Verhandeling 180   Paper 180
De afscheidsrede   The Farewell Discourse
180:0.1 (1944.1) TOEN ze de Psalm hadden gezongen aan het einde van het Laatste Avondmaal, dachten de apostelen dat Jezus van plan was direct naar het kamp terug te gaan, maar hij gaf hun te kennen dat ze weer moesten plaats nemen. De Meester sprak:   180:0.1 (1944.1) AFTER singing the Psalm at the conclusion of the Last Supper, the apostles thought that Jesus intended to return immediately to the camp, but he indicated that they should sit down. Said the Master:
180:0.2 (1944.2) ‘Jullie herinnert je zeker hoe ik jullie zonder beurs en knapzak uitzond, en je zelfs de raad gaf geen extra kleren mee te nemen. En jullie zult je allen herinneren dat het je aan niets heeft ontbroken. Maar nu zijn er moeilijke tijden voor jullie aangebroken. Jullie kunt je niet langer verlaten op de welgezindheid van de menigten. Laat voortaan ieder die een beurs bezit, deze meenemen. Wanneer jullie de wereld intrekt om dit evangelie te verkondigen, treft dan die voorzieningen voor jullie levensonderhoud die je het beste lijken. Ik ben gekomen om vrede te brengen, doch deze zal voorlopig nog niet aan de dag treden.   180:0.2 (1944.2) “You well remember when I sent you forth without purse or wallet and even advised that you take with you no extra clothes. And you will all recall that you lacked nothing. But now have you come upon troublous times. No longer can you depend upon the good will of the multitudes. Henceforth, he who has a purse, let him take it with him. When you go out into the world to proclaim this gospel, make such provision for your support as seems best. I have come to bring peace, but it will not appear for a time.
180:0.3 (1944.3) ‘Het ogenblik is nu aangebroken dat de Zoon des Mensen verheerlijkt zal worden, en de Vader zal in mij verheerlijkt worden. Mijn vrienden, ik zal nog maar een kort ogenblik bij jullie zijn. Spoedig zullen jullie mij zoeken, maar mij niet meer vinden, want ik ga naar een oord waar jullie nu nog niet kunt komen. Maar wanneer jullie je werk op aarde ten einde zult hebben ge- bracht, zoals ik nu mijn werk ten einde gebracht heb, dan zullen jullie bij mij komen, zoals ik mij nu gereedmaak om naar mijn Vader te gaan. Het duurt nog maar even voordat ik jullie ga verlaten; jullie zult mij niet meer zien op aarde, maar jullie zult mij allen zien in het toekomende tijdperk, wanneer je opklimt naar het koninkrijk dat mijn Vader mij gegeven heeft.’   180:0.3 (1944.3) “The time has now come for the Son of Man to be glorified, and the Father shall be glorified in me. My friends, I am to be with you only a little longer. Soon you will seek for me, but you will not find me, for I am going to a place to which you cannot, at this time, come. But when you have finished your work on earth as I have now finished mine, you shall then come to me even as I now prepare to go to my Father. In just a short time I am going to leave you, you will see me no more on earth, but you shall all see me in the age to come when you ascend to the kingdom which my Father has given to me.”
1. Het nieuwe gebod ^top   1. The New Commandment ^top
180:1.1 (1944.4) Toen ze een poosje informeel met elkaar gepraat hadden, stond Jezus op en zei: ‘Toen ik voor jullie een gelijkenis uitbeeldde waarmee ik aanduidde op welke wijze jullie bereid moeten zijn elkaar te dienen, zei ik dat ik jullie een nieuw gebod wilde geven; ik zou dat nu willen doen, nu het moment nabij is dat ik jullie ga verlaten. Jullie kennen zeer wel het gebod dat zegt dat je elkaar lief moet hebben, dat je je naaste moet liefhebben als jezelf. Maar ik ben zelfs met deze oprechte toewijding van mijn kinderen nog niet geheel tevreden. Ik zou willen dat jullie nog grotere daden van liefde volbrengt in het koninkrijk van de gelovende broederschap. En daarom geef ik jullie dit nieuwe gebod: dat jullie elkaar liefhebt zoals ik jullie heb liefgehad. Hierdoor zullen alle mensen weten dat jullie mijn discipelen zijn, indien jullie elkaar op deze wijze liefhebt.   180:1.1 (1944.4) After a few moments of informal conversation, Jesus stood up and said: “When I enacted for you a parable indicating how you should be willing to serve one another, I said that I desired to give you a new commandment; and I would do this now as I am about to leave you. You well know the commandment which directs that you love one another; that you love your neighbor even as yourself. But I am not wholly satisfied with even that sincere devotion on the part of my children. I would have you perform still greater acts of love in the kingdom of the believing brotherhood. And so I give you this new commandment: That you love one another even as I have loved you. And by this will all men know that you are my disciples if you thus love one another.
180:1.2 (1944.5) ‘Wanneer ik jullie dit nieuwe gebod geef, leg ik jullie ziel geen nieuwe last op; veeleer breng ik jullie nieuwe blijdschap en maak ik het jullie mogelijk een nieuwe vreugde te beleven wanneer je de verrukkingen leert kennen waarmee schenken van de genegenheid van je hart aan je medemensen gepaard gaat. Ik sta op het punt de allerhoogste vreugde te gaan ervaren bij het schenken van mijn liefde aan jullie en jullie medestervelingen, ofschoon ik uiterlijk smart zal ondergaan.   180:1.2 (1944.5) “When I give you this new commandment, I do not place any new burden upon your souls; rather do I bring you new joy and make it possible for you to experience new pleasure in knowing the delights of the bestowal of your heart’s affection upon your fellow men. I am about to experience the supreme joy, even though enduring outward sorrow, in the bestowal of my affection upon you and your fellow mortals.
180:1.3 (1944.6) ‘Wanneer ik jullie uitnodig om elkaar lief te hebben net zoals ik jullie heb liefgehad, houd ik jullie de allerhoogste maatstaf van ware liefde voor, want niemand kan meer liefhebben dan zo: dat hij bereid is zijn leven te geven voor zijn vrienden. En jullie zijn mijn vrienden; jullie zult ook mijn vrienden blijven, indien je maar bereid bent te doen wat ik jullie geleerd heb. Jullie hebt mij Meester genoemd, maar ik noem jullie niet dienaren. Indien jullie elkaar maar liefhebt zoals ik jullie liefheb, zullen jullie mijn vrienden zijn, en zal ik altijd tot jullie spreken over hetgeen de Vader mij openbaart.   180:1.3 (1944.6) “When I invite you to love one another, even as I have loved you, I hold up before you the supreme measure of true affection, for greater love can no man have than this: that he will lay down his life for his friends. And you are my friends; you will continue to be my friends if you are but willing to do what I have taught you. You have called me Master, but I do not call you servants. If you will only love one another as I am loving you, you shall be my friends, and I will ever speak to you of that which the Father reveals to me.
180:1.4 (1945.1) ‘Het is niet alleen zo dat jullie mij hebt gekozen, maar ik heb ook jullie gekozen, en ik heb jullie gewijd om uit te gaan in de wereld en de vrucht te dragen van liefdevolle dienstbaarheid aan jullie medemensen, zoals ik ook onder jullie heb geleefd en de Vader aan jullie heb geopenbaard. De Vader en ik zullen beiden met jullie samenwerken, en jullie zullen de goddelijke volheid van vreugde ervaren indien je maar gehoor wilt geven aan mijn gebod om elkaar lief te hebben, zoals ik jullie heb liefgehad.’   180:1.4 (1945.1) “You have not merely chosen me, but I have also chosen you, and I have ordained you to go forth into the world to yield the fruit of loving service to your fellows even as I have lived among you and revealed the Father to you. The Father and I will both work with you, and you shall experience the divine fullness of joy if you will only obey my command to love one another, even as I have loved you.”
180:1.5 (1945.2) Indien ge in de vreugde van de Meester wilt delen, moet ge in zijn liefde delen. En in zijn liefde delen betekent dat ge zijn dienstbaarheid hebt gedeeld. Zo’n ervaring van liefde bevrijdt u niet van de moeilijkheden van deze wereld; zij schept geen nieuwe wereld, maar maakt de oude wereld zeer zeker nieuw.   180:1.5 (1945.2) If you would share the Master’s joy, you must share his love. And to share his love means that you have shared his service. Such an experience of love does not deliver you from the difficulties of this world; it does not create a new world, but it most certainly does make the old world new.
180:1.6 (1945.3) Houdt dit goed in gedachten: Jezus verlangt loyaliteit, geen offer. Wanneer men het gevoel heeft dat men een offer brengt, impliceert dit de afwezigheid van de oprechte genegenheid die zulk een liefdevol dienen tot een allerhoogste vreugde zou hebben gemaakt. De idee van verplichting geeft aan dat ge denkt als een dienaar en dat u daardoor de machtige ontroering ontgaat dat ge uw dienst verricht als een vriend en voor een vriend. De impuls van vriendschap gaat alle plichtsgevoel te boven en de dienst van een vriend aan een vriend kan nooit een offer worden genoemd. De Meester heeft de apostelen geleerd dat zij zonen van God zijn. Hij heeft hen broeders genoemd en nu, voor hij heengaat, noemt hij hen zijn vrienden.   180:1.6 (1945.3) Keep in mind: It is loyalty, not sacrifice, that Jesus demands. The consciousness of sacrifice implies the absence of that wholehearted affection which would have made such a loving service a supreme joy. The idea of duty signifies that you are servant-minded and hence are missing the mighty thrill of doing your service as a friend and for a friend. The impulse of friendship transcends all convictions of duty, and the service of a friend for a friend can never be called a sacrifice. The Master has taught the apostles that they are the sons of God. He has called them brethren, and now, before he leaves, he calls them his friends.
2. De wijnstok en de ranken ^top   2. The Vine and the Branches ^top
180:2.1 (1945.4) Daarna stond Jezus opnieuw op en onderrichtte zijn apostelen verder: ‘Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman. Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. En de Vader verlangt van mij slechts dat jullie veel vrucht draagt. De wijnstok wordt alleen gesnoeid om de vruchtbaarheid van zijn ranken te vermeerderen. Iedere rank die uit mij voortkomt en geen vrucht draagt, zal de Vader wegnemen. En iedere rank die vrucht draagt, zal de Vader zuiveren, opdat hij nog meer vrucht moge dragen. Jullie zijn reeds zuiver door het woord dat ik heb gesproken, maar jullie moeten zuiver blijven. Jullie moet in mij blijven en ik in jullie; de rank zal afsterven indien hij wordt gescheiden van de wijnstok. Zoals de rank geen vrucht kan dragen tenzij hij in de wijnstok blijft, zo kunnen jullie ook niet de vruchten voortbrengen van liefdevolle dienstbaarheid tenzij je in mij blijft. Onthoudt: ik ben de ware wijnstok en jullie zijn de levende ranken. Hij die in mij leeft, en ik in hem, zal vele vruchten van de geest dragen en de allerhoogste vreugde ervaren die het voortbrengen van deze geestelijke oogst met zich meebrengt. Indien jullie deze levende geestelijke verbinding met mij in stand houdt, zullen jullie overvloedig vrucht dragen. Indien jullie in mij blijft en mijn woorden in jullie leven, zullen jullie in staat zijn om vrijelijk gemeenschap met mij te hebben, en dan kan mijn levende geest jullie zo doordringen, dat je alles kunt vragen wat mijn geest wil, en dit alles doen met de verzekerdheid dat de Vader ons verzoek zal inwilligen. Hierin wordt de Vader verheerlijkt: dat de wijnstok vele levende ranken heeft, en dat iedere rank veel vruchten draagt. En wanneer de wereld deze vruchtdragende ranken ziet — mijn vrienden die elkaar liefhebben, net zoals ik hen heb liefgehad — zullen alle mensen weten dat jullie waarlijk mijn discipelen zijn.   180:2.1 (1945.4) Then Jesus stood up again and continued teaching his apostles: “I am the true vine, and my Father is the husbandman. I am the vine, and you are the branches. And the Father requires of me only that you shall bear much fruit. The vine is pruned only to increase the fruitfulness of its branches. Every branch coming out of me which bears no fruit, the Father will take away. Every branch which bears fruit, the Father will cleanse that it may bear more fruit. Already are you clean through the word I have spoken, but you must continue to be clean. You must abide in me, and I in you; the branch will die if it is separated from the vine. As the branch cannot bear fruit except it abides in the vine, so neither can you yield the fruits of loving service except you abide in me. Remember: I am the real vine, and you are the living branches. He who lives in me, and I in him, will bear much fruit of the spirit and experience the supreme joy of yielding this spiritual harvest. If you will maintain this living spiritual connection with me, you will bear abundant fruit. If you abide in me and my words live in you, you will be able to commune freely with me, and then can my living spirit so infuse you that you may ask whatsoever my spirit wills and do all this with the assurance that the Father will grant us our petition. Herein is the Father glorified: that the vine has many living branches, and that every branch bears much fruit. And when the world sees these fruit-bearing branches—my friends who love one another, even as I have loved them—all men will know that you are truly my disciples.
180:2.2 (1945.5) ‘Zoals de Vader mij heeft liefgehad, zo heb ik jullie liefgehad. Leeft in mijn liefde, precies zoals ik leef in de liefde van mijn Vader. Indien jullie doet zoals ik jullie geleerd heb, zullen jullie in mijn liefde blijven zoals ik ook het woord van de Vader heb bewaard en voor altijd in zijn liefde blijf.’   180:2.2 (1945.5) “As the Father has loved me, so have I loved you. Live in my love even as I live in the Father’s love. If you do as I have taught you, you shall abide in my love even as I have kept the Father’s word and evermore abide in his love.”
180:2.3 (1946.1) De Joden hadden lange tijd onderricht dat de Messias ‘een loot voortkomend uit de wijnstok’ van de voorvaderen van David zou zijn, en ter herinnering aan dit oude onderricht was de ingang van de tempel van Herodes versierd met een groot embleem van de druiventros, en de wijnstok waaraan zij vast zat. Alle apostelen herinnerden zich dit, toen de Meester deze avond in de bovenzaal tot hen sprak.   180:2.3 (1946.1) The Jews had long taught that the Messiah would be “a stem arising out of the vine” of David’s ancestors, and in commemoration of this olden teaching a large emblem of the grape and its attached vine decorated the entrance to Herod’s temple. The apostles all recalled these things while the Master talked to them this night in the upper chamber.
180:2.4 (1946.2) Maar veel leed is later gepaard gegaan met de verkeerde interpretatie van de gevolgtrekkingen van de Meester ten aanzien van het gebed. Wat hij bij deze gelegenheid leerde, zou niet veel moeilijkheden hebben opgeleverd indien zijn woorden exact in de herinnering bewaard waren gebleven en daarna waarheidsgetrouw waren opgeschreven. Maar door de weergave die opgesteld werd, gingen de gelovigen het gebed in Jezus’ naam uiteindelijk zien als een soort allerhoogste magie, en dachten zij dat zij van de Vader alles zouden ontvangen waarom zij vroegen. Eeuwenlang is het geloof van oprechte zielen stukgeslagen op dit struikelblok. Hoe lang zal het nog duren totdat de wereld van gelovigen begrijpt dat het gebed niet een proces is om de eigen wil gedaan te krijgen, maar veeleer een programma van het kiezen van Gods wil, een ervaring van leren om de wil van de Vader te onderkennen en uit te voeren? Het is geheel en al waar dat wanneer uw wil waarlijk op één lijn is gebracht met de zijne, ge alles kunt vragen wat die wilseenheid bedenkt, en dat dit u zal worden geschonken. En zulk een wilseenheid wordt tot stand gebracht door en via Jezus, precies zoals het leven van de wijnstok in en door de levende ranken vloeit.   180:2.4 (1946.2) But great sorrow later attended the misinterpretation of the Master’s inferences regarding prayer. There would have been little difficulty about these teachings if his exact words had been remembered and subsequently truthfully recorded. But as the record was made, believers eventually regarded prayer in Jesus’ name as a sort of supreme magic, thinking that they would receive from the Father anything they asked for. For centuries honest souls have continued to wreck their faith against this stumbling block. How long will it take the world of believers to understand that prayer is not a process of getting your way but rather a program of taking God’s way, an experience of learning how to recognize and execute the Father’s will? It is entirely true that, when your will has been truly aligned with his, you can ask anything conceived by that will-union, and it will be granted. And such a will-union is effected by and through Jesus even as the life of the vine flows into and through the living branches.
180:2.5 (1946.3) Waar nu deze levende verbinding bestaat tussen goddelijkheid en mensheid, kan er, wanneer de mensheid onnadenkend en onwetend bidt om zelfzuchtig gemak en ijdele prestaties, maar één goddelijk antwoord zijn: meer en rijker voortbrengen van de vruchten van de geest op de stengels van de levende ranken. Wanneer de rank van de wijnstok levend is, kan er maar één antwoord zijn op alle smeekbeden die hij doet: een rijker voortbrengen van druiven. In feite bestaat de rank alleen voor, en kan niets anders dan, vrucht dragen, druiven opleveren. Zo leeft de ware gelovige alleen voor het doel om de vruchten van de geest te dragen: om mensen lief te hebben zoals hij zelf door God is liefgehad — dat wij elkaar liefhebben, net zoals Jezus ons heeft liefgehad.   180:2.5 (1946.3) When there exists this living connection between divinity and humanity, if humanity should thoughtlessly and ignorantly pray for selfish ease and vainglorious accomplishments, there could be only one divine answer: more and increased bearing of the fruits of the spirit on the stems of the living branches. When the branch of the vine is alive, there can be only one answer to all its petitions: increased grape bearing. In fact, the branch exists only for, and can do nothing except, fruit bearing, yielding grapes. So does the true believer exist only for the purpose of bearing the fruits of the spirit: to love man as he himself has been loved by God—that we should love one another, even as Jesus has loved us.
180:2.6 (1946.4) En wanneer de Vader de wijnstok onder handen neemt, doet hij dit in liefde, opdat de ranken veel vrucht mogen dragen. En een wijze landman snijdt alleen de dode ranken weg, die geen vrucht dragen.   180:2.6 (1946.4) And when the Father’s hand of discipline is laid upon the vine, it is done in love, in order that the branches may bear much fruit. And a wise husbandman cuts away only the dead and fruitless branches.
180:2.7 (1946.5) Jezus had de grootste moeite om zelfs zijn apostelen te doen inzien dat het gebed een taak is van uit de geest geboren gelovigen in het door de geest beheerste koninkrijk.   180:2.7 (1946.5) Jesus had great difficulty in leading even his apostles to recognize that prayer is a function of spirit-born believers in the spirit-dominated kingdom.
3. De vijandschap van de wereld ^top   3. Enmity of the World ^top
180:3.1 (1946.6) De elf apostelen hadden hun discussies over de toespraak over de wijnstok en de ranken nog maar nauwelijks beëindigd, of de Meester gaf aan dat hij nog meer tot hen wenste zeggen en sprak, wetende dat zijn tijd nog maar kort was: ‘Wanneer ik van jullie zal zijn heengegaan, moet je niet ontmoedigd raken door de vijandschap der wereld. Weest niet terneergeslagen wanneer wankelmoedige gelovigen zich zelfs tegen jullie keren en gaan samenwerken met de vijanden van het koninkrijk. Indien de wereld jullie zal gaan haten, moet je je in herinnering brengen dat zij mij heeft gehaat nog voordat zij jullie haatte. Indien jullie van deze wereld waren, dan zou de wereld de haren liefhebben, maar omdat jullie dat niet bent, weigert de wereld jullie lief te hebben. Jullie zijn in deze wereld, maar jullie leven moet niet zoals dat van deze wereld zijn. Ik heb jullie uit deze wereld verkozen om de geest van een andere wereld te vertegenwoordigen, juist bij deze wereld waaruit jullie zijn uitgekozen. Maar onthoudt steeds de woorden die ik jullie gezegd heb: de dienaar is niet groter dan zijn meester. Indien zij het aandurven mij te vervolgen, zullen zij ook jullie vervolgen. Indien mijn woorden de ongelovigen aanstoot geven, zullen ook jullie woorden de goddelozen aanstoot geven. Zij zullen jullie dit alles aandoen, omdat zij niet in mij geloven noch in Hem die mij gezonden heeft; jullie zult dus veel moeten lijden ter wille van mijn evangelie. Maar wanneer jullie deze beproevingen ondergaat, dienen jullie je te herinneren dat ik ook heb geleden vóór jullie ter wille van dit evangelie van het hemelse koninkrijk.   180:3.1 (1946.6) The eleven had scarcely ceased their discussions of the discourse on the vine and the branches when the Master, indicating that he was desirous of speaking to them further and knowing that his time was short, said: “When I have left you, be not discouraged by the enmity of the world. Be not downcast even when fainthearted believers turn against you and join hands with the enemies of the kingdom. If the world shall hate you, you should recall that it hated me even before it hated you. If you were of this world, then would the world love its own, but because you are not, the world refuses to love you. You are in this world, but your lives are not to be worldlike. I have chosen you out of the world to represent the spirit of another world even to this world from which you have been chosen. But always remember the words I have spoken to you: The servant is not greater than his master. If they dare to persecute me, they will also persecute you. If my words offend the unbelievers, so also will your words offend the ungodly. And all of this will they do to you because they believe not in me nor in Him who sent me; so will you suffer many things for the sake of my gospel. But when you endure these tribulations, you should recall that I also suffered before you for the sake of this gospel of the heavenly kingdom.
180:3.2 (1947.1) ‘Velen van degenen die jullie zullen aanvallen, zijn onwetend omtrent het licht des hemels, maar dit kan niet worden gezegd van sommigen die ons nu vervolgen. Indien wij hun de waarheid niet onderricht hadden, zouden zij vele vreemde dingen kunnen doen zonder onder het oordeel te vallen, maar nu zij het licht gekend hebben en het hebben durven afwijzen, hebben zij geen verontschuldiging voor hun instelling. Hij die mij haat, haat de Vader. Het kan niet anders zijn; het licht dat je zou redden indien je het aanvaardt, kan je alleen veroordelen wanneer het willens en wetens wordt afgewezen. En wat heb ik deze mensen aangedaan dat zij mij zo vreselijk haten? Niets anders dan dat ik hun broederschap op aarde en redding in de hemel heb aangeboden. Maar hebben jullie in de Schrift niet de woorden gelezen: ‘En zij haatten mij zonder reden’?   180:3.2 (1947.1) “Many of those who will assail you are ignorant of the light of heaven, but this is not true of some who now persecute us. If we had not taught them the truth, they might do many strange things without falling under condemnation, but now, since they have known the light and presumed to reject it, they have no excuse for their attitude. He who hates me hates my Father. It cannot be otherwise; the light which would save you if accepted can only condemn you if it is knowingly rejected. And what have I done to these men that they should hate me with such a terrible hatred? Nothing, save to offer them fellowship on earth and salvation in heaven. But have you not read in the Scripture the saying: ‘And they hated me without a cause’?
180:3.3 (1947.2) ‘Maar ik zal jullie niet alleen achterlaten in de wereld. Zeer spoedig nadat ik ben heengegaan, zal ik jullie een geest-helper zenden. Jullie zult iemand bij je hebben die mijn plaats onder jullie zal innemen, iemand die zal voortgaan jullie de weg van waarheid te leren, die jullie zelfs zal vertroosten.   180:3.3 (1947.2) “But I will not leave you alone in the world. Very soon, after I have gone, I will send you a spirit helper. You shall have with you one who will take my place among you, one who will continue to teach you the way of truth, who will even comfort you.
180:3.4 (1947.3) ‘Jullie hart worde niet verontrust. Jullie gelooft in God; blijft ook in mij geloven. Ook al moet ik jullie verlaten, toch zal ik niet ver van jullie zijn. Ik heb jullie reeds verteld dat er in het universum van mijn Vader vele plaatsen zijn waar je kunt vertoeven. Indien dit niet waar zou zijn, zou ik er niet herhaaldelijk met jullie over gesproken hebben. Ik ga heen om terug te keren naar deze werelden van licht, standplaatsen in de hemel van de Vader waarheen jullie eenmaal zult opklimmen. Vanuit deze plaatsen ben ik in de wereld gekomen, en het uur is nu aangebroken dat ik terug moet keren naar het werk van mijn Vader in de werelden in den hoge.   180:3.4 (1947.3) “Let not your hearts be troubled. You believe in God; continue to believe also in me. Even though I must leave you, I will not be far from you. I have already told you that in my Father’s universe there are many tarrying-places. If this were not true, I would not have repeatedly told you about them. I am going to return to these worlds of light, stations in the Father’s heaven to which you shall sometime ascend. From these places I came into this world, and the hour is now at hand when I must return to my Father’s work in the spheres on high.
180:3.5 (1947.4) ‘Indien ik jullie nu zo voorga in het hemelse koninkrijk van de Vader, zo zal ik jullie zeker ook laten halen, opdat jullie met mij moogt zijn in de plaatsen die reeds voor de sterfelijke zonen van God zijn bereid, voordat deze wereld bestond. Ook al moet ik jullie verlaten, ik zal toch bij jullie zijn in de geest, en uiteindelijk zullen jullie bij mij persoonlijk zijn, wanneer je tot mij bent opgeklommen in mijn universum, evenals ik nu op het punt sta op te klimmen naar mijn Vader in zijn grotere universum. En wat ik jullie heb gezegd is waar en eeuwigdurend, ook al begrijpen jullie het misschien niet geheel. Ik ga naar de Vader, en ofschoon jullie mij nu niet kunt volgen, zullen jullie mij zeker volgen in de komende tijdperken.’   180:3.5 (1947.4) “If I thus go before you into the Father’s heavenly kingdom, so will I surely send for you that you may be with me in the places that were prepared for the mortal sons of God before this world was. Even though I must leave you, I will be present with you in spirit, and eventually you shall be with me in person when you have ascended to me in my universe even as I am about to ascend to my Father in his greater universe. And what I have told you is true and everlasting, even though you may not fully comprehend it. I go to the Father, and though you cannot now follow me, you shall certainly follow me in the ages to come.”
180:3.6 (1947.5) Toen Jezus ging zitten, stond Tomas op en zei: ‘Meester, wij weten niet waar gij heen gaat; daarom kennen wij natuurlijk ook niet de weg. Maar wij zullen u vanavond nog volgen, indien gij ons de weg wilt wijzen.’   180:3.6 (1947.5) When Jesus sat down, Thomas arose and said: “Master, we do not know where you are going; so of course we do not know the way. But we will follow you this very night if you will show us the way.”
180:3.7 (1947.6) Toen Jezus deze vraag van Tomas had aangehoord, antwoordde hij: ‘Tomas, ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand gaat naar de Vader dan door mij. Allen die de Vader vinden, vinden eerst mij. Indien je mij kent, ken je de weg naar de Vader. En je kent mij, want je hebt met mij samengeleefd en je ziet mij nu.’   180:3.7 (1947.6) When Jesus heard Thomas, he answered: “Thomas, I am the way, the truth, and the life. No man goes to the Father except through me. All who find the Father, first find me. If you know me, you know the way to the Father. And you do know me, for you have lived with me and you now see me.”
180:3.8 (1947.7) Maar dit onderricht ging te diep voor velen van de apostelen, vooral voor Filippus die, na enige woorden met Natanael te hebben gewisseld, opstond en zei: ‘Meester, toon ons de Vader, en alles wat ge gezegd hebt, zal daardoor duidelijk worden.’   180:3.8 (1947.7) But this teaching was too deep for many of the apostles, especially for Philip, who, after speaking a few words with Nathaniel, arose and said: “Master, show us the Father, and everything you have said will be made plain.”
180:3.9 (1947.8) Op deze woorden van Filippus antwoordde Jezus: ‘Filippus, nu ben ik zo lang bij je geweest en ken je mij nu nog niet? Wederom zeg ik jullie: wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Hoe kun je dan zeggen, toon ons de Vader? Geloof je niet dat ik in de Vader ben en de Vader in mij is? Heb ik jullie niet geleerd dat de woorden die ik spreek, niet mijn woorden zijn, maar de woorden van de Vader? Ik spreek voor de Vader en niet uit mijzelf. Ik ben in de wereld om de wil van de Vader te doen, en die heb ik gedaan. Mijn Vader blijft in mij en werkt door mij. Geloof mij, wanneer ik zeg dat de Vader in mij is en dat ik in de Vader ben, of geloof mij anders omwille van dit leven dat ik geleid heb — omwille van het werk.’   180:3.9 (1947.8) And when Philip had spoken, Jesus said: “Philip, have I been so long with you and yet you do not even now know me? Again do I declare: He who has seen me has seen the Father. How can you then say, Show us the Father? Do you not believe that I am in the Father and the Father in me? Have I not taught you that the words which I speak are not my words but the words of the Father? I speak for the Father and not of myself. I am in this world to do the Father’s will, and that I have done. My Father abides in me and works through me. Believe me when I say that the Father is in me, and that I am in the Father, or else believe me for the sake of the very life I have lived—for the work’s sake.”
180:3.10 (1948.1) Terwijl de Meester zich afzonderde om zich met water te verfrissen, raakten de elf apostelen in een levendig gesprek over dit onderricht en Petrus wilde al aan een lange toespraak beginnen toen Jezus terugkeerde en hen wenkte weer te gaan zitten.   180:3.10 (1948.1) As the Master went aside to refresh himself with water, the eleven engaged in a spirited discussion of these teachings, and Peter was beginning to deliver himself of an extended speech when Jesus returned and beckoned them to be seated.
4. De beloofde helper ^top   4. The Promised Helper ^top
180:4.1 (1948.2) Jezus ging voort met zijn onderricht en sprak: ‘Wanneer ik naar de Vader zal zijn gegaan, en wanneer hij het werk dat ik voor jullie op aarde heb verricht, volledig heeft aanvaard, en ik de definitieve soevereiniteit over mijn eigen domein heb ontvangen, dan zal ik tot mijn Vader zeggen: Nu ik mijn kinderen alleen heb achtergelaten op aarde, is het in overeenstemming met mijn belofte hun een andere leraar te zenden. En wanneer de Vader daaraan zijn goedkeuring hecht, zal ik de Geest van Waarheid uitstorten op alle vlees. De geest van mijn Vader is reeds aanwezig in jullie hart, en wanneer deze dag komt, zullen jullie ook mij bij je hebben, precies zoals je nu de Vader bij je hebt. Deze nieuwe gave is de geest van levende waarheid. De ongelovigen zullen aanvankelijk niet luisteren naar het onderricht van deze geest, maar de zonen des lichts zullen hem allen met blijdschap en van ganser harte ontvangen. Jullie zult deze geest kennen wanneer hij komt, net als jullie mij gekend hebt, en je zult dit geschenk in je hart ontvangen en hij zal bij je blijven. Zo zien jullie dat ik jullie niet zonder hulp en leiding achter zal laten. Ik zal jullie niet eenzaam en verlaten achterlaten. Persoonlijk kan ik vandaag alleen bij jullie zijn. In de komende tijd zal ik bij jullie zijn en bij alle andere mensen die naar mijn tegenwoordigheid verlangen, waar je ook moogt zijn, en bij ieder van jullie terzelfdertijd. Zien jullie niet dat het beter is dat ik wegga: dat ik jullie lichamelijk verlaat om des te beter en vollediger bij jullie te zijn in de geest?   180:4.1 (1948.2) Jesus continued to teach, saying: “When I have gone to the Father, and after he has fully accepted the work I have done for you on earth, and after I have received the final sovereignty of my own domain, I shall say to my Father: Having left my children alone on earth, it is in accordance with my promise to send them another teacher. And when the Father shall approve, I will pour out the Spirit of Truth upon all flesh. Already is my Father’s spirit in your hearts, and when this day shall come, you will also have me with you even as you now have the Father. This new gift is the spirit of living truth. The unbelievers will not at first listen to the teachings of this spirit, but the sons of light will all receive him gladly and with a whole heart. And you shall know this spirit when he comes even as you have known me, and you will receive this gift in your hearts, and he will abide with you. You thus perceive that I am not going to leave you without help and guidance. I will not leave you desolate. Today I can be with you only in person. In the times to come I will be with you and all other men who desire my presence, wherever you may be, and with each of you at the same time. Do you not discern that it is better for me to go away; that I leave you in the flesh so that I may the better and the more fully be with you in the spirit?
180:4.2 (1948.3) ‘Over slechts enkele uren zal de wereld mij niet meer zien; maar jullie zult mij zelfs in je hart blijven kennen totdat ik jullie deze nieuwe leraar zal zenden, de Geest van Waarheid. Zoals ik in eigen persoon met jullie heb samengeleefd, zo zal ik dan in jullie leven; ik zal één zijn met jullie persoonlijke ervaring in het geest-koninkrijk. En wanneer dit zal hebben plaatsgevonden, zullen jullie zeker weten weten dat ik in de Vader ben en dat, ofschoon jullie leven in mij verborgen is bij de Vader, ik ook in jullie ben. Ik heb de Vader liefgehad en zijn woord bewaard; jullie hebt mij liefgehad en zult mijn woord bewaren. Zoals mijn Vader mij van zijn geest heeft gegeven, zo zal ik jullie van mijn geest geven. Deze Geest van Waarheid die ik jullie zal schenken, zal jullie leiden, verkwikken en troosten, en jullie uiteindelijk in alle waarheid binnenleiden.   180:4.2 (1948.3) “In just a few hours the world will see me no more; but you will continue to know me in your hearts even until I send you this new teacher, the Spirit of Truth. As I have lived with you in person, then shall I live in you; I shall be one with your personal experience in the spirit kingdom. And when this has come to pass, you shall surely know that I am in the Father, and that, while your life is hid with the Father in me, I am also in you. I have loved the Father and have kept his word; you have loved me, and you will keep my word. As my Father has given me of his spirit, so will I give you of my spirit. And this Spirit of Truth which I will bestow upon you shall guide and comfort you and shall eventually lead you into all truth.
180:4.3 (1948.4) ‘Ik zeg jullie deze dingen nu ik nog bij jullie ben, opdat jullie des te beter voorbereid moogt zijn om de beproevingen die ons nu onverwijld gaan overkomen, te verdragen. En wanneer deze nieuwe dag aanbreekt, zal zowel de Zoon als de Vader in jullie wonen. Deze geschenken uit de hemel zullen altijd met elkaar samenwerken, zoals de Vader en ik hier op aarde en vlak voor jullie ogen hebben gearbeid als één persoon, de Zoon des Mensen. En deze geest-vriend zal maken dat jullie je alles herinnert wat ik jullie heb onderricht.’   180:4.3 (1948.4) “I am telling you these things while I am still with you that you may be the better prepared to endure those trials which are even now right upon us. And when this new day comes, you will be indwelt by the Son as well as by the Father. And these gifts of heaven will ever work the one with the other even as the Father and I have wrought on earth and before your very eyes as one person, the Son of Man. And this spirit friend will bring to your remembrance everything I have taught you.”
180:4.4 (1948.5) Toen de Meester een ogenblik pauzeerde, vatte Judas Alfeüs moed om een van de weinige vragen te stellen die hij of zijn broer ooit in het openbaar tot Jezus richtten. Judas zei: ‘Meester, gij hebt altijd onder ons geleefd als een vriend; hoe zullen wij u kennen wanneer ge u niet meer aan ons vertoont behalve door deze geest? Indien de wereld u niet ziet, hoe kunnen wij dan zeker van u zijn? Hoe zult gij u aan ons tonen?’   180:4.4 (1948.5) As the Master paused for a moment, Judas Alpheus made bold to ask one of the few questions which either he or his brother ever addressed to Jesus in public. Said Judas: “Master, you have always lived among us as a friend; how shall we know you when you no longer manifest yourself to us save by this spirit? If the world sees you not, how shall we be certain about you? How will you show yourself to us?”
180:4.5 (1949.1) Jezus zag op hen allen neer, glimlachte, en zei: ‘Mijn kleine kinderen, ik ga weg, terug naar mijn Vader. Binnen heel korte tijd zullen jullie mij niet meer zien zoals nu hier, als vlees en bloed. Zeer binnenkort zal ik jullie mijn geest zenden, die precies zo is als ik, met uitzondering van dit materiële lichaam. Deze nieuwe leraar is de Geest van Waarheid, die bij ieder van jullie zal wonen, in je hart, en zo zullen alle kinderen des lichts één worden en tot elkaar worden aangetrokken. En precies op deze manier zullen mijn Vader en ik in staat zijn in de ziel van ieder van jullie te wonen, en ook in de harten van alle andere mensen die ons liefhebben en die liefde in hun ervaring tot een werkelijkheid maken door elkaar lief te hebben net zoals ik jullie nu liefheb.’   180:4.5 (1949.1) Jesus looked down upon them all, smiled, and said: “My little children, I am going away, going back to my Father. In a little while you will not see me as you do here, as flesh and blood. In a very short time I am going to send you my spirit, just like me except for this material body. This new teacher is the Spirit of Truth who will live with each one of you, in your hearts, and so will all the children of light be made one and be drawn toward one another. And in this very manner will my Father and I be able to live in the souls of each one of you and also in the hearts of all other men who love us and make that love real in their experiences by loving one another, even as I am now loving you.”
180:4.6 (1949.2) Judas Alfeüs begreep niet helemaal wat de Meester zei, maar hij begreep wel de belofte van de nieuwe leraar, en aan de uitdrukking op het gezicht van Andreas zag hij dat zijn vraag tot tevredenheid was beantwoord.   180:4.6 (1949.2) Judas Alpheus did not fully understand what the Master said, but he grasped the promise of the new teacher, and from the expression on Andrew’s face, he perceived that his question had been satisfactorily answered.
5. De geest van waarheid ^top   5. The Spirit of Truth ^top
180:5.1 (1949.3) De nieuwe helper die Jezus in de harten der gelovigen beloofde te zenden, beloofde uit te storten op alle vlees, is de Geest van Waarheid. Deze goddelijke gave is niet de letter of de wet van waarheid, en evenmin zal zij functioneren als de vorm of uitdrukking van waarheid. De nieuwe leraar is de overtuiging van waarheid, het besef en de zekerheid van ware betekenissen op werkelijke geest-niveaus. Deze nieuwe leraar is de geest van levende, groeiende waarheid, waarheid die zich uitbreidt en ontvouwt, en zich kan aanpassen.   180:5.1 (1949.3) The new helper which Jesus promised to send into the hearts of believers, to pour out upon all flesh, is the Spirit of Truth. This divine endowment is not the letter or law of truth, neither is it to function as the form or expression of truth. The new teacher is the conviction of truth, the consciousness and assurance of true meanings on real spirit levels. And this new teacher is the spirit of living and growing truth, expanding, unfolding, and adaptative truth.
180:5.2 (1949.4) Goddelijke waarheid is een levende werkelijkheid die geestelijk wordt ontwaard. Waarheid bestaat slechts op hoge geestelijke niveaus van de bewustwording van goddelijkheid en besef van gemeenschap met God. Ge kunt de waarheid kennen en ge kunt naar de waarheid leven; ge kunt de groei van waarheid in uw ziel ervaren en de vrijheid die de verlichting van het bewustzijn door waarheid teweegbrengt, maar ge kunt waarheid niet vangen in formules, codes, geloofsbelijdenissen of verstandelijke menselijke gedragspatronen. Wanneer ge goddelijke waarheid menselijk tracht te formuleren, sterft zij prompt. Het bergen, het nog in veiligheid brengen van gevangen waarheid nadat zij reeds is gestorven, kan op zijn gunstigst slechts uitlopen op de verwezenlijking van een eigenaardige vorm van gerationaliseerde, verheerlijkte wijsheid. Statische waarheid is dode waarheid, en alleen dode waarheid kan worden aangehangen als een theorie. Levende waarheid is dynamisch en kan in het menselijk bewustzijn alleen een experiëntieel bestaan leiden.   180:5.2 (1949.4) Divine truth is a spirit-discerned and living reality. Truth exists only on high spiritual levels of the realization of divinity and the consciousness of communion with God. You can know the truth, and you can live the truth; you can experience the growth of truth in the soul and enjoy the liberty of its enlightenment in the mind, but you cannot imprison truth in formulas, codes, creeds, or intellectual patterns of human conduct. When you undertake the human formulation of divine truth, it speedily dies. The post-mortem salvage of imprisoned truth, even at best, can eventuate only in the realization of a peculiar form of intellectualized glorified wisdom. Static truth is dead truth, and only dead truth can be held as a theory. Living truth is dynamic and can enjoy only an experiential existence in the human mind.
180:5.3 (1949.5) Intelligentie ontwikkelt zich vanuit een materiële bestaansvorm die verlicht wordt door de aanwezigheid van het kosmische bewustzijn. Wijsheid omvat het besef van kennis die is verheven naar nieuwe niveaus van betekenis en is geactiveerd door de presentie van de universum-gift van de assistent-geest van wijsheid. Waarheid is een geestelijke werkelijkheidswaarde die slechts ervaren wordt door met geest begiftigde wezens die functioneren op bovenmateriële niveaus van bewustheid van het universum, en die, wanneer zij waarheid beseffen, ook toestaan dat haar geest van activering leeft en regeert in hun ziel.   180:5.3 (1949.5) Intelligence grows out of a material existence which is illuminated by the presence of the cosmic mind. Wisdom comprises the consciousness of knowledge elevated to new levels of meaning and activated by the presence of the universe endowment of the adjutant of wisdom. Truth is a spiritual reality value experienced only by spirit-endowed beings who function upon supermaterial levels of universe consciousness, and who, after the realization of truth, permit its spirit of activation to live and reign within their souls.
180:5.4 (1949.6) Het ware kind van inzicht in het universum speurt naar de levende Geest van Waarheid in elke wijze uitspraak. De Godkennende individuele mens verheft de wijsheid constant tot de levende waarheid-niveaus van goddelijke kundigheid; de ziel die geestelijk geen voortgang maakt, is almaar bezig de levende waarheid neer te halen naar de dode niveaus van wijsheid en naar het domein van niet meer dan verheven kennis.   180:5.4 (1949.6) The true child of universe insight looks for the living Spirit of Truth in every wise saying. The God-knowing individual is constantly elevating wisdom to the living-truth levels of divine attainment; the spiritually unprogressive soul is all the while dragging the living truth down to the dead levels of wisdom and to the domain of mere exalted knowledge.
180:5.5 (1949.7) Wanneer de gulden regel wordt ontdaan van het bovenmenselijke inzicht van de Geest van Waarheid, wordt deze tot niets dan een regel voor hoog ethisch gedrag. Wanneer de gulden regel letterlijk wordt opgevat, kan zij tot een instrument worden waarmee men ernstig aanstoot geeft aan zijn medemensen. Zonder een geestelijke visie op de gulden regel der wijsheid zoudt ge kunnen redeneren dat, omdat ge zelf verlangt dat iedereen u open en eerlijk kenbaar maakt wat hij denkt, gij daarom nu ook al uw gedachten open en eerlijk aan uw medemensen dient te zeggen. Zulk een ongeestelijke opvatting van de gulden regel zou onnoemelijk veel ongeluk en verdriet tengevolge kunnen hebben.   180:5.5 (1949.7) The golden rule, when divested of the superhuman insight of the Spirit of Truth, becomes nothing more than a rule of high ethical conduct. The golden rule, when literally interpreted, may become the instrument of great offense to one’s fellows. Without a spiritual discernment of the golden rule of wisdom you might reason that, since you are desirous that all men speak the full and frank truth of their minds to you, you should therefore fully and frankly speak the full thought of your mind to your fellow beings. Such an unspiritual interpretation of the golden rule might result in untold unhappiness and no end of sorrow.
180:5.6 (1950.1) Sommige mensen zien en interpreteren de gulden regel als een zuiver intellectuele bevestiging van de broederschap der mensen. Anderen ervaren deze uitdrukking van de verwantschap der mensen als een emotionele bevrediging van de tedere gevoelens van de menselijke persoonlijkheid. Weer een andere sterveling erkent deze zelfde gulden regel als de maatstaf waaraan alle sociale betrekkingen dienen te worden afgemeten, de norm voor het sociale gedrag. Nog weer anderen beschouwen hem als het positieve bevel van een groot leraar op het gebied van de ethiek, die in deze verklaring de hoogste opvatting tot uitdrukking heeft gebracht van morele verplichting ten aanzien van alle broederlijke verhoudingen. In het leven van deze morele mensen wordt de gulden regel het wijze middelpunt en de omtrek van hun gehele filosofie.   180:5.6 (1950.1) Some persons discern and interpret the golden rule as a purely intellectual affirmation of human fraternity. Others experience this expression of human relationship as an emotional gratification of the tender feelings of the human personality. Another mortal recognizes this same golden rule as the yardstick for measuring all social relations, the standard of social conduct. Still others look upon it as being the positive injunction of a great moral teacher who embodied in this statement the highest concept of moral obligation as regards all fraternal relationships. In the lives of such moral beings the golden rule becomes the wise center and circumference of all their philosophy.
180:5.7 (1950.2) In het koninkrijk van de broederschap der waarheidminnende, Godkennende gelovigen, krijgt deze gulden regel levende eigenschappen van geestelijke verwerkelijking op de hogere niveaus van interpretatie, waardoor de sterfelijke zonen van God gaan inzien dat dit bevel van de Meester van hen vraagt zo met hun medemensen om te gaan, dat dezen het hoogst mogelijke goed zullen ontvangen tengevolge van het contact van de gelovige met hen. Dit is de essentie van ware religie: dat ge uw naaste liefhebt als u zelf.   180:5.7 (1950.2) In the kingdom of the believing brotherhood of God-knowing truth lovers, this golden rule takes on living qualities of spiritual realization on those higher levels of interpretation which cause the mortal sons of God to view this injunction of the Master as requiring them so to relate themselves to their fellows that they will receive the highest possible good as a result of the believer’s contact with them. This is the essence of true religion: that you love your neighbor as yourself.
180:5.8 (1950.3) Maar de hoogste realisatie en de meest juiste interpretatie van de gulden regel bestaat in het besef van de geest van de waarheid van de blijvende, levende realiteit van zulk een goddelijke uitspraak. De ware kosmische betekenis van deze regel ten aanzien van universele betrekkingen wordt alleen geopenbaard in haar geestelijke realisatie, in de vertolking van deze code door de geest van de Zoon aan de geest van de Vader die in de ziel van de sterfelijke mens woont. En wanneer stervelingen die aldus door de geest worden geleid, zich van de ware betekenis van deze gulden regel realiseren, raken zij overvloediglijk vervuld van de zekerheid dat zij burgers zijn in een vriendelijk universum, en worden hun idealen van geestelijke realiteit pas bevredigd wanneer zij hun medemensen liefhebben zoals Jezus ons allen liefhad, en dit is de realiteit van de realisatie van de liefde van God.   180:5.8 (1950.3) But the highest realization and the truest interpretation of the golden rule consists in the consciousness of the spirit of the truth of the enduring and living reality of such a divine declaration. The true cosmic meaning of this rule of universal relationship is revealed only in its spiritual realization, in the interpretation of the law of conduct by the spirit of the Son to the spirit of the Father that indwells the soul of mortal man. And when such spirit-led mortals realize the true meaning of this golden rule, they are filled to overflowing with the assurance of citizenship in a friendly universe, and their ideals of spirit reality are satisfied only when they love their fellows as Jesus loved us all, and that is the reality of the realization of the love of God.
180:5.9 (1950.4) Dezelfde opvatting van de levende flexibiliteit en het kosmische aanpassingsvermogen van goddelijke waarheid aan de individuele behoeften en de capaciteit van iedere zoon van God, moet worden gevat voordat ge ooit het onderricht en de praktijk van de Meester om geen weerstand te bieden tegen het kwaad, adequaat kunt begrijpen. De lering van de Meester is in de grond der zaak een geestelijke uitspraak. Zelfs de materiële implicaties van zijn filosofie kunnen los van haar geestelijke correlaties niet met vrucht worden overwogen. De geest van het bevel van de Meester bestaat in het geen weerstand bieden aan alle zelfzuchtige reacties op het universum, gekoppeld aan het stoutmoedig en progressief bereiken van rechtvaardige niveaus van echte geest-waarden: goddelijke schoonheid, oneindige goedheid en eeuwige waarheid — God te kennen en steeds meer zoals hij te worden.   180:5.9 (1950.4) This same philosophy of the living flexibility and cosmic adaptability of divine truth to the individual requirements and capacity of every son of God, must be perceived before you can hope adequately to understand the Master’s teaching and practice of nonresistance to evil. The Master’s teaching is basically a spiritual pronouncement. Even the material implications of his philosophy cannot be helpfully considered apart from their spiritual correlations. The spirit of the Master’s injunction consists in the nonresistance of all selfish reaction to the universe, coupled with the aggressive and progressive attainment of righteous levels of true spirit values: divine beauty, infinite goodness, and eternal truth—to know God and to become increasingly like him.
180:5.10 (1950.5) De liefde, onbaatzuchtigheid, moet constante en levende nieuwe aanpassingen van haar interpretatie van betrekkingen ondergaan, overeenkomstig de aanwijzingen van de Geest van Waarheid. De liefde moet zich daardoor de steeds veranderende en steeds wijdere opvattingen eigenmaken van het hoogste kosmische goed voor de persoon die wordt bemind. En vervolgens gaat de liefde verder en neemt dezelfde houding aan jegens alle andere personen die mogelijkerwijs beïnvloed zouden kunnen worden door de groeiende, levende liefdesbetrekking van een door de geest geleide sterveling tot andere burgers van het universum. En deze gehele levende aanpassing van liefde moet tot stand worden gebracht in het licht van zowel de omgeving van het huidige kwaad, als het eeuwige doel van de volmaaktheid der goddelijke bestemming.   180:5.10 (1950.5) Love, unselfishness, must undergo a constant and living readaptative interpretation of relationships in accordance with the leading of the Spirit of Truth. Love must thereby grasp the ever-changing and enlarging concepts of the highest cosmic good of the individual who is loved. And then love goes on to strike this same attitude concerning all other individuals who could possibly be influenced by the growing and living relationship of one spirit-led mortal’s love for other citizens of the universe. And this entire living adaptation of love must be effected in the light of both the environment of present evil and the eternal goal of the perfection of divine destiny.
180:5.11 (1950.6) En dus moeten wij duidelijk onderkennen dat noch de gulden regel, noch de lering van geweldloosheid, ooit juist kan worden begrepen indien men deze opvat als dogma of voorschrift. Ze kunnen alleen worden begrepen door ze te leven, door hun betekenis en bedoeling te beseffen in de levende interpretatie van de Geest van Waarheid, die het liefdevolle contact tussen de ene mens en de andere stuurt.   180:5.11 (1950.6) And so must we clearly recognize that neither the golden rule nor the teaching of nonresistance can ever be properly understood as dogmas or precepts. They can only be comprehended by living them, by realizing their meanings in the living interpretation of the Spirit of Truth, who directs the loving contact of one human being with another.
180:5.12 (1951.1) Dit alles nu geeft duidelijk het verschil aan tussen de oude en de nieuwe religie. De oude religie onderrichtte zelfopoffering; de nieuwe religie onderricht alleen zelfvergetelheid, verhoogde zelfverwerkeling in de koppeling van sociaal dienstbetoon en begrijpen van het universum. De oude religie werd aangedreven door de bewustheid van vrees; het nieuwe evangelie van het koninkrijk wordt beheerst door waarheidsovertuiging, de geest van eeuwige, universele waarheid. En geen vroomheid of trouw aan een geloofsrichting, hoe groot deze ook mogen zijn, kan een compensatie vormen voor de afwezigheid in de levenservaring van gelovigen in het koninkrijk van de spontane, edelmoedige en oprecht gemeende vriendelijkheid die de uit de geest geboren zonen van de levende God kenmerkt. Noch traditie, noch een ceremonieel stelsel van formele godsverering, kan het gebrek aan echte deernis met de medemens goedmaken.   180:5.12 (1951.1) And all this clearly indicates the difference between the old religion and the new. The old religion taught self-sacrifice; the new religion teaches only self-forgetfulness, enhanced self-realization in conjoined social service and universe comprehension. The old religion was motivated by fear-consciousness; the new gospel of the kingdom is dominated by truth-conviction, the spirit of eternal and universal truth. And no amount of piety or creedal loyalty can compensate for the absence in the life experience of kingdom believers of that spontaneous, generous, and sincere friendliness which characterizes the spirit-born sons of the living God. Neither tradition nor a ceremonial system of formal worship can atone for the lack of genuine compassion for one’s fellows.
6. De noodzaak om heen te gaan ^top   6. The Necessity for Leaving ^top
180:6.1 (1951.2) Nadat Petrus, Jakobus, Johannes en Matteüs talrijke vragen tot de Meester hadden gericht, ging deze verder met zijn afscheidstoespraak en zei: ‘Ik spreek over al deze dingen met jullie voordat ik van jullie heenga, opdat jullie zo goed voorbereid zult zijn op wat jullie gaat overkomen dat je niet zult struikelen en in ernstige dwaling terecht zult komen. Het zal de gezagsdragers niet genoeg zijn om jullie alleen maar uit de synagogen te werpen; ik waarschuw jullie dat het uur nabij komt dat zij die jullie doden, zullen denken dat zij God een dienst bewijzen. Zij zullen jullie, en degenen die door jullie het koninkrijk des hemels worden binnengeleid, dit alles aandoen omdat zij de Vader niet kennen. Zij hebben geweigerd de Vader te leren kennen door te weigeren mij te aanvaarden; zij weigeren mij te aanvaarden wanneer zij jullie afwijzen, indien jullie je althans gehouden zult hebben aan mijn nieuwe gebod om elkaar lief te hebben zoals ik jullie heb liefgehad. Ik spreek van te voren met jullie over deze zaken opdat jullie, wanneer jullie uur komt, zoals het mijne nu is gekomen, gesterkt moogt worden door te weten dat ik dit alles heb geweten en dat mijn geest met jullie zal zijn in al jullie lijden om mijnentwil en omwille van het evangelie. Juist hierom heb ik vanaf het eerste begin zo openhartig met jullie gesproken. Ik heb jullie zelfs gewaarschuwd dat iemands vijanden de leden van zijn eigen huisgezin kunnen zijn. Ofschoon dit evangelie van het koninkrijk immer grote vrede brengt in de ziel van de individuele gelovige, zal het pas vrede op aarde brengen wanneer de mensen bereid zullen zijn mijn onderricht van ganser harte te geloven, en zij de praktijk van het doen van de wil van de Vader gaan instellen als het voornaamste doeleinde van het leven als sterfelijk mens.   180:6.1 (1951.2) After Peter, James, John, and Matthew had asked the Master numerous questions, he continued his farewell discourse by saying: “And I am telling you about all this before I leave you in order that you may be so prepared for what is coming upon you that you will not stumble into serious error. The authorities will not be content with merely putting you out of the synagogues; I warn you the hour draws near when they who kill you will think they are doing a service to God. And all of these things they will do to you and to those whom you lead into the kingdom of heaven because they do not know the Father. They have refused to know the Father by refusing to receive me; and they refuse to receive me when they reject you, provided you have kept my new commandment that you love one another even as I have loved you. I am telling you in advance about these things so that, when your hour comes, as mine now has, you may be strengthened in the knowledge that all was known to me, and that my spirit shall be with you in all your sufferings for my sake and the gospel’s. It was for this purpose that I have been talking so plainly to you from the very beginning. I have even warned you that a man’s foes may be those of his own household. Although this gospel of the kingdom never fails to bring great peace to the soul of the individual believer, it will not bring peace on earth until man is willing to believe my teaching wholeheartedly and to establish the practice of doing the Father’s will as the chief purpose in living the mortal life.
180:6.2 (1951.3) ‘Nu ik van jullie heenga, gezien het feit dat de ure is gekomen dat ik op het punt sta naar de Vader te gaan, ben ik verrast dat niemand van jullie mij gevraagd heeft, waarom gaat ge van ons heen? Toch weet ik dat jullie je dit in je hart afvraagt. Ik zal openhartig met jullie spreken, als vrienden onder elkaar. Het is werkelijk in jullie voordeel dat ik wegga. Indien ik niet heenga, kan de nieuwe leraar niet in jullie hart komen. Ik moet ontdaan worden van dit sterfelijke lichaam en hersteld worden in mijn positie in den hoge, voordat ik deze geest-leraar kan zenden om in jullie ziel te gaan wonen en jullie geest binnen te leiden in de waarheid. Wanneer mijn geest in jullie komt wonen, zal hij het verschil tussen zonde en rechtvaardigheid verhelderen en jullie in staat stellen ten aanzien van deze met wijsheid te oordelen in je hart.   180:6.2 (1951.3) “Now that I am leaving you, seeing that the hour has come when I am about to go to the Father, I am surprised that none of you have asked me, Why do you leave us? Nevertheless, I know that you ask such questions in your hearts. I will speak to you plainly, as one friend to another. It is really profitable for you that I go away. If I go not away, the new teacher cannot come into your hearts. I must be divested of this mortal body and be restored to my place on high before I can send this spirit teacher to live in your souls and lead your spirits into the truth. And when my spirit comes to indwell you, he will illuminate the difference between sin and righteousness and will enable you to judge wisely in your hearts concerning them.
180:6.3 (1951.4) ‘Ik heb jullie nog veel te zeggen, maar jullie kunt op dit moment niet meer verwerken. Al zij het dat wanneer hij, de Geest der Waarheid, komt, hij jullie uiteindelijk in alle waarheid zal binnenleiden wanneer jullie door de vele verblijfplaatsen gaan in het universum van mijn Vader.   180:6.3 (1951.4) “I have yet much to say to you, but you cannot stand any more just now. Albeit, when he, the Spirit of Truth, comes, he shall eventually guide you into all truth as you pass through the many abodes in my Father’s universe.
180:6.4 (1951.5) ‘Deze geest zal niet van zichzelf spreken, maar hij zal jullie zeggen wat de Vader heeft geopenbaard aan de Zoon, en hij zal jullie zelfs toekomende dingen tonen: hij zal mij verheerlijken, net als ik mijn Vader heb verheerlijkt. Deze geest gaat van mij uit en hij zal mijn waarheid aan jullie openbaren. Al hetgeen de Vader heeft in dit domein, is nu van mij; en daarom zei ik dat deze nieuwe leraar uit het mijne zou nemen en het jullie zou openbaren.   180:6.4 (1951.5) “This spirit will not speak of himself, but he will declare to you that which the Father has revealed to the Son, and he will even show you things to come; he will glorify me even as I have glorified my Father. This spirit comes forth from me, and he will reveal my truth to you. Everything which the Father has in this domain is now mine; wherefore did I say that this new teacher would take of that which is mine and reveal it to you.
180:6.5 (1952.1) ‘Nog even, en ik ga jullie voor korte tijd verlaten. Daarna, wanneer jullie mij terug zult zien, zal ik reeds op weg zijn naar de Vader, zodat jullie me zelfs dan niet lang zult zien.’   180:6.5 (1952.1) “In just a little while I will leave you for a short time. Afterward, when you again see me, I shall already be on my way to the Father so that even then you will not see me for long.”
180:6.6 (1952.2) Terwijl hij een ogenblik pauzeerde, begonnen de apostelen met elkaar te praten: ‘Wat betekent dit wat hij nu zegt? ‘Nog even, en ik zal van jullie heengaan’, en ‘Wanneer jullie mij terugzien zal het niet voor lang zijn, want dan zal ik op weg zijn naar de Vader’? Wat kan hij bedoelen met dit ‘even’ en ‘niet voor lang’? We kunnen niet begrijpen wat hij ons zegt.’   180:6.6 (1952.2) While he paused for a moment, the apostles began to talk with each other: “What is this that he tells us? ‘In just a little while I will leave you,’ and ‘When you see me again it will not be for long, for I will be on my way to the Father.’ What can he mean by this ‘little while’ and ‘not for long’? We cannot understand what he is telling us.”
180:6.7 (1952.3) En aangezien Jezus wist wat zij zich afvroegen, zei hij: ‘Vragen jullie elkaar wat ik bedoelde toen ik zei dat ik nu heel spoedig niet meer bij jullie zou zijn, en dat, wanneer jullie mij terugziet, ik op weg zou zijn naar de Vader? Ik heb jullie duidelijk gezegd dat de Zoon des Mensen moet sterven, maar dat hij ook weer op zal staan. Kunnen jullie dan de betekenis van mijn woorden niet inzien? Eerst zullen jullie verdriet ondervinden, maar later zullen jullie je verblijden en velen met jullie, die deze dingen zullen begrijpen nadat ze zullen hebben plaatsgevonden. Een vrouw is zeer treurig in het uur van haar barensnood, maar wanneer ze eenmaal verlost is van haar kind, vergeet ze ogenblikkelijk haar smart in de vreugde van het weten dat een mens ter wereld is gekomen. Zo zullen ook jullie verdriet hebben over mijn heengaan, maar ik zal jullie spoedig weerzien, en dan zal jullie smart in blijdschap verkeren, en er zal jullie een nieuwe openbaring van de redding van God ten deel vallen, die niemand jullie ooit meer kan afnemen. En alle werelden zullen gezegend worden door deze openbaring van leven dat bewerkstelligt dat de dood teniet wordt gedaan. Tot nu toe hebben jullie al jullie verzoeken gedaan in de naam van mijn Vader. Nadat jullie mij hebben teruggezien, mogen jullie ook in mijn naam vragen, en ik zal jullie verhoren.   180:6.7 (1952.3) And since Jesus knew they asked these questions, he said: “Do you inquire among yourselves about what I meant when I said that in a little while I would not be with you, and that, when you would see me again, I would be on my way to the Father? I have plainly told you that the Son of Man must die, but that he will rise again. Can you not then discern the meaning of my words? You will first be made sorrowful, but later on will you rejoice with many who will understand these things after they have come to pass. A woman is indeed sorrowful in the hour of her travail, but when she is once delivered of her child, she immediately forgets her anguish in the joy of the knowledge that a man has been born into the world. And so are you about to sorrow over my departure, but I will soon see you again, and then will your sorrow be turned into rejoicing, and there shall come to you a new revelation of the salvation of God which no man can ever take away from you. And all the worlds will be blessed in this same revelation of life in effecting the overthrow of death. Hitherto have you made all your requests in my Father’s name. After you see me again, you may also ask in my name, and I will hear you.
180:6.8 (1952.4) ‘Hier beneden heb ik jullie onderricht in spreuken en tot jullie gesproken in gelijkenissen. Ik deed dit omdat jullie nog maar kinderen in de geest waren; maar de tijd is in aantocht dat ik duidelijk tot jullie zal spreken over de Vader en zijn koninkrijk. Ik zal dit doen omdat de Vader zelf jullie liefheeft en verlangt vollediger aan jullie geopenbaard te worden. De sterfelijke mens kan de geest-Vader niet zien; daarom ben ik in de wereld gekomen om de Vader te tonen aan jullie schepsel-ogen. Maar wanneer jullie volmaakt zijn geworden in geestelijke groei, zullen jullie de Vader zelf zien’.   180:6.8 (1952.4) “Down here I have taught you in proverbs and spoken to you in parables. I did so because you were only children in the spirit; but the time is coming when I will talk to you plainly concerning the Father and his kingdom. And I shall do this because the Father himself loves you and desires to be more fully revealed to you. Mortal man cannot see the spirit Father; therefore have I come into the world to show the Father to your creature eyes. But when you have become perfected in spirit growth, you shall then see the Father himself.”
180:6.9 (1952.5) Toen de apostelen hem zo hoorden spreken, zeiden zij tot elkaar: ‘Zie, hij spreekt in klare taal tot ons. Het is vast en zeker dat de Meester tot ons is gekomen van God. Maar waarom zegt hij dat hij moet terugkeren tot de Vader?’ En Jezus zag dat zij hem zelfs nu nog niet begrepen. Deze elf mannen konden niet loskomen van hun lang gekoesterde voorstellingen van de Joodse idee van de Messias. Hoe meer zij geloofden in Jezus als de Messias, des te meer last zij ondervonden van deze diep gewortelde ideeën over de glorieuze materiële triomf van het koninkrijk op aarde.   180:6.9 (1952.5) When the eleven had heard him speak, they said to each other: “Behold, he does speak plainly to us. Surely the Master did come forth from God. But why does he say he must return to the Father?” And Jesus saw that they did not even yet comprehend him. These eleven men could not get away from their long-nourished ideas of the Jewish concept of the Messiah. The more fully they believed in Jesus as the Messiah, the more troublesome became these deep-rooted notions regarding the glorious material triumph of the kingdom on earth.