke Jezus en alles wat deze vertegenwoordigde, teniet zou worden gedaan. Naar de diepste beweegreden van zijn bewuste voornemen, was Judas’ verraad van Jezus de lafhartige daad van een zelfzuchtige overloper die alleen dacht aan zijn eigen veiligheid en roem, onverschillig wat de gevolgen van zijn gedrag voor zijn Meester en zijn vroegere metgezellen mochten zijn. 177:4.9 (1926.2) Judas returned to his associates at the camp intoxicated with thoughts of grandeur and glory such as he had not had for many a day. He had enlisted with Jesus hoping some day to become a great man in the new kingdom. He at last realized that there was to be no new kingdom such as he had anticipated. But he rejoiced in being so sagacious as to trade off his disappointment in failing to achieve glory in an anticipated new kingdom for the immediate realization of honor and reward in the old order, which he now believed would survive, and which he was certain would destroy Jesus and all that he stood for. In its last motive of conscious intention, Judas’s betrayal of Jesus was the cowardly act of a selfish deserter whose only thought was his own safety and glorification, no matter what might be the results of his conduct upon his Master and upon his former associates.
177:4.10 (1926.3) Maar zo was het altijd gegaan. Judas was al een hele tijd bezig geweest met het opzettelijk en volhardend voeden van zelfzuchtige en wraakzuchtige gedachten en dit was steeds sterker in hem geworden; in zijn hart koesterde hij deze ontrouw en deze hatelijke en slechte verlangens om zich te wreken. Jezus had Judas lief en vertrouwde hem, net zoals hij de andere apostelen liefhad en vertrouwde, maar Judas slaagde er niet om van zijn kant loyaal vertrouwen te ontwikkelen en oprechte wederliefde te gevoelen. En hoe gevaarlijk kan eerzucht niet worden wanneer deze eenmaal geheel is gekoppeld aan eigenbelang, en als hoogste beweegreden slechts een koppig, lang onderdrukt verlangen naar wraak kent! Welk een vernietigende uitwerking heeft teleurstelling in het leven van dwazen die zich laten fascineren door de schaduwachtige en voorbijgaande dingen in de tijd, en daardoor blind worden voor de hogere, meer werkelijke prestaties van het bereiken van de immer standhoudende niveaus in de eeuwige werelden van goddelijke waarden en ware geestelijke realiteiten. Judas hunkerde in zijn denken naar wereldse eer, en dit werd steeds sterker totdat hij deze begeerte met geheel zijn hart beminde; de andere apostelen hunkerden in hun gedachten naar dezelfde wereldse eer, maar in hun hart hadden zij Jezus lief en ze deden hun best om de waarheden die hij hun onderrichtte ook te leren beminnen. 177:4.10 (1926.3) But it was ever just that way. Judas had long been engaged in this deliberate, persistent, selfish, and vengeful consciousness of progressively building up in his mind, and entertaining in his heart, these hateful and evil desires of revenge and disloyalty. Jesus loved and trusted Judas even as he loved and trusted the other apostles, but Judas failed to develop loyal trust and to experience wholehearted love in return. And how dangerous ambition can become when it is once wholly wedded to self-seeking and supremely motivated by sullen and long-suppressed vengeance! What a crushing thing is disappointment in the lives of those foolish persons who, in fastening their gaze on the shadowy and evanescent allurements of time, become blinded to the higher and more real achievements of the everlasting attainments of the eternal worlds of divine values and true spiritual realities. Judas craved worldly honor in his mind and grew to love this desire with his whole heart; the other apostles likewise craved this same worldly honor in their minds, but with their hearts they loved Jesus and were doing their best to learn to love the truths which he taught them.
177:4.11 (1926.4) Judas besefte het op dit ogenblik niet, maar sinds Johannes de Doper door Herodes was onthoofd, had hij in zijn onderbewustzijn kritiek gehad op Jezus. In het diepst van zijn hart had Judas altijd wrok gekoesterd over het feit dat Jezus Johannes niet had gered. Ge moet niet vergeten dat Judas een discipel van Johannes was geweest, voordat hij een volgeling werd van Jezus. Deze hele opeenhoping van menselijke wrok en bittere teleurstelling, die Judas in zijn ziel had opgespaard in het gewaad van haatgevoelens, was nu goed georganiseerd in zijn onderbewustzijn en stond klaar om naar boven te komen en hem te overspoelen, wanneer hij het eenmaal zou wagen zich los te maken van de ondersteunende invloed van zijn broeders en zich tegelijkertijd bloot zou stellen aan de handige verdachtmakingen en geraffineerde spot van de vijanden van Jezus. Iedere keer wanneer Judas meende hoge verwachtingen te mogen koesteren en Jezus iets deed of zei waardoor deze de bodem werden ingeslagen, bleef er in het hart van Judas aldoor een litteken van bittere wrok achter; naargelang deze littekens in aantal toenamen, verloor dit hart, dat zo dikwijls was verwond, thans dan ook alle werkelijke genegenheid voor degene die hem deze onaangename ervaringen had bezorgd, hem, een persoonlijkheid die weliswaar goede bedoelingen had, maar ook laf en egocentrisch was. Judas besefte het niet, maar hij was een lafaard. Bijgevolg was hij altijd geneigd Jezus lafheid toe te dichten als diens beweegreden om zo dikwijls te weigeren een greep naar de macht of naar glorie te doen, wanneer deze ogenschijnlijk ruimschoots binnen zijn bereik waren. En ieder sterfelijk mens weet maar al te goed hoe liefde, ook als zij eens echt is geweest, door teleurstelling, jaloezie en lang gekoesterde wrok, uiteindelijk in daadwerkelijke haat kan verkeren. 177:4.11 (1926.4) Judas did not realize it at this time, but he had been a subconscious critic of Jesus ever since John the Baptist was beheaded by Herod. Deep down in his heart Judas always resented the fact that Jesus did not save John. You should not forget that Judas had been a disciple of John before he became a follower of Jesus. And all these accumulations of human resentment and bitter disappointment which Judas had laid by in his soul in habiliments of hate were now well organized in his subconscious mind and ready to spring up to engulf him when he once dared to separate himself from the supporting influence of his brethren while at the same time exposing himself to the clever insinuations and subtle ridicule of the enemies of Jesus. Every time Judas allowed his hopes to soar high and Jesus would do or say something to dash them to pieces, there was always left in Judas’s heart a scar of bitter resentment; and as these scars multiplied, presently that heart, so often wounded, lost all real affection for the one who had inflicted this distasteful experience upon a well-intentioned but cowardly and self-centered personality. Judas did not realize it, but he was a coward. Accordingly was he always inclined to assign to Jesus cowardice as the motive which led him so often to refuse to grasp for power or glory when they were apparently within his easy reach. And every mortal man knows full well how love, even when once genuine, can, through disappointment, jealousy, and long-continued resentment, be eventually turned into actual hate.
177:4.12 (1927.1) Eindelijk konden de overpriesters en oudsten een paar uur ruimer ademhalen. Ze zouden Jezus niet in het openbaar behoeven te arresteren, en dat zij Judas als een verrader-bondgenoot hadden gewonnen, gaf hun de zekerheid dat Jezus niet zou ontsnappen uit hun rechtsgebied, zoals hij in het verleden zo dikwijls had gedaan. 177:4.12 (1927.1) At last the chief priests and elders could breathe easily for a few hours. They would not have to arrest Jesus in public, and the securing of Judas as a traitorous ally insured that Jesus would not escape from their jurisdiction as he had so many times in the past.
5. Het laatste uur van gezelligheid ^top 5. The Last Social Hour ^top
177:5.1 (1927.2) Omdat het woensdag was, werd deze avond gewoontegetrouw onder elkaar in het kamp doorgebracht. De Meester trachtte zijn terneergeslagen apostelen op te vrolijken, maar dit was vrijwel onmogelijk. Ze begonnen allen te beseffen dat er ontstellende, schokkende gebeurtenissen voor de deur stonden. Zij konden zich niet opgewekt voelen, zelfs niet toen de Meester herinneringen uit de jaren van hun veelbewogen, liefdevolle samenwerking ophaalde. Jezus informeerde nauwgezet naar de gezinnen van alle apostelen en terwijl hij David Zebedeüs aankeek, vroeg hij of iemand in de laatste tijd iets van zijn moeder, zijn jongste zuster, of van de andere leden van zijn familie had gehoord. David keek naar de grond: hij durfde niet te antwoorden. 177:5.1 (1927.2) Since it was Wednesday, this evening at the camp was a social hour. The Master endeavored to cheer his downcast apostles, but that was well-nigh impossible. They were all beginning to realize that disconcerting and crushing events were impending. They could not be cheerful, even when the Master recounted their years of eventful and loving association. Jesus made careful inquiry about the families of all of the apostles and, looking over toward David Zebedee, asked if anyone had heard recently from his mother, his youngest sister, or other members of his family. David looked down at his feet; he was afraid to answer.
177:5.2 (1927.3) Bij deze gelegenheid waarschuwde Jezus zijn volgelingen op hun hoede te zijn voor de steun van de massa. Hij herinnerde hen aan hun ondervindingen in Galilea, toen er herhaaldelijk grote menigten geestdriftig achter hen waren aangetrokken, om zich daarna even fel tegen hen te keren en terug te keren naar hun vroegere geloof en levenswijze. En vervolgens zei hij: ‘En dus moeten jullie je niet laten misleiden door de grote scharen die ons in de tempel hebben aangehoord en ons onderricht schenen te geloven. Deze menigten luisteren wel naar de waarheid en nemen deze ook oppervlakkig aan met hun verstand, maar slechts weinigen laten het woord van de waarheid tot hun hart doordringen om daar wortel te schieten. Van degenen die het evangelie alleen met het hoofd kennen en die het niet in hun hart hebben ervaren, is geen steun te verwachten wanneer er werkelijk moeilijkheden komen. Wanneer de oversten der Joden tot overeenstemming komen om de Zoon des Mensen uit de weg te ruimen, en wanneer zij eensgezind toeslaan, zullen jullie zien hoe de menigte ofwel ontsteld zal vluchten, of lijdelijk in zwijgende verbazing zal toezien hoe deze verdwaasde, verblinde oversten de leraren van de waarheid van het evangelie ter dood brengen. En dan, wanneer tegenspoed en vervolging over jullie zullen komen, zullen nog weer anderen, van wie je denkt dat ze de waarheid liefhebben, verstrooid worden en sommigen zullen het evangelie verzaken en jullie in de steek laten. Enkelen die ons zeer na hebben gestaan, hebben reeds besloten ons in de steek te laten. Jullie hebt vandaag een rustdag gehouden om je voor te bereiden op de tijd die nu voor ons is aangebroken. Weest daarom waakzaam en bidt, opdat jullie morgen kracht moogt hebben ontvangen voor de dagen die vlak voor ons liggen.’ 177:5.2 (1927.3) This was the occasion of Jesus’ warning his followers to beware of the support of the multitude. He recounted their experiences in Galilee when time and again great throngs of people enthusiastically followed them around and then just as ardently turned against them and returned to their former ways of believing and living. And then he said: “And so you must not allow yourselves to be deceived by the great crowds who heard us in the temple, and who seemed to believe our teachings. These multitudes listen to the truth and believe it superficially with their minds, but few of them permit the word of truth to strike down into the heart with living roots. Those who know the gospel only in the mind, and who have not experienced it in the heart, cannot be depended upon for support when real trouble comes. When the rulers of the Jews reach an agreement to destroy the Son of Man, and when they strike with one accord, you will see the multitude either flee in dismay or else stand by in silent amazement while these maddened and blinded rulers lead the teachers of the gospel truth to their death. And then, when adversity and persecution descend upon you, still others who you think love the truth will be scattered, and some will renounce the gospel and desert you. Some who have been very close to us have already made up their minds to desert. You have rested today in preparation for those times which are now upon us. Watch, therefore, and pray that on the morrow you may be strengthened for the days that are just ahead.”
177:5.3 (1927.4) De sfeer in het kamp was van een onverklaarbare spanning vervuld. Stille boodschappers kwamen en gingen, en hadden alleen contact met David Zebedeüs. Voordat de avond voorbij was, wisten bepaalde personen reeds dat Lazarus overhaast uit Betanië was gevlucht. Johannes Marcus was onheilspellend stil toen ze in het kamp terug waren, ondanks het feit dat hij de hele dag in het gezelschap van de Meester had doorgebracht. Iedere poging om hem tot praten te krijgen, bracht alleen maar duidelijk aan het licht dat Jezus hem gezegd had niets te vertellen. 177:5.3 (1927.4) The atmosphere of the camp was charged with an inexplicable tension. Silent messengers came and went, communicating with only David Zebedee. Before the evening had passed, certain ones knew that Lazarus had taken hasty flight from Bethany. John Mark was ominously silent after returning to camp, notwithstanding he had spent the whole day in the Master’s company. Every effort to persuade him to talk only indicated clearly that Jesus had told him not to talk.
177:5.4 (1928.1) Zelfs de opgewektheid van de Meester en zijn ongewone gemeenzaamheid maakte hen bang. Zij voelden allen met zekerheid hun verschrikkelijke isolement aankomen en beseften dat dit hen met een onontkoombare verschrikking verpletterend en plotseling zou overvallen. Zij voelden vagelijk aan wat er op handen was en niemand voelde zich klaar om deze beproeving het hoofd te bieden. De Meester was de hele dag weggeweest; zij hadden hem enorm gemist. 177:5.4 (1928.1) Even the Master’s good cheer and his unusual sociability frightened them. They all felt the certain drawing upon them of the terrible isolation which they realized was about to descend with crashing suddenness and inescapable terror. They vaguely sensed what was coming, and none felt prepared to face the test. The Master had been away all day; they had missed him tremendously.
177:5.5 (1928.2) Deze woensdagavond vormde wel het dieptepunt in hun geestelijke toestand tot aan het stervensuur van de Meester. Hoewel de volgende dag hen weer één dichter bij de tragische vrijdag bracht, was de Meester nu althans bij hen, en zij kwamen de angstige uren van die dag beter door. 177:5.5 (1928.2) This Wednesday evening was the low-tide mark of their spiritual status up to the actual hour of the Master’s death. Although the next day was one more day nearer the tragic Friday, still, he was with them, and they passed through its anxious hours more gracefully.
177:5.6 (1928.3) Vlak voor middernacht stuurde Jezus hen ter ruste en zei, wel wetende dat dit de laatste nacht was zijn dat hij zou kunnen doorslapen met zijn uitverkozen familie op aarde: ‘Ga slapen, broeders, en vrede zij met jullie tot wij morgenochtend opstaan en opnieuw een dag zullen hebben om de wil van de Vader te doen en de vreugde te ervaren dat wij weten dat wij zijn zonen zijn.’ 177:5.6 (1928.3) It was just before midnight when Jesus, knowing this would be the last night he would ever sleep through with his chosen family on earth, said, as he dispersed them for the night: “Go to your sleep, my brethren, and peace be upon you till we rise on the morrow, one more day to do the Father’s will and experience the joy of knowing that we are his sons.”