Verhandeling 191 Paper 191
Verschijningen aan de apostelen en andere leiders Appearances to the Apostles and Other Leaders
191:0.1 (2037.1) DE zondag van de opstanding was een verschrikkelijke dag in het leven van de apostelen: tien van hen brachten het grootste deel van de dag achter gegrendelde deuren in de bovenzaal door. Zij hadden wel uit Jeruzalem kunnen ontvluchten, maar waren bang dat zij door de agenten van het Sanhedrin gearresteerd zouden worden, wanneer dezen hen buiten zouden aantreffen. Tomas zat in Betfage in zijn eentje te tobben over zijn zorgen. Het was beter voor hem geweest als hij bij zijn mede-apostelen was gebleven, en hij zou hen hebben kunnen helpen hun gesprekken in vruchtbaarder richting te leiden. 191:0.1 (2037.1) RESURRECTION Sunday was a terrible day in the lives of the apostles; ten of them spent the larger part of the day in the upper chamber behind barred doors. They might have fled from Jerusalem, but they were afraid of being arrested by the agents of the Sanhedrin if they were found abroad. Thomas was brooding over his troubles alone at Bethpage. He would have fared better had he remained with his fellow apostles, and he would have aided them to direct their discussions along more helpful lines.
191:0.2 (2037.2) De hele dag door bleef Johannes het idee verdedigen dat Jezus uit de dood was verrezen. Hij somde wel vijf verschillende momenten op waarop de Meester had verzekerd dat hij weer op zou staan en ten minste drie gelegenheden waarbij hij had gezinspeeld op de derde dag. De instelling van Johannes was van aanzienlijke invloed op hen, in het bijzonder op zijn broer Jakobus en op Natanael. Johannes zou stellig nog meer invloed op hen hebben gehad als hij niet het jongste lid van de groep was geweest. 191:0.2 (2037.2) All day long John upheld the idea that Jesus had risen from the dead. He recounted no less than five different times when the Master had affirmed he would rise again and at least three times when he alluded to the third day. John’s attitude had considerable influence on them, especially on his brother James and on Nathaniel. John would have influenced them more if he had not been the youngest member of the group.
191:0.3 (2037.3) Hun afzondering droeg in belangrijke mate bij tot hun moeilijkheden. Johannes Marcus hield hen op de hoogte van wat er zich rondom de tempel afspeelde en vertelde hen over de vele geruchten die zich in de stad aan het verspreiden waren, maar hij kwam niet op de gedachte om inlichtingen in te winnen bij de verschillende groepen gelovigen aan wie Jezus reeds was verschenen. Dit was het soort dienstverlening dat tot dusver door de koeriers van David was verricht, maar die waren allen afwezig in verband met hun laatste opdracht om als herauten van de opstanding op te treden bij de groepen gelovigen die ver van Jeruzalem woonden. Voor het eerst in al die jaren beseften de apostelen hoezeer zij voor hun dagelijkse inlichtingen omtrent de aangelegenheden van het koninkrijk afhankelijk waren geweest van de koeriers van David. 191:0.3 (2037.3) Their isolation had much to do with their troubles. John Mark kept them in touch with developments about the temple and informed them as to the many rumors gaining headway in the city, but it did not occur to him to gather up news from the different groups of believers to whom Jesus had already appeared. That was the kind of service which had heretofore been rendered by the messengers of David, but they were all absent on their last assignment as heralds of the resurrection to those groups of believers who dwelt remote from Jerusalem. For the first time in all these years the apostles realized how much they had been dependent on David’s messengers for their daily information regarding the affairs of the kingdom.
191:0.4 (2037.4) Het was kenmerkend voor Petrus dat hij deze gehele dag emotioneel weifelde tussen geloof en twijfel aangaande de opstanding van de Meester. Petrus kon zich niet losmaken van de aanblik van de grafdoeken die in het graf hadden gelegen alsof het lichaam van Jezus er zojuist uit verdampt was. “Maar,” zo overlegde Petrus bij zichzelf, “als hij verrezen is en zich aan de vrouwen kan vertonen, waarom vertoont hij zich dan niet aan ons, zijn apostelen?” Petrus werd bedroefd, telkens wanneer hij bedacht dat Jezus misschien niet tot hen wilde komen omdat hij, Petrus, bij de apostelen was, omdat hij hem die nacht op de binnenplaats van Annas had verloochend. En dan putte hij weer troost uit het woord dat door de vrouwen was overgebracht: “Ga heen en zeg het mijn apostelen — en Petrus.” Maar om bemoedigd te kunnen worden door deze boodschap, moest hij wel geloven dat de vrouwen de verrezen Meester werkelijk hadden gezien en gehoord. Zo werd Petrus de gehele dag heen en weer geslingerd tussen geloof en twijfel, tot hij zich even na acht uur naar buiten waagde op de binnenplaats. Petrus had bedacht dat hij zich maar moest terugtrekken uit de kring der apostelen, zodat hij geen belemmering zou vormen voor de komst van Jezus vanwege zijn verloochening van de Meester. 191:0.4 (2037.4) All this day Peter characteristically vacillated emotionally between faith and doubt concerning the Master’s resurrection. Peter could not get away from the sight of the grave cloths resting there in the tomb as if the body of Jesus had just evaporated from within. “But,” reasoned Peter, “if he has risen and can show himself to the women, why does he not show himself to us, his apostles?” Peter would grow sorrowful when he thought that maybe Jesus did not come to them on account of his presence among the apostles, because he had denied him that night in Annas’s courtyard. And then would he cheer himself with the word brought by the women, “Go tell my apostles—and Peter.” But to derive encouragement from this message implied that he must believe that the women had really seen and heard the risen Master. Thus Peter alternated between faith and doubt throughout the whole day, until a little after eight o’clock, when he ventured out into the courtyard. Peter thought to remove himself from among the apostles so that he might not prevent Jesus’ coming to them because of his denial of the Master.
191:0.5 (2037.5) Jakobus Zebedeüs was er aanvankelijk voorstander van om gezamenlijk naar het graf te gaan; hij was er sterk voor iets te ondernemen om het mysterie grondig uit te zoeken. Natanael echter weerhield hen ervan in het openbaar naar buiten te gaan zoals Jakobus wilde, en hij deed dit door hen te herinneren aan de waarschuwing van Jezus om hun leven op dit moment niet nodeloos in gevaar te brengen. Tegen het middaguur had Jakobus zich hierbij neergelegd en wachtte hij met de anderen gespannen af wat er zou gaan gebeuren. Hij sprak weinig: hij was hevig teleurgesteld omdat Jezus niet aan hen verscheen, en hij was onkundig van de vele verschijningen van de Meester aan andere groepen en personen. 191:0.5 (2037.5) James Zebedee at first advocated that they all go to the tomb; he was strongly in favor of doing something to get to the bottom of the mystery. It was Nathaniel who prevented them from going out in public in response to James’s urging, and he did this by reminding them of Jesus’ warning against unduly jeopardizing their lives at this time. By noontime James had settled down with the others to watchful waiting. He said little; he was tremendously disappointed because Jesus did not appear to them, and he did not know of the Master’s many appearances to other groups and individuals.
191:0.6 (2038.1) Andreas beperkte zich deze dag grotendeels tot luisteren. Hij was meer dan verbijsterd door de situatie en twijfelde zeker even sterk als de anderen, maar hij genoot althans een zeker gevoel van vrijheid van de verantwoordelijkheid om zijn mede-apostelen leiding te geven. Hij was zeer dankbaar dat de Meester hem van de last van het leiderschap had ontheven, voordat zij deze schokkende tijd moesten meemaken. 191:0.6 (2038.1) Andrew did much listening this day. He was exceedingly perplexed by the situation and had more than his share of doubts, but he at least enjoyed a certain sense of freedom from responsibility for the guidance of his fellow apostles. He was indeed grateful that the Master had released him from the burdens of leadership before they fell upon these distracting times.
191:0.7 (2038.2) Gedurende de lange, afmattende uren van deze tragische dag werd de groep meer dan eens slechts overeind gehouden door de veelvuldige wijsgerige raadgevingen die Natanael bijdroeg. Hij had deze dag werkelijk overwicht op de tien. Niet één maal liet hij zich erover uit of hij wel of niet geloofde in de opstanding van de Meester. Maar naarmate de dag vorderde, kwam hij er steeds sterker toe te geloven dat Jezus zijn belofte om op te staan had vervuld. 191:0.7 (2038.2) More than once during the long and weary hours of this tragic day, the only sustaining influence of the group was the frequent contribution of Nathaniel’s characteristic philosophic counsel. He was really the controlling influence among the ten throughout the entire day. Never once did he express himself concerning either belief or disbelief in the Master’s resurrection. But as the day wore on, he became increasingly inclined toward believing that Jesus had fulfilled his promise to rise again.
191:0.8 (2038.3) Simon Zelotes was te zeer verpletterd om aan de discussies deel te kunnen nemen. Het grootste gedeelte van de tijd lag hij op een bank in een hoek van het vertrek met zijn gezicht naar de muur; die hele dag droeg hij nog niet zes maal iets bij. Zijn voorstelling van het koninkrijk was in elkaar gestort, en hij kon niet inzien dat de opstanding van de Meester de situatie wezenlijk kon veranderen. Zijn teleurstelling was zeer persoonlijk van aard en veel te hevig dan dat hij er zich op korte termijn van kon herstellen, zelfs niet toen hij geconfronteerd werd met zulk een geweldig feit als de opstanding. 191:0.8 (2038.3) Simon Zelotes was too much crushed to participate in the discussions. Most of the time he reclined on a couch in a corner of the room with his face to the wall; he did not speak half a dozen times throughout the whole day. His concept of the kingdom had crashed, and he could not discern that the Master’s resurrection could materially change the situation. His disappointment was very personal and altogether too keen to be recovered from on short notice, even in the face of such a stupendous fact as the resurrection.
191:0.9 (2038.4) Van Filippus, die zich gewoonlijk zo weinig uitte, moet merkwaardigerwijs vermeld worden dat hij deze hele namiddag veel praatte. Tijdens de ochtenduren had hij weinig te zeggen, maar de hele middag stelde hij telkens weer vragen aan de andere apostelen. Petrus raakte dikwijls geïrriteerd door Filippus” vragen, maar de anderen namen zijn gevraag goedmoedig op. Filippus wilde speciaal graag weten, vooropgesteld dat Jezus inderdaad uit het graf was verrezen, of zijn lichaam sporen van de kruisiging zou vertonen. 191:0.9 (2038.4) Strange to record, the usually inexpressive Philip did much talking throughout the afternoon of this day. During the forenoon he had little to say, but all afternoon he asked questions of the other apostles. Peter was often annoyed by Philip’s questions, but the others took his inquiries good-naturedly. Philip was particularly desirous of knowing, provided Jesus had really risen from the grave, whether his body would bear the physical marks of the crucifixion.
191:0.10 (2038.5) Matteüs was erg in de war; hij luisterde wel naar de discussies van zijn metgezellen, maar meestentijds draaiden zijn gedachten almaar om het probleem van hun toekomstige financiële toestand. Ongeacht de veronderstelde opstanding van Jezus, Judas was weg, David had zonder veel omhaal de geldmiddelen aan hem overgedragen, en zij hadden geen gezagdragende leider meer. Voordat Matteüs ertoe kwam om serieus aandacht te schenken aan hun discussies inzake de opstanding, had hij de Meester reeds van aangezicht tot aangezicht gezien. 191:0.10 (2038.5) Matthew was highly confused; he listened to the discussions of his fellows but spent most of the time turning over in his mind the problem of their future finances. Regardless of Jesus’ supposed resurrection, Judas was gone, David had unceremoniously turned the funds over to him, and they were without an authoritative leader. Before Matthew got around to giving serious consideration to their arguments about the resurrection, he had already seen the Master face to face.
191:0.11 (2038.6) De tweelingbroers Alfeüs mengden zich slechts heel weinig in deze ernstige discussies: zij hadden het tamelijk druk met hun gebruikelijke diensten. Eén van hen bracht de instelling van hen beiden tot uitdrukking toen hij, in antwoord op een vraag van Filippus, zei: “Wij begrijpen die zaak van de opstanding niet, maar onze moeder zegt dat zij met de Meester gesproken heeft, en wij geloven haar.” 191:0.11 (2038.6) The Alpheus twins took little part in these serious discussions; they were fairly busy with their customary ministrations. One of them expressed the attitude of both when he said, in reply to a question asked by Philip: “We do not understand about the resurrection, but our mother says she talked with the Master, and we believe her.”
191:0.12 (2038.7) Tomas was overmand door een van zijn typische buien van wanhopige neerslachtigheid. Een deel van de dag sliep hij en voor de rest liep hij door de heuvels. Hij voelde wel de im-puls om zich bij zijn mede-apostelen te voegen, maar het verlangen om alleen te zijn was sterker. 191:0.12 (2038.7) Thomas was in the midst of one of his typical spells of despairing depression. He slept a portion of the day and walked over the hills the rest of the time. He felt the urge to rejoin his fellow apostles, but the desire to be by himself was the stronger.
191:0.13 (2038.8) Er waren een aantal redenen waarom de Meester zijn eerste morontia-verschijning aan de apostelen uitstelde. In de eerste plaats wilde hij dat zij, nadat zij van zijn opstanding hadden gehoord, de tijd zouden hebben om goed na te denken over wat hij hen had verteld over zijn dood en opstanding toen hij nog bij hen was in het vlees. De Meester wilde dat Petrus zou blijven worstelen met enige van de speciale moeilijkheden die hij had, voordat hij zich aan hen allen zou manifesteren. In de tweede plaats, wenste hij dat Tomas bij hen zou zijn ten tijde van zijn eerste verschijning. Johannes Marcus spoorde Tomas op ten huize van Simon in Betfage, vroeg op deze zondagochtend, en bracht de apostelen dit nieuws rond elf uur. Gedurende deze dag zou Tomas op ieder moment naar hen zijn teruggegaan, indien Natanael of twee andere apostelen hem maar waren gaan halen. Hij wilde werkelijk teruggaan, maar na de manier waarop hij de avond tevoren was vertrokken, was hij te trots om eigener beweging zo spoedig terug te keren. De volgende dag was hij zo terneergeslagen, dat het hem bijna een week kostte voordat hij ertoe kon besluiten terug te gaan. De apostelen wachtten op hem en hij wachtte tot zijn broeders hem zouden komen zoeken en hem zouden vragen om bij hen terug te komen. Aldus bleef Tomas van zijn metgezellen weg, tot de avond van de volgende zaterdag toen Petrus en Johannes, nadat de duisternis was gevallen, naar Betfage liepen en hem mee terugbrachten. Dit is dan ook de reden waarom zij niet onmiddellijk naar Galilea gingen toen Jezus voor de eerste maal aan hen was verschenen: zij wilden niet zonder Tomas gaan. 191:0.13 (2038.8) The Master put off the first morontia appearance to the apostles for a number of reasons. First, he wanted them to have time, after they heard of his resurrection, to think well over what he had told them about his death and resurrection when he was still with them in the flesh. The Master wanted Peter to wrestle through with some of his peculiar difficulties before he manifested himself to them all. In the second place, he desired that Thomas should be with them at the time of his first appearance. John Mark located Thomas at the home of Simon in Bethpage early this Sunday morning, bringing word to that effect to the apostles about eleven o’clock. Any time during this day Thomas would have gone back to them if Nathaniel or any two of the other apostles had gone for him. He really wanted to return, but having left as he did the evening before, he was too proud to go back of his own accord so soon. By the next day he was so depressed that it required almost a week for him to make up his mind to return. The apostles waited for him, and he waited for his brethren to seek him out and ask him to come back to them. Thomas thus remained away from his associates until the next Saturday evening, when, after darkness had come on, Peter and John went over to Bethpage and brought him back with them. And this is also the reason why they did not go at once to Galilee after Jesus first appeared to them; they would not go without Thomas.
1. De verschijning aan Petrus ^top 1. The Appearance to Peter ^top
191:1.1 (2039.1) Het was bijna half negen die zondagavond, toen Jezus aan Simon Petrus verscheen in de tuin van het huis van Marcus. Dit was zijn achtste morontia-verschijning. Na zijn verloochening van de Meester had Petrus aldoor een zware last van twijfel en schuldgevoel getorst. De gehele zaterdag en ook deze zondag had hij geworsteld met de vrees dat hij misschien geen apostel meer was. Hij had gehuiverd wanneer hij dacht aan het lot van Judas, en de gedachte was zelfs bij hem opgekomen dat ook hij de Meester verraden had. De hele middag had hij overwogen dat het misschien wel zijn aanwezigheid bij de apostelen kon zijn, die maakte dat Jezus niet aan hen verscheen, vooropgesteld natuurlijk, dat hij werkelijk uit de dood was opgestaan. Aan deze Petrus nu, in zulk een gemoedsgesteldheid en zieletoestand, verscheen Jezus toen de terneergeslagen apostel tussen de bloemen en struiken rondliep. 191:1.1 (2039.1) It was near half past eight o’clock this Sunday evening when Jesus appeared to Simon Peter in the garden of the Mark home. This was his eighth morontia manifestation. Peter had lived under a heavy burden of doubt and guilt ever since his denial of the Master. All day Saturday and this Sunday he had fought the fear that, perhaps, he was no longer an apostle. He had shuddered at the fate of Judas and even thought that he, too, had betrayed his Master. All this afternoon he thought that it might be his presence with the apostles that prevented Jesus’ appearing to them, provided, of course, he had really risen from the dead. And it was to Peter, in such a frame of mind and in such a state of soul, that Jesus appeared as the dejected apostle strolled among the flowers and shrubs.
191:1.2 (2039.2) Terwijl Petrus terugdacht aan de liefdevolle blik van de Meester toen deze hem passeerde in het voorportaal van Annas, en hij de heerlijke boodschap overwoog, die vroeg in de morgen door de vrouwen die van het lege graf kwamen was overgebracht, ‘ Ga heen en zeg het mijn apostelen — en Petrus ’ — terwijl hij deze tekenen van genade overdacht, begon zijn geloof zijn twijfel te overwinnen; hij stond stil, balde zijn vuisten en zei hardop: ‘ Ik geloof dat hij uit de dood is verrezen; ik zal naar mijn broeders gaan en hun dat zeggen.’ En terwijl hij dit zei, verscheen er plotseling voor hem de gestalte van een man, die hem in welbekende klanken toesprak met de woorden: ‘ Petrus, de vijand begeerde je te hebben, maar ik wilde je niet loslaten. Ik wist dat het niet uit je hart kwam toen je loochende dat je mij kende, daarom heb ik je vergeven nog voor je erom vroeg; maar nu moet je ophouden aan jezelf te denken en aan de moeilijkheden van dit moment, en moet je je gereedmaken om het goede nieuws van het evangelie verder te brengen aan degenen die in duisternis zijn gezeten. Je moet je niet meer bezighouden met wat jij van het koninkrijk kunt verkrijgen, maar je liever in beslag laten nemen door wat jij kunt geven aan degenen die in nijpende geestelijke armoede leven. Gord je aan, Simon, voor de veldslag van een nieuwe dag, de worsteling met geestelijke duisternis en de kwade twijfels van het natuurlijke bewustzijn van mensen. ’ 191:1.2 (2039.2) When Peter thought of the loving look of the Master as he passed by on Annas’s porch, and as he turned over in his mind that wonderful message brought him early that morning by the women who came from the empty tomb, “Go tell my apostles—and Peter”—as he contemplated these tokens of mercy, his faith began to surmount his doubts, and he stood still, clenching his fists, while he spoke aloud: “I believe he has risen from the dead; I will go and tell my brethren.” And as he said this, there suddenly appeared in front of him the form of a man, who spoke to him in familiar tones, saying: “Peter, the enemy desired to have you, but I would not give you up. I knew it was not from the heart that you disowned me; therefore I forgave you even before you asked; but now must you cease to think about yourself and the troubles of the hour while you prepare to carry the good news of the gospel to those who sit in darkness. No longer should you be concerned with what you may obtain from the kingdom but rather be exercised about what you can give to those who live in dire spiritual poverty. Gird yourself, Simon, for the battle of a new day, the struggle with spiritual darkness and the evil doubtings of the natural minds of men.”
191:1.3 (2039.3) Petrus en de morontia-Jezus wandelden bijna vijf minuten door de tuin en spraken over zaken van het verleden, het heden en de toekomst. Toen verdween de Meester uit zijn gezicht met de woorden: ‘ Vaarwel Petrus, tot ik je weerzie bij je broeders. ’ 191:1.3 (2039.3) Peter and the morontia Jesus walked through the garden and talked of things past, present, and future for almost five minutes. Then the Master vanished from his gaze, saying, “Farewell, Peter, until I see you with your brethren.”
191:1.4 (2039.4) Petrus was een ogenblik geheel van streek toen hij besefte dat hij met de verrezen Meester had gesproken en dat hij er zeker van kon zijn dat hij nog steeds een ambassadeur van het koninkrijk was. Hij had de verheerlijkte Meester hem zojuist horen aansporen om met de evangelieverkondiging door te gaan. En terwijl dit alles opwelde in zijn hart, snelde hij naar de bovenzaal, stortte zich in het gezelschap van zijn mede-apostelen en riep buiten adem, en opgewonden uit: ‘ Ik heb de Meester gezien; hij was in de tuin. Ik heb met hem gesproken en hij heeft mij vergeven. ’ 191:1.4 (2039.4) For a moment, Peter was overcome by the realization that he had talked with the risen Master, and that he could be sure he was still an ambassador of the kingdom. He had just heard the glorified Master exhort him to go on preaching the gospel. And with all this welling up within his heart, he rushed to the upper chamber and into the presence of his fellow apostles, exclaiming in breathless excitement: “I have seen the Master; he was in the garden. I talked with him, and he has forgiven me.”
191:1.5 (2040.1) Petrus’ verklaring dat hij Jezus in de tuin had gezien, maakte een diepe indruk op zijn mede-apostelen, en zij stonden op het punt hun twijfel te laten varen, toen Andreas opstond en hen waarschuwde zich niet al te zeer te laten beïnvloeden door het verhaal van zijn broer. Andreas liet doorschemeren dat Petrus al vaker dingen had gezien die niet werkelijk bestonden. Ofschoon Andreas niet rechtstreeks zinspeelde op het nachtelijk visioen op het Meer van Galilea, toen Petrus beweerde dat hij de Meester had gezien die wandelend op het water naar hen toekwam, zei hij genoeg om allen te laten merken dat hij op deze gebeurtenis doelde. Simon Petrus werd ernstig gekwetst door de bedekte aantijgingen van zijn broer en verviel meteen in een neerslachtig zwijgen. De tweelingbroers hadden erg met Petrus te doen en gingen beiden naar hem toe om hun medegevoel tot uitdrukking te brengen en hem te zeggen dat ze hem geloofden, en om opnieuw te verklaren dat hun eigen moeder de Meester ook had gezien. 191:1.5 (2040.1) Peter’s declaration that he had seen Jesus in the garden made a profound impression upon his fellow apostles, and they were about ready to surrender their doubts when Andrew got up and warned them not to be too much influenced by his brother’s report. Andrew intimated that Peter had seen things which were not real before. Although Andrew did not directly allude to the vision of the night on the Sea of Galilee wherein Peter claimed to have seen the Master coming to them walking on the water, he said enough to betray to all present that he had this incident in mind. Simon Peter was very much hurt by his brother’s insinuations and immediately lapsed into crestfallen silence. The twins felt very sorry for Peter, and they both went over to express their sympathy and to say that they believed him and to reassert that their own mother had also seen the Master.
2. De eerste verschijning aan de apostelen ^top 2. First Appearance to the Apostles ^top
191:2.1 (2040.2) Even na negenen die avond, na het vertrek van Cleopas en Jakob, terwijl de tweelingzonen van Alfeüs Petrus troostten en Natanael Andreas over diens woorden onderhield, en toen de tien apostelen bijeenwaren in de bovenzaal, met alle deuren gegrendeld omdat ze bang waren gearresteerd te worden, verscheen de Meester in morontia-gedaante plotseling in hun midden en sprak: ‘ Vrede zij jullie. Waarom zijn jullie zo ontdaan wanneer ik verschijn, alsof jullie een geest zagen? Heb ik niet over deze zaken met jullie gesproken toen ik nog in het vlees bij jullie was? Heb ik jullie niet gezegd dat de overpriesters en oudsten mij zouden overleveren om gedood te worden, dat één uit jullie midden mij zou verraden, en dat ik ten derden dage weer zou opstaan? Waarom dan nu al deze twijfel en al dit gepraat over de berichten van de vrouwen, van Cleopas en Jakob, en zelfs van Petrus? Hoe lang blijven jullie nog twijfelen aan mijn woorden en willen jullie mijn beloften niet geloven? En nu jullie mij werkelijk zien, willen jullie mij nu geloven? Zelfs nu nog is er één van jullie niet hier. Wanneer jullie weer allemaal bij elkaar zijn, en jullie allen zeker weten dat de Zoon des Mensen uit het graf is verrezen, ga dan van hier naar Galilea. Heb geloof en vertrouwen in God; heb geloof en vertrouwen in elkaar; en zo zullen jullie beginnen aan de nieuwe dienst van het koninkrijk des hemels. Ik zal nog bij jullie in Jeruzalem blijven, totdat jullie klaar zijn om naar Galilea te gaan. Mijn vrede laat ik jullie. ’ 191:2.1 (2040.2) Shortly after nine o’clock that evening, after the departure of Cleopas and Jacob, while the Alpheus twins comforted Peter, and while Nathaniel remonstrated with Andrew, and as the ten apostles were there assembled in the upper chamber with all the doors bolted for fear of arrest, the Master, in morontia form, suddenly appeared in the midst of them, saying: “Peace be upon you. Why are you so frightened when I appear, as though you had seen a spirit? Did I not tell you about these things when I was present with you in the flesh? Did I not say to you that the chief priests and the rulers would deliver me up to be killed, that one of your own number would betray me, and that on the third day I would rise? Wherefore all your doubtings and all this discussion about the reports of the women, Cleopas and Jacob, and even Peter? How long will you doubt my words and refuse to believe my promises? And now that you actually see me, will you believe? Even now one of you is absent. When you are gathered together once more, and after all of you know of a certainty that the Son of Man has risen from the grave, go hence into Galilee. Have faith in God; have faith in one another; and so shall you enter into the new service of the kingdom of heaven. I will tarry in Jerusalem with you until you are ready to go into Galilee. My peace I leave with you.”
191:2.2 (2040.3) Nadat de morontia-Jezus dit had gezegd, verdween hij in een oogwenk uit hun gezicht. Ze vielen allen ter aarde, loofden God en prezen hun verdwenen Meester. Dit was de negende morontia-verschijning van de Meester. 191:2.2 (2040.3) When the morontia Jesus had spoken to them, he vanished in an instant from their sight. And they all fell on their faces, praising God and venerating their vanished Master. This was the Master’s ninth morontia appearance.
3. Bij de morontia-schepselen ^top 3. With the Morontia Creatures ^top
191:3.1 (2040.4) De volgende dag, maandag, werd geheel doorgebracht bij de morontia-schepselen die toen aanwezig waren op Urantia. Er waren meer dan een miljoen morontia-leiders met hun medewerkers naar Urantia gekomen, tezamen met overgangsstervelingen van verschillende orden van de zeven woningwerelden van Satania, om deel te nemen aan de ervaring van de morontia-overgang van de Meester. De morontia-Jezus verbleef veertig dagen bij deze prachtige verstandelijke wezens. Hij onderrichtte hen en leerde van hun leiders over het morontia-overgangsleven zoals dit door de stervelingen van de bewoonde werelden van Satania wordt doorgemaakt terwijl zij de morontia-werelden van het stelsel doorlopen. 191:3.1 (2040.4) The next day, Monday, was spent wholly with the morontia creatures then present on Urantia. As participants in the Master’s morontia-transition experience, there had come to Urantia more than one million morontia directors and associates, together with transition mortals of various orders from the seven mansion worlds of Satania. The morontia Jesus sojourned with these splendid intelligences for forty days. He instructed them and learned from their directors the life of morontia transition as it is traversed by the mortals of the inhabited worlds of Satania as they pass through the system morontia spheres.
191:3.2 (2041.1) Omstreeks middernacht van deze maandag werd de morontia-gedaante van de Meester aangepast voor de overgang naar het tweede stadium van de morontia-progressie. Toen hij de volgende maal aan zijn sterfelijke kinderen op aarde verscheen, vond dit plaats als een morontia-wezen van de tweede graad. Naarmate de Meester vorderde in de morontia-loopbaan, werd het technisch steeds moeilijker voor de morontia-wezens en hun medewerkers die zijn transformatie bewerkstelligden, om de Meester zichtbaar te maken voor de materiële ogen van stervelingen. 191:3.2 (2041.1) About midnight of this Monday the Master’s morontia form was adjusted for transition to the second stage of morontia progression. When he next appeared to his mortal children on earth, it was as a second-stage morontia being. As the Master progressed in the morontia career, it became, technically, more and more difficult for the morontia intelligences and their transforming associates to visualize the Master to mortal and material eyes.
191:3.3 (2041.2) Jezus maakte de overgang naar het derde stadium van morontia op vrijdag 14 april; naar het vierde stadium op maandag de 17 e; naar het vijfde stadium op zaterdag de 22 e; naar het zesde stadium op donderdag de 27 e; naar het zevende stadium op dinsdag 2 mei; naar het burgerschap van Jerusem op zondag de 7 e; en hij ontving de omhelzing van de Meest Verhevenen van Edentia op zondag, 14 mei. 191:3.3 (2041.2) Jesus made the transit to the third stage of morontia on Friday, April 14; to the fourth stage on Monday, the 17th; to the fifth stage on Saturday, the 22nd; to the sixth stage on Thursday, the 27th; to the seventh stage on Tuesday, May 2; to Jerusem citizenship on Sunday, the 7th; and he entered the embrace of the Most Highs of Edentia on Sunday, the 14th.
191:3.4 (2041.3) Op deze wijze completeerde Michael van Nebadon zijn dienst van universum-ervaring, aangezien hij in verband met zijn eerdere zelfschenkingen reeds geheel het leven had ervaren van de opklimmende stervelingen uit tijd en ruimte, vanaf het verblijf op het hoofdkwartier van de constellatie zelfs tot en met hun dienstbetoon op het hoofdkwartier van het superuniversum. En door deze morontia-ervaringen voltooide de Schepper-Zoon van Nebadon werkelijk zijn zevende en laatste zelfschenking aan het universum en bracht hij deze tot een waardig einde. 191:3.4 (2041.3) In this manner did Michael of Nebadon complete his service of universe experience since he had already, in connection with his previous bestowals, experienced to the full the life of the ascendant mortals of time and space from the sojourn on the headquarters of the constellation even on to, and through, the service of the headquarters of the superuniverse. And it was by these very morontia experiences that the Creator Son of Nebadon really finished and acceptably terminated his seventh and final universe bestowal.
4. De tiende verschijning (in Filadelfia) ^top 4. The Tenth Appearance (At Philadelphia) ^top
191:4.1 (2041.4) De tiende morontia-verschijning van Jezus voor de ogen van stervelingen vond plaats in Filadelfia op dinsdag, 11 april, even na acht uur; hier vertoonde hij zich aan Abner en Lazarus en ongeveer honderdvijftig van hun metgezellen, waaronder meer dan vijftig van het zeventig leden tellende korps der evangelisten. Deze verschijning vond plaats vlak na de opening van een speciale bijeenkomst in de synagoge, die door Abner was bijeengeroepen om de kruisiging van Jezus te bespreken alsmede het latere bericht van de opstanding, dat door de koerier van David was overgebracht. Aangezien de opgestane Lazarus nu deel uitmaakte van deze groep gelovigen, viel het hun niet moeilijk geloof te hechten aan het bericht dat Jezus uit de dood was verrezen. 191:4.1 (2041.4) The tenth morontia manifestation of Jesus to mortal recognition occurred a short time after eight o’clock on Tuesday, April 11, at Philadelphia, where he showed himself to Abner and Lazarus and some one hundred and fifty of their associates, including more than fifty of the evangelistic corps of the seventy. This appearance occurred just after the opening of a special meeting in the synagogue which had been called by Abner to discuss the crucifixion of Jesus and the more recent report of the resurrection which had been brought by David’s messenger. Inasmuch as the resurrected Lazarus was now a member of this group of believers, it was not difficult for them to believe the report that Jesus had risen from the dead.
191:4.2 (2041.5) De bijeenkomst in de synagoge werd juist geopend door Abner en Lazarus, die samen op het spreekgestoelte stonden, toen het gehele gehoor der gelovigen plotseling de gestalte van de Meester zag verschijnen. Hij trad naar voren van de plaats waar hij was verschenen tussen Abner en Lazarus, die hem geen van beiden hadden bemerkt, en begroette het gezelschap met de woorden: 191:4.2 (2041.5) The meeting in the synagogue was just being opened by Abner and Lazarus, who were standing together in the pulpit, when the entire audience of believers saw the form of the Master appear suddenly. He stepped forward from where he had appeared between Abner and Lazarus, neither of whom had observed him, and saluting the company, said:
191:4.3 (2041.6) ‘Vrede zij met u. Ge weet allen dat wij één Vader in de hemel hebben, en dat er maar één evangelie van het koninkrijk is — de goede tijding van de gave van het eeuwige leven, die de mensen ontvangen door geloof. Terwijl ge u verheugt in uw trouw aan het evangelie, moet ge de Vader der waarheid bidden om in uw hart een nieuwe, grotere liefde voor uw broeders uit te storten. Ge moet alle mensen liefhebben zoals ik u heb liefgehad; ge moet alle mensen dienen zoals ik u gediend heb. Weest met begrip en sympathie en broederlijke liefde bevriend met al uw broeders die zich wijden aan de verkondiging van het goede nieuws, of zij nu Jood zijn of niet-Jood, Griek of Romein, Pers of Ethiopiër. Johannes heeft het koninkrijk van tevoren verkondigd; gij hebt het evangelie verkondigd met kracht; de Grieken onderrichten reeds het goede nieuws, en ik zal spoedig de Geest van Waarheid uitzenden in de zielen van al dezen, mijn broeders die zo onbaatzuchtig hun leven hebben gewijd aan de verlichting van hun medemensen die in geestelijke duisternis zijn gezeten. Ge zijt allen kinderen van het licht; verval daarom niet tot menselijke achterdocht en onverdraagzaamheid waaruit de complicaties van onbegrip voortkomen. Als ge zo gelouterd zijt door de genade van het geloof dat ge ongelovigen kunt liefhebben, zoudt ge dan niet evenzeer hen liefhebben die uw medegelovigen zijn in het wijd verbreide huisgezin van het geloof? Onthoudt dat alle mensen zullen weten dat ge mijn discipelen zijt, wanneer ge elkaar liefhebt. 191:4.3 (2041.6) “Peace be upon you. You all know that we have one Father in heaven, and that there is but one gospel of the kingdom—the good news of the gift of eternal life which men receive by faith. As you rejoice in your loyalty to the gospel, pray the Father of truth to shed abroad in your hearts a new and greater love for your brethren. You are to love all men as I have loved you; you are to serve all men as I have served you. With understanding sympathy and brotherly affection, fellowship all your brethren who are dedicated to the proclamation of the good news, whether they be Jew or gentile, Greek or Roman, Persian or Ethiopian. John proclaimed the kingdom in advance; you have preached the gospel in power; the Greeks already teach the good news; and I am soon to send forth the Spirit of Truth into the souls of all these, my brethren, who have so unselfishly dedicated their lives to the enlightenment of their fellows who sit in spiritual darkness. You are all the children of light; therefore stumble not into the misunderstanding entanglements of mortal suspicion and human intolerance. If you are ennobled, by the grace of faith, to love unbelievers, should you not also equally love those who are your fellow believers in the far-spreading household of faith? Remember, as you love one another, all men will know that you are my disciples.
191:4.4 (2042.1) ‘Ga dan uit in de ganse wereld om dit evangelie van het vaderschap van God en de broederschap der mensen te verkondigen aan alle natiën en volkeren, en betracht altijd wijsheid bij de keuze van uw methoden om het goede nieuws aan de verschillende rassen en stammen der mensheid te brengen. Vrijelijk hebt ge dit evangelie van het koninkrijk ontvangen en vrijelijk zult ge het goede nieuws aan alle volkeren schenken. Wees niet bevreesd voor de weerstand van het kwade, want ik ben altijd met u, ja, tot het einde der eeuwen. En mijn vrede laat ik u.’ 191:4.4 (2042.1) “Go, then, into all the world proclaiming this gospel of the fatherhood of God and the brotherhood of men to all nations and races and ever be wise in your choice of methods for presenting the good news to the different races and tribes of mankind. Freely you have received this gospel of the kingdom, and you will freely give the good news to all nations. Fear not the resistance of evil, for I am with you always, even to the end of the ages. And my peace I leave with you.”
191:4.5 (2042.2) Nadat hij gezegd had, ‘Mijn vrede laat ik u,’ verdween hij uit hun gezicht. Op een van zijn verschijningen in Galilea na, waar meer dan vijfhonderd gelovigen hem terzelfdertijd zagen, was deze groep stervelingen in Filadelfia de grootste die hem bij één en dezelfde gelegenheid zag. 191:4.5 (2042.2) When he had said, “My peace I leave with you,” he vanished from their sight. With the exception of one of his appearances in Galilee, where upward of five hundred believers saw him at one time, this group in Philadelphia embraced the largest number of mortals who saw him on any single occasion.
191:4.6 (2042.3) Terwijl de apostelen nog in Jeruzalem bleven wachten tot Tomas zich emotioneel hersteld zou hebben, gingen deze gelovigen in Filadelfia er de volgende morgen reeds vroeg opuit om te verkondigen dat Jezus van Nazaret uit de dood was verrezen. 191:4.6 (2042.3) Early the next morning, even while the apostles tarried in Jerusalem awaiting the emotional recovery of Thomas, these believers at Philadelphia went forth proclaiming that Jesus of Nazareth had risen from the dead.
191:4.7 (2042.4) De volgende dag, woensdag, bracht Jezus zonder onderbreking door in het gezelschap van zijn morontia-metgezellen, en in de middaguren ontving hij morontia-gedelegeerden van de woningwerelden van ieder plaatselijk stelsel van bewoonde werelden van de gehele constel-latie Norlatiadek, die hem kwamen bezoeken. En allen verheugden zij zich dat zij hun Schepper mochten kennen als een lid van hun eigen orde van verstandelijke wezens in het universum. 191:4.7 (2042.4) The next day, Wednesday, Jesus spent without interruption in the society of his morontia associates, and during the midafternoon hours he received visiting morontia delegates from the mansion worlds of every local system of inhabited spheres throughout the constellation of Norlatiadek. And they all rejoiced to know their Creator as one of their own order of universe intelligence.
5. De tweede verschijning aan de apostelen ^top 5. Second Appearance to the Apostles ^top
191:5.1 (2042.5) Tomas had een eenzame week, geheel alleen in de heuvels rond de Olijfberg. Al deze tijd zag hij alleen de mensen bij Simon thuis en Johannes Marcus. Om ongeveer negen uur op zaterdagavond, 15 april, vonden de twee apostelen hem en namen hem mee terug naar hun plaats van samenkomst in het huis van Marcus. De volgende dag luisterde Tomas naar de verhalen over de verschillende verschijningen van de Meester, maar hij weigerde hardnekkig deze te geloven. Hij hield vol dat het enthousiasme van Petrus hen ertoe gebracht had te denken dat ze de Meester hadden gezien. Natanael redeneerde met hem, maar dat hielp niet. Zijn gewone twijfelmoedigheid ging gepaard met een emotionele halsstarrigheid, en deze gemoedstoestand, alsook zijn spijt dat hij van hen weggelopen was, spande samen om een toestand van eenzaamheid te scheppen die zelfs door Tomas zelf niet geheel werd begrepen. Hij had zich van zijn kameraden teruggetrokken, hij was zijn eigen weg gegaan, en nu, juist toen hij bij hen terug was, had hij onbewust de neiging een afwijkende houding van hen aan te nemen. Hij kwam er niet gemakkelijk toe zich gewonnen te geven; hij wilde niet graag toegeven. Hoewel onbedoeld, genoot hij werkelijk van de aandacht die hem werd geschonken; de pogingen van al zijn metgezellen om hem te overtuigen en te bekeren gaven hem onbewuste voldoening. Hij had hen een hele week gemist en de aandacht die zij zo volhardend aan hem besteedden, deed hem veel genoegen. 191:5.1 (2042.5) Thomas spent a lonesome week alone with himself in the hills around about Olivet. During this time he saw only those at Simon’s house and John Mark. It was about nine o’clock on Saturday, April 15, when the two apostles found him and took him back with them to their rendezvous at the Mark home. The next day Thomas listened to the telling of the stories of the Master’s various appearances, but he steadfastly refused to believe. He maintained that Peter had enthused them into thinking they had seen the Master. Nathaniel reasoned with him, but it did no good. There was an emotional stubbornness associated with his customary doubtfulness, and this state of mind, coupled with his chagrin at having run away from them, conspired to create a situation of isolation which even Thomas himself did not fully understand. He had withdrawn from his fellows, he had gone his own way, and now, even when he was back among them, he unconsciously tended to assume an attitude of disagreement. He was slow to surrender; he disliked to give in. Without intending it, he really enjoyed the attention paid him; he derived unconscious satisfaction from the efforts of all his fellows to convince and convert him. He had missed them for a full week, and he obtained considerable pleasure from their persistent attentions.
191:5.2 (2042.6) Ze gebruikten de avondmaaltijd even na zes uur; Petrus zat aan de ene en Natanael aan de andere zijde van Tomas, toen de twijfelende apostel zei: ‘Ik wil het niet geloven, tenzij ik de Meester met mijn eigen ogen zie en ik mijn vinger in de sporen van de spijkers kan leggen. ’ Toen zij zo aan de avondmaaltijd zaten met de deuren zorgvuldig gesloten en vergrendeld, verscheen plotseling de morontia-Meester aan de binnenzijde van de rondgebogen tafel, en recht voor Tomas staande, zei hij: 191:5.2 (2042.6) They were having their evening meal a little after six o’clock, with Peter sitting on one side of Thomas and Nathaniel on the other, when the doubting apostle said: “I will not believe unless I see the Master with my own eyes and put my finger in the mark of the nails.” As they thus sat at supper, and while the doors were securely shut and barred, the morontia Master suddenly appeared inside the curvature of the table and, standing directly in front of Thomas, said:
191:5.3 (2043.1) ‘Vrede zij jullie. Een volle week lang ben ik hier gebleven zodat ik opnieuw zou kunnen verschijnen wanneer jullie allen aanwezig waren, en nogmaals jullie opdracht konden aanhoren om de hele wereld in te gaan en dit evangelie van het koninkrijk te prediken. Wederom zeg ik jullie: zoals de Vader mij in de wereld heeft gezonden, zo zend ik jullie. Zoals ik de Vader heb geopenbaard, zo zullen jullie de goddelijke liefde openbaren, niet alleen met woorden, maar in jullie dagelijks leven. Ik zend jullie uit, niet om de zielen der mensen lief te hebben, maar veeleer om mensen lief te hebben. Jullie moeten niet alleen de vreugden van de hemel verkondigen, maar in je dagelijkse ervaring ook deze geest-realiteiten van het goddelijke leven vertonen, aangezien jullie het eeuwige leven reeds hebben, als het geschenk van God, door geloof. Wannneer jullie geloof hebben, wanneer er kracht van boven, de Geest van Waarheid, op jullie is gekomen, zullen jullie je licht hier niet achter gesloten deuren verbergen: jullie zult de liefde en de barmhartigheid van God aan de hele mensheid bekend maken. Uit vrees vluchten jullie nu weg voor de feiten van een onaangename ervaring, maar wanneer jullie gedoopt zult zijn met de Geest van Waarheid, zullen jullie moedig en met vreugde uitgaan om de nieuwe ervaringen het hoofd te bieden van de verkondiging van het goede nieuws van het eeuwige leven in het koninkrijk Gods. Jullie mogen hier en in Galilea een korte tijd blijven om je te herstellen van de schok van de overgang van de valse zekerheid van het gezag van het traditionalisme naar de nieuwe orde van het gezag van feiten, waarheid, en geloof in de allerhoogste realiteiten van de levende ervaring. Jullie missie aan de wereld is gebaseerd op het feit dat ik een God-openbarend leven onder jullie heb geleid, op de waarheid dat jullie en alle andere mensen zonen van God zijn; jullie missie zal bestaan uit het leven dat jullie onder de mensen zullen leiden — de daadwerkelijke, levende ervaring van het liefhebben van mensen en het dienen van mensen, net zoals ik jullie heb liefgehad en jullie heb gediend. Laat jullie geloof jullie licht aan de wereld openbaren; laat de openbaring van waarheid de ogen openen die door traditie zijn verblind; laat jullie liefdevolle dienen doeltreffend de vooringenomenheid die door onwetendheid wordt teweeggebracht, vernietigen. Door op deze manier naast jullie medemensen te gaan staan, met begripvol medegevoel en met onbaatzuchtige toewijding, zullen jullie hen binnenleiden in de reddende kennis van de liefde van de Vader. De Joden hebben goedheid verheerlijkt, de Grieken hebben schoonheid verheven, de Hindoes prediken devotie, de asceten ver weg onderrichten eerbied, de Romeinen eisen trouw, maar ik vraag leven van mijn discipelen, namelijk het leven van liefdevolle dienstbaarheid aan jullie broeders in het vlees.’ 191:5.3 (2043.1) “Peace be upon you. For a full week have I tarried that I might appear again when you were all present to hear once more the commission to go into all the world and preach this gospel of the kingdom. Again I tell you: As the Father sent me into the world, so send I you. As I have revealed the Father, so shall you reveal the divine love, not merely with words, but in your daily living. I send you forth, not to love the souls of men, but rather to love men. You are not merely to proclaim the joys of heaven but also to exhibit in your daily experience these spirit realities of the divine life since you already have eternal life, as the gift of God, through faith. When you have faith, when power from on high, the Spirit of Truth, has come upon you, you will not hide your light here behind closed doors; you will make known the love and the mercy of God to all mankind. Through fear you now flee from the facts of a disagreeable experience, but when you shall have been baptized with the Spirit of Truth, you will bravely and joyously go forth to meet the new experiences of proclaiming the good news of eternal life in the kingdom of God. You may tarry here and in Galilee for a short season while you recover from the shock of the transition from the false security of the authority of traditionalism to the new order of the authority of facts, truth, and faith in the supreme realities of living experience. Your mission to the world is founded on the fact that I lived a God-revealing life among you; on the truth that you and all other men are the sons of God; and it shall consist in the life which you will live among men—the actual and living experience of loving men and serving them, even as I have loved and served you. Let faith reveal your light to the world; let the revelation of truth open the eyes blinded by tradition; let your loving service effectually destroy the prejudice engendered by ignorance. By so drawing close to your fellow men in understanding sympathy and with unselfish devotion, you will lead them into a saving knowledge of the Father’s love. The Jews have extolled goodness; the Greeks have exalted beauty; the Hindus preach devotion; the faraway ascetics teach reverence; the Romans demand loyalty; but I require of my disciples life, even a life of loving service for your brothers in the flesh.”
191:5.4 (2043.2) Toen de Meester aldus had gesproken, keek hij neer in het gezicht van Tomas en zei: ‘En jij, Tomas, die zei dat je niet zou geloven voordat je mij kon zien en je vinger kon leggen in de sporen van de spijkers in mijn handen, je hebt me nu gezien en mijn woorden gehoord; en ofschoon je geen tekens van de spijkers op mijn handen ziet, omdat ik ben verrezen in de gedaante die jullie ook zullen bezitten wanneer je deze wereld verlaat, wat ga je nu tegen je broeders zeggen? Je zult de waarheid erkennen, want in je hart was je al begonnen te geloven zelfs toen je nog zo halsstarrig beweerde dat je niet geloofde. Je twijfel, Tomas, laat zich altijd het hardnekkigst gelden juist wanneer zij op het punt staat te verdwijnen. Tomas, ik vraag je met klem, wees niet ongelovig en ontrouw, maar gelovig — en ik weet dat je zult geloven, zelfs van ganser harte.’ 191:5.4 (2043.2) When the Master had so spoken, he looked down into the face of Thomas and said: “And you, Thomas, who said you would not believe unless you could see me and put your finger in the nail marks of my hands, have now beheld me and heard my words; and though you see no nail marks on my hands, since I am raised in the form that you also shall have when you depart from this world, what will you say to your brethren? You will acknowledge the truth, for already in your heart you had begun to believe even when you so stoutly asserted your unbelief. Your doubts, Thomas, always most stubbornly assert themselves just as they are about to crumble. Thomas, I bid you be not faithless but believing—and I know you will believe, even with a whole heart.”
191:5.5 (2043.3) Toen Tomas deze woorden hoorde, viel hij op zijn knieën voor de morontia-Meester en riep uit, ‘Ik geloof! Mijn Heer en mijn Meester!’ Daarop sprak Jezus tot Tomas: ‘Jij hebt geloofd, Tomas, omdat je mij werkelijk gezien en gehoord hebt. Gezegend zij die in de komende eeuwen zullen geloven, ook al hebben ze niet met het oog van het vlees gezien of met het sterfelijk oor gehoord.’ 191:5.5 (2043.3) When Thomas heard these words, he fell on his knees before the morontia Master and exclaimed, “I believe! My Lord and my Master!” Then said Jesus to Thomas: “You have believed, Thomas, because you have really seen and heard me. Blessed are those in the ages to come who will believe even though they have not seen with the eye of flesh nor heard with the mortal ear.”
191:5.6 (2043.4) En nadat de gestalte van de Meester zich naar het hoofdeinde van de tafel begeven had, richtte hij zich tot hen allen met de woorden: ‘En gaat nu allen naar Galilea, waar ik spoedig aan jullie zal verschijnen.’ Toen hij dit gesproken had, verdween hij uit hun gezicht. 191:5.6 (2043.4) And then, as the Master’s form moved over near the head of the table, he addressed them all, saying: “And now go all of you to Galilee, where I will presently appear to you.” After he said this, he vanished from their sight.
191:5.7 (2044.1) De elf apostelen waren er nu ten volle van overtuigd dat Jezus uit de dood was verrezen en de volgende morgen zeer vroeg, nog voor de dageraad, gingen ze op weg naar Galilea. 191:5.7 (2044.1) The eleven apostles were now fully convinced that Jesus had risen from the dead, and very early the next morning, before the break of day, they started out for Galilee.
6. De verschijning in Alexandrië ^top 6. The Alexandrian Appearance ^top
191:6.1 (2044.2) Terwijl de elf apostelen onderweg waren naar Galilea en hun reisdoel al bijna bereikt hadden, verscheen Jezus op dinsdagavond, 18 april, omstreeks half negen aan Rodan en ongeveer tachtig andere gelovigen in Alexandrië. Dit was de twaalfde verschijning van de Meester in morontia-gedaante. Jezus verscheen aan deze Grieken en Joden, toen de koerier van David aan het eind van zijn verslag van de kruisiging was gekomen. Deze koerier, de vijfde van de groep lopers die de verbinding tussen Jeruzalem en Alexandrië onderhield, was die dag laat in de middag in Alexandrië aangekomen, en toen hij zijn boodschap aan Rodan had overgebracht, werd besloten de gelovigen bijeen te roepen zodat zij het tragische bericht van de koerier zelf zouden kunnen vernemen. Om ongeveer acht uur trad de koerier, Natan van Busiris, voor deze groep en vertelde hun in bijzonderheden al hetgeen hem door de vorige koerier was verteld. Natan eindigde zijn ontroerende verhaal met deze woorden: ‘Maar David die ons deze boodschap laat overbrengen, bericht ook dat de Meester, toen hij zijn dood voorzegde, verklaard heeft dat hij weer op zou staan.’ Terwijl Natan nog aan het woord was, verscheen de morontia-Meester, volledig zichtbaar voor hen allen. En toen Natan ging zitten, sprak Jezus: 191:6.1 (2044.2) While the eleven apostles were on the way to Galilee, drawing near their journey’s end, on Tuesday evening, April 18, at about half past eight o’clock, Jesus appeared to Rodan and some eighty other believers, in Alexandria. This was the Master’s twelfth appearance in morontia form. Jesus appeared before these Greeks and Jews at the conclusion of the report of David’s messenger regarding the crucifixion. This messenger, being the fifth in the Jerusalem-Alexandria relay of runners, had arrived in Alexandria late that afternoon, and when he had delivered his message to Rodan, it was decided to call the believers together to receive this tragic word from the messenger himself. At about eight o’clock, the messenger, Nathan of Busiris, came before this group and told them in detail all that had been told him by the preceding runner. Nathan ended his touching recital with these words: “But David, who sends us this word, reports that the Master, in foretelling his death, declared that he would rise again.” Even as Nathan spoke, the morontia Master appeared there in full view of all. And when Nathan sat down, Jesus said:
191:6.2 (2044.3) ‘Vrede zij u. Dat wat de Vader heeft laten instellen door mij in de wereld te zenden, behoort niet aan een ras, een natie, of een speciale groep leraren of predikers. Dit evangelie van het koninkrijk behoort zowel aan de Joden als de heidenen, aan rijken en armen, aan vrijen en slaven, aan mannen en vrouwen, zelfs aan de kleine kinderen. En gij moet allen dit evangelie van liefde en waarheid verkondigen door het leven dat ge in het vlees leidt. Gij zult elkaar liefhebben met een nieuwe, opzienbarende genegenheid, net zoals ik u heb liefgehad. Ge zult het mensdom dienen met een nieuwe, verbazingwekkende toewijding, net zoals ik u heb gediend. En wanneer de mensen zien dat gij hen zo liefhebt, en wanneer zij aanschouwen hoe vurig ge hen dient, zullen zij inzien dat ge geloofsgenoten van het koninkrijk des hemels bent geworden, en zij zullen de Geest van Waarheid volgen die zij in uw leven zien, zodat zij het eeuwige heil zullen vinden. 191:6.2 (2044.3) “Peace be upon you. That which my Father sent me into the world to establish belongs not to a race, a nation, nor to a special group of teachers or preachers. This gospel of the kingdom belongs to both Jew and gentile, to rich and poor, to free and bond, to male and female, even to the little children. And you are all to proclaim this gospel of love and truth by the lives which you live in the flesh. You shall love one another with a new and startling affection, even as I have loved you. You will serve mankind with a new and amazing devotion, even as I have served you. And when men see you so love them, and when they behold how fervently you serve them, they will perceive that you have become faith-fellows of the kingdom of heaven, and they will follow after the Spirit of Truth which they see in your lives, to the finding of eternal salvation.
191:6.3 (2044.4) ‘Zoals de Vader mij in deze wereld gezonden heeft, zo zend ik u nu uit. Gij zijt allen geroepen om het goede nieuws te brengen aan hen die in duisternis zijn gezeten. Dit evangelie van het koninkrijk hoort aan allen die het geloven: het moet niet alleen maar in handen gegeven worden van priesters. Spoedig zal de Geest van Waarheid over u komen en u in alle waarheid leiden. Ga daarom uit in de ganse wereld om dit evangelie te prediken, en zie, ik ben met u te allen tijde en tot aan het einde der eeuwen.’ 191:6.3 (2044.4) “As the Father sent me into this world, even so now send I you. You are all called to carry the good news to those who sit in darkness. This gospel of the kingdom belongs to all who believe it; it shall not be committed to the custody of mere priests. Soon will the Spirit of Truth come upon you, and he shall lead you into all truth. Go you, therefore, into all the world preaching this gospel, and lo, I am with you always, even to the end of the ages.”
191:6.4 (2044.5) Toen de Meester aldus had gesproken, verdween hij uit hun gezicht. De gehele avond bleven deze gelovigen daar bijeen en verhaalden uitvoerig hun ervaringen als gelovigen in het koninkrijk en luisterden zij naar de vele woorden van Rodan en zijn medewerkers. Zij geloofden allen dat Jezus uit de dood was verrezen. Stelt u zich de verassing voor van Davids heraut van de opstanding, die twee dagen later arriveerde, toen zij zijn aankondiging beantwoordden met de woorden: ‘Ja, wij weten het, want wij hebben hem gezien. Hij is eergisteren aan ons verschenen.’ 191:6.4 (2044.5) When the Master had so spoken, he vanished from their sight. All that night these believers remained there together recounting their experiences as kingdom believers and listening to the many words of Rodan and his associates. And they all believed that Jesus had risen from the dead. Imagine the surprise of David’s herald of the resurrection, who arrived the second day after this, when they replied to his announcement, saying: “Yes, we know, for we have seen him. He appeared to us day before yesterday.”