Verhandeling 192 Paper 192
Verschijningen in Galilea Appearances in Galilee
192:0.1 (2045.1) TEGEN de tijd dat de apostelen Jeruzalem verlieten om naar Galilea te gaan, waren de Joodse leiders aanmerkelijk rustiger geworden. Aangezien Jezus alleen verscheen aan zijn familie van gelovigen in het koninkrijk, en aangezien de apostelen zich schuilhielden en niet in het openbaar predikten, waren de oversten der Joden tot de conclusie gekomen dat de evangelie-beweging ten slotte toch met succes de kop was ingedrukt. Natuurlijk waren zij wel ontdaan over de geruchten welke zich steeds meer verspreidden, dat Jezus uit de dood was verrezen, maar zij vertrouwden erop dat de omgekochte wachters al die berichten op afdoende wijze zouden ontzenuwen, door steeds maar weer het verhaal te vertellen dat een troep volgelingen het lichaam had weggehaald. 192:0.1 (2045.1) BY THE time the apostles left Jerusalem for Galilee, the Jewish leaders had quieted down considerably. Since Jesus appeared only to his family of kingdom believers, and since the apostles were in hiding and did no public preaching, the rulers of the Jews concluded that the gospel movement was, after all, effectually crushed. They were, of course, disconcerted by the increasing spread of rumors that Jesus had risen from the dead, but they depended upon the bribed guards effectively to counteract all such reports by their reiteration of the story that a band of his followers had removed the body.
192:0.2 (2045.2) Van nu af aan, totdat de apostelen verstrooid werden door het opkomende getij van vervolging, was Petrus het algemeen erkende hoofd van het apostolische korps. Jezus had hem nimmer met dit gezag bekleed, en zijn mede-apostelen kozen hem ook nooit formeel voor zulk een verantwoordelijke positie: hij had deze als een natuurlijke zaak op zich genomen en bekleedde deze functie met algemeen goedvinden, ook al omdat hij hun voornaamste prediker was. Van nu af aan werd het prediken in het openbaar de belangrijkste taak der apostelen. Na hun terugkeer uit Galilea werd Mattias, die zij uitkozen om de plaats van Judas in te nemen, hun penningmeester. 192:0.2 (2045.2) From this time on, until the apostles were dispersed by the rising tide of persecution, Peter was the generally recognized head of the apostolic corps. Jesus never gave him any such authority, and his fellow apostles never formally elected him to such a position of responsibility; he naturally assumed it and held it by common consent and also because he was their chief preacher. From now on public preaching became the main business of the apostles. After their return from Galilee, Matthias, whom they chose to take the place of Judas, became their treasurer.
192:0.3 (2045.3) Tijdens de week dat zij nog in Jeruzalem bleven wachten, bracht Maria, de moeder van Jezus, de meeste tijd door bij de gelovige vrouwen die logeerden ten huize van Jozef van Arimatea. 192:0.3 (2045.3) During the week they tarried in Jerusalem, Mary the mother of Jesus spent much of the time with the women believers who were stopping at the home of Joseph of Arimathea.
192:0.4 (2045.4) Toen de apostelen deze maandag vroeg in de ochtend naar Galilea vertrokken, ging Johannes Marcus ook mee. Hij volgde hen op afstand tot buiten de stad, en toen ze al een heel eind voorbij Betanië waren, mengde hij zich vrijmoedig tussen hen, erop vertrouwend dat zij hem niet terug zouden sturen. 192:0.4 (2045.4) Early this Monday morning when the apostles departed for Galilee, John Mark went along. He followed them out of the city, and when they had passed well beyond Bethany, he boldly came up among them, feeling confident they would not send him back.
192:0.5 (2045.5) Onderweg naar Galilea onderbraken de apostelen hun tocht verscheidene malen om het verhaal van hun verrezen Meester te vertellen en zodoende kwamen ze pas woensdagavond heel laat in Betsaïda aan. Het was donderdag al twaalf uur toen allen wakker waren en gereed om te ontbijten. 192:0.5 (2045.5) The apostles paused several times on the way to Galilee to tell the story of their risen Master and therefore did not arrive at Bethsaida until very late on Wednesday night. It was noontime on Thursday before they were all awake and ready to partake of breakfast.
1. De verschijning bij het meer ^top 1. Appearance by the Lake ^top
192:1.1 (2045.6) Op vrijdag, 21 april, om ongeveer zes uur ’s morgens verscheen de morontia-Meester voor de dertiende maal, de eerste in Galilea, aan de tien apostelen toen hun boot de oever naderde, dichtbij de gebruikelijke aanlegplaats in Betsaïda. 192:1.1 (2045.6) About six o’clock Friday morning, April 21, the morontia Master made his thirteenth appearance, the first in Galilee, to the ten apostles as their boat drew near the shore close to the usual landing place at Bethsaida.
192:1.2 (2045.7) Toen de apostelen de namiddag en het begin van de avond van die donderdag in afwachting hadden doorgebracht ten huize van Zebedeüs, had Petrus geopperd te gaan vissen. Toen Petrus deze vistocht voorstelde, besloten alle apostelen mee te gaan. De hele nacht zwoegden ze met de netten, maar zij vingen geen vis. Het deerde hen niet erg dat ze niets vingen, want ze hadden veel interessante belevenissen te bespreken, dingen die hen nog zo kort geleden in Jeruzalem waren overkomen. Maar toen het licht begon te worden, besloten ze naar Betsaïda terug te keren. Toen ze de oever naderden, zagen ze iemand op het strand staan bij een vuur, dichtbij de landingsplaats van de boot. Eerst dachten ze dat het Johannes Marcus was die hen bij hun terugkomst met hun vangst kwam verwelkomen, maar toen ze dichter bij de oever kwamen, zagen ze dat ze zich vergist hadden — de man was te lang om Johannes te kunnen zijn. Het was bij geen van hen allen opgekomen dat de man op de oever de Meester was. Het was hun niet geheel duidelijk waarom Jezus met hen wilde samenkomen op de plaatsen waar ze vroeger met elkaar hadden verkeerd, en buiten in de natuur, ver weg van Jeruzalem, waar ze aan huis gebonden waren en waar de tragische associaties met vrees, verraad en dood nog levend waren. Hij had hun gezegd dat, wanneer zij naar Galilea zouden gaan, hij hen daar zou ontmoeten en hij stond nu op het punt die belofte in te lossen. 192:1.2 (2045.7) After the apostles had spent the afternoon and early evening of Thursday in waiting at the Zebedee home, Simon Peter suggested that they go fishing. When Peter proposed the fishing trip, all of the apostles decided to go along. All night they toiled with the nets but caught no fish. They did not much mind the failure to make a catch, for they had many interesting experiences to talk over, things which had so recently happened to them at Jerusalem. But when daylight came, they decided to return to Bethsaida. As they neared the shore, they saw someone on the beach, near the boat landing, standing by a fire. At first they thought it was John Mark, who had come down to welcome them back with their catch, but as they drew nearer the shore, they saw they were mistaken—the man was too tall for John. It had occurred to none of them that the person on the shore was the Master. They did not altogether understand why Jesus wanted to meet with them amidst the scenes of their earlier associations and out in the open in contact with nature, far away from the shut-in environment of Jerusalem with its tragic associations of fear, betrayal, and death. He had told them that, if they would go into Galilee, he would meet them there, and he was about to fulfill that promise.
192:1.3 (2046.1) Terwijl zij het anker lieten vallen en zich gereedmaakten over te stappen in de sloep om aan wal te gaan, riep de man op het strand hun toe, ‘Hebben jullie wat gevangen, jongens?’ En toen zij antwoordden ‘Neen’, riep hij opnieuw en zei: ‘Werp het net uit aan de rechterkant van de boot, daar vind je vis.’ Ofschoon zij niet wisten dat het Jezus was, die hun die aanwijzing gaf, wierpen zij eensgezind het net uit zoals hun was gezegd, en het was direct vol, zo vol dat ze het nauwelijks konden ophalen. Nu was Johannes Zebedeüs snel van begrip en toen hij het zwaar beladen net zag, werd het hem duidelijk dat het de Meester was, die tot hen had gesproken. Toen die gedachte bij hem opkwam, boog hij zich naar Petrus en fluisterde, ‘Het is de Meester.’ Petrus was altijd al een man van onnadenkende actie en onstuimige toewijding, dus toen Johannes hem dit toefluisterde, stond hij snel op en stortte zich in het water, om maar des te eerder bij de Meester te zijn. Zijn broeders kwamen vlak achter hem aan; zij waren aan land gekomen in de sloep waarachter zij het net met vissen sleepten. 192:1.3 (2046.1) As they dropped anchor and prepared to enter the small boat for going ashore, the man on the beach called to them, “Lads, have you caught anything?” And when they answered, “No,” he spoke again. “Cast the net on the right side of the boat, and you will find fish.” While they did not know it was Jesus who had directed them, with one accord they cast in the net as they had been instructed, and immediately it was filled, so much so that they were hardly able to draw it up. Now, John Zebedee was quick of perception, and when he saw the heavy-laden net, he perceived that it was the Master who had spoken to them. When this thought came into his mind, he leaned over and whispered to Peter, “It is the Master.” Peter was ever a man of thoughtless action and impetuous devotion; so when John whispered this in his ear, he quickly arose and cast himself into the water that he might the sooner reach the Master’s side. His brethren came up close behind him, having come ashore in the small boat, hauling the net of fishes after them.
192:1.4 (2046.2) Johannes Marcus was intussen ook op en toen hij de apostelen aan land zag komen met het zwaarbeladen net, holde hij over het strand om hen te begroeten; toen hij elf mannen zag in plaats van tien, kreeg hij het vermoeden dat de onbekende de verrezen Jezus was, en terwijl de verbaasde tien apostelen zwijgend toekeken, vloog de jongen naar de Meester, knielde aan zijn voeten en zei, ‘Mijn Heer en mijn Meester.’ Hierop begon Jezus te spreken, maar niet zoals in Jeruzalem, toen hij hen begroette met ‘Vrede zij met u,’: in heel gewone bewoordingen zei hij tot Johannes Marcus, ‘Zo, Johannes, ik ben blij je weer te zien, hier in dit zorgenvrije Galilea, waar we de gelegenheid hebben voor een goed samenzijn. Blijf bij ons, Johannes, en ontbijt met ons.’ 192:1.4 (2046.2) By this time John Mark was up and, seeing the apostles coming ashore with the heavy-laden net, ran down the beach to greet them; and when he saw eleven men instead of ten, he surmised that the unrecognized one was the risen Jesus, and as the astonished ten stood by in silence, the youth rushed up to the Master and, kneeling at his feet, said, “My Lord and my Master.” And then Jesus spoke, not as he had in Jerusalem, when he greeted them with “Peace be upon you,” but in commonplace tones he addressed John Mark: “Well, John, I am glad to see you again and in carefree Galilee, where we can have a good visit. Stay with us, John, and have breakfast.”
192:1.5 (2046.3) Terwijl Jezus met de jongen sprak, waren de tien zo verbaasd en verrast, dat ze er niet aan dachten het net met vissen op het strand te trekken. Nu zei Jezus: ‘Haal jullie vis bin- nen en maak er een stuk of wat klaar voor het ontbijt. We hebben al een vuur en veel brood.’ 192:1.5 (2046.3) As Jesus talked with the young man, the ten were so astonished and surprised that they neglected to haul the net of fish in upon the beach. Now spoke Jesus: “Bring in your fish and prepare some for breakfast. Already we have the fire and much bread.”
192:1.6 (2046.4) Terwijl Johannes Marcus zijn hulde bracht aan de Meester, was er een schok door Petrus heengegaan toen hij de gloeiende kolen daar op het strand zag; het tafereel herinnerde hem maar al te levendig aan het middernachtelijke houtskoolvuur op de binnenplaats van Annas waar hij de Meester had verloochend, maar hij vermande zich, knielde aan de voeten van de Meester, en riep uit: ‘Mijn Heer en mijn Meester!’ 192:1.6 (2046.4) While John Mark had paid homage to the Master, Peter had for a moment been shocked at the sight of the coals of fire glowing there on the beach; the scene reminded him so vividly of the midnight fire of charcoal in the courtyard of Annas, where he had disowned the Master, but he shook himself and, kneeling at the Master’s feet, exclaimed, “My Lord and my Master!”
192:1.7 (2046.5) Daarop hielp Petrus zijn kameraden het net binnen te halen. Toen zij hun vangst op het strand hadden, telden ze de vissen, en het waren er 153 grote. En weer maakten ze de vergissing dat ze dit een mirakuleuze visvangst noemden. Dit voorval had niets met een wonder te maken. De Meester gebruikte alleen maar zijn voorkennis. Hij wist dat de vis daar zat en gaf daarom de apostelen aanwijzingen waar zij hun net moesten uitwerpen. 192:1.7 (2046.5) Peter then joined his comrades as they hauled in the net. When they had landed their catch, they counted the fish, and there were 153 large ones. And again was the mistake made of calling this another miraculous catch of fish. There was no miracle connected with this episode. It was merely an exercise of the Master’s preknowledge. He knew the fish were there and accordingly directed the apostles where to cast the net.
192:1.8 (2047.1) Jezus zei nu tegen hen: ‘Komen jullie nu allemaal ontbijten. Zelfs de tweelingbroers moeten gaan zitten terwijl ik met jullie praat. Johannes Marcus zal de vis schoonmaken.’ Johannes Marcus bracht zeven flinke vissen die de Meester op het vuur legde en toen ze gaar waren, deelde de jongen ze onder de tien rond. Daarop brak Jezus het brood en gaf het aan Johannes, die het op zijn beurt ronddeelde aan de hongerige apostelen. Toen ze allen voorzien waren, vroeg Jezus Johannes Marcus te gaan zitten, terwijl hij zelf de jongen van vis en brood voorzag. Onder het eten praatte Jezus met hen en haalde herinneringen op aan hun vele belevenissen in Galilea en bij ditzelfde meer. 192:1.8 (2047.1) Jesus spoke to them, saying: “Come now, all of you, to breakfast. Even the twins should sit down while I visit with you; John Mark will dress the fish.” John Mark brought seven good-sized fish, which the Master put on the fire, and when they were cooked, the lad served them to the ten. Then Jesus broke the bread and handed it to John, who in turn served it to the hungry apostles. When they had all been served, Jesus bade John Mark sit down while he himself served the fish and the bread to the lad. And as they ate, Jesus visited with them and recounted their many experiences in Galilee and by this very lake.
192:1.9 (2047.2) Dit was de derde keer dat Jezus zich aan de apostelen als groep vertoonde. Toen Jezus hen aanriep en vroeg of ze wat gevangen hadden, vermoedden ze eerst niet wie hij was, omdat het een gewone zaak was voor deze vissers op het meer van Galilea om wanneer ze aan land kwamen, zo benaderd te worden door de vishandelaren van Tarichea, die gewoonlijk klaar stonden om de aanvoer van pasgevangen vis op te kopen voor de visdrogerijen. 192:1.9 (2047.2) This was the third time Jesus had manifested himself to the apostles as a group. When Jesus first addressed them, asking if they had any fish, they did not suspect who he was because it was a common experience for these fishermen on the Sea of Galilee, when they came ashore, to be thus accosted by the fish merchants of Tarichea, who were usually on hand to buy the fresh catches for the drying establishments.
192:1.10 (2047.3) Jezus praatte meer dan een uur met de tien apostelen en Johannes Marcus, en daarna sprak hij, terwijl ze het strand op en neer wandelden, met telkens twee van de apostelen — maar niet dezelfde paren die hij in het begin samen had uitgezonden om te onderrichten. Alle elf apostelen waren samen uit Jeruzalem hierheen gekomen, maar Simon Zelotes werd steeds neerslachtiger naarmate zij Galilea naderden, en dus had hij, toen ze in Betsaïda waren aangekomen, zijn broeders verlaten en was naar zijn eigen huis was gegaan. 192:1.10 (2047.3) Jesus visited with the ten apostles and John Mark for more than an hour, and then he walked up and down the beach, talking with them two and two—but not the same couples he had at first sent out together to teach. All eleven of the apostles had come down from Jerusalem together, but Simon Zelotes grew more and more despondent as they drew near Galilee, so that, when they reached Bethsaida, he forsook his brethren and returned to his home.
192:1.11 (2047.4) Voordat Jezus deze morgen afscheid van hen nam, zei hij dat twee apostelen zich moesten aanbieden om naar Simon Zelotes te gaan en hem nog diezelfde dag terug te brengen. Petrus en Andreas deden dit. 192:1.11 (2047.4) Before taking leave of them this morning, Jesus directed that two of the apostles should volunteer to go to Simon Zelotes and bring him back that very day. And Peter and Andrew did so.
2. De apostelen praten twee aan twee met Jezus ^top 2. Visiting with the Apostles Two and Two ^top
192:2.1 (2047.5) Toen ze klaar waren met het ontbijt, wenkte Jezus Petrus en Johannes om met hem mee te komen voor een wandeling langs het strand, terwijl de anderen bij het vuur bleven zitten. Terwijl zij daar liepen, zei Jezus tot Johannes: ‘Johannes, heb je mij lief?’ En toen Johannes antwoordde: ‘Ja, Meester, met geheel mijn hart,’ zei de Meester: ‘Houd er dan mee op zo onverdraagzaam te zijn en leer de mensen lief te hebben zoals ik jullie heb liefgehad. Wijd je leven aan het leveren van het bewijs dat liefde de belangrijkste zaak ter wereld is. Het is Gods liefde die de mensen ertoe aanspoort om redding te zoeken. Uit liefde komt alle geestelijke goedheid voort, liefde is de essentie van het ware en schone.’ 192:2.1 (2047.5) When they had finished breakfast, and while the others sat by the fire, Jesus beckoned to Peter and to John that they should come with him for a stroll on the beach. As they walked along, Jesus said to John, “John, do you love me?” And when John answered, “Yes, Master, with all my heart,” the Master said: “Then, John, give up your intolerance and learn to love men as I have loved you. Devote your life to proving that love is the greatest thing in the world. It is the love of God that impels men to seek salvation. Love is the ancestor of all spiritual goodness, the essence of the true and the beautiful.”
192:2.2 (2047.6) Jezus wendde zich daarna tot Petrus en vroeg: ‘Petrus, heb je mij lief?’ Petrus antwoordde: ‘Heer, ge weet dat ik u liefheb met geheel mijn ziel.’ Daarop zei Jezus: ‘Indien je mij liefhebt, Petrus, weid dan mijn lammeren. Verwaarloos de zorg voor de zwakken, de armen en de jonge mensen niet. Predik het evangelie zonder vrees of voorkeur; denk er steeds aan dat God geen aanzien des persoons kent. Dien je medemensen zoals ik jullie gediend heb; vergeef je medestervelingen zoals ik jou vergeven heb. Laat ervaring je de waarde van meditatie onderrichten, en de kracht van intelligente overdenking.’ 192:2.2 (2047.6) Jesus then turned toward Peter and asked, “Peter, do you love me?” Peter answered, “Lord, you know I love you with all my soul.” Then said Jesus: “If you love me, Peter, feed my lambs. Do not neglect to minister to the weak, the poor, and the young. Preach the gospel without fear or favor; remember always that God is no respecter of persons. Serve your fellow men even as I have served you; forgive your fellow mortals even as I have forgiven you. Let experience teach you the value of meditation and the power of intelligent reflection.”
192:2.3 (2047.7) Nadat ze een eindje verder gegaan waren, wendde de Meester zich opnieuw tot Petrus en vroeg: ‘Petrus, heb je mij werkelijk lief?’ Hierop zei Simon: ‘Ja Heer, ge weet dat ik u liefheb.’ En weer zei Jezus: ‘Zorg dan goed voor mijn schapen. Wees een goede, ware herder voor de kudde. Beschaam hun vertrouwen in jou niet. Laat je niet bij verrassing overmeesteren door de vijand. Wees te allen tijde op je hoede — waak en bid.’ 192:2.3 (2047.7) After they had walked along a little farther, the Master turned to Peter and asked, “Peter, do you really love me?” And then said Simon, “Yes, Lord, you know that I love you.” And again said Jesus: “Then take good care of my sheep. Be a good and a true shepherd to the flock. Betray not their confidence in you. Be not taken by surprise at the enemy’s hand. Be on guard at all times—watch and pray.”
192:2.4 (2047.8) Toen ze even verder gegaan waren, wendde Jezus zich tot Petrus en vroeg voor de derde maal: ‘Petrus, heb je me waarlijk lief?’ En Petrus, die een weinig bedroefd werd doordat de Meester hem niet scheen te vertrouwen, sprak vol gevoel: ‘Heer, gij weet alles, en daarom weet ge ook dat ik u werkelijk en waarachtig liefheb.’ Toen sprak Jezus: ‘Weid mijn schapen. Laat de kudde niet in de steek. Wees een voorbeeld en inspiratie voor al je medeherders. Heb de kudde lief zoals ik jullie heb liefgehad en wijd je aan hun welzijn zoals ik mijn leven aan jullie welzijn heb gewijd. En volg mij tot aan het einde toe.’ 192:2.4 (2047.8) When they had gone a few steps farther, Jesus turned to Peter and, for the third time, asked, “Peter, do you truly love me?” And then Peter, being slightly grieved at the Master’s seeming distrust of him, said with considerable feeling, “Lord, you know all things, and therefore do you know that I really and truly love you.” Then said Jesus: “Feed my sheep. Do not forsake the flock. Be an example and an inspiration to all your fellow shepherds. Love the flock as I have loved you and devote yourself to their welfare even as I have devoted my life to your welfare. And follow after me even to the end.”
192:2.5 (2048.1) Petrus vatte deze laatste uitspraak letterlijk op — dat hij achter Jezus aan moest blijven lopen — en zich tot Jezus richtend, wees hij naar Johannes en vroeg: ‘Als ik u blijf volgen, wat moet deze man dan doen?’ Toen Jezus merkte dat Petrus zijn woorden verkeerd had begrepen, zei hij: ‘Petrus, bekommer je niet om wat je broeders moeten doen. Indien ik wil dat Johannes nog blijft wanneer jij weg bent, zelfs tot ik terugkom, wat gaat dat jou aan? Zorg jij er alleen voor dat je mij volgt.’ 192:2.5 (2048.1) Peter took this last statement literally—that he should continue to follow after him—and turning to Jesus, he pointed to John, asking, “If I follow on after you, what shall this man do?” And then, perceiving that Peter had misunderstood his words, Jesus said: “Peter, be not concerned about what your brethren shall do. If I will that John should tarry after you are gone, even until I come back, what is that to you? Only make sure that you follow me.”
192:2.6 (2048.2) Deze opmerking raakte onder de broeders bekend en werd opgevat als een verklaring van Jezus dat Johannes niet zou sterven vóór de wederkomst van de Meester om, zoals velen dachten en hoopten, het koninkrijk te vestigen in macht en heerlijkheid. Deze interpretatie van de woorden van Jezus waren voor Simon Zelotes een belangrijke reden om het werk weer op te vatten en het te blijven verrichten. 192:2.6 (2048.2) This remark spread among the brethren and was received as a statement by Jesus to the effect that John would not die before the Master returned, as many thought and hoped, to establish the kingdom in power and glory. It was this interpretation of what Jesus said that had much to do with getting Simon Zelotes back into service, and keeping him at work.
192:2.7 (2048.3) Toen zij terugwaren bij de anderen, wandelde en sprak Jezus met Andreas en Jakobus. Toen ze een klein eindje gelopen hadden, zei Jezus tot Andreas: ‘Andreas, heb je vertrouwen in mij?’ En toen het voormalig hoofd der apostelen Jezus deze vraag hoorde stellen, stond hij stil en antwoordde: ‘Ja, Meester, zeer zeker heb ik vertrouwen in u, en ge weet dat.’ Hierop zei Jezus: ‘Andreas, als je vertrouwen in mij hebt, heb dan ook meer vertrouwen in je broeders — zelfs in Petrus. Eens heb ik jou de leiding van je broeders toevertrouwd. Nu moet jij anderen je vertrouwen schenken, wanneer ik jullie verlaat om naar de Vader te gaan. Wanneer je broeders zich naar heinde en verre gaan verspreiden vanwege de bittere vervolgingen, wees dan een zorgzame en wijze raadsman voor Jakobus, mijn broeder naar het vlees, wanneer hij zware lasten te dragen zal krijgen waarop zijn ervaring hem nog niet heeft voorbereid. En blijf dan vertrouwen, want ik zal je niet in de steek laten. Wanneer je klaar bent op aarde, zul je bij mij komen.’ 192:2.7 (2048.3) When they returned to the others, Jesus went for a walk and talk with Andrew and James. When they had gone a short distance, Jesus said to Andrew, “Andrew, do you trust me?” And when the former chief of the apostles heard Jesus ask such a question, he stood still and answered, “Yes, Master, of a certainty I trust you, and you know that I do.” Then said Jesus: “Andrew, if you trust me, trust your brethren more—even Peter. I once trusted you with the leadership of your brethren. Now must you trust others as I leave you to go to the Father. When your brethren begin to scatter abroad because of bitter persecutions, be a considerate and wise counselor to James my brother in the flesh when they put heavy burdens upon him which he is not qualified by experience to bear. And then go on trusting, for I will not fail you. When you are through on earth, you shall come to me.”
192:2.8 (2048.4) Daarop richtte Jezus zich tot Jakobus en vroeg: ‘Jakobus, heb je vertrouwen in mij?’ En natuurlijk antwoordde Jakobus: ‘Ja, Meester, ik vertrouw u van ganser harte.’ Hierop zei Jezus: ‘Jakobus, als je meer op mij vertrouwt, zul je minder ongeduldig zijn met je broeders. Indien je vertrouwen in mij wilt hebben, zal dit je helpen om vriendelijk te zijn voor de broederschap der gelovigen. Leer om de gevolgen van je woorden en daden goed te overwegen. Onthoud dat het oogsten overeenkomstig het zaaien is. Bid om kalm van geest te mogen worden en oefen je in geduld. Deze deugden, samen met levend geloof, zullen je ondersteunen wanneer het uur komt dat je de beker van de zelfverloochening zult moeten drinken. Maar raak nooit ontzet: wanneer je klaar bent op aarde zul jij ook komen om bij mij te zijn.’ 192:2.8 (2048.4) Then Jesus turned to James, asking, “James, do you trust me?” And of course James replied, “Yes, Master, I trust you with all my heart.” Then said Jesus: “James, if you trust me more, you will be less impatient with your brethren. If you will trust me, it will help you to be kind to the brotherhood of believers. Learn to weigh the consequences of your sayings and your doings. Remember that the reaping is in accordance with the sowing. Pray for tranquillity of spirit and cultivate patience. These graces, with living faith, shall sustain you when the hour comes to drink the cup of sacrifice. But never be dismayed; when you are through on earth, you shall also come to be with me.”
192:2.9 (2048.5) Vervolgens sprak Jezus met Tomas en Natanael. Tot Tomas zei hij: ‘Tomas, dien je mij?’ Tomas antwoordde: ‘Ja, Heer, ik dien u nu en altijd.’ Daarop zei Jezus: ‘Indien je mij wilt dienen, dien dan mijn broeders in het vlees zoals ik jullie gediend heb. En word dit goeddoen niet moede, maar volhard als iemand die door God gewijd is tot deze liefdedienst. Wanneer je je dienst op aarde met mij ten einde gebracht zult hebben, zul je met mij dienen in heerlijkheid. Tomas, je moet ophouden te twijfelen; je moet groeien in geloof en in de kennis van waarheid. Geloof in God als een kind, maar houd op zo kinderachtig te handelen. Heb moed; wees sterk in het geloof en machtig in het koninkrijk van God.’ 192:2.9 (2048.5) Jesus next talked with Thomas and Nathaniel. Said he to Thomas, “Thomas, do you serve me?” Thomas replied, “Yes, Lord, I serve you now and always.” Then said Jesus: “If you would serve me, serve my brethren in the flesh even as I have served you. And be not weary in this well-doing but persevere as one who has been ordained by God for this service of love. When you have finished your service with me on earth, you shall serve with me in glory. Thomas, you must cease doubting; you must grow in faith and the knowledge of truth. Believe in God like a child but cease to act so childishly. Have courage; be strong in faith and mighty in the kingdom of God.”
192:2.10 (2049.1) Daarop zei de Meester tot Natanael: ‘Natanael, dien je mij?’ En de apostel antwoordde: ‘Ja, Meester, en met ongedeelde genegenheid.’ Toen zei Jezus: ‘Indien je mij dan van ganser harte dient, zorg er dan voor dat je je met onvermoeibare genegenheid wijdt aan het welzijn van mijn broeders op aarde. Laat je raadgevingen gepaard gaan met vriendschap en voeg liefde toe aan je filosofie. Dien je medemensen zoals ik jullie gediend heb. Wees trouw aan de mensen zoals ik over jullie gewaakt heb. Wees minder kritisch: verwacht minder van sommige mensen en verminder daardoor de mate waarin je teleurgesteld raakt. En wanneer het werk hier beneden klaar is, zul je bij mij dienen in den hoge.’ 192:2.10 (2049.1) Then said the Master to Nathaniel, “Nathaniel, do you serve me?” And the apostle answered, “Yes, Master, and with an undivided affection.” Then said Jesus: “If, therefore, you serve me with a whole heart, make sure that you are devoted to the welfare of my brethren on earth with tireless affection. Admix friendship with your counsel and add love to your philosophy. Serve your fellow men even as I have served you. Be faithful to men as I have watched over you. Be less critical; expect less of some men and thereby lessen the extent of your disappointment. And when the work down here is over, you shall serve with me on high.”
192:2.11 (2049.2) Hierna sprak de Meester met Matteüs en Filippus. Tot Filippus zei hij: ‘Filippus, gehoorzaam je mij?’ Filippus antwoordde,:’Ja, Heer, ik zal u gehoorzamen, ook al kost het mij mijn leven.’ Toen sprak Jezus: ‘Als je mij wilt gehoorzamen, trek dan naar de landen van de niet-Joden en verkondig daar dit evangelie. De profeten hebben je gezegd dat gehoorzamen beter is dan offeranden. Door geloof ben je een zoon in het koninkrijk geworden, een zoon die God kent. Er is maar één wet die gehoorzaamd moet worden — dat is het gebod om uit te gaan om het evangelie van het koninkrijk te verkondigen. Wees niet langer bevreesd voor de mensen: wees niet bang om het goede nieuws van het eeuwige leven te verkondigen aan je medemensen die wegkwijnen in duisternis en hongeren naar het licht der waarheid. Filippus, je zult je niet langer bezighouden met geld en goederen. Je bent nu vrij om de blijde boodschap te prediken, net zoals je broeders. En ik zal voor je uit gaan en met je zijn tot aan het einde toe.’ 192:2.11 (2049.2) After this the Master talked with Matthew and Philip. To Philip he said, “Philip, do you obey me?” Philip answered, “Yes, Lord, I will obey you even with my life.” Then said Jesus: “If you would obey me, go then into the lands of the gentiles and proclaim this gospel. The prophets have told you that to obey is better than to sacrifice. By faith have you become a God-knowing kingdom son. There is but one law to obey—that is the command to go forth proclaiming the gospel of the kingdom. Cease to fear men; be unafraid to preach the good news of eternal life to your fellows who languish in darkness and hunger for the light of truth. No more, Philip, shall you busy yourself with money and goods. You now are free to preach the glad tidings just as are your brethren. And I will go before you and be with you even to the end.”
192:2.12 (2049.3) Daarna sprak de Meester tot Matteüs en vroeg: ‘Heb je de moed mij te gehoorzamen?’ Matteüs antwoordde: ‘Ja, Heer, ik heb mij volledig gewijd aan het doen van uw wil.’ Toen sprak de Meester: ‘Matteüs, indien je mij gehoorzaam wilt zijn, ga dan heen en onderwijs alle volken dit evangelie van het koninkrijk. Je zult je broeders niet langer dienen met de materiële zaken van het leven; voortaan moet jij ook de goede boodschap verkondigen van het geestelijke heil. Wees voortaan alleen bedacht op het gehoorgeven aan je opdracht om dit evangelie van het koninkrijk van de Vader te verkondigen. Zoals ik de wil van de Vader op aarde heb gedaan, zo moet ook jij de goddelijke opdracht volbrengen. Houd in gedachten dat zowel de Joden als de niet-Joden je broeders zijn. Vrees niemand wanneer je de reddingbrengende waarheden van het evangelie van het koninkrijk des hemels verkondigt. En waar ik heen ga, zul jij binnenkort ook komen.’ 192:2.12 (2049.3) And then, speaking to Matthew, the Master asked, “Matthew, do you have it in your heart to obey me?” Matthew answered, “Yes, Lord, I am fully dedicated to doing your will.” Then said the Master: “Matthew, if you would obey me, go forth to teach all peoples this gospel of the kingdom. No longer will you serve your brethren the material things of life; henceforth you are also to proclaim the good news of spiritual salvation. From now on have an eye single only to obeying your commission to preach this gospel of the Father’s kingdom. As I have done the Father’s will on earth, so shall you fulfill the divine commission. Remember, both Jew and gentile are your brethren. Fear no man when you proclaim the saving truths of the gospel of the kingdom of heaven. And where I go, you shall presently come.”
192:2.13 (2049.4) Toen wandelde en sprak hij met de Alfeüs-tweeling, Jakobus en Judas, en zich tot hen beiden richtend, vroeg hij: ‘Jakobus en Judas, geloven jullie in mij?’ En toen beiden antwoordden: ‘Ja, Meester, wij geloven zeer zeker,’ zei hij: ‘Ik zal jullie spoedig verlaten. Jullie zien dat ik naar het vlees jullie reeds verlaten heb. Ik blijf in deze gedaante nog maar kort hier, voordat ik naar mijn Vader ga. Jullie geloven in mij — jullie zijn mijn apostelen en dat zullen jullie altijd blijven. Blijft geloven en houdt je verbondenheid met mij in herinnering wanneer ik ben heengegaan, ook nadat jullie misschien zijn teruggekeerd naar het werk dat jullie plachten te doen voordat jullie mijn leven gingen delen. Laat geen enkele verandering in jullie werk in de buitenwereld ooit van invloed zijn op jullie trouw. Hebt geloof in God en vertrouwt op hem tot aan het einde van jullie dagen op aarde. Vergeet nooit dat, als je door geloof een zoon van God bent, alle eerlijk werk hier op aarde heilig is. Niets wat een zoon van God doet, kan onbeduidend zijn. Doet daarom van nu af aan je werk als voor God. En wanneer jullie klaar zijn in deze wereld, heb ik andere en betere werelden waar jullie eveneens voor mij zult werken. En in al dit werk, hier op deze wereld en op andere werelden, zal ik met jullie meewerken en mijn geest zal in jullie wonen.’ 192:2.13 (2049.4) Then he walked and talked with the Alpheus twins, James and Judas, and speaking to both of them, he asked, “James and Judas, do you believe in me?” And when they both answered, “Yes, Master, we do believe,” he said: “I will soon leave you. You see that I have already left you in the flesh. I tarry only a short time in this form before I go to my Father. You believe in me—you are my apostles, and you always will be. Go on believing and remembering your association with me, when I am gone, and after you have, perchance, returned to the work you used to do before you came to live with me. Never allow a change in your outward work to influence your allegiance. Have faith in God to the end of your days on earth. Never forget that, when you are a faith son of God, all upright work of the realm is sacred. Nothing which a son of God does can be common. Do your work, therefore, from this time on, as for God. And when you are through on this world, I have other and better worlds where you shall likewise work for me. And in all of this work, on this world and on other worlds, I will work with you, and my spirit shall dwell within you.”
192:2.14 (2049.5) Het was bijna tien uur toen Jezus terugkwam na zijn gesprek met de Alfeüs-tweeling, en toen hij de apostelen verliet, zei hij: ‘Vaarwel, tot ik jullie allemaal morgen omstreeks het middaguur weer zal zien op de berg waar jullie bevestigd zijn.’ Toen hij aldus gesproken had, verdween hij uit hun gezicht. 192:2.14 (2049.5) It was almost ten o’clock when Jesus returned from his visit with the Alpheus twins, and as he left the apostles, he said: “Farewell, until I meet you all on the mount of your ordination tomorrow at noontime.” When he had thus spoken, he vanished from their sight.
3. Op de berg van de bevestiging ^top 3. On the Mount of Ordination ^top
192:3.1 (2050.1) Op zaterdag, 22 april, kwamen de elf apostelen volgens afspraak tegen het middaguur bijeen op de heuvel bij Kafarnaüm, en Jezus verscheen te midden van hen. Deze bijeenkomst vond plaats op dezelfde heuvel waar de Meester hen had afgezonderd als zijn apostelen en als ambassadeurs op aarde van het koninkrijk van de Vader. Dit was de veertiende morontia-verschijning van de Meester. 192:3.1 (2050.1) At noon on Saturday, April 22, the eleven apostles assembled by appointment on the hill near Capernaum, and Jesus appeared among them. This meeting occurred on the very mount where the Master had set them apart as his apostles and as ambassadors of the Father’s kingdom on earth. And this was the Master’s fourteenth morontia manifestation.
192:3.2 (2050.2) Bij deze gelegenheid knielden de elf apostelen in een kring rond de Meester en hoorden hem zijn opdrachten herhalen en zagen hem opnieuw de bevestigingshandeling uitvoeren, juist zoals toen zij de eerste keer werden afgezonderd voor het speciale werk voor het koninkrijk. En dit alles was voor hen als een herinnering aan hun vorige wijding aan de dienst van de Vader, behalve het gebed van de Meester. Zoals de Meester — de morontia-Jezus — nu bad, was het in majesteitelijke klanken en met woorden van zulk een kracht, als de apostelen nimmer tevoren hadden gehoord. Hun Meester sprak nu met de heersers over de universa als iemand aan wie in zijn eigen universum alle macht en gezag in handen was gegeven. En deze elf mannen zouden deze ervaring van de hernieuwde morontia-wijding aan hun vroegere geloften met betrekking tot hun zending als ambassadeurs nooit vergeten. De Meester bracht een vol uur met zijn ambassadeurs door op deze berg en nadat hij liefdevol afscheid van hen had genomen, verdween hij uit hun gezicht. 192:3.2 (2050.2) At this time the eleven apostles knelt in a circle about the Master and heard him repeat the charges and saw him re-enact the ordination scene even as when they were first set apart for the special work of the kingdom. And all of this was to them as a memory of their former consecration to the Father’s service, except the Master’s prayer. When the Master—the morontia Jesus—now prayed, it was in tones of majesty and with words of power such as the apostles had never before heard. Their Master now spoke with the rulers of the universes as one who, in his own universe, had had all power and authority committed to his hand. And these eleven men never forgot this experience of the morontia rededication to the former pledges of ambassadorship. The Master spent just one hour on this mount with his ambassadors, and when he had taken an affectionate farewell of them, he vanished from their sight.
192:3.3 (2050.3) En een hele week lang werd Jezus door niemand gezien. De apostelen hadden werkelijk geen idee wat ze moesten doen, omdat ze niet wisten of de Meester naar de Vader was gegaan. In deze toestand van onzekerheid bleven zij in Betsaïda wachten. Ze durfden niet te gaan vissen, want misschien zou hij hen komen bezoeken en hen dan niet aantreffen. Gedurende deze gehele week werd Jezus in beslag genomen door de morontia- schepselen op aarde en door zaken die verband hielden met de morontia-overgang die hij op deze wereld doormaakte. 192:3.3 (2050.3) And no one saw Jesus for a full week. The apostles really had no idea what to do, not knowing whether the Master had gone to the Father. In this state of uncertainty they tarried at Bethsaida. They were afraid to go fishing lest he come to visit them and they miss seeing him. During this entire week Jesus was occupied with the morontia creatures on earth and with the affairs of the morontia transition which he was experiencing on this world.
4. De bijeenkomst bij het meer ^top 4. The Lakeside Gathering ^top
192:4.1 (2050.4) Door geheel Galilea verspreidden zich geruchten over de verschijningen van Jezus, en iedere dag kwamen meer gelovigen naar het huis van Zebedeus om inlichtingen te vragen over de opstanding van de Meester en om de waarheid te weten te komen over deze befaamde verschijningen. In het begin van de week maakte Petrus bekend dat er de volgende Sabbat, ‘s middags om drie uur, een bijeenkomst zou plaatsvinden bij het meer. 192:4.1 (2050.4) Word of the appearances of Jesus was spreading throughout Galilee, and every day increasing numbers of believers arrived at the Zebedee home to inquire about the Master’s resurrection and to find out the truth about these reputed appearances. Peter, early in the week, sent out word that a public meeting would be held by the seaside the next Sabbath at three o’clock in the afternoon.
192:4.2 (2050.5) Dientengevolge kwamen er op zaterdag, 29 april, om drie uur, meer dan vijfhonderd gelovigen uit de omstreken van Kafarnaüm bij elkaar in Betsaïda om de eerste openbare prediking van Petrus na de opstanding aan te horen. De apostel was op zijn best en toen hij zijn pakkende redevoering beëindigd had, waren er nog maar weinigen van zijn toehoorders die betwijfelden of de Meester uit de dood verrezen was. 192:4.2 (2050.5) Accordingly, on Saturday, April 29, at three o’clock, more than five hundred believers from the environs of Capernaum assembled at Bethsaida to hear Peter preach his first public sermon since the resurrection. The apostle was at his best, and after he had finished his appealing discourse, few of his hearers doubted that the Master had risen from the dead.
192:4.3 (2050.6) Petrus eindigde zijn preek met de woorden: ‘Wij bevestigen dat Jezus van Nazaret niet dood is; wij verklaren dat hij uit het graf verrezen is; wij verkondigen dat wij hem gezien hebben en met hem hebben gesproken.’ Net toen hij deze geloofsverklaring had afgelegd, verscheen naast hem, ten aanschouwen van al deze mensen, de Meester in morontia-gedaante, en sprak tot hen op welbekende toon: ‘Vrede zij met u en mijn vrede laat ik u.’ Na zo aan hen verschenen te zijn en tot hen gesproken te hebben, verdween hij uit hun gezicht. Dit was de vijftiende morontia-verschijning van de verrezen Jezus. 192:4.3 (2050.6) Peter ended his sermon, saying: “We affirm that Jesus of Nazareth is not dead; we declare that he has risen from the tomb; we proclaim that we have seen him and talked with him.” Just as he finished making this declaration of faith, there by his side, in full view of all these people, the Master appeared in morontia form and, speaking to them in familiar accents, said, “Peace be upon you, and my peace I leave with you.” When he had thus appeared and had so spoken to them, he vanished from their sight. This was the fifteenth morontia manifestation of the risen Jesus.
192:4.4 (2051.1) Wegens bepaalde uitlatingen van de Meester tot de elf apostelen tijdens hun onderhoud met hem op de berg der wijding, hadden de apostelen de indruk gekregen dat hun Meester kort daarna in het openbaar aan een groep gelovigen uit Galilea zou verschijnen, en dat zij daarna naar Jeruzalem moesten terugkeren. Dienovereenkomstig vertrokken de elf vroeg in de ochtend van de volgende dag, zondag 30 april, uit Betsaïda naar Jeruzalem. Op hun tocht langs de Jordaan predikten en onderrichtte zij bij talrijke gelegenheden, zodat ze pas laat op woensdag, 3 mei, ten huize van de familie Marcus aankwamen. 192:4.4 (2051.1) Because of certain things said to the eleven while they were in conference with the Master on the mount of ordination, the apostles received the impression that their Master would presently make a public appearance before a group of the Galilean believers, and that, after he had done so, they were to return to Jerusalem. Accordingly, early the next day, Sunday, April 30, the eleven left Bethsaida for Jerusalem. They did considerable teaching and preaching on the way down the Jordan, so that they did not arrive at the home of the Marks in Jerusalem until late on Wednesday, May 3.
192:4.5 (2051.2) Dit was een droeve thuiskomst voor Johannes Marcus. Slechts enkele uren tevoren was zijn vader, Elia Marcus, plotseling gestorven aan een hersenbloeding. Ofschoon de gedachte dat de wederopstanding der doden zeker was, wat de apostelen zeer troostte in hun verdriet, rouwden zij tegelijkertijd om het verlies van hun goede vriend, die hen altijd standvastig gesteund had, ook toen ze grote moeilijkheden en teleurstelling ondervonden. Johannes Marcus deed alles wat hij kon om zijn moeder te troosten en namens zijn moeder nodigde hij de apostelen uit om hun woning als hun thuis te blijven beschouwen. En de elf apostelen hadden tot na de dag van Pinksteren hun hoofdkwartier in deze bovenzaal. 192:4.5 (2051.2) This was a sad home-coming for John Mark. Just a few hours before he reached home, his father, Elijah Mark, suddenly died from a hemorrhage in the brain. Although the thought of the certainty of the resurrection of the dead did much to comfort the apostles in their grief, at the same time they truly mourned the loss of their good friend, who had been their stanch supporter even in the times of great trouble and disappointment. John Mark did all he could to comfort his mother and, speaking for her, invited the apostles to continue to make their home at her house. And the eleven made this upper chamber their headquarters until after the day of Pentecost.
192:4.6 (2051.3) De apostelen waren met opzet na het vallen van de avond Jeruzalem binnengegaan om niet door de Joodse machthebbers gezien te worden. Ook verschenen ze niet in het openbaar bij de begrafenis van Elia Marcus. De gehele volgende dag bleven ze in rustige afzondering in deze bovenzaal, waar zich zoveel had afgespeeld. 192:4.6 (2051.3) The apostles had purposely entered Jerusalem after nightfall that they might not be seen by the Jewish authorities. Neither did they publicly appear in connection with the funeral of Elijah Mark. All the next day they remained in quiet seclusion in this eventful upper chamber.
192:4.7 (2051.4) Op donderdagavond hadden de apostelen een prachtige bijeenkomst in deze bovenzaal en allen, met uitzondering van Tomas, Simon Zelotes, en de Alfeüs-tweelingbroers, verbonden zich plechtig dat zij erop uit zouden trekken om het nieuwe evangelie van de verrezen Heer in het openbaar te gaan prediken. Reeds waren de eerste schreden gezet op de weg die zou leiden tot het veranderen van het evangelie van het koninkrijk — zoonschap bij God en broederschap met de mensen — in de verkondiging van de opstanding van Jezus. Natanael verzette zich tegen deze verlegging van het zwaartepunt in de boodschap die zij openlijk zouden gaan verkondigen, maar hij was niet opgewassen tegen Petrus’ welsprekendheid, en evenmin kon hij op tegen het enthousiasme van de discipelen, vooral de vrouwelijke gelovigen. 192:4.7 (2051.4) On Thursday night the apostles had a wonderful meeting in this upper chamber and all pledged themselves to go forth in the public preaching of the new gospel of the risen Lord except Thomas, Simon Zelotes, and the Alpheus twins. Already had begun the first steps of changing the gospel of the kingdom—sonship with God and brotherhood with man—into the proclamation of the resurrection of Jesus. Nathaniel opposed this shift in the burden of their public message, but he could not withstand Peter’s eloquence, neither could he overcome the enthusiasm of the disciples, especially the women believers.
192:4.8 (2051.5) En zo, onder het krachtige leiderschap van Petrus en nog vóór de Meester was opgevaren naar de Vader, maakten zijn goedbedoelende vertegenwoordigers een aanvang met het subtiele proces om langzaam maar zeker de religie van Jezus te veranderen in een andere, gemodificeerde vorm van religie over Jezus. 192:4.8 (2051.5) And so, under the vigorous leadership of Peter and ere the Master ascended to the Father, his well-meaning representatives began that subtle process of gradually and certainly changing the religion of Jesus into a new and modified form of religion about Jesus.